GEMEENTE DRONTEN 04-11-07 / 23-08-06

 

BESTEMMINGSPLAN BEDRIJVENTERREIN RENDIERWEG (3040)

 

1. INLEIDENDE BEPALINGEN VAN ALGEMENE AARD

Artikel 1: Begripsbepalingen

Artikel 2: Wijze van meten

 

2. BESTEMMINGSBEPALINGEN

Artikel 3: Bedrijventerrein

Artikel 4: Uit te werken bedrijventerrein

Artikel 5: Verkeersdoeleinden

Artikel 6: Groenvoorzieningen

Artikel 7: Water

Artikel 8: Groen en water

 

3. AANVULLENDE BESTEMMINGSBEPALINGEN

Artikel 9: Transportleiding

 

4. OVERIGE BEPALINGEN

Artikel 10: Anti-dubbeltelbepaling

Artikel 11: Algemene vrijstellingsbepalingen

Artikel 12: Algemene wijzigingsbevoegheid

Artikel 13: Procedureregels

Artikel 14: Algemene gebruiksbepaling

Artikel 15: Overgangsbepalingen

Artikel 16: Strafbepaling

Artikel 17: Titel

 

Bijlage Bedrijvenlijst

Vervallen Vervallen naar aanleiding van goedkeuring door Gedeputeerde Staten van Flevoland bij besluit van 15 augustus 2006


 

1. INLEIDENDE BEPALINGEN VAN ALGEMENE AARD

 

Artikel 1: Begripsbepalingen

In deze voorschriften wordt verstaan onder:

 

1. het plan:

het “Bestemmingsplan Bedrijventerrein Rendierweg (3040)” van de gemeente Dronten;

 

2. de plankaart:

de kaart van het Bestemmingsplan Bedrijventerrein Rendierweg (3040) waarop de bestemmingen van de in het plan begrepen gronden zijn aangewezen, en het daarbijbehorende renvooi;

 

3. bestemmingsvlak:

een op de plankaart aangegeven vlak met eenzelfde bestemming;

 

4. bestemmingsgrens:

een op de plankaart aangegeven lijn, die de grens aanduidt van een bestemmingsvlak;

 

5. bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk;

 

6. bouwwerk:

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, welke hetzij direct of indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;

 

7. gebouw:

elk bouwwerk dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

 

8. bebouwing:

één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouw zijnde;

 

9. bouwvlak:

een op de plankaart door bouwgrenzen omsloten vlak, waarmee gronden zijn aangeduid waarop gebouwen zijn toegelaten;

 

10. bouwgrens:

een op de plankaart aangegeven lijn, die de grens vormt van een bouwvlak;

 

11. bouwperceel:

een aaneengesloten stuk grond, waarop krachtens het plan een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

 

12. bouwperceelgrens:

een grens van een bouwperceel;

 

13. bebouwingspercentage:

een op de plankaart of in de voorschriften aangegeven percentage, dat de grootte van het deel van een terrein aangeeft dat maximaal mag worden bebouwd;

 

 

 

14. voorterrein:

dat deel van het bouwperceel dat vóór de naar de weg gekeerde gevel(s) van de gebouwen ligt;

 

15. dak:

iedere bovenbeëindiging van een gebouw;

 

16. kap:

een dak dat voor minder dan 50% in het horizontale vlak ligt;

 

17. peil:

a. voor een bouwwerk op een perceel waarvan de hoofdtoegang onmiddellijk aan een weg grenst: de hoogte van die weg ter hoogte van de hoofdingang;

b. in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het afgewerkte terrein;

 

18. woning:

een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijke huishouding;

 

19. bedrijfswoning:

een woning in of bij een gebouw of op een terrein, kennelijk slechts bedoeld voor (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein noodzakelijk is;

 

20. bedrijf:

een onderneming waarbij het accent ligt op het vervaardigen, bewerken, installeren en verhandelen van goederen dan wel op het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waarbij eventueel productiegebonden detailhandel plaatsvindt;

 

21. kantoor:

een gebouw of een gedeelte daarvan, dat uitsluitend of in hoofdzaak dient voor het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, juridisch of naar aard gelijk te stellen gebied;

 

22. bedrijfsvloeroppervlakte:

de totale vloeroppervlakte van de ruimte binnen een functie die wordt gebruikt voor een kantoor, een (dienstverlenend) bedrijf of een dienstverlenende instelling, inclusief opslag- en administratieruimten en dergelijke;

 

23. detailhandel:

het bedrijfsmatig te koop aanbieden (waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop), verkopen en/of leveren van goederen aan personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;

