direct naar inhoud van Artikel 3 Agrarisch
Plan: Buitengebied Rietweg 30 (9015)
Status: ontwerp
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0303.9015-0ONH

Artikel 3 Agrarisch

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. de uitoefening van het agrarisch bedrijf met een in hoofdzaak grondgebonden agrarische bedrijfsvoering, waaronder onderstammenteelt, takkenteelt, fruitteelt, houtteelt en andere opgaande boomteeltvormen;
  • b. de uitoefening van een agrarisch bedrijf al dan niet in combinatie met een ondergeschikte tweede tak of een deeltijdfunctie in de vorm van intensieve veehouderij, intensieve kwekerij en/of glastuinbouw, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - bouwperceel';
  • c. het wonen ten behoeve van de agrarische bedrijfsvoering, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - bouwperceel';
  • d. cultuurgrond;

met daaraan ondergeschikt:

  • e. het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de landschappelijke, natuurlijke en cultuurhistorische waarden van de open polders;
  • f. het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de landschappelijke waardevolle erfsingelbeplanting met de daarbijbehorende erfsloten;
  • g. ter plaatse van de aanduiding 'water', tevens een kavelsloot, al dan niet met duiker;
  • h. doeleinden van natuurontwikkeling en agrarisch natuurbeheer;
  • i. openbare nutsvoorzieningen;
  • j. extensief dagrecreatief medegebruik;
  • k. infrastructurele voorzieningen;
  • l. waterhuishoudkundige voorzieningen;

met de daarbijbehorende:

  • m. bedrijfsgebouwen, waaronder koelhuizen;
  • n. bedrijfswoningen al dan niet in combinatie met ruimten voor een aan-huis-verbonden beroep;
  • o. bijgebouwen, aan- en uitbouwen en overkappingen bij bedrijfswoningen;
  • p. torensilo's;
  • q. kassen en tunnelkassen;
  • r. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
3.2 Bouwregels

Op de voor 'Agrarisch' aangewezen gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd.

3.2.1 Gebouwen

Voor een gebouw gelden de volgende regels:

  • a. er zullen uitsluitend gebouwen ten behoeve van agrarische bedrijven worden gebouwd;
  • b. per gebied, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - bouwperceel', mogen uitsluitend gebouwen ten behoeve van één agrarisch bedrijf worden gebouwd;
  • c. de gebouwen zullen uitsluitend binnen een bouwperceel worden gebouwd op de gronden ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - bouwperceel';
  • d. de afstand van bedrijfswoningen tot de naar de weg gekeerde grens/grenzen van het bouwperceel zal ten minste 15,00 m bedragen;
  • e. de kassen, tunnelkassen en bedrijfsgebouwen zullen achter de naar de weg gekeerde gevel(s) van de bedrijfswoningen dan wel het verlengde daarvan worden gebouwd, of, indien geen bedrijfswoning aanwezig is, zal de afstand van kassen, tunnelkassen en bedrijfsgebouwen tot de naar de weg gekeerde grens/grenzen van het bouwperceel ten minste 15,00 m bedragen;
  • f. de afstand van bedrijfswoningen, bijgebouwen, aan- en uitbouwen en overkappingen, kassen, tunnelkassen en bedrijfsgebouwen tot de niet naar de weg gekeerde grenzen van het bouwperceel zal ten minste 10,00 m bedragen;
  • g. de gezamenlijke netto vloeroppervlakte van gebouwen voor een intensieve veehouderij of een intensieve kwekerij in de vorm van een ondergeschikte tweede tak, zal per bouwperceel ten hoogste 3.500 m² bedragen;
  • h. het aantal bedrijfswoningen zal ten hoogste één per bouwperceel bedragen;
  • i. de gezamenlijke oppervlakte van tunnelkassen zal ten hoogste 5.000 m² per bouwperceel bedragen;
  • j. de gezamenlijke oppervlakte van kassen ten behoeve van ondersteunende teelt zal ten hoogste 2.500 m² per bouwperceel bedragen;
  • k. de bouwhoogte van kassen ten behoeve van ondersteunende teelt zal ten hoogste 10,00 m bedragen;
  • l. de bijgebouwen, aan- en uitbouwen en overkappingen zullen achter de naar de weg(en) gekeerde gevel(s) van de bedrijfswoning dan wel het verlengde daarvan worden gebouwd;
  • m. de maatvoering van een gebouw zal voldoen aan de eisen die in het volgende bouwschema zijn gesteld:

Functie van een gebouw   Maximale oppervlakte/inhoud   Goothoogte in meters   Dakhelling in °   Hoogte in meters  
  per gebouw   gezamen-lijk   max.   min.   max.   max.  
Bedrijfsgebouw   -   -   9,00   15   60   15,00  
Bedrijfswoning   1.000 m3   -   7,00   30   60   12,00  
Bijge-, aan- en uitbouwen en overkappingen bij de bedrijfswoning   -   120 m2   3,50   -   60   8,00  
Serrestal       6,50       8,00  
Torensilo   80 m2   -   -   -   -   25,00  
Tunnelkas   -   -   -   -   -   2,50  

3.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor een bouwwerk, geen gebouw zijnde gelden de volgende regels:

  • a. silo’s, platen en bassins zijn niet toegestaan buiten het bouwperceel;
  • b. de oppervlakte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zal, voorzover gebouwd vóór de naar de weg gekeerde gevel(s) van de bedrijfswoning dan wel het verlengde daarvan, ten hoogste 2 m² bedragen;
  • c. de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zal binnen het bouwvlak ten hoogste 10,00 m bedragen;
  • d. de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, waaronder constructies ten behoeve van de plaatsing van hagelnetten voor de fruitteelt, zal buiten het bouwvlak ten hoogste 5,00 m bedragen;
  • e. de afstand van de overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, tot de niet naar de weg gekeerde grenzen van het bouwvlak zal ten minste 10,00 m bedragen.
3.3 Nadere eisen

Burgemeester en Wethouders kunnen, ten behoeve van het gestelde in Bijlage 1 Toetsingskader, nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, waarbij met name rekening zal worden gehouden met de algemene criteria, zoals die zijn opgenomen in Bijlage 1 Toetsingskader onder 1.12.

3.4 Afwijken van de bouwregels
3.4.1 Afwijken

Bij een omgevingsvergunning kan, met inachtneming van het bepaalde in Bijlage 1 Toetsingskader, worden afgeweken van het bepaalde in:

  • a. 3.2.1 onder g en toestaan dat de gezamenlijke netto vloeroppervlakte van gebouwen voor een ondergeschikte tweede tak ten behoeve van intensieve veehouderij of intensieve kwekerij wordt vergroot tot ten hoogste 4.000 m², mits:
    • 1. de noodzaak tot vergroting voortvloeit uit gewijzigde wet- en regelgeving;
    • 2. met name rekening zal worden gehouden met het gestelde in Bijlage 1 Toetsingskader, onder 1.2.1. a en b;
  • b. 3.2.1 onder m en toestaan dat gebouwen worden voorzien van een plat dak, mits:
    • 1. deze afwijking alleen wordt toegepast ten behoeve van de realisering van ondergeschikte tussenstukken ter verbinding van bedrijfsgebouwen onderling dan wel ter verbinding van bedrijfsgebouwen met de bedrijfswoning;
    • 2. met name rekening wordt gehouden met het gestelde in Bijlage 1 Toetsingskader, onder 1.2.;
  • c. 3.2.2 onder a en toestaan dat mestsilo’s, mestplaten en opslagplaten voor overige landbouwproducten buiten het agrarisch bouwperceel worden gebouwd, mits:
    • 1. de oppervlakte van een mestsilo ten hoogste 600 m² zal bedragen;
    • 2. de oppervlakte van een plaat, inclusief de al dan niet aanwezige opstaande randen, ten hoogste 300 m² zal bedragen;
    • 3. de hoogte van een mestsilo ten hoogste 4,00 m, exclusief afdekking, zal bedragen;
    • 4. de hoogte van de opstaande randen van een plaat ten hoogste 2,00 m zal bedragen;
    • 5. tevens de in 3.6.1 onder b genoemde omgevingsvergunning is verleend;
    • 6. de situering van een mestsilo direct aansluitend op en alleen aan de achterzijde van het bouwperceel plaatsvindt;
  • d. 3.2.2 onder c en toestaan dat de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt vergroot tot ten hoogste 15,00 m, mits:
    • 1. met name rekening zal worden gehouden met het gestelde in Bijlage 1, onder 1.12.
3.5 Specifieke gebruiksregels
3.5.1 Strijdig gebruik

