direct naar inhoud van REGELS
Plan: Dronten - Wijland (D3100)
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0303.D3100-0ONH

REGELS

Hoofdstuk 1 INLEIDENDE REGELS

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan:

het bestemmingsplan Dronten - Wijland (D3100) met identificatienummer NL.IMRO.0303.D3100- VA01 van de gemeente Dronten;

1.2 bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en bijlagen;

1.3 aan- of uitbouw:

een aan een hoofdgebouw aangebouwd gebouw dat in bouwkundig opzicht te onderscheiden is van het hoofdgebouw;

1.4 aan-huis-verbonden beroep:

het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, architectonisch, kunstzinnig, juridisch of een daarmee naar de aard gelijk te stellen gebied, dan wel het uitoefenen van een beroep op medisch, paramedisch of therapeutisch gebied, dat wordt uitgeoefend in of bij een woning, waarbij de woning in hoofdzaak haar woonfunctie behoudt, en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is;

1.5 aan-huis-verbonden beroep of bedrijf:

een beroep of bedrijf, dat in of bij een woning wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate de woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is;

1.6 aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.7 aanduidingsgrens:

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

1.8 achtererfgebied:

erf aan de achterkant en niet naar openbaar toegankelijk gebied gekeerde zijkant, op meer dan 1,00 m van de voorkant, van het hoofdgebouw;

1.9 agrarisch bedrijf:

een bedrijf dat is gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen, nader te onderscheiden in:

  • a. grondgebonden agrarisch bedrijf:
    • 1. akker- en vollegrondstuinbouw: de teelt van gewassen op open grond, daaronder niet begrepen boom-, hout-, sier- en fruitteelt;
    • 2. fruitteelt: de teelt van fruit op open grond;
    • 3. boomteelt: de teelt van boomkwekerijgewassen;
    • 4. houtteelt: de bedrijfsmatige uitoefening van uitsluitend de functie houtproductie op gronden die in principe hiervoor tijdelijk worden gebruikt en waarvoor daartoe ontheffing is verleend van de meldings- en herplantplicht ex artikel 2 en 3 van de Boswet;
    • 5. sierteelt: de teelt van siergewassen op open grond al dan niet gecombineerd met de handel in boomkwekerijgewassen en vaste planten;
  • b. niet-grondgebonden agrarisch bedrijf:
    • 1. glastuinbouw op de wijze van kassen ten behoeve van ondersteunende teelt:
    • 2. de teelt van gewassen (nagenoeg) geheel met behulp van kassen;
    • 3. intensieve kwekerij: de teelt in gebouwen van gewassen, paddenstoelen daaronder begrepen, of dieren anders dan genoemd onder b.3 of c;
  • c. aquacultuur: de teelt van (zout)watergebonden organismen waaronder begrepen zagers, schelpdieren en vissen;
1.10 ambachtelijk bedrijf:

een bedrijf dat is gericht op het geheel of overwegend door middel van handwerk vervaardigen, bewerken of herstellen van goederen;

1.11 archeologisch waardevol terrein:

een terrein waarin zich voorwerpen of bewoningssporen van vroegere samenlevingen bevinden;

1.12 bebouwing:

één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouw zijnde;

1.13 bebouwingspercentage:

een in het plan aangegeven percentage, dat de grootte van het deel van een terrein aangeeft dat maximaal mag worden bebouwd;

1.14 bedrijfswoning:

een woning in of bij een gebouw of op een terrein, kennelijk slechts bedoeld voor (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein noodzakelijk is;

1.15 bestaande ammoniakemissie:

bestaande aantal dierplaatsen voor de bestaande diersoorten, vermenigvuldigd met de emissiefactoren van het bestaande stalsysteem, waarbij geldt:

  • a. bestaand stalsysteem: het stalsysteem ten tijde van de vaststelling van het plan;
  • b. bestaande aantal dierplaatsen: het aantal legaal gerealiseerde dierplaatsen zoals aanwezig ten tijde van de vaststelling van het plan;
  • c. bestaande diersoorten: de diersoorten, waarvoor de legaal gerealiseerde dierplaatsen zoals aanwezig ten tijde van de vaststelling van het plan zijn gebouwd;

Onder bestaande ammoniakemissie wordt voorts gerekend de ammoniakemissie afkomstig uit een nog niet gerealiseerd stalsysteem, indien daarvoor ten tijde van de vaststelling van het plan sprake was van een volledig onherroepelijk vergunde situatie. Van een volledig onherroepelijk vergunde situatie is in ieder geval sprake indien ten tijde van de vaststelling van het bestemmingsplan beschikt werd over een vergunning als bedoeld in artikel 19d Natuurbeschermingswet 1998.

1.16 bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.17 bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak;

1.18 bijgebouw:

een vrijstaand afzonderlijk van het hoofdgebouw in functioneel en bouwkundig opzicht te onderscheiden, op hetzelfde bouwperceel gelegen, gebouw;

1.19 bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk;

1.20 bouwgrens:

de grens van een bouwvlak;

1.21 bouwperceel:

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten (met inbegrip van de gronden bestemd als 'Tuin');

1.22 bouwperceelgrens:

een grens van een bouwperceel;

1.23 bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;

1.24 bouwwerk:

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, welke hetzij direct of indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;

1.25 cultuurgrond:

grasland, akkerbouw- en tuinbouwgronden, niet zijnde gronden in gebruik ten behoeve van agrarische bedrijfsvoering;

1.26 dak:

iedere bovenbeëindiging van een gebouw;

1.27 detailhandel:

het bedrijfsmatig te koop aanbieden (waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop), verkopen en/of leveren van goederen aan personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;

1.28 dienstverlening:

werkzaamheden die bestaan uit het verlenen van economische en maatschappelijke diensten aan derden;

1.29 erotisch getinte vermaaksfunctie:

een vermaaksfunctie, welke is gericht op het doen plaats vinden van voorstellingen en/of vertoningen van porno-erotische aard, waaronder begrepen een seksbioscoop, een seksclub en een seksautomatenhal;

1.30 gebouw:

elk bouwwerk dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.31 hoofdgebouw:

een of meer panden, of een gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer panden of bouwwerken op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is;

1.32 hoogwaardig bedrijf:

een bedrijf met een representatieve uitstraling dat goederen produceert en/of diensten verleent waarvoor specialistische kennis nodig is, en dat op basis van de bedrijfsvoering als niet of beperkt milieuhinderlijk is te kwalificeren;

1.33 horecabedrijf:

een bedrijf waar bedrijfsmatig dranken en etenswaren voor gebruik ter plaatse worden verstrekt en/of waarin bedrijfsmatig logies wordt verstrekt, één en ander al dan niet in combinatie met een vermaaksfunctie, met uitzondering van een erotisch getinte vermaaksfunctie;

1.34 intensieve veehouderij:

een agrarisch bedrijf dat is gericht op het voortbrengen van dierlijke producten door middel van het houden van vee - niet zijnde een wormenkwekerij of een paardenfokkerij - waarbij hoofdzakelijk geen gebruik wordt gemaakt van open grond;

1.35 internetwinkel:

detailhandel waarbij (potentiële) koper enkel en alleen via internet de aangeboden goederen kan bekijken en aankopen, en waarbij de te verhandelen goederen op het perceel waarop het bedrijf is gevestigd mogen worden opgeslagen en waarvandaan deze, indien er sprake is van opslag op het perceel, worden verzonden aan de koper;

1.36 kap:

een dak dat voor minder dan 50% in het horizontale vlak ligt;

1.37 kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten:

het op bedrijfsmatige wijze uitoefenen van activiteiten waarvoor geen vergunningplicht op grond van milieuwetgeving geldt en die door de beperkte omvang in een gedeelte van een woning uitgeoefend kunnen worden;

1.38 kunstobject:

een bouwwerk, geen gebouw zijnde, of onderdelen van bouwwerken die worden aangemerkt als uitingen van één der beeldende kunsten;

