direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Dronten - Hanzekwartier Spoorzone (2042)
Status: voorontwerp
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0303.2042-VO01

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

De gemeente Dronten (hierna initiatiefnemer) heeft het voornemen om het woongebied spoorzone in het Hanzekwartier verder te ontwikkelen. Het voornemen is om in het plangebied twee-aaneen of rijwoningen te bouwen. De ontwikkeling bestaat ter plaatse uit maximaal 120 woningen. Ook de fietsenstalling bij het station dient verder uitgebreid te worden.

De voorgenomen herontwikkeling is niet in overeenstemming met het geldende bestemmingsplan. Om de ontwikkeling juridisch-planologisch mogelijk te maken, is het vaststellen van een nieuw bestemmingsplan noodzakelijk. Het voorliggend bestemmingsplan voorziet hierin.

1.2 Begrenzing plangebied

Het plangebied bestaat uit twee deelgebieden. Het eerste deelgebied is gelegen aan de Ottodreef, de spoorlijn Lelystad - Zwolle en de Lage Vaart. Het tweede deelgebied is gelegen bij het station aan De Noord, de Morinel en de Arend. De ligging van het plangebied in Dronten en de directe omgeving is indicatief weergeven in afbeelding 1.1. Voor de exacte begrenzing van het plangebied wordt verwezen naar de planverbeelding.

afbeelding "i_NL.IMRO.0303.2042-VO01_0001.jpeg"

Afbeelding 1.1 Ligging van het plangebied in de kern Dronten en ten opzichte van de directe omgeving (bron: www.pdok.nl)

1.3 Planologische regeling

1.3.1 Beschrijving bestemmingen

Het plangebied ligt binnen de begrenzing van het bestemmingsplan 'Hanzekwartier (2040)', dat op 25 juni 2015 is vastgesteld door de gemeenteraad van Dronten. De gronden binnen het plangebied zijn voorzien van de bestemmingen 'Gemengd - 1' voor het oostelijke gedeelte van het plangebied en 'Gemengd - 2' en 'Groen' voor het westelijke gedeelte van het plangebied. Binnen de bestemming 'Gemengd - 2' is een bouwvlak opgenomen waar woningbouw mogelijk is. Binnen de bestemming 'Gemengd - 1' is in het plangebied geen bouwvlak opgenomen waar gebouwen en/of overkappingen mogelijk zijn is en is de 'specifieke bouwaanduiding - fietsenstalling' opgenomen. In afbeelding 1.2 is een uitsnede van het huidige bestemmingsplan met daarop in rode omlijning het plangebied.

afbeelding "i_NL.IMRO.0303.2042-VO01_0002.jpeg"

Afbeelding 1.2 Uitsnede huidige bestemming 'Hanzekwartier (2040)' met daarop in het rood het plangebied weergeven (bron: ruimtelijkeplannen.nl)

Groen

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn onder andere bestemd voor groen-, speel- en parkeervoorzieningen. Waarbij op of in deze gronden geen gebouwen mogen worden gebouwd.

Gemengd - 1

De voor 'Gemengd - 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor wonen, detailhandel, polikliniek, dienstverlening en bedrijven die zijn genoemd in bijlage 1 onder de categorieën 1 en 2, kantoren, horeca tot en met categorie 2 van de van de in Bijlage 2 opgenomen Staat van Horeca-activiteiten 1, een hotel en ondergronds parkeren. Daarnaast zijn de gronden bestemd voor een onderdoorgang, ter plaatse van de aanduiding 'onderdoorgang' en een fietsenstalling, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - fietsenstalling'. Binnen de bestemming mogen gebouwen en overkappingen uitsluitend in een bouwvlak worden gebouwd.

Gemengd - 2

De voor 'Gemengd -2' aangewezen gronden zijn bestemd voor gebouwen ten behoeve van woondoeleinden, al dan niet in combinatie met ruimten voor een aan-huis-verbonden beroep en bijbehorende bouwwerken bij woningen. Binnen de bestemming mogen als hoofdgebouw uitsluitend woningen worden gebouwd die binnen het bouwvlak dienen te worden gebouwd. Hoofdgebouwen mogen uitsluitend vrijstaand, twee-aaneen of gestapeld worden gebouwd.

1.3.2 Strijdigheid

Op grond van het geldende bestemmingsplan is het niet toegestaan om rijwoningen binnen de bestemming 'Gemengd - 2' te realiseren en/of in de bestemming 'Groen' woningen te bouwen. Fietsenstallingen zijn buiten de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - fietsenstalling' niet mogelijk. Het voorliggende bestemmingsplan voorziet in een adequaat juridisch-planologisch kader voor de voorgenomen ontwikkeling en toont aan dat de in dit bestemmingsplan besloten ontwikkeling in overeenstemming is met 'een goede ruimtelijke ordening'.

1.4 Leeswijzer

Na deze inleiding, wordt in hoofdstuk 2 ingegaan op de huidige situatie en het voorgenomen plan. Dit wordt in de hoofdstukken 3 en 4 getoetst aan het beleid en de milieu- en omgevingsaspecten. Hoofdstuk 6 gaat in op de economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan. Tenslotte wordt in hoofdstuk 5 de juridische regeling van het bestemmingsplan uitgelegd.

Hoofdstuk 2 Planbeschrijving

2.1 Huidige situatie

2.1.1 Hanzelijn

In 2001 is het besluit genomen tot de aanleg van de Hanzelijn. De Hanzelijn verbindt Lelystad via Dronten en Kampen met Zwolle. De treinverbinding is eind 2012 in gebruik genomen. Al tijdens het ontwerp van Dronten in de jaren '60 is rekening gehouden met de aanleg van de spoorlijn. Ten noorden van het centrum, dwars over het bedrijventerrein, werd een zone van ongeveer 180 meter gereserveerd voor de spoorlijn. Deze zone was ook gereserveerd voor een snelweg. In deze zone is de spoorlijn aangelegd met het station op het kruispunt met De Noord. Door de komst van de Hanzelijn wordt Dronten niet alleen beter aangesloten op het OV-netwerk, ook de structuur van Dronten krijgt hierdoor een gewijzigd karakter. Door de komst van het station ligt de harde grens van het centrumgebied niet langer bij het Gangboord maar ontstaat een overgangsgebied tussen het nieuwe station en het centrum.

afbeelding "i_NL.IMRO.0303.2042-VO01_0003.jpeg"

Afbeelding 2.1 Luchtfoto omgeving met daarop in een rode omlijning indicatief het plangebied weergegeven (Bron: pdok)

2.1.2 Ruimtelijke structuur

De ruimtelijke structuur van Dronten is ingekaderd door infrastructuur (N307, N305 en N309) en de Lage Vaart als doorgaande watergang. De noordelijke rand van Dronten kenmerkt zich voornamelijk door industrie en bedrijventerreinen. De woongebieden liggen meer zuidelijk. Ten westen van de Lage Vaart liggen de woongebieden De Gilden en De Munten. Het plangebied omvat een gedeelte van het Noordelijke deel van het voormalige bedrijventerrein. Dit deel ligt dichtbij de spoorlijn en het station Dronten. Het terrein ligt momenteel braak en de houtopstanden zijn gekapt.

2.1.3 Ontsluiting

In Dronten ligt een doorgaande weg tussen de oost- en de westzijde van de Lage Vaart in de vorm van de Ottodreef/Energieweg aan de noordzijde van de gebiedsontwikkeling. Haaks hierop ligt in noord-zuidrichting de doorgaande verbinding De Noord/De Oeverloper/Gangboord. De Noord vormt hiermee een belangrijke doorgaande verbinding ten oosten van het plangebied. Deze doorgaande wegen behouden een maximum snelheid van 50 km/uur. Het plangebied wordt momenteel vanuit het zuiden ontsloten door de Ottodreef/Energieweg die door het plangebied loopt en aansluit op de weg De Noord. De weg De Noord wordt nog ten behoeve van de ontwikkeling verlegd om de nieuwe situatie mogelijk te maken.

2.1.4 Groen en water

De kernkwaliteiten van Dronten worden omschreven als rust, ruimte en groen. Dit groen heeft zijn vorm gekregen in de jaren '60 van de vorige eeuw waarbij groen met maat en allure het uitgangspunt was. Door de jaren heen heeft er een verdichting in Dronten plaatsgevonden ten koste van het groen. Ondanks deze verdichting is de huidige groene identiteit vooral te danken aan de oorspronkelijke ruim opgezette structuren. De rust en ruimte die wordt ervaren in het groen komt tot stand door de maat en schaal, materialisering en eenvoud van de inrichting van deze groenstructuur. In het plangebied zelf zijn momenteel houtopstanden en een tijdelijk grondopslag aanwezig. Naast het groen dat zich voornamelijk aan/nabij de zuidrand van het plangebied bevindt wordt het plangebied gekenmerkt door de ligging aan het water van de Lage Vaart.

2.2 Beschrijving gebiedsontwikkeling

De beoogde gebiedsontwikkeling is gebaseerd op de structuurvisie Hanzekwartier Dronten (zie bijlage 1). De ontwikkeling van de structuurvisie Hanzekwartier Dronten kent een lange voorgeschiedenis. De aanleiding van het herstructureringstraject is het besluit van het Rijk in 2001 tot de aanleg van een spoorverbinding tussen Lelystad en Zwolle met een station in Dronten. De treinverbinding is eind 2012 in gebruik genomen.