Tot een gebruik in strijd met het bestemmingsplan wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het opslaan van mest en/of andere agrarische producten buiten het bouwperceel, met uitzondering van tijdelijke opslag van akkerbouwproducten (maximaal zes maanden);
  • b. het opslaan van agrarische producten of de aanleg van waterbassins binnen het bouwperceel voor zover het gronden betreft die gelegen zijn voor (het verlengde van) de naar de weg gekeerde gevel(s) van een bedrijfswoning dan wel het verlengde daarvan, of, indien geen bedrijfswoning aanwezig is, het dichtst bij de weg gelegen bedrijfsgebouw;
  • c. het gebruik van gedeelten van een bedrijfswoning voor de uitoefening van een beroep aan huis, indien:
    • 1. de hieruit voortvloeiende activiteiten vergunningsplichtig zijn in het kader van de milieuwetgeving;
    • 2. het beroep niet wordt uitgeoefend door één van de bewoners van de bedrijfswoning, waarbij één andere arbeidskracht ter plekke werkzaam mag zijn;
    • 3. de bedrijfsvloeroppervlakte meer bedraagt dan 40% van het vloeroppervlak van de bedrijfswoning;
    • 4. de bedrijfsvloeroppervlakte meer dan 60 m² bedraagt;
    • 5. parkeren niet op eigen erf plaatsvindt;
    • 6. horeca en detailhandel plaatsvinden;
  • d. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel;
  • e. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van verblijfsrecreatie en/of horecadoeleinden;
  • f. het verwijderen van erfsingelbeplanting, indien het niet betreft het in ondergeschikte mate verwijderen in het kader van het normaal onderhoud van de erfsingelbeplanting;
  • g. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van waarde - open gebied', het gebruik van de gronden ten behoeve van bosbouw, houtteelt of andere opgaande teeltvormen, met uitzondering van onderstammenteelt en/of takkenteelt lager dan 2,00 m;
  • h. het gebruik van vrijstaande bijgebouwen voor bewoning.
3.6 Afwijken van de gebruiksregels
3.6.1 Afwijken

Bij een omgevingsvergunning kan, met inachtneming van het gestelde in Bijlage 1 Toetsingskader, worden afgeweken van het bepaalde in:

  • a. 3.1 onder b en toestaan dat de uitoefening van een agrarisch bedrijf wordt gecombineerd met een ondergeschikte tweede tak of een deeltijdfunctie in de vorm van:
    • 1. (bedrijfseigen) mest- en/of organische (bij)productvergisting;
    • 2. agrarische dienstverlenende bedrijvigheid;
    • 3. verkoop en ambachtelijke bewerking en verwerking van eigen, streekeigen en aanverwante agrarische producten;
    • 4. hoveniersactiviteiten;
    • 5. een dierenpension;
    • 6. een dierenarts;
    • 7. hondendressuur;
    • 8. woonzorgboerderijen/kinderdagverblijven;
    • 9. houtconservering, kurkwaren, riet- en vlechtwerk;
    • 10. een educatief centrum;
    • 11. een (kunst)atelier/galerie;
    • 12. opslag en stalling van niet-agrarische producten, caravans, aanhangwagens, kampeerauto’s en boten;
    • 13. een kinderboerderij;
    • 14. een groepsaccommodatie;
    • 15. kleinschalig kamperen;
    • 16. bed and breakfast;
    • 17. een theeschenkerij;
    • 18. outdoor/sportactiviteiten centrum;

voorzover de gronden zijn voorzien van de aanduiding “specifieke vorm van
agrarisch - bouwperceel”, mits met name rekening zal worden gehouden met
het gestelde in Bijlage 1 Toetsingskader, onder 1.2.4. en Bijlage 3 Specifieke toetsingscriteria ondergeschikte tweede tak of deeltijdfunctie;

