direct naar inhoud van 5.2 Planopzet
Plan: Buitengebied Rietweg 30 (9015)
Status: ontwerp
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0303.9015-0ONH

5.2 Planopzet

Het bestemmingsplan is opgezet als een digitaal raadpleegbaar plan. Deze digitale versie is bedoeld om de burger "online" informatie te verschaffen over het bestemmingsplan. Bovendien is de digitale versie bedoeld voor uitwisseling van gegevens binnen de gemeente en met andere overheidsinstanties.
Het bestemmingsplan is naar aanleiding van de inwerkingtreding van de nieuwe Wet ruimtelijke ordening op 1 juli 2008 opgezet volgens de verplichte landelijke Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP 2008). Deze standaard – welke slechts een systematische standaardisering betreft en geen inhoudelijke standaard – is verplicht in het Besluit ruimtelijke ordening (Bro).

De planregels worden hierna – voor zo ver nodig geacht – van een nadere toelichting voorzien. De planregels geven inhoud aan de op de verbeelding gegeven bestemmingen. De regels geven aan waarvoor de gronden en opstallen al dan niet mogen worden gebruikt en wat en hoe er mag worden gebouwd. Bij de opzet van de planregels is getracht het aantal regels zo beperkt mogelijk te houden en slechts datgene te regelen, wat werkelijk noodzakelijk is.

Het principe van dit bestemmingsplan is gebaseerd op het bestemmingsplan “Buitengebied (9010)”. Op basis van de SVBP zijn benamingen en formuleringen in het voorliggende bestemmingsplan aangepast. In verband met de bouwmogelijkheden voor de serrestal zijn er specifieke regels voor dit plangebied opgenomen.

In het voorliggend bestemmingsplan is de locatie Rietweg 30 bestemd als "Agrarisch".

De gronden zijn primair bestemd voor het grondgebonden agrarisch gebruik, waaronder – naast akkerbouw en (melk)veehouderij – onderstammenteelt, takkenteelt, fruitteelt, houtteelt en andere opgaande boomteeltvormen.

Binnen deze bestemming is de uitoefening van een agrarisch bedrijf, al dan niet in combinatie met een ondergeschikte tweede tak (nevenactiviteit) in de vorm van intensieve veehouderij, intensieve kwekerij en/of glastuinbouw (ondersteunend glas), mogelijk ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van agrarisch - bouwperceel". Deze nevenactiviteit is begrensd op 3.500 m2. Ongelimiteerde vestigings- of uitbreidingsmogelijkheden kunnen tot zeer ingrijpende wijzigingen van het ruimtelijk beeld in het buitengebied leiden. Een vaste maat biedt zowel helderheid voor de gemeente als voor de agrariër. Door middel van een afwijking kan voor een intensieve veehouderij en intensieve kwekerij deze maat worden vergroot naar 4.000 m2, indien dit noodzakelijk is vanuit gewijzigde wet- en regelgeving op het gebied van dierenwelzijn.

Wonen ten behoeve van de agrarische bedrijfsvoering is binnen het op de verbeelding aangegeven bouwperceel mogelijk. Per bouwperceel is in beginsel maximaal één bedrijfswoning toegestaan met een inhoud van 1.000 m3 en daarbij maximaal 120 m2voor bijgebouwen, aan- en uitbouwen en overkappingen. De maatvoering van de bedrijfswoningen, de bijbehorende bijgebouwen en de bedrijfsgebouwen, is opgenomen in een bouwschema in de planregels.

Door middel van een afwijking kan de uitoefening van een agrarisch bedrijf worden gecombineerd met een ondergeschikte tweede tak of een deeltijdfunctie in de vorm van onder meer een woonzorgboerderij, een kinderboerderij, een groepsaccommodatie, kleinschalig kamperen of bed and breakfast. Verder wordt de mogelijkheid van het uitoefenen van een beroep of een bedrijf aan huis geboden (middels een afwijking).

Door middel van de bouwregels wordt geregeld dat uitsluitend gebouwen ten behoeve van agrarische bedrijven worden gebouwd. Deze gebouwen zullen uitsluitend binnen het, middels een aanduiding op de kaart aangegeven, bouwperceel (aanduiding "specifieke vorm van agrarisch - bouwperceel") moeten worden gebouwd. Aan tunnelkassen, serrestallen en torensilo's wordt een maximale hoogte gesteld. Voor het bouwen van ondersteunend glas en/of tunnelkassen wordt uitgegaan van een maximum oppervlakte. Ondersteunend glas is alleen toegestaan op het bouwperceel tot een maximum van 2.500 m2 en tunnelkassen zijn toegestaan met een maximale oppervlakte van 5.000 m2.

Voor een aantal werkzaamheden is een "omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden" (voorheen: aanlegvergunning) opgenomen om negatieve effecten ervan op de landschappelijk en natuurlijke waarden te voorkomen. Eén van die werkzaamheden is het kappen en/of rooien van bomen en/of houtgewas, al dan niet aanwezig als erfbeplanting. Voor het verwijderen van erfbeplanting of het wijzigen van de grondsamenstelling ten behoeve van de aanleg van voorzieningen is een "omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden" nodig. Dit met het oog op eventuele stof- en lichtoverlast voor omwonenden (in geval van paardrijbak of tennisbaan). Door middel van een "omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden" en de daaraan gekoppelde criteria, kan de gemeente in ruimtelijke zin sturing geven aan deze ontwikkelingen (afstand tot de weg, afstand tot omwonenden, landschappelijke inpassing).

De kavelsloot wordt om het bouwperceel heen gelegd. De kavelsloot staat in hoofdzaak ten dienste van de agrarische functie en behoren als zodanig binnen de gebiedsbestemming "Agrarisch". Wel is de aanduiding "water" opgenomen voor de kavelsloot.

Voor een deel van het plangebied geldt een geluidszone in verband met wegverkeerslawaai. Daarvoor is de aanduiding "geluidzone - weg" opgenomen voor het tegengaan van een te hoge geluidbelasting van geluidgevoelige gebouwen door het wegverkeer. Binnen deze zone mag een geluidgevoelig gebouw (zoals een woning), of de uitbreiding daarvan, slechts worden gebouwd indien de geluidbelasting door het wegverkeer van de gevels van deze geluidgevoelige gebouwen niet hoger zal zijn dan de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde, of een verkregen hogere grenswaarde. Buiten de zone zijn wel geluidgevoelige gebouwen toegestaan.