Vanuit de structuurvisie Hanzekwartier Dronten is een voorbeeldverkaveling op basis van de uitgangspunten uitgewerkt. De voorbeeldverkaveling (zie afbeelding 2.2) laat een mogelijke uitwerking van het Hanzekwartier zien. In deze voorbeeldverkaveling zijn de uitgangspunten van de visie verwerkt. Dit is echter niet de enige manier waarop de visie kan worden uitgewerkt. Er zijn diverse uitwerkingen mogelijk, mits de uitgangspunten, zoals deze zijn verbeeld in de abstracte basisstructuurkaarten worden aangehouden.

afbeelding "i_NL.IMRO.0303.2042-VO01_0004.png"

Afbeelding 2.2 Voorbeeldverkaveling Hanzekwartier met daarin met een rood kader indicatief het huidig plangebied weergegeven (bron: structuurvisie Hanzekwartier Dronten)

Voor de beschrijving van de totale gebiedsontwikkeling voor het Hanzekwartier op basis van deze voorbeelduitwerking wordt hier kortheidshalve verwezen naar het vastgestelde bestemmingsplan 'Hanzekwartier (2040)'.

Het plangebied is momenteel onbebouwd en door het plangebied loopt de weg de Ottodreef (voorheen Spoordreef). In het plangebied waren daarnaast houtopstanden aanwezig welke recent gekapt zijn. Momenteel is het een tijdelijk gronddepot. Het plangebied wordt aan de noordzijde begrensd door de spoorlijn van Lelystad naar Zwolle. Aan de oostkant bevindt zich het Koning Willem Alexanderplein bij het Station van Dronten. Aan de zuidzijde bevindt zich een industrieterrein die in de nabije toekomst getransformeerd wordt naar een woongebied. De westzijde wordt begrensd door de Lage Vaart. De huidige situatie van het plangebied is weergegeven in afbeelding 2.3.


afbeelding "i_NL.IMRO.0303.2042-VO01_0005.png"

Afbeelding 2.3 Aanzichten op de huidige situatie in het plangebied vanaf de Ottodreef (bron: Google Streetview)

In het voorgenomen plan zijn de basisstructuren uit de structuurvisie Hanzekwartier als uitgangspunt genomen. Op basis van voortschrijdend inzicht is de verkaveling in het concept-bouwplan aangepast ten opzichte van de voorbeeldverkaveling uit de structuurvisie. In paragraaf 2.3 wordt nader ingegaan op de gewenste toekomstige situatie.

2.3 Nieuwe situatie

Met de voorgenomen ontwikkeling is de wens om ook rijwoningen binnen het plangebied toe te laten staan en het gebied waar woningbouw mogelijk is te vergroten. In het verleden lag er nog een geurcirkel van de rioolwaterzuivering over het gebied. Na een aantal maatregelen is die cirkel kleiner geworden en is de ruimte groter geworden waardoor er woningbouw in noordelijke richting mogelijk is. Het maximaal aantal woningen in het plangebied zal in de nieuwe situatie 120 woningen zijn. Hierbij zal worden aangesloten op de geldende parkeernormen. Daarnaast is de wens om de fietsenstalling te vergroten en tweemaal zo groot te maken.

Hoofdstuk 3 Beleidskader

3.1 Rijksbeleid

3.1.1 Nationale Omgevingsvisie (NOVI)

Op 11 september 2020 is de Nationale Omgevingsvisie (hierna: NOVI) vastgesteld. De NOVI is de langetermijnvisie van het Rijk op de toekomstige inrichting en ontwikkeling van de leefomgeving in Nederland. De NOVI geeft richting en helpt om keuzes te maken, te kiezen voor slimme combinaties van functies en uit te gaan van de specifieke kenmerken en kwaliteiten van gebieden. En er nu mee aan de slag te gaan en beslissingen niet uit te stellen of door te schuiven. Het versterken van de omgevingskwaliteit staat in de NOVI centraal. Dat wil zeggen dat alle plannen met oog voor de natuur, gezondheid, milieu en duurzaamheid gemaakt moeten worden. Bij de NOVI hoort een Uitvoeringsagenda. Hierin staat hoe uitvoering wordt gegeven aan de NOVI.

Binnen de NOVI zijn 8 voorlopige aandachtsgebieden geformuleerd als zogeheten NOVI-gebied. In een NOVI-gebied krijgt een aantal concrete vraagstukken extra prioriteit. Dit helpt om grote veranderingen en ruimtelijke opgaven in een regio beter te realiseren. Sinds juni 2021 is Dronten als deel van de regio Zwolle aangewezen als NOVI-gebied. De aanwijzing hiervan heeft tot doel om de regio te ontwikkelen tot een klimaatrobuuste en economisch vitale regio met een blijvend aantrekkelijke woon- en leefomgeving.

Opgaven  

Er is in Nederland sprake van een aantal dringende maatschappelijke opgaven. Deze opgaven kunnen niet apart van elkaar worden opgelost. Ze moeten in samenhang bekeken worden. Ze grijpen in elkaar en vragen meer ruimte dan beschikbaar is in Nederland. Niet alles kan, niet alles kan overal. Op het niveau van nationale belangen wil het Rijk sturen en richting geven aan de omgeving in Nederland, verwoord in vier opgaven:

  • 1. Ruimte maken voor klimaatverandering en energietransitie.
  • 2. De economie van Nederland verduurzamen en het groeipotentieel behouden.
  • 3. Steden en regio's sterker en leefbaarder maken.
  • 4. Het landelijk gebied toekomstbestendig ontwikkelen.

Realiseren opgaven

In de NOVI is een tweetal instrumenten opgenomen om de opgaven te realiseren:

  • 1. De Omgevingsagenda.

Momenteel wordt voor Noord-Nederland gewerkt aan een omgevingsagenda. Als voorloper is er gewerkt aan een Contour Omgevingsagenda waarin acht omgevingsopgaven zijn benoemd:

    • 1. Druk op de ruimte in het landelijk gebied vraagt om gezamenlijke keuzes;
    • 2. Benutten van de brede effecten van de energietransitie;
    • 3. Economisch perspectief ten aanzien van kringlooplandbouw en natuurinclusieve landbouw;
    • 4. Toekomstgerichte bereikbaarheid van Noord-Nederland;
    • 5. Versterken Stedelijk Netwerk Noord-Nederland;
    • 6. Toekomstkracht voor gebieden met bevolkingsdaling en sociaaleconomische achterstand;
    • 7. Water als verbindende schakel in klimaatadaptieve maatregelen;
    • 8. Waarborgen van de omgevingskwaliteit.
  • 2. De NOVI-gebieden.

Een NOVI-gebied is een instrument waarbij Rijk en regio meerdere jaren verbonden zijn aan de gezamenlijke uitwerking van de verschillende opgaven in het ruimtelijke domein. Vaak wordt voortgebouwd op bestaande samenwerkingstrajecten. Denk aan een Regio Deal en een verstedelijkingsstrategie. Gemeente Dronten heeft hierin een speciale status gekregen als onderdeel van het NOVI-gebied regio Zwolle. Het bevorderen van de woningbouw in deze regio is hierin een belangrijk doel.

Conclusie

Gelet op de te realiseren opgaven uit de NOVI kan de conclusie worden getrokken dat de voorgenomen ontwikkeling geen rijksbelangen raakt als opgenomen in de NOVI.

3.1.2 Ladder voor duurzame verstedelijking

In het Bro (artikel 3.1.6) is geregeld dat een toelichting bij een ruimtelijk plan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, moet voorzien in duurzame verstedelijking. Het artikel is op 12 mei 2017 gewijzigd. Deze wijziging is op 1 juli 2017 in werking getreden. Voor dit project wordt getoetst aan deze nieuwe regeling, die inhoudt dat de toelichting bij een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, een beschrijving van de behoefte aan die ontwikkeling bevat. Indien het project die ontwikkeling mogelijk maakt buiten het bestaand stedelijk gebied, moet er ook gemotiveerd worden waarom niet binnen het bestaand stedelijk gebied in die behoefte kan worden voorzien.

Het plangebied ligt in bestaand stedelijk gebied. Binnen de planologische mogelijkheden die er ter plaatse geldt is het in theorie mogelijk om binnen het bestaande bouwvlak de woningen te realiseren. Deze herstructurering vindt plaats in bestaand stedelijk gebied en sluit aan op het doel van de Ladder voor duurzame verstedelijking. Het aantal woningen wat in het plangebied gerealiseerd wordt is 120 woningen. In het woningbouwprogramma van Dronten is dit aantal woningen geregeld. De ontwikkeling betreft dan ook een inbreidingslocatie waardoor per saldo geen sprake is van nieuwe ruimtebeslag. Er wordt dus voldaan aan de wetgeving betreffende de ladder voor duurzame verstedelijking.

3.2 Provinciaal beleid

3.2.1 Omgevingsvisie FlevolandStraks

De Omgevingsvisie FlevolandStraks geeft de langetermijnvisie van de provincie Flevoland op de toekomst van dit gebied. Het gaat over de periode tot 2030 en verder. Het geeft aan welke kansen, opgaven en uitdagingen er voor Flevoland liggen. Er zijn drie kernopgaven:

  • a. Het Verhaal van Flevoland (fysieke omgeving),
  • b. Krachtige Samenleving (sociaaleconomische omgeving),
  • c. Ruimte voor Initiatief (bestuurlijke omgeving).