1.39 kunstwerk:

een bouwwerk, geen gebouw zijnde, ten behoeve van civieltechnische en/of infrastructurele doeleinden, zoals een brug, een dam, een duiker, een tunnel, een via- of aquaduct of een sluis, dan wel een daarmee gelijk te stellen voorziening;

1.40 maatschappelijke voorzieningen:

educatieve, sociaal-medische, sociaal-culturele, levensbeschouwelijke voorzieningen en voorzieningen ten behoeve van openbare dienstverlening, alsook ondergeschikte detailhandel en horeca ten dienste van deze voorzieningen;

1.41 manege-activiteiten:

bedrijfsactiviteiten met een publieksgericht karakter, die zijn gericht op het bieden van gelegenheid tot het berijden en verzorgen van paarden en pony's (waaronder het stallen, lesgeven, de verhuur of het organiseren van wedstrijden en/of andere hippische evenementen);

1.42 mest- en/of organische (bij)productvergisting:

het onder gecontroleerde omstandigheden (volledig afgesloten van lucht) afbreken van organische verbindingen door bacteriën waarbij methaangas vrijkomt. Dit methaangas wordt gebruikt om een warmte-kracht-koppeling installatie aan te drijven. Dit is een speciale motor die methaangas als brandstof heeft en die een generator aandrijft. De verkregen elektriciteit wordt gebruikt op het eigen bedrijf en geleverd aan het net;

1.43 nutsvoorzieningen:

voorzieningen ten behoeve van het openbaar nut, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes, telefooncellen en apparatuur voor telecommunicatie;

1.44 ondergeschikte horeca:

een niet zelfstandige horecafunctie, welke ondergeschikt is aan en ten dienste staat van de hoofdfunctie, welke binnen de bestemming is toegestaan;

1.45 ondergeschikte tweede tak:

een ondergeschikt bestanddeel van de totale bedrijfsomvang van een agrarisch (onderwijs)bedrijf;

1.46 overkapping:

een bouwwerk, geen gebouw zijnde, dat een overdekte ruimte vormt zonder wanden dan wel met ten hoogste één wand;

1.47 pand:

de kleinste bij de totstandkoming functioneel en bouwkundig-constructief zelfstandige eenheid die direct en duurzaam met de aarde is verbonden en betreedbaar en afsluitbaar is;

1.48 peil:
  • a. indien op het land wordt gebouwd:
    • 1. voor een bouwwerk op een perceel waarvan de hoofdtoegang onmiddellijk aan een weg grenst: de hoogte van die weg ter bouwhoogte van de hoofdingang;
    • 2. in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het afgewerkte terrein;
  • b. indien in op of over het water wordt gebouwd: het gemiddelde waterpeil;
1.49 productiegebonden detailhandel:

detailhandel in goederen die ter plaatse worden vervaardigd, gerepareerd en/of toegepast in het productieproces, waarbij de detailhandelsfunctie ondergeschikt is aan de productiefunctie;

1.50 prostitutie:

het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding;

1.51 rijstrook:

een strook van de rijbaan van een weg, welke voldoende plaats biedt aan een enkele rij rijdende motorvoertuigen op meer dan drie wielen, of, indien door middel van markering een bredere strook als rijstrook is aangegeven, die strook. Onder een rijstrook wordt niet verstaan een in- of uitvoegstrook, een ventweg of een daarmee gelijk te stellen weg(vak);

1.52 science-bedrijf:

een bedrijf waarvan de activiteiten uitsluitend of in hoofdzaak gericht zijn op 'research and development' (het ontwikkelen van nieuwe kennis over producten/processen/diensten en vervolgens toepassen en overbrengen van die kennis om nieuwe en/of verbeterde producten/processen/diensten te creëren en te vermarkten).

1.53 science-instelling:

een instelling op het gebied van en in hoofdzaak gericht op innovatie en research en kennisintensieve instellingen, die voornamelijk arbeidsextensief zijn en waarvan output (producten en/of diensten) kennisverbonden activiteiten betreffen en die gericht zijn op of voortvloeien uit kennisontwikkeling en/of overdracht;

1.54 seksinrichting:

een voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden;

1.55 studentenhuisvesting:

woonruimte, voor de huisvesting van studenten, waarin al dan niet zelfstandige woningen zijn opgenomen met gemeenschappelijke voorzieningen;

1.56 tijdelijke werknemers:

arbeidskrachten uit binnen- en buitenland die gedurende één kalenderjaar maximaal één seizoen werkzaam zijn op een (agrarisch) bedrijf en die hun hoofdverblijf elders hebben. Onder een seizoen wordt verstaan een periode waarin er een piek in de hoeveelheid werk is, waarbij de duur niet meer bedraagt dan 4 tot 8 maanden;

1.57 woning:

een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijke huishouding;

1.58 woonschip:

een zich in het water bevindend, hoofdzakelijk niet voor varen bedoeld object;

1.59 zorgboerderij:

een zorgfunctie als hoofdtak waarbij de sociaal-medische opvang van personen, al dan niet in de vorm van het ter plaatse woonachtig zijn, gecombineerd wordt met agrarische activiteiten, in die zin dat de personen behulpzaam zijn bij de agrarische of natuurbeherende activiteiten;

1.60 zorgwoning:

een woning met bijbehorende voorzieningen, waaronder verblijfsruimten, voor de huisvesting van personen die bij hun normale, dagelijkse functioneren sociale, sociaal-medische en/of medische begeleiding behoeven.

Artikel 2 Wijze van meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 afstand tot de (zijdelingse) perceelsgrens:

vanaf enig punt van een bouwwerk tot de (zijdelingse) perceelgrens;

2.2 de bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

2.3 de dakhelling:

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;

2.4 de goothoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;

bij een lessenaarskap wordt de goothoogte bepaald door de hoogte van de goot aan de lage zijde van de kap;

2.5 de inhoud van een bouwwerk:

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;

2.6 de oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen binnen bouwvlakken of bestemmingsvlakken, worden ondergeschikte bouwdelen als plinten, pilasters, kozijnen, entreeportalen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de bouw- c.q. bestemmingsgrens met niet meer dan 1,50 m wordt overschreden.

Hoofdstuk 2 BESTEMMINGSREGELS

Artikel 3 Agrarisch

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. het agrarische grondgebruik;
  • b. de uitoefening van het agrarisch bedrijf, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - bedrijfskavel';
  • c. het wonen ten behoeve van de agrarische bedrijfsvoering, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - bedrijfskavel';
  • d. cultuurgrond;

met daaraan ondergeschikt:

  • e. het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de landschappelijke, natuurlijke en cultuurhistorische waarden van de open polders;
  • f. doeleinden van natuurontwikkeling en agrarisch natuurbeheer;
  • g. kleinschalige duurzame energiewinning;
  • h. openbare nutsvoorzieningen;
  • i. extensief dagrecreatief medegebruik;
  • j. wegen en paden;
  • k. waterhuishoudkundige voorzieningen;

met de daarbijbehorende:

  • l. bedrijfsgebouwen en overkappingen, waaronder koelhuizen;
  • m. bedrijfswoningen al dan niet in combinatie met ruimten voor een aan-huis-verbonden beroep;
  • n. bijgebouwen, aan- en uitbouwen en overkappingen bij bedrijfswoningen;
  • o. torensilo's;
  • p. kassen en tunnelkassen;
  • q. bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde.
3.2 Bouwregels
3.2.1 Gebouwen en overkappingen

Voor het bouwen van gebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:

  • a. er zullen uitsluitend gebouwen en overkappingen ten behoeve van agrarische bedrijven worden gebouwd;
  • b. per gebied, dat ter plaatse is voorzien van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - bedrijfskavel', mogen uitsluitend gebouwen en overkappingen ten behoeve van één agrarisch bedrijf worden gebouwd;
  • c. de gebouwen en overkappingen zullen uitsluitend binnen de grenzen van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - bedrijfskavel' worden gebouwd;
  • d. de afstand van bedrijfswoningen tot de naar de weg gekeerde grens/grenzen van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - bedrijfskavel' zal ten minste 15,00 m bedragen;
  • e. de naar de weg gekeerde gevel(s) van de bedrijfswoningen zal/zullen voor dan wel in verlengde van de naar de weg gekeerde gevel(s) van de kassen, tunnelkassen, bedrijfsgebouwen en overkappingen worden gebouwd, tenzij in de bestaande situatie de bedrijfswoning achter de kassen, tunnelkassen, bedrijfsgebouwen en overkappingen is gebouwd, in welk geval de bestaande situatie geldt;
  • f. de kassen, tunnelkassen, bedrijfsgebouwen en overkappingen zullen achter de naar de weg gekeerde gevel(s) van de bedrijfswoningen dan wel het verlengde daarvan worden gebouwd, of, indien geen bedrijfswoning aanwezig is, zal de afstand van kassen, tunnelkassen en bedrijfsgebouwen en overkappingen tot de naar de weg gekeerde grens/grenzen van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - bedrijfskavel' ten minste 15,00 m bedragen;
  • g. de afstand van bedrijfswoningen, bijgebouwen, aan- en uitbouwen en overkappingen, kassen, tunnelkassen, bedrijfsgebouwen en overkappingen tot de niet naar de weg gekeerde grenzen van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - bedrijfskavel' zal ten minste 10,00 m bedragen, tenzij het bestaande bebouwing betreft die op een kleinere afstand is gelegen, in welk geval de bestaande afstand als minimum geldt;
  • h. het aantal bedrijfswoningen zal ten hoogste één per aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - bedrijfskavel' bedragen;
  • i. op bedrijfsgebouwen zijn dakopbouwen en dakkapellen, die niet vergunningsvrij zijn op grond van artikel 2 van Bijlage II van het Besluit omgevingsrecht, niet toegestaan;
  • j. de bijgebouwen, aan- en uitbouwen en overkappingen zullen achter de naar de weg(en) gekeerde gevel(s) van de bedrijfswoning dan wel het verlengde daarvan worden gebouwd;
  • k. de maatvoering van een gebouw zal voldoen aan de eisen die in het volgende bouwschema zijn gesteld:

Functie van een gebouw   Maximale
oppervlakte/inhoud  
Goothoogte in m   Dakhelling in °   Bouw- hoogte in m  
  per
gebouw  
gezamenlijk   max.   min.   max.   max.  
Bedrijfsgebouw of overkapping   -   -   9,00   15*   60*   15,00  
Bedrijfswoning   -+   -+   7,00   30*   60*   12,00  
Bijgebouwen, aan- en uitbouwen en overkappingen bij de bedrijfswoning   -+   -+   3,50   -   60   8,00  
Torensilo   80 m²   -   -   -   -   25,00  
Tunnelkas   -   5000 m²   -   -   -   3,00  
Kassen ten behoeve van ondersteunende teelt   -   2500 m²   -   -   -   10  
*   Tenzij er sprake is van tussenstukken van ten hoogste 1,00 m breed ter verbinding van bedrijfsgebouwen onderling dan wel ter verbinding van bedrijfsgebouwen met de bedrijfswoning, in welk geval een tussenstuk mag worden voorzien van een plat dak.  
+   De gezamenlijke inhoud van een bedrijfswoning inclusief de daarbij behorende bijgebouwen, aan- en uitbouwen en overkappingen zal ten hoogste 1.500 m³ bedragen.  
3.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. er zullen geen tennisbanen en/of paardrijbakken worden gebouwd, tenzij het bestaande tennisbanen en/of paardrijbakken betreft in welk geval de oppervlakte en bouwhoogte van tennisbanen en/of paardrijbakken ten hoogste de bestaande oppervlakte en bouwhoogte zal bedragen;
  • b. buiten de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - bedrijfskavel' zijn geen bouwwerken toegestaan met uitzondering van:
    • 1. afscheidingen;
    • 2. wegen en paden;
    • 3. openbare nutsvoorzieningen;
    • 4. waterhuishoudkundige voorzieningen;
    • 5. constructies ten behoeve van hagelnetten;
  • c. de oppervlakte van overige bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, zal, voorzover gebouwd vóór de naar de weg gekeerde gevel(s) van de bedrijfswoning dan wel het verlengde daarvan, ten hoogste 2 m² bedragen;
  • d. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, zal binnen de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - bedrijfskavel' ten hoogste 10,00 m bedragen;
  • e. de bouwhoogte van afscheidingen zal buiten de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - bedrijfskavel' ten hoogste 1,00 m bedragen;
  • f. de bouwhoogte van voorzieningen ten behoeve van wegen en paden zal buiten de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - bedrijfskavel' ten hoogste 5,00 m bedragen;
  • g. de bouwhoogte van openbare nutsvoorzieningen zal buiten de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - bedrijfskavel' ten hoogste 5,00 m bedragen;
  • h. de bouwhoogte van waterhuishoudkundige voorzieningen zal buiten de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - bedrijfskavel' ten hoogste 5,00 m bedragen;
  • i. de afstand van bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, tot de niet naar de weg gekeerde grenzen van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - bedrijfskavel' zal ten minste 10,00 m bedragen, tenzij de bestaande afstand minder is, in welk geval de bestaande afstand geldt.
3.3 Afwijken van de bouwregels

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van:

  • a. het bepaalde in 3.2.1 sub a in die zin dat binnen een agrarische bedrijfskavel tijdelijke woonunits en/of stacaravans ten behoeve van de huisvesting van arbeidsmigranten worden geplaatst, mits:
    • 1. de tijdelijke woonunits en/of stacaravans noodzakelijk zijn voor de huisvesting van arbeidsmigranten die werkzaam zijn op het ter plaatse gevestigde agrarische bedrijf;
    • 2. er geen mobiele kampeermiddelen, zoals tenten, toercaravans of kampeerauto's worden geplaatst;
    • 3. het aantal arbeidsmigranten dat in de tijdelijke woonunits en/of stacaravans wordt gehuisvest per agrarische bedrijfskavel ten hoogste 50 zal bedragen;
    • 4. de tijdelijkheid van de plaatsing van de tijdelijke woonunits en/of stacaravans ten hoogste 3 maanden per jaar bedraagt binnen de periode van 1 april tot 1 november, waarbij na afloop van de termijn de situatie op de agrarische bedrijfskavel weer in de oude staat hersteld moet worden;
    • 5. er wordt aangesloten op de uitgangspunten van het op 27 september 2012 vastgestelde beleid "Ruimtelijke beleidsnotitie huisvesting arbeidsmigranten, gemeente Dronten";
    • 6. er voldoende parkeergelegenheid binnen de agrarische bedrijfskavel aanwezig is, waarbij wordt uitgegaan van minimaal 1 parkeerplaats per 2 arbeidsmigranten;
    • 7. de tijdelijke woonunits en/of stacaravans landschappelijk worden ingepast overeenkomstig de voor de overige bebouwing geldende inpassingsregels;
    • 8. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de landschappelijke en cultuurhistorische waarden, de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  • b. het bepaalde in lid 3.2.1 sub g in die zin dat gebouwen en overkappingen op minder dan 10,00 m vanaf de niet naar de weg gekeerde grenzen van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - bedrijfskavel' worden gebouwd, mits:
    • 1. deze afwijking alleen wordt toegepast in situaties waar twee percelen zijdelings aan elkaar grenzen;
    • 2. deze afwijking in die gevallen uitsluitend betrekking heeft op de zijde van de bedrijfskavel die grenst aan de naastgelegen bedrijfskavel;
    • 3. de gebouwen worden gebouwd in het verlengde van bestaande gebouwen die al binnen de afstand van 10,00 m zijn gebouwd;
    • 4. rekening wordt gehouden met het gestelde in Bijlage 1 onder 1.2.1.;
  • c. het bepaalde in lid 3.2.1 sub k in die zin dat gebouwen worden voorzien van een plat dak, mits:
    • 1. deze vergunning alleen wordt verleend ten behoeve van de realisering van ondergeschikte tussenstukken van meer dan 1,00 m breed ter verbinding van bedrijfsgebouwen onderling dan wel ter verbinding van bedrijfsgebouwen met de bedrijfswoning;
    • 2. rekening wordt gehouden met het gestelde in Bijlage 1 onder 1.2.1;
  • d. het bepaalde in lid 3.2.2 sub a in die zin dat paardrijbakken en tennisbanen worden toegestaan, mits tevens de in lid 3.5 sub c bedoelde omgevingsvergunning is verleend;
  • e. het bepaalde in lid 3.2.2 sub d in die zin dat de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, wordt vergroot tot ten hoogste 15,00 m, mits rekening wordt gehouden met het gestelde in Bijlage 1 onder 1.2.1.
3.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van gronden en bouwwerken voor niet-agrarische bedrijvigheid, anders dan bij het wonen toegestane beroepen;
  • b. het opslaan van mest en/of andere agrarische producten buiten de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - bedrijfskavel', met uitzondering van tijdelijke opslag van akkerbouwproducten (maximaal zes maanden) tot een oppervlakte van ten hoogste 1.000 m² per agrarische bedrijfskavel, met uitzondering van bestaande mestplaten, met dien verstande dat na verwijdering van een bestaande mestplaat geen nieuwe mestplaat wordt aangelegd;
  • c. het opslaan van agrarische producten of de aanleg van bassins binnen de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - bedrijfskavel' voor zover het gronden betreft die gelegen zijn voor (het verlengde van) de naar de weg gekeerde gevel(s) van een bedrijfswoning dan wel het verlengde daarvan, of, indien geen bedrijfswoning aanwezig is, het dichtst bij de weg gelegen bedrijfsgebouw;
  • d. het gebruik van gedeelten van een bedrijfswoning of een vrijstaand bijgebouw behorende bij een bedrijfswoning voor de uitoefening van een aan-huis-verbonden beroep, indien:
    • 1. de hieruit voortvloeiende activiteiten meldingplichtig of vergunningplichtig zijn in het kader van de Wet milieubeheer respectievelijk de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;
    • 2. het beroep niet wordt uitgeoefend door één van de bewoners van de bedrijfswoning, waarbij 1 andere arbeidskracht ter plekke werkzaam mag zijn;
    • 3. de bedrijfsvloeroppervlakte meer bedraagt dan 40% van het vloeroppervlak van de bedrijfswoning;
    • 4. de bedrijfsvloeroppervlakte meer dan 60 m² bedraagt;
    • 5. parkeren niet op eigen erf plaatsvindt;
    • 6. horeca en detailhandel plaatsvinden;
  • e. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel;
  • f. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van verblijfsrecreatie;
  • g. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van horecadoeleinden;
  • h. het gebruik van de gronden ten behoeve van bosbouw, houtteelt of andere opgaande teeltvormen;
  • i. het gebruik van vrijstaande bijgebouwen voor bewoning;
  • j. het gebruik van de gronden ten behoeve van een tennisbaan en/of een paardrijbak;
  • k. het gebruik van bedrijfswoningen voor de huisvesting van arbeidsmigranten;
  • l. het gebruik van kassen voor ondersteunende teelt zodanig dat een lichtuitstraling van meer dan 10% plaatsvindt vanwege assimilatiebelichting in de donkerteperioden;
  • m. het gebruik van de gronden en bouwwerken voor een (deeltak) intensieve veehouderij.
3.5 Afwijken van de gebruiksregels

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van:

  • a. het bepaalde in lid 3.4 sub a in die zin dat de uitoefening van een agrarisch bedrijf ter plaatse van de aanduidingen 'specifieke vorm van agrarisch - bedrijfskavel' met een ondergeschikte tweede tak of een deeltijdfunctie in de vorm van:
    • 1. agrarische dienstverlenende bedrijvigheid;
    • 2. (bedrijfseigen) mest- en/of organische (bij)productvergisting;
    • 3. verkoop en ambachtelijke bewerking en verwerking van eigen, streekeigen en aanverwante agrarische producten;
    • 4. hoveniersactiviteiten;
    • 5. een kleine huisdierenpension;
    • 6. een dierenarts;
    • 7. hondendressuur;
    • 8. woonzorgboerderijen/kinderdagverblijven;
    • 9. houtconservering, kurkwaren, riet- en vlechtwerk;
    • 10. een educatief centrum;
    • 11. een (kunst)atelier/galerie;
    • 12. opslag en stalling van niet-agrarische producten, caravans, aanhangwagens, kampeerauto's en boten;
    • 13. een kinderboerderij;
    • 14. een groepsaccommodatie;
    • 15. kleinschalig kamperen;
    • 16. bed and breakfast;
    • 17. een theeschenkerij;
    • 18. outdoor/sportactiviteiten centrum;

mits rekening wordt gehouden met het gestelde in Bijlage 1 onder 1.4.;

  • b. het bepaalde in lid 3.4 sub d in die zin dat gedeelten van een bedrijfswoning of een vrijstaand bijgebouw behorende bij een bedrijfswoning worden gebruikt voor het uitoefenen van een beroep of een bedrijf aan huis als genoemd in Bijlage 4, of die naar aard en invloed op de omgeving hiermee vergelijkbaar zijn, mits:
    • 1. de hieruit voortvloeiende activiteiten niet meldingplichtig of vergunningplichtig zijn in het kader van de Wet milieubeheer respectievelijk de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;
    • 2. de oppervlakte ten hoogste 40% bedraagt van het vloeroppervlak van de bedrijfswoning met een maximum van 60 m²;
    • 3. de activiteit uitgeoefend wordt door in ieder geval één van de bewoners van de bedrijfswoning, waarbij 1 andere arbeidskracht ter plekke werkzaam mag zijn;
    • 4. parkeren op eigen erf plaatsvindt;
    • 5. geen horeca en detailhandel plaatsvinden;
  • c. het bepaalde in lid 3.4 sub j in die zin dat gronden worden gebruikt voor een tennisbaan en/of een paardrijbak, met inachtneming van het gestelde in Bijlage 1 in 1.11.;
  • d. het bepaalde in lid 3.4 sub k in die zin dat bedrijfswoningen al dan niet in combinatie met interne bouwactiviteiten worden gebruikt voor de huisvesting van arbeidsmigranten, mits:
    • 1. de huisvesting uitsluitend per bedrijfskavel wordt aangewend voor de huisvesting van arbeidsmigranten die werkzaam zijn op het ter plaatse gevestigde agrarische bedrijf;
    • 2. er geen sprake is van onevenredige schade voor de aangrenzende (agrarische) bedrijven, in die zin dat de bedrijven in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt;
    • 3. er wordt aangesloten op de uitgangspunten van het op 27 september 2012 vastgestelde beleid "Ruimtelijke beleidsnotitie huisvesting arbeidsmigranten, gemeente Dronten";
    • 4. er voldoende parkeergelegenheid binnen de agrarische bedrijfskavel aanwezig is, waarbij wordt uitgegaan van minimaal 1 parkeerplaats per 2 arbeidsmigranten;
    • 5. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de woonsituatie, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
3.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
3.6.1 Vergunningplicht

Voor de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden is een omgevingsvergunning vereist:

  • a. het kappen en/of rooien van bomen en/of houtgewas al dan niet aanwezig als erfbeplanting, kavelbeplanting, wegbeplanting of schuilgelegenheid voor vee, niet zijnde bomen en/of houtgewas deel uitmakend van een agrarische teelt;
  • b. het aanplanten van bomen en/of houtgewas ten behoeve van erfbeplanting, kavelbeplanting, wegbeplanting of schuilgelegenheid voor vee;
  • c. het verharden van perceel- en/of kavelontsluitingswegen ten behoeve van het agrarisch gebruik buiten de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - bedrijfskavel' met een grotere breedte dan 4,00 m;
  • d. het graven/verbreden of dempen van erf- en/of bermsloten en/of kavelsloten;
  • e. het aanleggen van voet- en/of fietspaden.
3.6.2 Uitzonderingen