 

24. perifere detailhandel:

detailhandel volgens een formule die vanwege de aard en/of omvang van de gevoerde artikelen een groot oppervlak nodig heeft voor de uitstalling, zoals de verkoop van auto's, boten, caravans, tuininrichtingsartikelen, bouwmaterialen, keukens en sanitair, alsmede woninginrichtingsartikelen, waaronder meubelen;

 

25. productiegebonden detailhandel:

detailhandel in goederen die ter plaatse worden vervaardigd, gerepareerd en/of toegepast in het productieproces, waarbij de detailhandelsfunctie ondergeschikt is aan de productiefunctie;

 

26. geluidzoneringsplichtige inrichting:

een inrichting, bij welke ingevolge de Wet geluidhinder rondom het terrein van vestiging in een bestemmingsplan een geluidzone moet worden vastgesteld;

 

27. risicovolle inrichting:

een inrichting, bij welke ingevolge het Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen een grenswaarde, richtwaarde voor het risico c.q. een risico-afstand moet worden aangehouden bij het in het bestemmingsplan toelaten van kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten;

 

28. risicogevoelig bouwwerk c.q. object:

een bouwwerk c.q. object als bedoeld in het Besluit kwaliteitseisen externe veiligheid inrichtingen milieubeheer, dat kan worden aangemerkt in de zin van dat besluit als een kwetsbaar of beperkt kwetsbaar object;

 

29. horecabedrijf:

een bedrijf waar bedrijfsmatig dranken en etenswaren voor gebruik ter plaatse worden verstrekt en/of waarin bedrijfsmatig logies wordt verstrekt, één en ander al dan niet in combinatie met een vermaaksfunctie, met uitzondering van een erotisch getinte vermaaksfunctie;

 

30. erotisch getinte vermaaksfunctie:

een vermaaksfunctie, welke is gericht op het doen plaats vinden van voorstellingen en/of vertoningen van porno-erotische aard, waaronder begrepen een seksbioscoop, een seksclub en een seksautomatenhal;

 

31. prostitutie:

het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding;

 

32. seksinrichting:

een voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotischpornografische aard plaatsvinden.


 

Artikel 2: Wijze van meten

 

A. Bij de toepassing van deze voorschriften wordt als volgt gemeten:

1. breedte van een gebouw:

tussen (de lijnen, getrokken door) de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren);

 

2. (bouw)hoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot het hoogste punt van het bouwwerk, ondergeschikte bouwwerken, zoals liftkokers, zonnepanelen en kleine schoorstenen niet meegerekend;

 

3. afstand tot de (zijdelingse) perceelsgrens:

vanaf enig punt van een bouwwerk tot de (zijdelingse) perceelgrens;

 

4. oppervlakte van een bouwwerk:

tussen (de buitenste verticale projectie van) de buitenzijde van de gevels en/of het hart van de scheidsmuren;

 

5. inhoud van een bouwwerk:

boven peil tussen de onderkant van de funderingsvloer, de buitenzijde van de gevels en/of het hart van de scheidsmuren en de buitenzijde van daken, met inbegrip van erkers en dakkapellen.

 

B. Bij toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen binnen bouwvlakken of bestemmingsvlakken, worden ondergeschikte bouwdelen als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de bouw- c.q. bestemmingsgrens met niet meer dan 1,50 m wordt overschreden.

 


 

2. BESTEMMINGSBEPALINGEN

 

Artikel 3: Bedrijventerrein

Bestemmingsomschrijving

A. De op de plankaart voor bedrijventerrein aangewezen gronden zijn bestemd

voor:

1.    bedrijven die zijn genoemd in de bijlage onder de categorieën 1, 2 en 3, indien de gronden op de kaart zijn voorzien van de zoneaanduiding “A”;

2.    bedrijven die zijn genoemd in de bijlage onder de categorieën 1, 2 en 3, indien de gronden op de kaart zijn voorzien van de zoneaanduiding “B”;

3.    bedrijven die zijn genoemd in de bijlage onder de categorieën 1, 2, 3 en 4, indien de gronden op de kaart zijn voorzien van de zoneaanduiding “C”, met dien verstande dat binnen het gebied dat op de kaart is voorzien van de aanduiding “zware bedrijven toegestaan”, geen bedrijven uit de categorieën 1 en 2 zijn toegestaan; met uitzondering van  geluidzoneringsplichtige inrichtingen, risicovolle inrichtingen en vuurwerkbedrijven;

4.    horeca en (maatschappelijke) dienstverlening, voorzover ten dienste van en ondergeschikt aan het bedrijventerrein;

5.    productiegebonden detailhandel;

6.    parkeervoorzieningen;

met daaraan ondergeschikt:

7.    groenvoorzieningen;

8.    verblijfsdoeleinden;

9.    verkeersdoeleinden.