Deze opgaven vormen de kern voor alle ontwikkelingen waar de provincie Flevoland bij betrokken is. Zowel voor de strategische opgaven uit de Omgevingsvisie, als andere vraagstukken van de provincie Flevoland. In de strategische opgaven staan de belangrijkste vraagstukken en ambities voor de toekomst beschreven. Het gaat om de volgende opgaven:

  • Duurzame Energie
  • Regionale Kracht
  • Circulaire Economie
  • Landbouw: Meerdere Smaken.
3.2.2 Omgevingsprogramma Provincie Flevoland en Omgevingsverordening Provincie Flevoland

Algemeen

Na verwachting treed in 2022 de Omgevingswet in werking. Op dat moment moet elke provincie beschikken over een Omgevingsvisie, een of meer programma's en een Omgevingsverordening. Het op 27 februari 2019 door de Provinciale Staten van de provincie Flevoland vastgestelde Omgevingsprogramma Flevoland vindt haar grondslag dan ook in de Omgevingswet. Daarnaast is de grondslag te vinden in diverse vigerende wetten, zoals de Waterwet, de Wet milieubeheer, de Wet geluidhinder en de Wet natuurbescherming. Het Omgevingsprogramma omvat daarmee de op dit moment verplichte plannen: het milieubeleidsplan, het regionale waterplan en het verkeer- en vervoersplan.

In 2017 hebben Provinciale Staten de Omgevingsvisie FlevolandStraks vastgesteld. Hierin is in hoofdlijnen de strategische visie op de toekomst van Flevoland weergegeven.

In dit (eerste) Omgevingsprogramma Flevoland is er voor gekozen al het bestaande beleid voor de ontwikkeling, het gebruik, het beheer, de bescherming of het behoud van de fysieke leefomgeving te bundelen in één programma dat digitaal beschikbaar is. Met de vaststelling van het Omgevingsprogramma is dan ook een groot aantal beleidsnota's komen te vervallen. Op deze wijze zijn de provinciale beleidskeuzes compact beschreven en is de samenhang tussen de verschillende beleidsterreinen het beste gewaarborgd.

De provincie streeft ernaar om dit programma jaarlijks te actualiseren en waar nodig aan te vullen met overig provinciaal beleid. Zo kunnen in volgende versies onderwerpen worden toegevoegd die betrekking hebben op bijvoorbeeld economisch of sociaal beleid. Ook kunnen programma's worden toegevoegd met een meer gebiedsgebonden of thematische aanpak. In voorliggend geval is met name hoofdstuk 1 'Ruimte' van het Omgevingsprogramma van belang.

Ruimte (Omgevingsprogramma)

Het belangrijkste doel van de provincie is een goede woon-, werk- en leefomgeving in heel Flevoland. Daarbij moet verstedelijking worden ingepast in een hoogwaardig landschap en passen bij de gerealiseerde en de geplande infrastructuur. Aantrekkelijke woongebieden in een groen-blauwe omgeving maken Flevoland concurrerend met andere gebieden. Er is sprake van overloop uit de drukke, dure Randstad naar een ruimer, goedkoper Flevoland (push factor). Ook kiezen mensen bewust voor het attractieve woonmilieu van Flevoland (pull factor).

De provincie wil verdere grootschalige ontwikkelingen mogelijk maken en deze deels zelf ter hand nemen, samen met partners. De provincie is bereid om ruimte te reserveren voor functies waarvoor in omliggende regio's onvoldoende ruimte is. De voorwaarde daarvoor is een evenwichtige ontwikkeling. Samen met partners binnen en buiten het gebied biedt de provincie zicht op oplossingen voor maatschappelijke vraagstukken, die het tempo van de ruimtelijke ontwikkelingen in Flevoland met zich meebrengt. Het gaat hierbij bijvoorbeeld om achterblijvende bereikbaarheid, voorzieningenniveau en werkgelegenheid.

Stedelijk gebied

Het plangebied, gele cirkel, maakt binnen het thema 'Ruimte' onderdeel uit van het 'stedelijk gebied' zoals hieronder te zien is in afbeelding 3.1.

afbeelding "i_NL.IMRO.0303.2042-VO01_0006.png"

Afbeelding 3.1 Ligging projectgebied binnen de kaart 'Ruimte' (Bron: Omgevingsprogramma provincie Flevoland)

Het verstedelijkingsbeleid is gericht op de ontwikkeling van vitale steden en dorpen. Het beleid maakt behoud en versterking van de kwaliteit van de fysieke omgeving mogelijk. Het gaat hierbij om efficiënt ruimtegebruik, kwaliteitsverbetering en herstructurering van het stedelijk gebied en versterking van het draagvlak voor voorzieningen. Deze doelen worden gediend door de stedelijke ontwikkeling van de kernen te bundelen. Nieuwe bebouwing wordt geconcentreerd in of aansluitend aan het bestaande bebouwde gebied. Dit ondersteunt de optimale benutting van infrastructuur en centrumvorming rondom belangrijke vervoerknooppunten.

Het provinciale bundelingsbeleid is gebaseerd op enkele principes waarvan onderstaande in voorliggend geval het meest van belang zijn:

  • De specifieke ruimtelijke kwaliteiten van steden en dorpen worden benut door de kwaliteit van deze kenmerken te behouden en te versterken;
  • Stedelijke uitbreiding moet aansluiten bij bestaande ruimtelijke structuren, zodat de vitaliteit van de kernen wordt ondersteund;
  • Nieuwe solitaire clusters van bebouwing buiten de op de kaart Stedelijk gebied aangegeven stedelijke gebieden worden in principe uitgesloten;
  • Infrastructuur wordt zo gebundeld dat versnippering van ruimtelijke eenheden wordt voorkomen en er geen omvangrijke barrières in stedelijke en ecologisch waardevolle gebieden ontstaan;
  • De omvang van nieuwe ruimte voor wonen, werken en voorzieningen moet in verhouding staan tot de grootte van de kern en de positie ervan in de stedelijke en groen-blauwe hoofdstructuur;
  • Permanente bewoning van recreatiewoningen in het buitengebied wordt uitgesloten.

Van de gemeenten wordt verwacht dat zij het provinciale bundelingsbeleid vertalen in lokaal beleid en in concrete (ruimtelijke) plannen. Plannen voor uitbreiding worden uitgewerkt in samenhang met herstructurering van het bestaande bebouwd gebied.

Verstedelijking (wonen)

De bevolkingsontwikkeling is sturend voor de groeiscenario's voor Flevoland. Het in balans houden van uitbreiding en herstructurering vormt de basis voor een kwaliteitsslag voor het gehele bebouwde gebied. Een goede woonkwaliteit voor iedereen is het uitgangspunt. Naast de woning is daarbij ook de woonomgeving belangrijk. Het gaat om kwaliteiten als voorzieningen, groenstructuren, recreatiemogelijkheden, veiligheid en een schone omgeving.

In de afgelopen decennia is in Flevoland onvoldoende gedifferentieerd gebouwd. De nadruk lag op ruime eengezinswoningen. Hoewel Flevoland een opvangtaak voor andere delen van Nederland behoudt, komt de woningbehoefte van de huidige inwoners steeds nadrukkelijker op de voorgrond te staan. Hierbij moet rekening worden gehouden met de specifieke behoeften van ouderen, alleenstaanden en starters, omdat de bestaande woningvoorraad daar onvoldoende aan tegemoet komt. Daarnaast is er behoefte aan landelijk wonen nabij de stad.

Naast de bouw van nieuwe woningen wordt kwaliteitsbehoud van de bestaande woningvoorraad steeds belangrijker. Een deel van het bebouwde gebied is toe aan herstructurering. Vooral in oudere wijken moeten de bestaande woningvoorraad en de zorginfrastructuur worden aangepast. De combinatie van uitbreidingsopgave en herstructureringsopgave biedt de mogelijkheid om in te spelen op de veranderende, meer gedifferentieerde behoefte aan woningen en andere functies. Via verdergaande verweving op wijk- en buurtniveau ontstaan goede mogelijkheden voor combinaties van wonen en werken. Kernpunten zijn:

  • huisvesting voor kleinere huishoudens;
  • voldoen aan de behoefte aan goedkopere betaalbare (huur-)woningen voor starters, statushouders en andere groepen met een krappe beurs;
  • terugdringing van tekorten aan woonzorgvormen voor mensen met een beperking, ouderen en andere zorgbehoevenden. Voor deze woonzorgvormen is de nabijheid van verschillende voorzieningen gewenst;
  • differentiatie van woonmilieus;
  • menging van wonen, voorzieningen en werken.

Voorliggende ontwikkeling voorziet in de realisatie van in totaal 120 woningen. Waarbij planologisch gezien geen woningen worden toegevoegd. In de huidige situatie is het het aantal woningen ter plaats planologisch niet vastgelegd. De woningen betreffen koop- en sociale huurwoningen en worden gerealiseerd op een binnenstedelijke locatie. De locatie was reeds bestemd voor woningen, met voorliggend plan wordt hier concreet invulling aangegeven. Het aantal woningen en de wijze van inrichting van het projectgebied worden vanuit ruimtelijke en stedenbouwkundig oogpunt aanvaardbaar geacht. Ook de locatie in de buurt van het centrum van Dronten maakt dat de woningen meer geschikt zijn voor ouderen en mensen met een zorgbehoefde. Hiermee wordt aangesloten op de lokale/regionale kwalitatieve en kwantitatieve marktvraag naar een gedifferentieerd woningaanbod.

Geconcludeerd wordt dat voorliggende ontwikkeling in overeenstemming is met de Omgevingsvisie FlevolandStraks, het Omgevingsprogramma Provincie Flevoland en de Omgevingsverordening Provincie Flevoland.

3.3 Gemeentelijk beleid

3.3.1 Structuurvisie Dronten 2030

Op 29 november 2012 heeft de gemeenteraad van Dronten de Structuurvisie Dronten 2030 vastgesteld. De structuurvisie schetst het ruimtelijk en economisch perspectief tot aan 2030 en beschrijft de toekomst van de gemeente op het gebied van wonen, recreatie, de agrarische sector, natuur, infrastructuur, economie en het voorzieningenniveau van de kernen.