Het bepaalde in lid 3.6.1 is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:

  • a. het normale onderhoud en/of het normale agrarische gebruik betreffen;
  • b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.
3.6.3 Toetsingscriteria
  • a. De omgevingsvergunning kan slechts worden verleend met inachtneming van het gestelde in Bijlage 1 onder 1.6.1., 1.6.2., 1.6.3. en 1.6.5..
  • b. De omgevingsvergunning voor het kappen, rooien en/of aanplanten van erfbeplanting, kavelbeplanting en wegbeplanting kan slechts worden verleend indien door de aanvrager een landschappelijk inpassingsplan is ingediend.
  • c. De omgevingsvergunning voor het kappen, rooien en/of aanplanten van erfbeplanting en kavelbeplanting is niet van toepassing wanneer het de verplaatsing van erfsingelbeplanting en kavelbeplanting betreft bij toepassing van de afwijkingsbevoegdheid genoemd onder lid 3.3 sub b.
  • d. De omgevingsvergunning voor het graven/verbreden van erf-, kavel- en/of bermsloten is niet van toepassing wanneer het graven/verbreden van erf-, kavel- en/of bermsloten betreft bij toepassing van de afwijkingsbevoegdheid genoemd onder lid 3.3 sub b.
3.7 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en Wethouders kunnen, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de milieusituatie, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, het plan wijzigen in die zin dat ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingzone - wijzigingsgebied 2' de bestemming 'Agrarisch' wordt gewijzigd in de bestemming 'Gemengd -1', met dien verstande dat de uitbreiding ten behoeve van het bedrijfsperceel landschappelijk wordt ingepast met erfsingelbeplanting.

Artikel 4 Bedrijf - Nutsvoorziening

4.1 Bestemmingsomschrijving
  • a. terreinen, gebouwen en overkappingen, ten behoeve van de energievoorziening, en naar de aard daarmee gelijk te stellen openbare nutsvoorzieningen, niet zijnde risicovolle inrichtingen;

met daaraan ondergeschikt:

  • b. groenvoorzieningen;
  • c. paden;
  • d. waterlopen en waterpartijen;

met de daarbijbehorende:

  • e. bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde.
4.2 Bouwregels
4.2.1 Gebouwen en overkappingen

Voor het bouwen van gebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:

  • a. er zal uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;
  • b. de bouwhoogte van een overkapping zal ten hoogste 3,00 m bedragen;
  • c. de bouwhoogte van een gebouw zal ten hoogste 3,50 m bedragen.
4.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 2,00 m bedragen;
  • b. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, zal ten hoogste 5,00 m bedragen.
4.3 Nadere eisen

Burgemeester en Wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:

  • a. de milieusituatie;
  • b. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken.

Artikel 5 Bos

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bos' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. het behoud van het bosgebied;
  • b. natuur- en landschapsbeheer;

waarbij de bestaande landschappelijke en natuurwaarden van de gronden zo veel mogelijk in stand worden gehouden;

  • c. gebouwen ten behoeve van onderhoud en beheer;
  • d. een survivalbaan met de daarbijbehorende gebouwen, ter plaatse van de aanduiding 'sport';
  • e. een bostheater, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - bostheater';

met daaraan ondergeschikt:

  • f. wegen en paden;
  • g. parkeervoorzieningen;
  • h. waterlopen en waterpartijen;
  • i. recreatief medegebruik;
  • j. extensief agrarisch medegebruik;

met de daarbijbehorende:

  • k. overige bouwwerken geen overkappingen zijnde, waaronder kunstobjecten en kunstwerken.
5.2 Bouwregels
5.2.1 Gebouwen en overkappingen

Voor het bouwen van gebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:

  • a. als gebouwen en overkappingen mogen uitsluitend gebouwen ten behoeve van onderhoud en beheer en een survivalbaan worden gebouwd, met dien verstande dat de gebouwen en overkappingen ten behoeve van de survivalbaan uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'sport' mogen worden gebouwd;
  • b. de gezamenlijke oppervlakte van de gebouwen en overkappingen ten behoeve van de survivalbaan zal ten hoogste 400 m² bedragen;
  • c. de gezamenlijke oppervlakte van de gebouwen en overkappingen ten behoeve van het onderhoud en beheer zal ten hoogste 100 m² bedragen;
  • d. de bouwhoogte van de gebouwen en overkappingen zal ten hoogste 5,00 m bedragen.
5.2.2 Overige bouwwerken geen overkappingen zijnde

Voor het bouwen van overige bouwwerken geen overkappingen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 2,00 m bedragen;
  • b. de bouwhoogte van overige bouwwerken geen overkappingen zijnde, zal ten hoogste 5,00 m bedragen.
5.3 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het opslaan van mest en/of andere landbouwproducten;
  • b. het aanleggen van drainage;
  • c. het scheuren en of het omzetten van grasland al dan niet ten behoeve van een permanent ander gebruik;
  • d. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van verblijfsrecreatieve doeleinden;
  • e. het gebruik van gronden en bouwwerken voor detailhandel;
  • f. het gebruik van gronden en bouwwerken voor horecadoeleinden.
5.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
5.4.1 Vergunningplicht

Voor de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden is een omgevingsvergunning vereist:

  • a. het af- en/of vergraven van gronden;
  • b. het verwijderen van bomen en/of houtgewas, alsmede de verwijdering van bodem- en oevervegetaties;
  • c. het dempen en/of graven van sloten en/of andere watergangen en/of -partijen;
  • d. het aanleggen van paden;
  • e. het aanleggen van voorzieningen ten behoeve van het dagrecreatief medegebruik en/of het educatief medegebruik;
  • f. het aanleggen van ondergrondse of bovengrondse transport-, energie- en/of communicatieleidingen.
5.4.2 Uitzondering

Het bepaalde in lid 5.4.1 is niet van toepassing op werken en werkzaamheden, die:

  • a. het normale onderhoud betreffen;
  • b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.
5.4.3 Toetsingscriteria

De omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de landschappelijke en natuurwaarden van de natuurgebieden.

Artikel 6 Gemengd -1

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Gemengd -1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. gebouwen en overkappingen ten behoeve van voorzieningen op het gebied van agrarisch (praktijk)onderwijs en agrarisch onderzoek, het geven van voorlichting op agrarisch terrein, waaronder tevens wordt verstaan:
    • 1. een kaasmakerij;
    • 2. kassen;
    • 3. horeca, voor zover ten dienste van en ondergeschikt aan de onder a genoemde voorzieningen;
    • 4. (productiegebonden) detailhandel, voor zover ten dienste van en ondergeschikt aan de onder a genoemde voorzieningen;
    • 5. de uitoefening van een intensief veehouderijbedrijf, ter plaatse van de aanduiding 'intensieve veehouderij';
    • 6. een kinderdagverblijf, ter plaatse van de aanduiding 'kinderdagverblijf';
    • 7. manege-activiteiten en handel en opfok van paarden ter plaatse van de aanduiding 'manege';

met daaraan ondergeschikt:

  • b. het wonen in de vorm van studentenhuisvesting;
  • c. bedrijfswoningen al dan niet in combinatie met ruimten voor een aan-huis-verbonden beroep of bedrijf;
  • d. bijgebouwen, aan- en uitbouwen en overkappingen bij bedrijfswoningen;

met de daarbijbehorende:

  • e. wegen en paden;
  • f. bebossing en groenvoorzieningen;
  • g. waterlopen en waterpartijen;
  • h. parkeervoorzieningen;
  • i. fietsenstallingen;
  • j. erven en terreinen;
  • k. overige bouwwerken geen overkappingen zijnde, waaronder bouwwerken ten behoeve van van mest- en/of organische (bij)productvergisting, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - mestvergistingsinstallatie'.
6.2 Bouwregels
6.2.1 Gebouwen en overkappingen

Voor het bouwen van gebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:

  • a. het bebouwingspercentage zal ten hoogste het ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage (%)' aangegeven percentage bedragen;
  • b. het aantal bedrijfswoningen zal ten hoogste 5 bedragen;
  • c. de afstand van bedrijfswoningen tot de weg zal ten minste 15,00 m bedragen;
  • d. de gebouwen en overkappingen zullen achter de naar de weg gekeerde gevel(s) van de bedrijfswoningen dan wel het verlengde daarvan worden gebouwd, of, indien geen bedrijfswoning aanwezig is, zal de afstand van gebouwen en overkappingen tot de weg ten minste 15,00 m bedragen;
  • e. de afstand van gebouwen en overkappingen tot de niet naar de weg gekeerde grenzen van het bestemmingsvlak zal ten minste 10,00 m bedragen;
  • f. de bijgebouwen, aan- en uitbouwen en overkappingen zullen achter de naar de weg(en) gekeerde gevel(s) van de bedrijfswoning dan wel het verlengde daarvan worden gebouwd;
  • g. de maatvoering van een gebouw of overkapping zal voldoen aan de eisen die in het volgende bouwschema zijn gesteld:

Functie van een gebouw   Maximale
oppervlakte/inhoud  
Goothoogte in m   Dakhelling in °   Bouwhoogte in m  
  per gebouw   gezamenlijk   max.   min.   max.   max.  
gebouwen of overkappingen tbv agrarische onderwijsfunctie   -   -   9,00   15*/**   60   15,00***  
bedrijfswoning   -+   -+   7,00   30*   60   12,00  
bijgebouwen, aan- en uitbouwen en overkappingen bij de bedrijfswoning   -   -+   3,50   -   60   8,00  
kassen     10.000 m²#         10 m  
*


**

***

#
+  
tenzij er sprake is van tussenstukken van ten hoogste 1,00 m breed ter verbinding van bedrijfsgebouwen onderling dan wel ter verbinding van bedrijfsgebouwen met de bedrijfswoning;
tenzij de bestaande dakhelling minder bedraagt, in welk geval de dakhelling niet minder zal bedragen dan de bestaande dakhelling
tenzij de bestaande bouwhoogte meer bedraagt, in welk geval de bouwhoogte niet meer zal bedragen dan de bestaande bouwhoogte
per bestemmingsvlak, met inachtneming van het bepaalde onder a
de gezamenlijke inhoud van een bedrijfswoning inclusief de daarbij behorende bijgebouwen, aan- en uitbouwen en overkappingen zal ten hoogste 1.500 m³ bedragen  
6.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. bouwwerken ten behoeve van van mest- en/of organische (bij)productvergisting mogen uitsluitend worden gebouwd ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - mestvergistingsinstallatie';
  • b. er mag ten hoogste één installatie ten behoeve van mest- en/of organische (bij)productvergisting worden gebouwd;
  • c. de gezamenlijke oppervlakte van bouwwerken ten behoeve van de (bedrijfseigen) mest- en/of organische (bij)productvergisting mag maximaal 1000 m² bedragen, exclusief opslag;
  • d. de oppervlakte van overige bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, zal, voorzover gebouwd vóór de naar de weg gekeerde gevel(s) van de bedrijfswoning dan wel het verlengde daarvan, ten hoogste 2 m² bedragen;
  • e. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 2,00 m bedragen;
  • f. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zal ten hoogste 10,00 m bedragen.
6.3 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van gedeelten van de woning voor het uitoefenen van aan-huis-verbonden beroepen of bedrijven, indien:
    • 1. meer dan 40% van de vloeroppervlakte, doch maximaal 60 m² van de (bedrijfs)woning en/of de bijbehorende bouwwerken, voor beroeps- en/of bedrijfsmatige activiteiten wordt gebruikt;
    • 2. het beroep of bedrijf niet wordt uitgeoefend door de (hoofd)bewoner(s) van het pand, met daarnaast maximaal één externe werknemer ter plekke werkzaam;
    • 3. er als gevolg van de activiteit afbreuk wordt gedaan aan het woonkarakter en de woonkwaliteit van de directe omgeving;
    • 4. de activiteiten vergunnings- dan wel meldingsplichtig zijn op grond van milieuwetgeving;
    • 5. er sprake is van reclame-uitingen, met uitzondering van hetgeen volgens de Algemene plaatselijke verordening is toegestaan;
    • 6. er sprake is van horeca-activiteiten, een kappersbedrijf of detailhandel, met uitzondering van een internetwinkel;
    • 7. er is sprake is van zodanige verkeersaantrekkende activiteiten die verkeersoverlast veroorzaken of die verkeersmaatregelen noodzakelijk maken;
    • 8. er onvoldoende parkeerruimte op het perceel aanwezig is voor zowel het gebruik van het perceel ten behoeve van de reguliere bewoners als het aan-huis-verbonden beroep of bedrijf;
    • 9. of, wanneer niet aan het gestelde onder 8 kan worden voldaan, niet voldoende aannemelijk kan worden gemaakt dat de parkeercapaciteit in de directe omgeving voldoende is om de toename van de parkeerbehoefte als gevolg van de aanwezigheid van het aan-huis-verbonden beroep of bedrijf op te vangen;
    • 10. er buitenopslag ten behoeve van het aan-huis-verbonden beroep of bedrijf op het perceel plaatsvindt, met uitzondering van de stalling van maximaal twee bedrijfsvoertuigen;
  • b. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van horecadoeleinden;
  • c. het gebruik van de gronden en gebouwen voor recreatieve doeleinden;
  • d. het gebruik van vrijstaande bijgebouwen voor bewoning;
  • e. het gebruik van de gronden en bouwwerken voor een (deeltak) intensieve veehouderij, met uitzondering van de gronden ter plaatse voorzien van de aanduiding 'intensieve veehouderij';
  • a. het stallen van de paarden en de opslag van mest, met uitzondering van de gronden ter plaatse voorzien van de aanduiding 'manege'.
6.4 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en Wethouders kunnen, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de milieusituatie, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, het plan wijzigen in die zin dat de bestemming 'Gemengd -1' wordt gewijzigd in de bestemming 'Agrarisch' voorzien van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - bedrijfskavel'.

Artikel 7 Gemengd - 2

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Gemengd - 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. voorzieningen ten behoeve van hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek dan wel hieraan gerelateerde voorzieningen, waaronder:
    • 1. conferentie- en vergaderruimten, alsmede gastenverblijven voorzover ten dienste van de onder de aanhef genoemde functies;
    • 2. praktijk- , onderzoeks- en lesruimten en laboratoria;
    • 3. hoogwaardige bedrijven, voorzover genoemd in Bijlage 2 onder de categorieën 1 en 2 en naar de aard en de invloed daarmee vergelijkbare bedrijven;
    • 4. ambachtelijke bedrijven, waaronder een ambachtelijke bierbrouwerij voorzover genoemd in Bijlage 2 onder de categorieën 1 en 2 en naar de aard en de invloed daarmee vergelijkbare bedrijven;
    • 5. dienstverlening / kantoren;
    • 6. science-bedrijven of instellingen, voorzover genoemd in Bijlage 2 onder de categorieën 1 en 2 en naar de aard en de invloed daarmee vergelijkbare bedrijven;
    • 7. horeca, voorzover ten dienste van en ondergeschikt aan de onder a genoemde voorzieningen;
    • 8. detailhandel, voorzover ten dienste van en ondergeschikt aan de onder a genoemde voorzieningen;
  • b. het wonen in de vorm van huisvesting van tijdelijke werknemers, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - huisvesting tijdelijke werknemers';

met daaraan ondergeschikt:

  • c. het wonen in de vorm van studentenhuisvesting, bedrijfswoningen en zorgwoningen;
  • d. maatschappelijke voorzieningen;
  • e. sport- en recreatieve voorzieningen, voorzover genoemd in Bijlage 3 onder de categorieën 1 en 2 en naar de aard en de invloed daarmee vergelijkbare voorzieningen;

met de daarbijbehorende:

  • f. wegen en paden;
  • g. cultuurgrond;
  • h. bebossing en groenvoorzieningen;
  • i. waterlopen en waterpartijen;
  • j. parkeervoorzieningen;
  • k. fietsenstallingen;
  • l. erven en terreinen;
  • m. overige bouwwerken geen overkappingen zijnde, waaronder kunstobjecten en kunstwerken.
7.2 Bouwregels
7.2.1 Gebouwen en overkappingen

Voor het bouwen van gebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:

  • a. er zal uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;
  • b. de bouwhoogte van een overkapping zal ten hoogste 3,50 m bedragen;
  • c. ter plaatse van de aanduiding "maximum bouwhoogte (m)" zal de bouwhoogte van een gebouw ten hoogste de in de aanduiding aangegeven bouwhoogte bedragen, tenzij de bestaande bouwhoogte meer bedraagt, in welk geval de bestaande bouwhoogte als maximum geldt;
  • d. ter plaatse van de aanduiding "maximum bebouwingspercentage (%)" zal het bebouwingspercentage ten hoogste het aangegeven percentage bedragen.
7.2.2 Overige bouwwerken geen overkappingen zijnde

Voor het bouwen van overige bouwwerken geen overkappingen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 2,00 m bedragen;
  • b. de bouwhoogte van palen en masten zal ten hoogste 6,00 m bedragen;
  • c. de bouwhoogte van overige bouwwerken geen overkappingen zijnde, zal ten hoogste 9,00 m bedragen.
7.3 Afwijken van de bouwregels

Mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de milieusituatie, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, kan ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingzone - afwijkingsgebied' met een omgevingsvergunning worden afgeweken van het bepaalde in lid 6.2.1 sub c in die zin dat de bouwhoogte van gebouwen wordt vergroot tot ten hoogste 20,00 m.

7.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van gronden en bouwwerken voor horeca en detailhandel, tenzij het betreft horeca en detailhandel ten dienste van en ondergeschikt aan de in lid 7.1 sub a genoemde voorzieningen;
  • b. het gebruik van de gronden en bouwwerken voor verblijfsrecreatie;
  • c. het gebruik van de gebouwen voor de huisvesting van tijdelijke werknemers, voorzover niet aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:
    • 1. het gebruik van de gebouwen voor de huisvesting is tot 1 mei 2023 toegestaan;
    • 2. de tijdelijke werknemers dienen overwegend lokaal werkzaam te zijn;
    • 3. het parkeren dient op eigen erf plaats te vinden, met dien verstande dat ten minste 1 parkeerplaats per 2 werknemers aanwezig is;
    • 4. er mag plaats zijn voor nachtverblijf van ten hoogste 270 werknemers.

 

Artikel 8 Groen

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. groenvoorzieningen;
  • b. speelvoorzieningen;
  • c. waterlopen en waterpartijen;
  • d. paden;

met daaraan ondergeschikt:

  • e. nutsvoorzieningen;
  • f. verblijfs- en parkeervoorzieningen;

met de daarbijbehorende:

  • g. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, waaronder kunstobjecten en kunstwerken.
8.2 Bouwregels
8.2.1 Gebouwen en overkappingen

Op of in deze gronden mogen geen gebouwen en overkappingen worden gebouwd.

8.2.2 Overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van kunstobjecten en speelvoorzieningen zal ten hoogste 6,00 m bedragen;
  • b. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zal ten hoogste 3,00 m bedragen.
8.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
8.3.1 Vergunningsplicht

Voor de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden is een omgevingsvergunning vereist:

  • het aanleggen of verharden van wegen en paden, alsmede het aanbrengen van oppervlakteverhardingen zoals parkeervoorzieningen.
8.3.2 Uitzonderingen

Het bepaalde in lid 8.3.1 is niet van toepassing op werken en werkzaamheden, die:

  • a. het normale onderhoud betreffen;
  • b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.
8.3.3 Toetsingscriteria

De omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken.

Artikel 9 Maatschappelijk - Zorgboerderij

9.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Maatschappelijk - Zorgboerderij' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. gebouwen en overkappingen ten behoeve van een zorgboerderij, al dan niet in combinatie met:
    • 1. wooneenheden voor de zorgcliënten;
    • 2. sport- en recreatieve voorzieningen;
    • 3. horeca en detailhandel, voorzover ten dienste van de onder a genoemde voorzieningen;
    • 4. vergaderruimte;
    • 5. kinderboerderij;

met daaraan ondergeschikt:

  • b. wegen en paden;
  • c. water;
  • d. parkeervoorzieningen;
  • e. fietsenstallingen;

met de daarbijbehorende:

  • f. tuinen, erven en terreinen;
  • g. bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde.
9.2 Bouwregels
9.2.1 Gebouwen en overkappingen

Voor het bouwen van gebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:

  • a. per bestemmingsvlak mogen uitsluitend gebouwen en overkappingen ten behoeve van één maatschappelijke functie worden gebouwd;
  • b. de gezamenlijke oppervlakte van de gebouwen en overkappingen zal per bestemmingsvlak niet meer bedragen dan 50% van de oppervlakte van het bestemmingsvlak , tenzij de bestaande gezamenlijke oppervlakte meer bedraagt, in welk geval de gezamenlijke oppervlakte niet meer zal bedragen dan de bestaande gezamenlijke oppervlakte;
  • c. de afstand van gebouwen en overkappingen tot de weg zal ten minste 15,00 m bedragen;
  • d. de afstand van gebouwen en overkappingen tot de niet naar de weg gekeerde grenzen van het bestemmingsvlak zal ten minste 10,00 m bedragen;
  • e. de bouwhoogte van een gebouw of overkapping zal ten hoogste de in de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)' aangegeven bouwhoogte bedragen.
9.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 2,00 m bedragen;
  • b. de bouwhoogte van palen en masten zal ten hoogste 6,00 m bedragen;
  • c. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, zal ten hoogste 5,00 m bedragen;
  • d. de afstand van bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, tot de niet naar de weg gekeerde grenzen van het bestemmingsvlak zal ten minste 10,00 m bedragen.
9.3 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van gronden en bouwwerken voor horeca en detailhandel, tenzij het betreft horeca en detailhandel ten dienste van en ondergeschikt aan de in lid 9.1 sub a genoemde voorzieningen;
  • b. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel, met een verkoopvloeroppervlakte groter dan 200 m² bedraagt;
  • c. het gebruik van de gronden en gebouwen voor recreatieve doeleinden;
  • d. het gebruik van gronden ten behoeve van een tennisbaan.
9.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
9.4.1 Vergunningplicht

Voor de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden is een omgevingsvergunning vereist:

  • het verwijderen of het aanplanten van erfsingelbeplanting.
9.4.2 Uitzonderingen

Het bepaalde in lid 9.4.1 is niet van toepassing op werken en werkzaamheden, die:

  • a. het normale onderhoud betreffen;
  • b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.
9.4.3 Toetsingscriteria

De omgevingsvergunning voor het verwijderen en/of aanplanten van erfsingelbeplanting kan slechts worden verleend indien door de aanvrager een landschappelijk inpassingsplan is ingediend.