 

Bebouwingsbepalingen

B. 1. Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:

a.    als gebouw mogen uitsluitend bedrijfsgebouwen worden gebouwd;

b.    er zal uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;

c.    indien op de kaart een gevelbouwgrens is aangegeven, zal tenminste de halve aaneengesloten breedte van een gevel van het bedrijfsgebouw in de gevelbouwgrens worden gebouwd;

d.    de afstand van een gebouw tot de zijdelingse perceelgrens zal ten minste 5,00 m bedragen;

e.    de afstand van een gebouw tot de weg zal ten minste 5,00 m bedragen;

f.     er zal uitsluitend worden gebouwd overeenkomstig de aanduidingen op de plankaart.

 

2. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

a.    de hoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 2,00m bedragen, met dien verstande dat de hoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór de naar de weg gekeerde gevel ten hoogste 1,00 m zal bedragen;

b.    de hoogte van de overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zal ten hoogste 10,00m bedragen.

 

Nadere eisen

C. Burgemeester en Wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:

1.    de verkeersveiligheid;

2.    de milieusituatie;

3.    de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken.

 

Vrijstelling van de bebouwingsbepalingen

D. Burgemeester en Wethouders kunnen, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het bebouwingsbeeld, de verkeersveiligheid, de milieusituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken, vrijstelling verlenen van:

1.    het bepaalde in lid B sub 1 onder d en toestaan dat de afstand van gebouwen tot de zijdelingse bouwperceelgrens wordt verkleind;

2.    het bepaalde in lid B sub 1 onder f en toestaan dat, indien op de kaart een bouwhoogte van 10,00 m dan wel 12,00 m is aangegeven, de hoogte van bedrijfsgebouwen mag worden vergroot tot ten hoogste 15,00 m;

3.    het bepaalde in lid B sub 1 onder f en toestaan dat, indien op de kaart een bouwhoogte van 15,00 m is aangegeven, de hoogte van bedrijfsgebouwen mag worden vergroot tot ten hoogste 20,00 m;

4.    het bepaalde in lid B sub 2 onder b en toestaan dat de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van windenergie wordt vergroot tot ten hoogste 15,00 m;

5.    het bepaalde in lid B sub 2 onder b en toestaan dat de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van windenergie wordt vergroot tot ten hoogste 35,00 m, mits:

a. de bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden geplaatst op bedrijfsgebouwen;

b. de hoogte van de bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten hoogste 15,00 m gemeten van het dak van het bedrijfsgebouw, zal bedragen.

 

Gebruiksbepalingen

E. Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, zoals bedoeld in artikel

14 lid A, wordt in ieder geval gerekend:

1.    het gebruik van de gebouwen voor kantoor over een bedrijfsvloeroppervlakte van meer dan 50% van de totale bedrijfsvloeroppervlakte per bedrijf tot een maximum van 2000 m²;

2.    het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel, met uitzondering van productiegebonden detailhandel;

3.    het gebruik van gebouwen ten behoeve van het wonen;

4.    het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van de in lid A sub 4 genoemde doeleinden over een gezamenlijke oppervlakte van meer dan 7500 m²;

5.    het gebruik van de gronden en bouwwerken voor seksinrichtingen;

6.    het gebruik van het voorterrein voor opslagdoeleinden.

 

Vrijstelling van de gebruiksbepalingen

F. Burgemeester en Wethouders kunnen, mits geen onevenredige afbreuk

wordt gedaan aan de milieusituatie, vrijstelling verlenen van:

1.    het bepaalde in lid A sub 1 juncto artikel 14 lid A en toestaan dat, indien de gronden op de kaart zijn voorzien van de zone-aanduiding “A”, bedrijven worden gevestigd die naar de aard en de invloed op de omgeving gelijk te stellen zijn met bedrijven genoemd in de bijlage onder de categorieën 1, 2 en 3;

2.    het bepaalde in lid A sub 2 juncto artikel 14 lid A en toestaan dat, indien de gronden op de kaart zijn voorzien van de zone-aanduiding “B”, bedrijven worden gevestigd die naar de aard en de invloed op de omgeving gelijk te stellen zijn met bedrijven genoemd in de bijlage onder de categorieën 1, 2 en 3;