Dronten is de stedelijke hoofdkern van de gemeente. Het is de grootste kern in de gemeente en ook het hoofdvoorzieningencentrum. Naar Dronten komen mensen uit de andere kernen en zelfs van buiten de gemeente voor niet-dagelijkse voorzieningen, voor voortgezet en (agrarisch) hoger onderwijs en voor bovenlokale zorgfuncties. In de structuurvisie is het plangebied aangewezen als bedrijventerrein wat in voorbereiding is om omgezet te worden naar wonen.

In de bestaande kern van Dronten liggen kansen om een bijzonder en aantrekkelijk woonmilieu te ontwikkelen: langs het water. De gemeente gaat een gebiedsvisie opstellen voor de zone van de Lage Vaart in Dronten. Daarbij gaat de gemeente niet alleen onderzoeken waar (kleinschalige) woningbouw kan worden gerealiseerd (al dan niet gecombineerd met een zorgfunctie), maar ook hoe de relatie tussen het vernieuwde centrum en het water van de vaart kan worden versterkt.

Met dit bestemmingsplan wordt een ontwikkeling mogelijk gemaakt die aansluit op de structuurvisie en passend is binnen de beleidsuitgangspunten van de structuurvisie Dronten 2030.

3.3.2 Structuurvisie Hanzekwartier Dronten

De Structuurvisie Hanzekwartier Dronten is vastgesteld op 26 april 2012. De structuurvisie Hanzekwartier, opgenomen als bijlage 1 bij deze toelichting, is niet opgezet als een stedenbouwkundig eindbeeld en moet daarom niet gelezen worden als een afgerond plan. De tijdsspanne waarover de herontwikkeling plaatsvindt, maakt dat alleen al onmogelijk. Hoe het Hanzekwartier er uiteindelijk precies uit komt te zien hangt af van de invulling en uitwerking in de komende decennia. De structuurvisie Hanzekwartier kan wel gezien worden als een strategie voor het herontwikkelen van dit gebied: een strategie die sturing en flexibiliteit combineert.

Met het formuleren van de ambities legt de gemeente als initiërende overheidspartij nu vast welke kwaliteiten zij nastreeft. De structurering van het gebied vormt de onderlegger. Bij de herontwikkeling bouwt iedere fase hierop voort. De structuurvisie vormt als het ware de 'kapstok' waarop de herontwikkelingen worden opgehangen (zie paragraaf 2.3). De kapstok zorgt dat het geheel niet onsamenhangend wordt en dat ruimtelijke deelontwikkelingen meer zijn dan de som der delen.

Sturing vindt verder plaats doordat de gemeente een aantal belangrijke onderdelen zelf ter hand neemt. Daarmee laat de gemeente zien dat zij de herontwikkeling op gang wil brengen. Ook laat de gemeente met deze “eigen” uitvoeringen de kwaliteitsambitie zien die zij nastreeft. Met deze stappen wil de gemeente de markt stimuleren mee te doen en herontwikkelingen te starten.

3.3.3 Woonvisie Groeien met kwaliteit 2016-2021

In de woonvisie heeft de gemeente Dronten haar prioriteiten voor de periode 2016-2021 vastgelegd. Inzicht in de verwachte ontwikkeling van de bevolking en het aantal huishoudens is nodig om beleid te kunnen ontwikkelen. Daarom is voor Dronten een woningmarktonderzoek uitgevoerd. In het woningmarktonderzoek zijn drie groeiscenario´s doorgerekend. Het scenario autonome groei laat zien hoe de vraag naar woningen toeneemt bij een neutraal migratiesaldo; er wordt dan in feite alleen gebouwd voor de natuurlijke aanwas. Het trendscenario gaat uit van de autonome bevolkingsontwikkeling en het gemiddelde positieve migratiesaldo van de afgelopen tien jaar. De bevolkingsgroei bedraagt in dit scenario de komende vijftien jaar ruim 2.200 personen. In het trendscenario bedraagt de extra woningvraag ruim 2.000 woningen tot 2030.

In het trendscenario-plus is de huishoudensgroei groter door extra instroom van vestigers van buiten de gemeente. Het migratieoverschot bedraagt in dit scenario 240 personen per jaar. De bevolking groeit dan met ruim 5.800 personen in de komende vijftien jaar. Hiervoor zijn ruim 3.400 woningen extra nodig. Dat in het trendscenario-plus relatief minder woningen nodig zijn om de groei te accommoderen (3.400 op 5.800 nieuwe inwoners tegen 2.000 op 2.200 nieuwe inwoners in het trendscenario) heeft ermee te maken dat de geprognosticeerde instroom vooral gezinnen betreft. De gemiddelde woningbezetting van deze huishoudens is groter dan gemiddeld.

In de volgende tabel is de bevolkings- en huishoudensprognose voor Dronten in zijn geheel weergegeven. Hieruit blijkt dat er een toenemende vraag naar woningen is. Het gemeentelijk beleid heeft zich in de afgelopen periode gericht op een bevolkings- en huishoudensgroei die het best wordt benaderd door het trendscenario-plus.

afbeelding "i_NL.IMRO.0303.2042-VO01_0007.png"

Relatie met onderliggend plan

Uit woningmarktonderzoek blijkt dat de woningbouwbehoefte in de gemeente Dronten de komende jaren toeneemt. Het voorliggende plan geeft hier invulling aan.

3.3.4 Welstandsnota 2013

De gemeente Dronten heeft welstandsbeleid geformuleerd in de Welstandsnota 2013 (geactualiseerd vastgesteld 27 juni 2013). Daarmee wil zij aan burgers duidelijkheid geven over de koers die de gemeente vaart met haar welstandstoezicht. Het belangrijkste onderdeel van de Welstandnota 2013 bestaat uit de welstandscriteria. Hierbij wordt onderscheid gemaakt in criteria 'op maat' en sneltoetscriteria. In de vernieuwde welstandsnota zijn er geen eensluidende welstandscriteria opgesteld voor de hele gemeente Dronten. De criteria zijn afgestemd op de karakteristiek van een gebied. Het uiteindelijk ontwerp van de woningen zal moeten voldoen aan de criteria die voor het gebied gelden. Speciaal voor het Hanzekwartier Dronten, waar dit plan deel van uitmaakt, is een beeldkwaliteitsplan opgesteld. In het beeldkwaliteitsplan is het plangebied als deelgebied genaamd Hanzedorpen bebouwing genoemd. De voorliggende woningbouw ontwikkeling zal hieraan getoetst worden.

Hoofdstuk 4 Omgevingsaspecten

4.1 Ecologie

Bij elk ruimtelijk plan dient met het oog op de natuurbescherming rekening te worden gehouden met de gebiedsbescherming en soortenbescherming. Sinds 1 januari 2017 zijn beide aspecten geregeld in de Wet natuurbescherming (Wnb). Hierbij dient te worden aangetoond dat als gevolg van de geplande activiteiten de gunstige staat van instandhouding van waardevolle dier- en plantensoorten niet in het geding komt. Bij gebiedsbescherming heeft men te maken met Natura 2000-gebieden en het Natuur Netwerk Nederland (voorheen EHS). Soortenbescherming gaat uit van de bescherming van dier- en plantensoorten.

Gebiedsbescherming
Natura 2000-gebieden

Natura 2000 is een samenhangend netwerk van natuurgebieden in Europa. Natura 2000 bestaat uit gebieden die zijn aangewezen in het kader van de Europese Vogelrichtlijn (79/409/EEG) en gebieden die zijn aangemeld op grond van de Europese Habitatrichtlijn (92/43/EEG). Deze gebieden worden in Nederland op grond van de Wet natuurbescherming beschermd. Het plangebied bevindt zich op een afstand van 5,8 kilometer van het natura2000 gebied 'Ketelmeer & Vossemeer' en op circa 9,5 kilometer afstand van het Natura 2000-gebied 'Veluwerandmeren'.

Stikstofdepositie op natuurgebieden

Voor dit project wordt een stikstofberekening uitgevoerd die opgenomen is in bijlage 2. Op basis van het onderzoek wordt geconcludeerd dat voor zowel de aanlegfase als de gebruiksfase geen sprake is van rekenresultaten hoger dan 0,00 mol/ha/j. Er is daarmee geen sprake van een stikstofdepositie met significant negatief effect op Natura 2000-gebieden. Het project is in het kader van de Wet natuurbescherming, ten aanzien van de effecten van stikstofdepositie op Natura 2000-gebieden, niet vergunningsplichtig.

Natuurnetwerk Nederland (NNN)

Het Natuurnetwerk Nederland (NNN) is de kern van het Nederlands natuurbeleid. Het NNN is in provinciale structuurvisies uitgewerkt. In of in de directe nabijheid van het NNN geldt het 'nee, tenzij'- principe. In principe zijn er geen ontwikkelingen toegestaan als zij de wezenlijke kenmerken of waarden van het gebied aantasten.

Het plangebied ligt niet in het NNN. Gronden die tot de natte ecologische hoofdstructuur behoort en daarmee onderdeel van de NNN ligt wel direct naast het plangebied. Echter gezien het feit dat de ontwikkeling niet plaats vindt in het NNN en de aard en omvang van het voornemen wordt geconcludeerd dat er geen aantasting plaatsvindt van de wezenlijke kenmerken en waarden van de NNN.


Soortenbescherming

Ten aanzien van de soortenbescherming gelden onder andere algemene verboden tot het verwijderen van groeiplaatsen van beschermde plantensoorten, het beschadigen, vernielen, wegnemen of verstoren van voortplantings- of vaste rustplaatsen of verblijfplaatsen van beschermde diersoorten of het opzettelijk verontrusten van een beschermde diersoort.

In de huidige situatie is ter plaatse van het plangebied sprake van voornamelijk braakliggend terrein. Zo is het plangebied ingericht als grasland en gronddepot.