  • b. 3.5.1 onder a en toestaan dat gronden en bouwwerken buiten het bouwperceel worden gebruikt voor het opslaan van mest en andere agrarische producten, mits:
      • de situering direct aansluitend op en alleen aan de achterzijde van het bouwperceel plaatsvindt;
      • geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie;
  • c. 3.5.1 onder c voor het uitoefenen van een beroep of een bedrijf aan huis als genoemd in Bijlage 2 Bedrijvenlijst kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten bij het wonen, of die naar aard en invloed op de omgeving hiermee vergelijkbaar zijn, mits:
    • 1. de hieruit voortvloeiende activiteiten niet vergunningsplichtig zijn in het kader van de milieuwetgeving;
    • 2. de oppervlakte ten hoogste 40% bedraagt van het vloeroppervlak van de bedrijfswoning met een maximum van 60 m²;
    • 3. de activiteit uitgeoefend wordt door in ieder geval één van de bewoners van de bedrijfswoning, waarbij één andere arbeidskracht ter plekke werkzaam mag zijn;
    • 4. parkeren op eigen erf plaatsvindt;
    • 5. geen horeca en detailhandel plaatsvinden;
    • 6. de inhoud van de Beleidsnotitie “Beleid Beroepen en Bedrijf aan huis”, zoals vastgesteld door de raad van de gemeente tijdens de vergadering van 28 juni 2001 en nadien op 18 augustus 2003 geëvalueerd, aanvullend en beleidsbepalend is.
3.7 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
3.7.1 Verbod

Het is verboden om zonder een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het kappen en/of rooien van bomen en/of houtgewas al dan niet aanwezig als erfbeplanting, wegbeplanting of schuilgelegenheid voor vee, niet zijnde bomen en/of houtgewas deel uitmakend van een grondgebonden agrarische teelt;
  • b. het aanplanten van bomen en/of houtgewas ten behoeve van erfbeplanting, wegbeplanting of schuilgelegenheid voor vee;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van waarde - open gebied', het aanplanten van bomen en/of houtgewas ten behoeve van een opgaande teeltvorm, indien de uiteindelijke oogstbare hoogte van de bomen en/of het houtgewas meer dan 2,00 m bedraagt;
  • d. het verharden van perceel- en/of kavelontsluitingswegen ten behoeve van het agrarisch gebruik buiten het bouwvlak met een grotere breedte dan 4,00 m;
  • e. het graven/verbreden van erf- en/of bermsloten;
  • f. het wijzigen van de grondsamenstelling en/of het aanbrengen van voorzieningen, waaronder afschermende materialen, ten behoeve van de aanleg van paardrijbakken en/of tennisbanen.

met dien verstande dat de omgevingsvergunning slechts kan worden verleend met inachtneming van het gestelde in Bijlage 1 Toetsingskader, met name het gestelde onder 1.5.1., 1.5.2., 1.5.3. en 1.8.

3.7.2 Uitzonderingen op verbod

Het in 3.7.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden die:

  • a. het normale onderhoud en/of de normale exploitatie betreffen;
  • b. reeds in uitvoering zijn dan wel krachtens een verleende vergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van inwerkingtreding van dit plan.
3.8 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen, met inachtneming van het gestelde

in Bijlage 1 Toetsingskader, het plan wijzigen en met het oog op kavelsloten de aanduiding 'water' opnemen of laten vervallen, mits met name rekening zal worden gehouden met het gestelde in Bijlage 1 Toetsingskader onder 1.12.