3.    het bepaalde in lid A sub 2 juncto artikel 14 lid A en toestaan dat, indien de gronden op de kaart zijn voorzien van de zone-aanduiding “B”, tevens bedrijven worden gevestigd die zijn genoemd in de bijlage onder categorie 4 dan wel naar de aard en de invloed op de omgeving daarmee gelijk te stellen zijn;

4.    het bepaalde in lid A sub 3 juncto artikel 14 lid A en toestaan dat, indien de gronden op de kaart zijn voorzien van de zone-aanduiding “C”, bedrijven worden gevestigd die naar de aard en de invloed op de omgeving gelijk te stellen zijn met bedrijven genoemd in de bijlage onder de categorieën 1, 2, 3 en 4, met dien verstande dat binnen het gebied dat op de kaart is voorzien van de aanduiding “zware bedrijven toegestaan”, geen bedrijven uit de categorieën 1 en 2, alsmede naar de aard en de invloed daarmee gelijk te stellen bedrijven zijn toegestaan, tenzij voor bedrijven uit categorie 2 de vrijstelling als bedoeld in lid 5 is verleend;

5.    het bepaalde in lid A sub 3 juncto artikel 14 lid A en toestaan dat, indien de gronden op de kaart zijn voorzien van de aanduiding “zware bedrijven toegestaan” binnen de zone-aanduiding “C”, tevens bedrijven worden gevestigd die zijn genoemd in de bijlage onder

categorie 2 dan wel naar de aard en de invloed op de omgeving daarmee gelijk te stellen zijn;

6.    het bepaalde in lid A sub 3 juncto artikel 14 lid A en toestaan dat, indien de gronden op de kaart zijn voorzien van de aanduiding “zware bedrijven toegestaan” binnen de zone-aanduiding “C”, tevens bedrijven worden gevestigd die zijn genoemd in de bijlage onder

categorie 5 dan wel naar de aard en de invloed op de omgeving daarmee gelijk te stellen zijn;

7.    het bepaalde in lid A juncto artikel 14 lid A ten aanzien van het toestaan van risicovolle inrichtingen, en toestaan dat de gronden en gebouwen worden gebruikt voor benzineservicestations met LPG;

8.    het bepaalde in lid E sub 2 juncto artikel 14 lid A en toestaan dat de gronden en bouwwerken worden gebruikt voor perifere detailhandel, mits:

-       deze vrijstellingsbevoegdheid uitsluitend wordt toegepast binnen de gebieden die op de kaart zijn voorzien van de aanduiding “perifere detailhandel toegestaan”.

 

G. 1. Een vrijstelling als bedoeld in lid F onder 1 tot en met 6 kan worden

verleend, mits:

a.    het gaat om bedrijven die niet zijn genoemd in de bijlage, maar die qua milieubelasting gelijkwaardig zijn aan de bedrijven die wel worden genoemd of bedrijven die wel zijn genoemd in de bijlage onder een hogere categorie, maar in een individueel geval feitelijk een lagere milieubelasting kunnen hebben;

b.    het geen geluidzoneringsplichtige inrichtingen, risicovolle inrichtingen en vuurwerkbedrijven betreft.

 

2. Een vrijstelling als bedoeld in lid F onder 8 kan worden verleend, indien:

a.    de detailhandelsfunctie qua aard en schaal passend is in Dronten;

b.    geen onevenredige afbreuk mag worden gedaan aan het functioneren van bestaande detailhandelscentra in de regio, zowel in kernwinkelgebieden als in andere detailhandelsconcentraties. Hiervan wordt in ieder geval geacht geen sprake te zijn als er sprake is van een toevoeging ten opzichte van het bestaande aanbod;

c.    geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de verkeers- en parkeersituatie op het bedrijventerrein. Het parkeren dient op het eigen terrein plaats te vinden.

Artikel 4: Uit te werken bedrijventerrein

 

Doeleindenomschrijving

A. De op de plankaart voor uit te werken bedrijventerrein aangewezen gronden zijn bestemd voor:

1.    bedrijven die zijn genoemd in de bijlage onder de categorieën 1, 2, 3 en 4 alsmede naar de aard en de invloed op de omgeving daarmee gelijk te stellen bedrijven, met uitzondering van geluidzoneringsplichtige inrichtingen, risicovolle inrichtingen, niet bedoeld benzineservicestations met LPG, en vuurwerkbedrijven;

2.    kantoren;

3.    productiegebonden detailhandel;

4.    parkeervoorzieningen;

5.    met daaraan ondergeschikt:

6.    groenvoorzieningen;

7.    verblijfsdoeleinden;

8.    verkeersdoeleinden.