Overigens wordt benadrukt dat rekening wordt gehouden met de in artikel 1.11 van de Wet natuurbescherming opgenomen zorgplichtbepaling.

4.2 Archeologie

Per 1 juli 2016 is de Monumentenwet 1988 vervallen. Een deel van de wet is op deze datum overgegaan naar de Erfgoedwet. Het deel dat betrekking heeft op de besluitvorming in de fysieke leefomgeving gaat over naar de Omgevingswet, wanneer deze naar verwachting in 2022 in werking treedt. Dit geldt ook voor de verordeningen, bestemmingsplannen, vergunningen en ontheffingen op het gebied van archeologie. Vooruitlopend op de datum van ingang van de Omgevingswet zijn deze artikelen te vinden in het Overgangsrecht in de Erfgoedwet, waar ze ongewijzigd van toepassing blijven zolang de Omgevingswet nog niet van kracht is. De kern van de wet is dat wanneer de bodem wordt verstoord, archeologische resten intact moeten blijven. Als dit niet mogelijk is, is opgraving een optie.


De gemeente Dronten heeft een eigen archeologisch beleidsadvieskaart opgesteld. Op de kaart is per gebied aangegeven bij welke ingrepen archeologisch onderzoek nodig is. Volgens het archeologiebeleid van de gemeente Dronten ligt het plangebied in een archeologisch waardevol gebied 4. Voor het plangebied is in 2011 door de Steekproef een inventariserend archeologisch veldonderzoek uitgevoerd. Op basis van het onderzoek blijkt dat er geen archeologische indicatoren aanwezig zijn. In verband met het ontbreken van dekzandkoppen met podzolvormen, het ontbreken van overige archeologisch kansrijke locaties en het ontbreken van archeologische indicatoren in de boringen, geven de resultaten van het onderzoek geen aanleiding tot het adviseren van beschermende en/of beperkende maatregelen of archeologisch vervolgonderzoek. Het onderzoek is bijgevoegd in bijlage 3. Gelet op de resultaten van het onderzoek wordt geconcludeerd dat geen nader onderzoek noodzakelijk is.

4.3 Water

Deze 'waterparagraaf' gaat in op de watertoets. Hierin wordt beoordeeld wat de effecten van het project op de waterhuishouding zijn en of er waterschapsbelangen spelen. De belangrijkste thema's zijn waterveiligheid, de afvoer van schoon hemelwater en afvalwater en de waterkwaliteit.

In het voorgaande bestemmingsplan 'Hanzekwartier (2040)' is de normale watertoetsprocedure (vooroverleg ex artikel 3.1.1 Besluit ruimtelijke ordening) doorlopen. In januari 2016 is vervolgens het 'Waterhuishoudingsplan Het Hanzekwartier' (WHHP) opgesteld dat inzicht geeft in het waterhuishoudkundig en riooltechnisch functioneren voor de toekomst (zie bijlage 4). De uitgangspunten die genoemd worden in dit plan ten aanzien van de verschillende wateraspecten zijn leidend voor de ontwikkeling.

Proces van de watertoets

De voorliggende ontwikkeling is via de digitale watertoets kenbaar gemaakt bij het waterschap, in dit geval het waterschap Zuiderzeeland. Vanwege de specifieke aard van het plan is een nauwere betrokkenheid van het waterschap noodzakelijk (zie bijlage 5). Ook bij het opstellen van het WHHP is het waterschap nauw betrokken geweest. De aandachtspunten die daar benoemt zijn in het stedenbouwkundig ontwerp meegenomen. Het voorontwerpbestemmingsplan zal in het kader van het vooroverleg aan het waterschap voorgelegd. Bij de civieltechnische uitwerking van het plannen zullen de aandachtspunten randvoorwaarden zijn.

Gelet op het vorenstaande levert het aspect water geen belemmeringen op voor de ontwikkeling.

4.4 Cultuurhistorie

De rol van cultuurhistorie in de ruimtelijke ordening is de laatste jaren sterk toegenomen. Bij het opstellen van plannen moeten cultuurhistorische waarden tijdig in beeld worden gebracht. Het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) stelt in dat verband specifieke eisen aan het opstellen van ruimtelijke plannen. Waar mogelijk moeten cultuurhistorische waarden worden behouden of versterkt. Cultuurhistorie is daarmee veelal een sturend onderdeel geworden in de ruimtelijke ordening.

Op basis van de cultuurhistorische waardenkaart van de provincie Flevoland blijkt dat in het plangebied geen cultuurhistorische waardevolle elementen aanwezig zijn. Het aspect cultuurhistorie geeft geen belemmeringen voor de gewenste ontwikkeling.

4.5 Milieuzonering

In het kader van een goede ruimtelijke ordening is het van belang dat bij de aanwezigheid van bedrijven in de omgeving van milieugevoelige functies zoals bijvoorbeeld woningen een goed woon- en leefmilieu kan worden gegarandeerd. Hierbij dient rekening gehouden te worden met de bedrijfsvoering en milieuruimte van de betreffende bedrijven.

Om in de bestemmingsregeling de belangenafweging tussen bedrijvigheid en (nieuwe) milieugevoelige functies in voldoende mate mee te nemen, wordt in deze rapportage gebruikgemaakt van de richtafstanden uit de basiszoneringslijst van de VNG-publicatie Bedrijven en milieuzonering (editie 2009). Een richtafstand wordt beschouwd als de afstand waarbij onaanvaardbare milieuhinder als gevolg van bedrijfsactiviteiten redelijkerwijs kan worden uitgesloten. Voor de richtafstanden wordt onderscheidt gemaakt tussen rustige woongebieden/rustige buitengebieden en gemengde gebieden. In het plangebied kan vanwege de ligging nabij hoofdinfrastructuur en niet-woonfuncties in de omgeving de classificering 'gemengd gebied' worden toegekend waardoor conform de VNG-methodiek één stap terug kan worden gedaan voor het aanhouden van de richtafstanden die horen bij de genoemde categorieën. Voor dit bestemmingsplan geldt dat er geen woningbouwmogelijkheden worden geboden dichter naar de omliggende bedrijven toe.

Voor de milieuzonering geldt dat er in het geldende bestemmingsplan al mogelijkheden zijn voor woningbouw en in dit bestemmingsplan niet dichter naar de omliggende bedrijvigheid dan wel binnen de milieuzoneringsafstanden woningen mogelijk worden gemaakt.

Voor de geurbelasting van de afvalwaterzuiveringsinstallatie (AWZI) gelden specifieke regels. In de Nederlandse Emissie Richtlijn (NeR) is de 'Bijzondere regeling' G3 (BR G3) voor rioolwaterzuiveringsinstallatie (RWZI's) opgenomen. Hierin zijn de volgende immissieconcentraties opgenomen als norm:

  • ter plaatse van aaneengesloten woonbebouwing: 1 ge/m³ als 98-percentiel;
  • ter plaatse van verspreid liggende woonbebouwing: 2 ge/m³ als 98-percentiel.

Voor de AWZI geldt een hindercontour van 300 meter voor geur en 200 meter voor geluid. Voor het geuraspect is apart onderzoek verricht (zie bijlage 6). Wat betreft het geluidsaspect zijn er geen knelpunten. Het maximale geluidsniveau van de AWZI op de meest nabij gelegen geluidgevoelige objecten ligt onder de voorkeursgrenswaarde van 50 dB(A). Dit blijkt uit het Akoestisch onderzoek AWZI Dronten van augustus 2014 (zie bijlage 7).

Het waterschap Zuiderzeeland heeft een rioolwaterzuiveringsinstallatie aan de Installatieweg 4 (AWZI De Waterrotonde). Een nieuwe woonwijk is een geurgevoelig object. Naar de bestaande geurcontouren van de AWZI is daarom onderzoek gedaan. Uit het onderzoek blijkt dat bij de meest nabij gelegen woningen op het bedrijventerrein in de huidige situatie de geuremissie lager is dan 1,0 ge/m3 als 98-percentiel. De nieuwe woningen mogen gerealiseerd worden wanneer de geuremissie maximaal 1 ge/m³ als 98-percentiel bedraagt. Buiten het bedrijventerrein wordt ruim voldaan aan de norm van 0,5 ge/m3 als 98-percentiel. De AWZI voldoet daarmee aan de normen van het Activiteitenbesluit.

Conclusie

Na het reduceren van de geurbelasting als gevolg van de AWZI, vormt dit aspect geen belemmering voor de ontwikkeling van woningen in het Hanzekwartier. Ten aanzien van de milieuzonering voor de omliggende bedrijven gelden er ook geen belemmeringen.

4.6 Bodem

Bij de vaststelling van een bestemmingsplan en het nemen van een beslissing omtrent een omgevingsvergunningaanvraag dient te worden bepaald of de aanwezige bodemkwaliteit past bij het toekomstige gebruik van de bodem en of deze aspecten optimaal op elkaar kunnen worden afgestemd. Om hierin inzicht te krijgen, dient doorgaans een bodemonderzoek te worden verricht conform de richtlijnen NEN 5740.

In het voorgaande bestemmingsplan "Hanzekwartier (2040)" is voor het gebied "Spoorzone" een bodemonderzoek uitgevoerd. Door middel van een vooronderzoek aangevuld met een verkennend bodemonderzoek is de milieuhygiënische kwaliteit van de bodem op de locatie vastgelegd. Op basis van de onderzoeksresultaten kan worden gesteld, dat het grootste gedeelte van de locatie nagenoeg vrij is van verontreinigingen, met uitzondering van licht verhoogde gehalten (groter dan achtergrondwaarde) en licht verhoogde concentraties (groter dan de streefwaarde). De verhoogde gehalten/concentraties van barium en kobalt zijn waarschijnlijk van nature aanwezig. Deze metalen komen als complexgebonden metalen voor in de bodem en zijn niet te relateren aan (voormalige) bedrijfsmatige activiteiten op het terrein.