 

Uitwerkingsregels

B. Burgemeester en Wethouders werken, overeenkomstig het bepaalde in artikel 11 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening, de in lid A omschreven bestemming uit met inachtneming van het gestelde in de volgende bepalingen:

1. Voor het inrichten van de tweede fase van het bedrijventerrein gelden de volgende uitgangspunten:

a.    de ontsluiting zal door middel van twee aansluitingen vanaf de hoofdontsluitingsweg (ter hoogte van het Spaarne) worden ontsloten. Het interne ontsluitingspatroon vormt een rondgaande lus waaraan alle bedrijven rechtstreeks zullen worden ontsloten;

b.    de stedenbouwkundige opzet zal aansluiten op de opzet van de eerste fase, waarbij qua bouwmassa zal worden aangesloten op die van de eerste fase. Specifiek gelden de volgende uitgangspunten:

-       de zuidelijke rand zal bestaan uit lage bedrijfsbebouwing (maximaal 2 bouwlagen, 7 m);

-       de westelijke rand zal bestaan uit gebouwen in drie tot vier bouwlagen (12-15 m plat);

-       de noordelijke rand qua bouwmassa zal aansluiten op de bestaande noordelijke rand van de eerste fase (2 tot 3 bouwlagen, maximaal 10-15 m plat);

-       de oostrand zal aansluiten op de bebouwing aan de andere zijde van de ontsluitingsweg ter hoogte van het Spaarne (drie tot vier bouwlagen, 12-15 m). In het noordelijk deel van deze rand wordt een accent in de bouwhoogte voorgesteld (vier tot zes bouwlagen, 15-20 m plat);

-       het centrale deel zal worden ingevuld met bedrijfsgebouwen van drie tot vier bouwlagen (12-15 m plat);

c.    een mogelijke invulling van de uitwerkingregels genoemd onder b, is opgenomen in de figuren 4 tot en met 8 van de toelichting;

d.    de milieuzonering van het bedrijventerrein zal worden ingevuld overeenkomstig de zonering, zoals die is opgenomen in figuur 3 van de toelichting;

e.    de realisering van zelfstandige kantoren zal uitsluitend aan de zuidelijke buitenrand van het uitwerkingsgebied worden geprojecteerd;

f.     in het kader van externe veiligheid dient rekening te worden gehouden met de ligging van hoofdgastransportleiding aan de noordzijde van het uitwerkingsgebied.

 

2. Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:

a.    als gebouw mogen uitsluitend bedrijfsgebouwen en kantoren worden gebouwd;

b.    de hoogte van een gebouw zal ten hoogste 20,00 m bedragen;

c.    de afstand van een gebouw tot de weg zal ten minste 5,00 m bedragen.

 

3. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

a.    de hoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 2,00m bedragen, met dien verstande dat de hoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór de naar de weg gekeerde gevel ten hoogste 1,00 m zal bedragen;

b.    de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zal ten hoogste 10,00 m bedragen.

 

Voorlopig bouwverbod

C. Zolang en voorzover de in lid B bedoelde uitwerking niet onherroepelijk is, mogen bouwwerken, uit te voeren binnen de in lid A omschreven bestemming, slechts worden gebouwd, indien het bouwplan in overeenstemming is met het ontwerp-uitwerkingsplan en nadat van Gedeputeerde Staten een verklaring van geen bezwaar ter zake is ontvangen.


 

Artikel 5: Verkeersdoeleinden

 

Doeleindenomschrijving

A. De op de plankaart voor verkeersdoeleinden aangewezen gronden zijn bestemd voor:

1.    het doorgaande verkeer;

en daaraan ondergeschikt:

2.    verblijfs- en parkeervoorzieningen;

3.    groenvoorzieningen;

4.    kunstobjecten;

5.    haltevoorzieningen.

 

Bebouwingsbepalingen

B. 1. Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:

a.    er mogen geen gebouwen worden gebouwd anders dan ten behoeve van haltevoorzieningen;

b.    de hoogte van een gebouw zal ten hoogste 3,00 m bedragen;

c.    de oppervlakte van een gebouw zal ten hoogste 6,00 m bedragen.

 

2. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt de

volgende bepaling:

- de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, anders dan rechtstreeks ten behoeve van de geleiding, beveiliging en regeling van het verkeer, zal ten hoogste 6,00 m bedragen.

 

Nadere eisen

C. Burgemeester en Wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:

1.    het bebouwingsbeeld;

2.    de verkeersveiligheid;

3.    de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken.

 

Gebruiksbepalingen

D. Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, zoals bedoeld in artikel 14 lid A, wordt in ieder geval gerekend:

- het aanleggen van wegen en paden of anderszins inrichten van het bestemmingsvlak in afwijking van het op de kaart aangegeven dwarsprofiel.

 

Vrijstelling van de gebruiksvoorschriften

E. Burgemeester en Wethouders kunnen vrijstelling verlenen van:

- het bepaalde in lid D juncto artikel 14 lid A en toestaan dat wordt afgeweken van het op de kaart aangegeven dwarsprofiel, mits hierdoor geen wezenlijke verslechtering van de geluidsituatie optreedt.


 

Artikel 6: Groenvoorzieningen

 

Doeleindenomschrijving

A. De op de plankaart voor groenvoorzieningen aangewezen gronden zijn

bestemd voor:

1.    groenvoorzieningen;

2.    waterlopen en waterpartijen;

3.    paden;

4.    een tijdelijke ontsluitingsweg tot 5 jaar na het van kracht worden van dit plan, indien de gronden op de kaart zijn voorzien van de aanduiding “zoekgebied tijdelijke ontsluitingsweg”;

waarbij mede de ontwikkeling van natuur- en ecologische waarden wordt nagestreefd.

 

Bebouwingsbepalingen

B. 1. Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.

 

2. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

a.    de hoogte van kunstobjecten en speelvoorzieningen zal ten hoogste 6,00 m bedragen;

b.    de hoogte van de overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zal ten hoogste 3,00 m bedragen.

 

Nadere eisen

C. Burgemeester en Wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de

plaats en afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:

1.    het bebouwingsbeeld;

2.    de verkeersveiligheid;

3.    de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken.

 

Wijzigingsbevoegdheid

D. Burgemeester en Wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen in die zin dat:

- de aanduiding “zoekgebied tijdelijke ontsluitingweg” van de kaart wordt verwijderd op het moment dat van de tijdelijke ontsluitingsweg geen gebruik meer wordt gemaakt.


 

Artikel 7: Water

 

Doeleindenomschrijving

A. De op de plankaart voor water aangewezen gronden zijn bestemd voor:

1.    waterlopen en waterpartijen;

2.    oevers en wallen;

3.    bermen en beplanting;

4.    een tijdelijke ontsluitingsweg tot 5 jaar na het van kracht worden van dit plan, indien de gronden op de kaart zijn voorzien van de aanduiding “zoekgebied tijdelijke ontsluitingsweg”;

waarbij mede de ontwikkeling van natuur- en ecologische waarden wordt nagestreefd;

met daaraan ondergeschikt:

5.    kunstobjecten;

6.    groenvoorzieningen;

met de daarbijbehorende:

7.    bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

 

Bebouwingsbepalingen

B. 1. Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.

 

2. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

a.    de hoogte van bruggen zal ten hoogste 2,00 m bedragen, gemeten ten opzichte van het gemiddelde waterpeil;

b.    de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zal ten hoogste 3,00 m bedragen, gemeten ten opzichte van het gemiddelde waterpeil.

 

Nadere eisen

C. Burgemeester en Wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:

1. de verkeersveiligheid;

2. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken.

 

Wijzigingsbevoegdheid

D. Burgemeester en Wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen in die

zin dat:

- de aanduiding “zoekgebied tijdelijke ontsluitingweg” van de kaart wordt verwijderd op het moment dat van de tijdelijke ontsluitingsweg geen gebruik meer wordt gemaakt.


 

Artikel 8: Groen en water

 

Doeleindenomschrijving

A. De op de plankaart voor groen en water aangewezen gronden zijn bestemd voor:

1.    groenvoorzieningen;

2.    waterlopen en waterpartijen;

3.    oevers en wallen;

4.    bermen en beplanting;

met daaraan ondergeschikt:

5.    paden;

6.    kunstobjecten;

met de daarbijbehorende:

7.    bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

 

Bebouwingsbepalingen

B. 1. Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.

 

2. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

a.    de hoogte van bruggen zal ten hoogste 2,00 m bedragen, gemeten ten opzichte van het gemiddelde waterpeil;

b.    de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zal ten hoogste 3,00 m bedragen, gemeten ten opzichte van het gemiddelde waterpeil.

 

Nadere eisen

C. Burgemeester en Wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:

1.    de verkeersveiligheid;

2.    de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken.


 

3. AANVULLENDE BESTEMMINGSBEPALINGEN

 

Artikel 9: Transportleiding

 

Doeleindenomschrijving

A. De op de plankaart voor transportleiding aangewezen gronden zijn, naast de andere voor die gronden aangewezen doeleinden (basisbestemming), tevens bestemd voor een hoofdgastransportleidingstrook.