In de afgelopen jaren zijn er geen ontwikkelingen geweest op het terrein daarnaast is bij de voorgenomen ontwikkeling van het plangebied geen sprake van een transformatie naar een bodemgevoeliger gebruik. De gronden hebben én blijven de bestemming behouden waarin woningbouw mogelijk is. Hierdoor is onderzoek naar de bodemkwaliteit voor het bestemmingsplan niet noodzakelijk.

Conclusie

Om die reden kan worden geconcludeerd dat vanuit de bodemkwaliteit geen belemmeringen zijn te verwachten voor de beoogde ontwikkeling.

4.7 Geluid

Op grond van de Wet geluidhinder (Wgh) geldt rond wegen met een maximumsnelheid hoger dan 30 km/uur, spoorwegen en inrichtingen die 'in belangrijke mate geluidhinder veroorzaken', een geluidzone. Bij de ontwikkeling van nieuwe geluidsgevoelige objecten binnen deze geluidzones moet akoestisch onderzoek worden uitgevoerd om aan te tonen dat de ontwikkeling voldoet aan de voorkeursgrenswaarden die in de wet zijn vastgelegd.

De woningen zijn nieuwe geluidsgevoelige objecten om die reden is dan ook een akoestisch onderzoek voor onder andere dit plangebied uitgevoerd. In bijlage 8 is het akoestisch onderzoek bijgevoegd. Hieronder wordt kort ingegaan op de belangrijkste conclusies voor het plangebied.

Wegverkeerslawaai

Uit de berekeningsresultaten blijkt dat niet overal aan de (huidige) voorkeursgrenswaarde van Lden = 48 dB kan worden voldaan, ten gevolge van het wegverkeer op De Noord, Ottodreef/Energieweg en het Gangboord. Ten gevolge van deze wegen wordt de maximale ontheffingswaarde van Lden = 63 dB niet overschreden. Het toepassen van maatregelen is onderzocht, maar naar verwachting zijn deze maatregelen onvoldoende doelmatig, dan wel vanuit stedenbouwkundige/landschappelijke niet gewenst.

Railverkeerslawaai

Uit de berekeningen blijkt dat niet overal aan de voorkeursgrenswaarde van Lden = 55 dB kan worden voldaan, ten gevolge van het spoortraject Lelystad – Zwolle (Hanzelijn). Bij een bouwhoogte van maximaal 12 meter wordt de maximale ontheffingswaarde van Lden = 68 dB echter niet overschreden. In het akoestisch onderzoek is aangegeven welke mogelijkheden er zijn ter reductie van de geluidbelasting. Hier is aangegeven dat bronmaatregelen niet mogelijk zijn, maar dat het plaatsen van een geluidscherm aan de zuidzijde van wel tot de mogelijkheden behoort. Afhankelijk van de hoogte hiervan, wordt aan de voorkeurgrenswaarde voldaan of is een lagere geluidbelasting van toepassing.

Voor dit bestemmingsplan wordt voorgesteld wordt om de geluidcontouren die zijn uitgerekend bij een hoogte van 12 meter vast te leggen als hogere waarde contouren en hiervoor een generieke hogere waarde te verlenen. De procedure hiervoor loopt gelijk op met de procedure van dit bestemmingsplan. Omdat de hogere waarden ook worden toegepast voor het berekenen van de benodigde geluidwering, betekent een generieke hogere waarde een goede borging voor het akoestisch binnenklimaat binnen de woningen.

Conclusie

Voor de woningen in het plangebied wordt niet voldaan aan de voorkeurgrenswaarden maar wel aan de maximale ontheffingswaarden. Het bestemmingsplan is binnen de Wgh uitvoerbaar en er wordt een een hogere waarden besluit genomen.

4.8 Luchtkwaliteit

In hoofdstuk 5 van de Wet milieubeheer zijn de grenswaarden op het gebied van de luchtkwaliteit vastgelegd. Daarbij zijn in de ruimtelijke ordeningspraktijk met name de grenswaarden voor stikstofdioxide (NO2) en fijnstof (PM10) van belang. Projecten die slechts in zeer beperkte mate bijdragen aan de luchtverontreiniging, zijn op grond van het Besluit niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen) daarbij vrijgesteld van toetsing aan de grenswaarden. Op grond van de Regeling niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen) zijn (onder andere) de volgende projecten vrijgesteld van toetsing:

  • woningbouwprojecten met minder dan 1.500 woningen;
  • projecten die minder dan 3% van de grenswaarde voor stikstofdioxide of fijnstof bijdragen. Dit komt overeen met 1,2 µg/m3.

Toetsing en uitgangspunten voor het bestemmingsplan

Uit de grootschalige concentratie en depositiekaart Nederland blijkt dat in het plangebied in 2025 geen overschrijding van de normen plaatsvinden. De stikstofdioxide-concentratie (NO2) lager is dan 10 µg/m3 (norm 40 µg/m3) en de fijnstof-concentratie tussen 10-20 µg/m3 (norm 40 µg/m3).

Zoals uit de structuurvisie voor het Hanzekwartier blijkt, worden er in het totale Hanzekwartier ruim 1.300 woningen (twee ontsluitingswegen), 26.500 m2 kantoren, 7.000 m2 leisure en 6.000 m2 kleinschalige commerciële ruimtes gerealiseerd. Omdat ook een groot bedrijventerrein qua functie wordt beëindigd, blijft dit programma ruimschoots onder de 3% van de grenswaarde voor stikstofdioxide of fijnstof. De ontwikkeling in het gebied Havenkade van voorliggend bestemmingsplan is slechts een onderdeel van de totale ontwikkeling in het Hanzekwartier waarbij bedrijventerrein wordt omgezet in woongebied, waardoor de ontwikkeling in dit plan eveneens ruim onder de grenswaarden blijft. Nader onderzoek kan dan ook achterwege blijven.

Conclusie

Ten aanzien van het aspect luchtkwaliteit zijn er geen belemmeringen voor dit bestemmingsplan.

4.9 Externe veiligheid

Externe veiligheid gaat over het beheersen van de risico's die ontstaan voor de omgeving bij het gebruik, de opslag en het vervoer van gevaarlijke stoffen, zoals vuurwerk, LPG en munitie. Sinds een aantal jaren is er wetgeving over 'externe veiligheid' om de burger niet onnodig aan te hoge risico's bloot te stellen. De normen voor externe veiligheid zijn vastgelegd in onder andere het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi), Besluit externe veiligheid transportroutes (BEVT) en het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb).

Toetsing en uitgangspunten voor het bestemmingsplan

In het plangebied komen geen risicovolle inrichtingen en transportroutes voor. Nabij is wel de Hanzelijn gelegen. Voor de Hanzelijn is - in het kader van het Tracébesluit - berekend dat het PR 10-6 (plaatsgebonden risico) gelegen is op maximaal 26 meter vanuit het hart van de tweesporige spoorbaan. Daar waar meer dan twee sporen liggen wordt de contour gemeten uit het hart van de twee buitenste sporen. Bepalend in de omvang van de PR-contour is het vervoer van zeer brandbare vloeistoffen (stofcategorie C3). Op basis van de huidige regelgeving zijn binnen deze 26 meter contour geen kwetsbare bestemmingen toegestaan. Met de voorgenomen ontwikkeling worden ook geen kwetsbare bestemmingen binnen de veiligheidscontour van 26 meter uit het spoor gerealiseerd. Het plangebied is op circa 40 meter afstand gelegen van het hart van de spoorlijn. De richtlijnen voor het plaatsgebonden risico leveren dan ook geen knelpunten op voor de voorgenomen ontwikkeling.

 

Als onderdeel van het Besluit externe veiligheid transportroutes (Bevt) is op 1 april 2015 tevens het basisnet in werking getreden. Het basisnet verhoogt de veiligheid van mensen die wonen of werken in de buurt van rijksinfrastructuur (auto-, spoor- en vaarwegen) waarover gevaarlijke stoffen worden vervoerd. In de regeling ligt vast wat de maximale risico's voor omwonenden mogen zijn. Bovendien zorgt het basisnet ervoor dat gevaarlijke stoffen tussen de belangrijkste industriële locaties in Nederland en het buitenland vervoerd kunnen blijven worden.

 

Als een bestemmingsplan betrekking heeft op een gebied dat geheel of gedeeltelijk gelegen is binnen 200 meter van een (basisnet)transportroute voor gevaarlijke stoffen, moet in de toelichting ingegaan worden op de dichtheid van personen in het invloedsgebied van de transportroute op het tijdstip waarop het plan wordt vastgesteld. Hierbij moet rekening worden gehouden met de personen die a) in dat gebied reeds aanwezig zijn, b) in dat gebied op grond van het geldende bestemmingsplan redelijkerwijs te verwachten zijn en c) de redelijkerwijs te verwachten verandering van de dichtheid van personen in het gebied waarop dat plan betrekking heeft.

 

In het Tracébesluit Hanzelijn is er eerder voor gekozen om de PR-contour voor nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen alvast, vooruitlopend op nieuwe regelgeving, op 30 meter uit het hart van de spoorlijn te leggen. Het meetpunt ligt daarbij in het hart van de twee middelste sporen, omdat goederentreinen geen gebruik maken van de buitenste sporen langs de zijperrons. Binnen 30 meter van het spoor mag niets worden gebouwd, tenzij het spoorgerelateerde bouwwerken zijn. Voor nieuwe bebouwing binnen 200 meter van het spoor moet daarnaast het groepsrisico te worden bepaald door de initiatiefnemer of gemeente. Dit is eveneens in het kader van het Tracébesluit gebeurd. Het groepsrisico als gevolg van het vervoer van gevaarlijke stoffen over het spoor blijft in het tracé door de gemeente Dronten, ver onder de oriënterende waarde. De richtlijnen voor het groepsrisico leveren geen conflictsituaties voor dit gedeelte van de Hanzelijn. In het Tracébesluit wordt geconcludeerd dat er geen veiligheidsmaatregelen ten behoeve van het groepsrisico getroffen hoeven te worden (Bron: Tracébesluit Hanzelijn. Toelichting op het Nieuwe Land. December 2003).