 

Bebouwingsbepalingen

B. 1. In afwijking van het bepaalde bij de andere op de plankaart aangewezen bestemmingen (basisbestemmingen) mogen op of in deze gronden geen gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd, anders dan ten behoeve van de aanvullende bestemming.

2. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt de volgende bepaling:

- de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zal ten hoogste 2,00 m bedragen.

 

Vrijstelling van de bebouwingsbepalingen

C. Burgemeester en Wethouders kunnen vrijstelling verlenen van:

- het bepaalde in lid B sub 1 en toestaan dat de in de basisbestemming genoemde gebouwen of bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd, mits:

a. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het doelmatig en veilig functioneren van de hoofdgastransportleiding;

b. vooraf advies wordt ingewonnen van de betreffende leidingbeheerder.

 

Aanlegvergunningen

D. 1. Het is verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van Burgemeester en Wethouders (aanlegvergunning) de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren, zulks ongeacht het bepaalde in de voorschriften bij de andere op deze gronden van toepassing zijnde bestemmingen:

a.    het ophogen en afgraven van gronden en het verrichten van graafwerkzaamheden;

b.    het aanleggen of verharden van wegen, paden en banen en het aanbrengen van oppervlakteverhardingen.

2. Geen aanlegvergunning als bedoeld in lid D sub 1 is vereist voor werken en werkzaamheden die:

a.    het normale onderhoud betreffen;

b.    noodzakelijk zijn in verband met het op de bestemming gerichte beheer van de grond;

c.    reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan.


 

OVERIGE BEPALINGEN

 

Artikel 10: Anti-dubbeltelbepaling

Grond welke eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

 

Artikel 11: Algemene vrijstellingsbepalingen

Burgemeester en Wethouders zijn bevoegd vrijstelling te verlenen van de bepalingen van het plan voor:

1.    het overschrijden van de bepalingen inzake hoogte en oppervlakte van gebouwen, met niet meer dan 10%;

2.    het overschrijden van de bepalingen inzake de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met niet meer dan 20%;

3.    geringe afwijkingen van het beloop van een weg, groenstroken of begrenzing van bestemmingen, indien bij definitieve uitmeting en verkaveling blijkt dat deze geringe afwijkingen vanwege het belang van een juiste verwerkelijking van het plan gewenst of noodzakelijk zijn, mits de afwijkingen ten opzichte van hetgeen op de kaart is aangegeven niet meer dan 4,00 m bedragen.


 

Artikel 12: Algemene wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en Wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen in die zin dat:

 

1. de bestemmingen “Bedrijventerrein”, “Groenvoorzieningen”, “Water” en/of “Groen en water” te wijzigen in de bestemming “Verkeersdoeleinden”, alsmede de situering van de bestemming “Verkeersdoeleinden” te wijzigen, mits:

a.    deze wijzigingsbevoegdheid uitsluitend wordt toegepast binnen het gebied dat op de kaart is voorzien van de aanduiding “wijziging naar Verkeersdoeleinden van toepassing”;

b.    indien de wijziging naar de bestemming “Verkeersdoeleinden” wordt toegepast, na toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid de bepalingen van artikel 5 van toepassing zijn;

c.    deze wijzigingsbevoegdheid uitsluitend wordt toegepast ten behoeve van de aanleg van het tracé van de provinciale weg N23 langs het bedrijventerrein en een aansluiting van het bedrijventerrein op deze weg;

 

2. de bestemmingen “Bedrijventerrein”, “Groenvoorzieningen”, “Water” en/of “Verkeersdoeleinden” onderling worden gewijzigd, mits:

a.    deze wijzigingsbevoegdheid noodzakelijk is ten behoeve van een mogelijke herinrichting in verband met het realiseren van een goede aansluiting op het tracé van de provinciale weg N23;

b.    geen onevenredige afbreuk mag worden gedaan aan de ruimtelijke opzet en de verkeersstructuur van het bedrijventerrein in zijn algemeenheid.


 

Artikel 13: Procedureregels

Bij het uitwerken als bedoeld in

artikel 4

en het wijzigen als bedoeld in

artikel 6 lid D

artikel 7 lid D

artikel 12

wordt het ontwerp van de uitwerking voor een periode van 14 dagen ter inzage gelegd voor belanghebbenden.’

 

Voor het overige wordt de procedure gevolgd die is vervat in afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht.


 

Artikel 14: Algemene gebruiksbepaling

A.    Het is verboden de in het plan begrepen gronden en bouwwerken te gebruiken of te laten gebruiken op een wijze of tot een doel strijdig met de aan de grond gegeven bestemming(en).