 

Gelet op het vorenstaande hoeft niet nader ingegaan te worden op de personen dichtheid in het plangebied. Op basis van het geldende bestemmingsplan bestaan er ook al mogelijkheden om in het plangebied te kunnen wonen.

Conclusie

In het plangebied is - ook in de toekomstige situatie - sprake van een verantwoorde veilige situatie. Ten aanzien van het aspect externe veiligheid zijn er geen belemmeringen voor dit bestemmingsplan.

4.10 Kabels en leidingen

In (de omgeving van) het plangebied kunnen kabels en leidingen aanwezig zijn die beperkingen opleveren voor de bouwmogelijkheden in het plangebied. Hierbij valt te denken aan hoogspanningsverbindingen, waterleidingen en straalpaden.

Toetsing en uitgangspunten voor het bestemmingsplan

In het plangebied liggen geen kabels en leidingen die een belemmering vormen voor dit bestemmingsplan. Het straalpad behoeft niet te worden opgenomen. Wel zal onderhavig bestemmingsplan in het kader van het vooroverleg aan de leidingbeheerder worden toegestuurd.

Conclusie

Ten aanzien van het aspect kabels en leidingen zijn er geen belemmeringen voor dit bestemmingsplan.

4.11 Trillingen

Algemeen

Het plangebied Dronten – Hanzekwartier Spoorzone ligt op relatief korte afstand van de Hanzelijn (spoorlijn Zwolle-Lelystad). De kortste afstand bedraagt circa 40 meter tot het hart van de spoorlijn. In algemene zin geldt dat door het rijden van treinen over de spoorlijn trillingen kunnen worden opgewekt, die zich voortplanten door de bodem en vervolgens gebouwfunderingen kunnen aanstoten en in trilling kunnen brengen. Deze trillingen planten zich voort in de gebouwconstructie. Eventuele (objectiveerbare) trillinghinder is afhankelijk van de optredende trillingssterkten en de mate van voorkomen (hoe vaak is een trilling voelbaar).

In Nederland bestaan op dit moment geen wettelijke regelingen en normen, die duidelijke grenswaarden met een beoordelingssysteem voor trillingen geven. Sinds 1993 is er wel de meet- en beoordelingsrichtlijn van de SBR “Trillingen deel B – Hinder voor personen in gebouwen”, waarin streefwaarden worden gegeven, waarbij redelijkerwijs mag worden aangenomen dat er geen hinder optreedt. De SBR-publicatie is in 2002 geactualiseerd.

Vanwege de toenemende aandacht voor trillingen en trillinghinder langs spoorlijnen (met name waar veelvuldig goederentreinen rijden) is er sinds mei 2019 de “Handreiking Nieuwbouw en Spoortrillingen” (Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat). In de Handreiking wordt twee afstandscriteria aangegeven ten aanzien van de beoordeling van het aspect trillingen. Vindt een plan of project plaats binnen een afstand van 100 meter van een spoorlijn, dan wordt geadviseerd een quickscan trillinghinder uit te voeren op basis van paragraaf 10.1 van de Handreiking. Vindt een plan of project plaats binnen 250 meter afstand van een spoorlijn, dan moet worden beoordeeld in hoeverre klachten, bodemopbouw en/ of het treinbeeld aanleiding geven voor het doen van nader onderzoek.

Toetsing en uitgangspunten voor het bestemmingsplan

Voor het plangebied is de situatie ten aanzien van spoortrillingen beoordeeld op basis van een quickscan zoals beschreven in paragraaf 10.1 van de Handreiking, waarin tevens is aangegeven dat bij voorkeur ook aandacht wordt besteed aan eventuele ontwikkelingen aan de bron (wijzigingen aan het spoor, wijzigingen in treintypen, et cetera). In de Handreiking staan de volgende informatiebronnen genoemd die gebruikt kunnen worden voor een quickscan: bodemgesteldheid en opbouw, ligging waterpartijen, treinbeeld, locatie ES-lassen, wissels en overgangsconstructies, locatie bebouwing en type bebouwing en eventuele toekomstige wijzigingen aan het spoor.

Wat betreft de bodemgesteldheid geldt dat in Dronten sprake is van kleigrond, waarin de overdracht van trillingen minder goed is in vergelijking met bijvoorbeeld veen en zand (gunstig). De Hanzelijn is een relatief nieuwe spoorlijn, ter hoogte van het plangebied gelegen op een zwaar dijklichaam. Dit dijklichaam zorgt ervoor dat de opgewekte trillingen voor een groot deel worden geabsorbeerd in het dijklichaam. Voor het treinbeeld geldt dat op basis van het Geluidregister Spoor er per etmaal circa 800 rekeneenheden over het spoor rijden, waarvan circa 50% goederentreinen. Een toename van het treinverkeer op deze spoorlijn wordt niet verwacht. Vanwege de ligging nabij het station Dronten is de rijsnelheid voor stoptreinen laag wat een gunstig effect heeft op het opwekken van bodemtrillingen.

Hoewel een deel van het plangebied op relatief korte afstand van het spoor is gesitueerd, is het op grond van bovenstaande niet aannemelijk dat hinder vanwege spoortrillingen zal optreden. Tenslotte dient te worden opgemerkt dat op andere locaties langs de spoorlijn in Dronten bestaande woningen binnen het invloedsgebied van de Hanzelijn zijn gelegen. Er zijn geen klachten bekend ten aanzien van trillingshinder afkomstig van bewoners uit Dronten.

Conclusie

Concluderend wordt gesteld dat een nader aanvullend onderzoek niet noodzakelijk wordt geacht en dat in het kader van bovengenoemde Handreiking deze quickscan toereikend is voor het aspect trillingen.

4.12 Verkeer en parkeren

Bij ruimtelijke ontwikkelingen moet rekening worden gehouden met de extra verkeersgeneratie die ontstaat door een nieuwe ontwikkeling. Op basis van de publicatie 'Toekomstbestendig parkeren' (publicatie 381, december 2018) van het CROW kan de verkeersgeneratie van de ontwikkeling berekend worden. De kencijfers zijn landelijk (en juridisch) geaccepteerd en worden gezien als de meest betrouwbare gegevens met betrekking tot het bepalen van de verkeergeneratie en het benodigde aantal parkeerplaatsen. Overigens wordt opgemerkt dat bij iedere functie, in de CROW-publicatie, een maximum en minimum wordt genoemd. Dit is de bandbreedte. Veelal wordt bij nieuwe ontwikkelingen het gemiddelde gehanteerd.

De gemeente Dronten heeft een Nota Parkeernormen Dronten 2016 waarin normen en voorwaarden aan parkeervoorzieningen zijn opgenomen. Voor het plangebied, wat valt onder het Hanzekwartier, gelden op basis van de parkeernota de volgende uitgangspunten:

  • Stedelijkheidsgraad: Matig stedelijk;
  • Stedelijke zone: Schil centrum.

Ten aanzien van de rekenmethode voor parkeerplaatsen op basis van de gemeentelijke parkeernota wordt nog het volgende opgemerkt. Een bouwplan dient in beginsel op eigen terrein aan de parkeerplaatsverplichting te voldoen. Met het begrip “parkeren op eigen terrein” wordt bedoeld: ruimte voor parkeren of stallen van auto's in, op of onder het gebouw, dan wel op of onder het onbebouwde terrein dat bij dat gebouw hoort, passend binnen het vigerende bestemmingsplan. Parkeerplaatsen op eigen terrein bij woningen worden niet altijd volledig meegerekend in de gerealiseerde parkeerplaatsen. Deze plaatsen worden immers vaak voor andere doeleinden gebruikt dan parkeren van auto's. De mate waarin parkeren op eigen terrein wordt meegerekend (afhankelijk van de parkeervoorziening) is opgenomen in onderstaande tabel 2.1.

afbeelding "i_NL.IMRO.0303.2042-VO01_0008.png"

Tabel 2.1 Parkeren op eigen terrein (Bron: Nota Parkeernormen Dronten 2016)

Parkeren

Voorliggend initiatief gaat uit van de realisatie van 120 woningen. Conform het gemeentelijke beleid is het uitgangspunt om parkeren op het eigen terrein op te lossen. In het ontwerp van de nieuwe woonwijk is rekening gehouden met dit uitgangsprincipe. Daarnaast worden er ook een deel openbare parkeerplaatsen gerealiseerd.

In de regels van dit bestemmingsplan is opgenomen dat moet worden voldaan aan de parkeernormen van de gemeente. Daarmee is dit juridisch geborgd.

Ontsluiting

Het Hanzekwartier is gunstig gelegen tussen het centrum en station Dronten aan de invalsweg en doorgaande route De Noord. De Noord zorgt voor een goede aansluiting op de regionale infrastructuur. Door het Hanzekwartier, waar verblijven centraal staat en wat is ingericht als behorende bij een woonkarakter, wordt voor fietsers en voetgangers een langzaam verkeersroute "de slinger" gerealiseerd. De omliggende wegen De Noord, De Energieweg, Het Gangboord en De Oeverloper hebben een doorstroomfunctie met 50 km/uur. Tussen De Energieweg en Het Gangboord loopt een secundaire route. Op deze route takken de woonstraten als lussen aan. Alle wegen in het gebied krijgen het karakter van woonstraten met 30 km/uur, ingericht voor bestemmingsverkeer.