 

Gebruik van onbebouwde gronden

B. Onder strijdig gebruik als bedoeld in lid A wordt in ieder geval verstaan:

- onbebouwde gronden te gebruiken of te laten gebruiken voor:

a.    de uitstalling, opslag, stand- of ligplaats van kampeerwagens, toer- of stacaravans en tenten;

b.    de opslag van gerede of ongerede goederen, zoals vaten, kisten, bouwmaterialen, werktuigen, machines of onderdelen hiervan;

c.    het opslaan van gebruiksklare of gebruiksonklare voer-, vaar- of vliegtuigen of onderdelen hiervan;

d.    het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van puin, vuil of andere vaste of vloeibare afvalstoffen;

e.    prostitutiedoeleinden.

 

C. Het bepaalde in lid B is niet van toepassing voor zover het betreft:

1.    het tijdelijk opslaan van materialen en werktuigen, welke nodig zijn voor de realisering of de handhaving van de in het plan aangewezen bestemmingen;

2.    het opslaan of storten van afval- of meststoffen, voor zover noodzakelijk voor het normale onderhoud van tuinen en andere open terreinen.

 

Gebruik van bouwwerken

D. Het is in ieder geval verboden de gebouwen, als bedoeld in lid A, te gebruiken

voor detailhandelsdoeleinden en als seksinrichting.

 

E. Gebouwen, voor het bouwen waarvan ingevolge de bepalingen van dit plan vrijstelling is verleend, mogen behoudens het in lid A toegestane gebruik slechts worden gebruikt overeenkomstig het doel waarvoor die vrijstelling werd verleend.

 

Vrijstelling

F. Burgemeester en Wethouders verlenen vrijstelling van het bepaalde in lid A indien strikte toepassing van het verbod leidt tot beperkingen van het meest doelmatige gebruik die niet door dringende redenen worden gerechtvaardigd.

 


 

Artikel 15: Overgangsbepalingen

 

Overgangsbepalingen ten aanzien van bouwwerken

A. Bouwwerken welke ten tijde van de terinzagelegging van het ontwerp van dit plan bestaan dan wel nadien worden gebouwd of kunnen worden gebouwd met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Woningwet, en die in enigerlei opzicht van het plan afwijken, mogen, mits de bestaande afwijkingen naar de aard en omvang niet worden

vergroot:

1.    gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;

2.    na tenietgaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de bouwaanvraag geschiedt binnen 18 maanden na het tenietgaan.

 

B.    Burgemeester en Wethouders kunnen vrijstelling verlenen van het bepaalde in lid A sub 1, met dien verstande dat de bestaande afwijkingen naar de omvang niet mogen worden vergroot en toestaan dat een eenmalige vergroting plaatsvindt van de inhoud van de in lid A sub 1 toegelaten bouwwerken met niet meer dan 10%.

 

Overgangsbepaling ten aanzien van het gebruik

C. Het gebruik van gronden en bouwwerken dat bestond ten tijde van het van kracht worden van het verbod tot gebruik in strijd met de aan die gronden en bouwwerken gegeven bestemming, en dat in enigerlei opzicht afwijkt van het plan, mag worden voortgezet of gewijzigd, zolang en voorzover de strijdigheid van dat gebruik ten opzichte van het gebruik

overeenkomstig de bestemmingen in dit plan, naar de aard en omvang niet wordt vergroot.

 

Uitzonderingen op het overgangsrecht

D. Lid A sub 1 is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp van dit plan, doch zijn gebouwd in strijd met het toen geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

 

E. Lid C is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van het plan.


 

Artikel 16: Strafbepaling

Overtreding van het bepaalde in

artikel 14 lid A

ten aanzien van het gebruik van gronden en bouwwerken,

en van het bepaalde in

artikel 9 lid D

ten aanzien van het uitvoeren van werken en werkzaamheden, wordt aangemerkt als een strafbaar feit in de zin van artikel 1a, onder 2° van de Wet op de economische delicten.


 

Artikel 17: Titel

Dit plan kan worden aangehaald onder de titel:

 

Bestemmingsplan “Bedrijventerrein Rendierweg (3040)” van de gemeente Dronten.

 

Aldus vastgesteld door de raad van de gemeente Dronten in zijn vergadering van 27 april 2006.

 

 

De voorzitter, De raadsgriffier,

 

 

 

 

……………… …..……………..

 

 

 

Goedgekeurd door Gedeputeerde Staten van Flevoland bij besluit van 15 augustus 2006;