Conclusie

De verkeersontsluiting van het plangebied is goed. Bovendien zullen voldoende parkeerplaatsen worden aangelegd ten behoeve van de nieuwe functies in het gebied.

4.13 Vormvrije mer-beoordeling

Beleid en normstelling

In onderdeel C en D van de bijlage bij het Besluit m.e.r. is aangegeven welke activiteiten in het kader van het omgevingsvergunning plan-m.e.r.-plichtig, project-m.e.r.-plichtig of m.e.r.-beoordelingsplichtig zijn. Voor deze activiteiten zijn in het Besluit m.e.r. drempelwaarden opgenomen. Indien een activiteit onder de drempelwaarden blijft, dient alsnog een vormvrije m.e.r.-beoordeling uitgevoerd te worden, waarbij onderzocht dient te worden of de activiteit belangrijke nadelige gevolgen heeft voor het milieu, gelet op de omstandigheden als bedoeld in bijlage III van de EEG-richtlijn milieueffectbeoordeling. Deze omstandigheden betreffen de kenmerken van het project, de plaats van het project en de kenmerken van de potentiële (milieu)effecten.

Per 16 mei 2017 is de regelgeving voor de MER en m.e.r.-beoordeling gewijzigd met daarin een nieuwe procedure voor de vormvrije m.e.r.-beoordeling.

Voor de ontwerp-bestemmingsplanfase moet een m.e.r-beoordelingsbeslissing worden genomen, waarin wordt aangegeven of wel of geen MER nodig is, gelet op de kenmerken van het project, de plaats van het project en de kenmerken van de potentiële (milieu)effecten en mogelijke mitigerende maatregelen. Deze beslissing wordt als bijlage bij het bestemmingsplan opgenomen.

Voor elke aanvraag waarbij een vormvrije m.e.r.-beoordeling aan de orde komt moet de initiatiefnemer een aanmeldingsnotitie opstellen, waarbij ook mitigerende maatregelen mogen worden meegenomen. Het bevoegd gezag dient binnen zes weken na indienen een m.e.r.-beoordelingsbesluit af te geven. Een vormvrije m.e.r.-beoordelingsbeslissing hoeft echter niet gepubliceerd te worden.

Toetsing

In het Besluit milieueffectrapportage is opgenomen dat de aanleg, wijziging of uitbreiding van een stedelijk ontwikkelingsproject m.e.r.-beoordelingsplichtig is in gevallen waarin de activiteit betrekking heeft op een oppervlakte van 100 hectare of meer of een aaneengesloten gebied en 2000 of meer woningen omvat (Besluit milieueffectrapportage, Bijlage onderdeel D11.2). De beoogde ontwikkeling bestaat uit de realisatie van maximaal 120 woningen. De beoogde ontwikkeling blijft daarmee ruim onder de drempelwaarde. Dit betekent wel dat een zogenaamde 'vormvrije m.e.r.-beoordeling' noodzakelijk is.

Hiervoor is een aanmeldingsnotitie opgesteld, die is opgenomen als bijlage 9. Daaruit blijkt dat, gelet op de kenmerken van het project (zoals het kleinschalige karakter in vergelijking met de drempelwaarden uit het Besluit m.e.r.), de plaats van het project en de kenmerken van de potentiële effecten, geen belangrijke negatieve milieugevolgen optreden. Mitigerende maatregelen is alleen noodzakelijke voor de woningen aan de Gangboord. Door het college van B&W is op basis van de aanmeldingsnotitie vastgesteld dat geen MER nodig is.

Hoofdstuk 5 Juridische regeling

5.1 Algemeen

Het bestemmingsplan voldoet aan alle vereisten die zijn opgenomen in de Wet ruimtelijke ordening (Wrok), het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) en de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo). Inherent hieraan is de toepassing van de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP) 2012. De SVBP maakt het mogelijk om bestemmingsplannen te maken die op vergelijkbare wijze zijn opgebouwd en op een zelfde manier worden verbeeld. De SVBP 2012 is toegespitst op de regels die voorschrijven hoe bestemmingsplannen conform de Wro en het Bro moeten worden gemaakt. De SVBP geeft bindende standaarden voor de opbouw en de verbeelding van het bestemmingsplan, zowel digitaal als analoog. De regels van dit bestemmingsplan zijn opgesteld conform deze standaarden. Het bestemmingsplan regelt de gebruiks- en bebouwingsmogelijkheden van de gronden in het plangebied. De juridische regeling is vervat in een verbeelding en bijbehorende regels. Op de verbeelding zijn de verschillende bestemmingen vastgelegd, in de regels (per bestemming) de bouw- en gebruiksmogelijkheden.

5.2 Toelichting op de regels

De wijze van bestemmen is afgestemd op het handboek van de gemeente Dronten en het nieuwe bestemmingsplan voor de woongebieden dat op het handboek is gebaseerd. In het plangebied komen de volgende bestemmingen voor:

Verkeer - Fietsenstalling

Het perceel waar (de uitbreiding van) de fietsenstalling ten behoeve van het openbaar vervoerstation plaatsvindt maakt deel uit van het stationsgebied. Om die reden is voor dit gebied de bestemming 'Verkeer - Fietsenstalling' opgenomen. Deze bestemming is afgestemd op de in het aangrenzende bestemmingsplan 'Woongebieden Gemeente Dronten (D1000)' opgenomen bestemming. Binnen de bestemming is de mogelijkheid geboden om een overdekte fietsenstalling met een bouwhoogte van ten hoogste 3,00 meter te realiseren.

Woongebied

Het nieuwe woongebied is bestemd als "Woongebied': een globale, maar directe bestemming waarbinnen zowel eengezinswoningen als appartementen (in maximaal 3 bouwlagen) met de daarbijbehorende infrastructurele voorzieningen en openbare voorzieningen (woonstraten, paden, groen, water e.d.) mogen worden gerealiseerd. De inrichting / verkaveling van het gebied staat in principe vrij, met dien verstande dat rekening moet worden gehouden met de eisen uit de Structuurvisie Hanzekwartier Dronten (zie ook paragraaf 3.3.2) en het specifiek voor het plan opgestelde beeldkwaliteitsplan (zie ook paragraaf 3.3.4).

Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid

6.1 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

Het bestemmingsplan doorloopt een uitgebreide procedure. Tijdens deze procedure zijn er verschillende momenten waarop burgers en belanghebbenden hun mening op het plan kenbaar kunnen maken. Hieronder volgt een nadere toelichting.

Voorbereidingsfase

In het kader van het maken van het plan is gesproken met de direct omwonenden en andere belanghebbende over het voornemen. De resultaten van de overleggen zijn meegenomen in het voorliggende voorontwerp bestemmingsplan.

Dit voorontwerpbestemmingsplan dient in het kader van vooroverleg verzonden te worden aan de overlegpartners. De resultaten van dit vooroverleg en de inspraak zal verwerkt worden in het ontwerpbestemmingsplan.

Ontwerpfase

Het ontwerpbestemmingsplan doorloopt de in de Wet ruimtelijke ordening (Wro) opgenomen formele bestemmingsplanprocedure. Dit betekent dat het ontwerpbestemmingsplan gedurende zes weken ter inzage wordt gelegd. Een ieder krijgt de gelegenheid voor het indienen van zienswijzen.

Vaststellingsfase

Ten aanzien van eventuele ingekomen zienswijzen wordt een gemeentelijk standpunt bepaald in de zienswijzennota. Het resultaat van de zienswijzennota wordt verwerkt in het vast te stellen bestemmingsplan. De indieners van de zienswijzen worden hiervan op de hoogte gesteld. De gemeenteraad stelt het bestemmingsplan vast. Tot slot is tegen de vaststelling van het bestemmingsplan beroep mogelijk bij de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State.

6.2 Economische uitvoerbaarheid

Voor de uitvoerbaarheid van het plan is het van belang te weten of het economisch uitvoerbaar is. De economische uitvoerbaarheid wordt enerzijds bepaald door de exploitatie van het plan (financiële haalbaarheid) en anderzijds door de wijze van kostenverhaal van de gemeente (grondexploitatie).

Financiële haalbaarheid

Het initiatief betreft de bouw van maximaal 120 woningen in Dronten en de realisatie van een grotere fietsenstalling. De woningen worden tegen marktconforme prijzen aangeboden. In hoofdstuk 1 is aangetoond dat hier behoefte aan is. Voor de uitgifte wordt gerekend met een verkoopprijs welke passend is bij de markt voor Dronten en vergelijkbaar is met ontwikkelingen in omliggende gemeenten.

Grondexploitatie

Doel van de in de Wet ruimtelijke ordening (Wro) opgenomen grondexploitatieregeling is het bieden van ruimere mogelijkheden voor het kostenverhaal en het creëren van meer sturingsmogelijkheden. Daarbij wordt onderscheid gemaakt tussen de publiekrechtelijke weg via een exploitatieplan en de privaatrechtelijke weg in de vorm van overeenkomsten. In het geval van een exploitatieplan kan de gemeente eisen en regels stellen voor de desbetreffende gronden, (woning)bouwcategorieën en fasering. Bij de privaatrechtelijke weg worden dergelijke afspraken in een (anterieure) overeenkomst vastgelegd.

De gronden in het plangebied zijn in eigendom van de gemeente. De gemeente zorgt voor het bouwrijp maken en de uitgifte van de bouwkavels. Met deze uitgangspunten is er sprake van een sluitende grondexploitatie. Omdat de gronden in het plangebied waar het nieuwe woonmilieu wordt ontwikkeld in eigendom is van de gemeente, is het opstellen van een exploitatieplan niet noodzakelijk en zal hier van worden afgezien.