 

Artikel 10 Sport - Manege

10.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Sport - Manege' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. gebouwen en overkappingen ten behoeve van manege-activiteiten al dan niet met horeca en detailhandel, voorzover ten dienste van en ondergeschikt aan de manege-activiteiten;

met daaraan ondergeschikt:

  • b. wegen en paden;
  • c. water;

met de daarbijbehorende:

  • d. parkeervoorvoorzieningen;
  • e. tuinen, erven en terreinen;
  • f. paardrijbakken, voeropslag en stapmolens;
  • g. bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde.
10.2 Bouwregels
10.2.1 Gebouwen en overkappingen

Voor het bouwen van gebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:

  • a. per bestemmingsvlak mogen uitsluitend gebouwen en overkappingen ten behoeve van één manege worden gebouwd;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' zullen de gebouwen en overkappingen binnen het bouwvlak worden gebouwd;
  • c. het bebouwingspercentage zal ten hoogste het ter plaatse van de aanduiding "maximum bebouwingspercentage (%)" aangegeven percentage bedragen;
  • d. de afstand van gebouwen en overkappingen tot de weg ten minste 15,00 m bedragen;
  • e. de afstand van gebouwen en overkappingen tot de niet naar de weg gekeerde grenzen van het bestemmingsvlak zal ten minste 10,00 m bedragen, tenzij de bestaande afstand minder bedraagt, in welk geval de bestaande afstand als minimum geldt;
  • f. de maatvoering van een gebouw of overkapping zal voldoen aan de eisen die in het volgende bouwschema zijn gesteld:

Functie van een gebouw   Maximale
oppervlakte/inhoud  
Goothoogte in m   Dakhelling in °   Bouw- hoogte in m  
  per gebouw   gezamenlijk   max.   min.   max.   max.  
gebouwen of overkappingen tbv maatschappelijke functie   -   -   7,00   20*/**   60   12,00***  
*


**

***
 
tenzij er sprake is van tussenstukken van ten hoogste 1,00 m breed ter verbinding van bedrijfsgebouwen onderling dan wel ter verbinding van bedrijfsgebouwen met de bedrijfswoning;
tenzij de bestaande dakhelling minder bedraagt, in welk geval de dakhelling niet minder zal bedragen dan de bestaande dakhelling
tenzij de bestaande bouwhoogte meer bedraagt, in welk geval de bouwhoogte niet meer zal bedragen dan de bestaande bouwhoogte  
10.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de oppervlakte van bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, zal, voorzover gebouwd vóór de naar de weg gekeerde gevel(s) van de bedrijfswoning dan wel het verlengde daarvan, ten hoogste 2 m² bedragen;
  • b. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 2,00 m bedragen;
  • c. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, zal ten hoogste 5,00 m bedragen;
  • d. de afstand van bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, tot de niet naar de weg gekeerde grenzen van het bestemmingsvlak zal ten minste 10,00 m bedragen.
10.3 Afwijken van de bouwregels

Mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, kan met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 10.2.1 sub f in die zin dat gebouwen worden voorzien van een plat dak, mits deze vergunning alleen wordt verleend ten behoeve van de realisering van ondergeschikte tussenstukken van meer dan 1,00 m breed ter verbinding van bedrijfsgebouwen onderling dan wel ter verbinding van bedrijfsgebouwen met de bedrijfswoning.

10.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  • het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel en/of kappersbedrijven, met uitzondering van detailhandel, voorzover ten dienste van en ondergeschikt aan de manege-activiteiten;
10.5 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en Wethouders kunnen, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de milieusituatie, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, het plan wijzigen in die zin dat ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingzone - wijzigingsgebied' de bestemming 'Sport - Manege' wordt gewijzigd in de bestemming 'Gemengd -1' of 'Gemengd - 2'.

Artikel 11 Verkeer

11.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. ontsluitings)wegen;
  • b. (voet- en rijwiel)paden;
  • c. rotondes;

met daaraan ondergeschikt:

  • d. gebouwen en overkappingen ten behoeve van nutsvoorzieningen;
  • e. bermen en beplanting;
  • f. parkeervoorzieningen;
  • g. water;
  • h. nutsvoorzieningen;

met de daarbijbehorende:

  • i. bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde.
11.2 Bouwregels
11.2.1 Gebouwen en overkappingen

Voor het bouwen van gebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:

  • a. er mogen uitsluitend gebouwen en overkappingen ten behoeve van nutsvoorzieningen worden gebouwd;
  • b. de bouwhoogte van de gebouwen en overkappingen zal ten hoogste 5,00 m bedragen.
11.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt de volgende regel:

  • de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, anders dan rechtstreeks ten behoeve van de geleiding, beveiliging en regeling van het verkeer, zal ten hoogste 6,00 m bedragen.
11.3 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  • het aanleggen van wegen en straten met meer dan twee rijstroken.

Artikel 12 Verkeer - Verblijf

12.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer - Verblijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. (woon)straten en pleinen;
  • b. paden;
  • c. parkeervoorzieningen;
  • d. groenvoorzieningen;
  • e. nutsvoorzieningen;
  • f. waterlopen en waterpartijen;

met de daarbijbehorende:

  • g. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
12.2 Bouwregels
12.2.1 Gebouwen

Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.

12.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt de volgende regel:

  • de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, anders dan rechtstreeks ten behoeve van de geleiding, beveiliging en regeling van het verkeer, zal ten hoogste 6,00 m bedragen.
12.3 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  • het aanleggen van wegen en straten met meer dan twee rijstroken.

Artikel 13 Water

13.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. vaarten, tochten, sloten en daarmee gelijk te stellen waterlopen ten behoeve van de wateraanvoer en -afvoer, de waterberging, alsmede het behoud en de ontwikkeling van de natuurlijke waarden;
  • b. bermen en beplanting;

en daaraan ondergeschikt:

  • c. nutsvoorzieningen;
  • d. groenvoorzieningen;

met de daarbijbehorende:

  • e. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, waaronder kunstobjecten en kunstwerken.
13.2 Bouwregels
13.2.1 Gebouwen

Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.

13.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de doorvaarthoogte van bruggen zal ten minste 0,50 m bedragen;
  • b. de bouwhoogte van de overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zal ten hoogste 5,00 m bedragen.
13.3 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

het gebruik van de gronden als permanente ligplaats voor vaartuigen en/of woonschepen.

Artikel 14 Wonen

14.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. woningen en in samenhang daarmee voor de uitoefening van aan-huis-verbonden beroepen of bedrijven;

en daaraan ondergeschikt:

  • b. nutsvoorzieningen;
  • c. groenvoorzieningen;
  • d. verkeers- en verblijfsvoorzieningen;
  • a. waterlopen en waterpartijen;

met de daarbijbehorende:

  • b. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
14.2 Bouwregels
14.2.1 Hoofdgebouwen

Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:

  • a. als hoofdgebouw zullen uitsluitend vrijstaande grondgebonden woningen worden gebouwd;
  • b. het aantal hoofdgebouwen zal ten hoogste het bestaande aantal bedragen;
  • c. er zal uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;
  • d. een hoofdgebouw zal in de naar de weg gekeerde bouwgrens dan wel het verlengde daarvan worden gebouwd;
  • e. de onderlinge afstand tussen hoofdgebouwen zal ten minste 2,50 m bedragen;
  • f. de goot- en/of bouwhoogte van een hoofdgebouw zal ten hoogste de in de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)' aangegeven goot- en bouwhoogte bedragen.
14.2.2 Bijgebouwen, aan- en uitbouwen en overkappingen

Voor het bouwen van bijgebouwen, aan- en uitbouwen en overkappingen gelden de volgende regels:

  • a. aan- en uitbouwen, niet bedoeld erkers, en de bijgebouwen zullen in het achtererfgebied worden gebouwd, tenzij het bestaande gebouwen betreft, in welk geval de bestaande situering en oppervlakte bepalend is;
  • b. de gezamenlijke oppervlakte van de bijgebouwen, de aan- en uitbouwen en de overkappingen per woning zal ten hoogste 60 m² bedragen, mits ten minste 50% van de oppervlakte van het achtererfgebied onbebouwd blijft;
  • c. de goothoogte van bijgebouwen, aan- en uitbouwen en overkappingen zal ten hoogste 3,00 m bedragen.
14.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 2,00 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór de naar de weg gekeerde gevel(s) ten hoogste 1,00 m zal bedragen;
  • b. de bouwhoogte van de overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zal ten hoogste 3,00 m bedragen.
14.3 Afwijken van de bouwregels

Met omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 14.2.2 sub a in die zin dat bijgebouwen, aan- en uitbouwen en overkappingen buiten het achtererfgebied worden gebouwd, mits:

  • a. er sprake is van minimaal één naar het openbaar toegankelijk gebied gekeerde zijgevel van het hoofdgebouw;
  • b. niet wordt gebouwd op 1 m vanaf de voorgevel van het hoofdgebouw en het verlengde daarvan;
  • c. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:
    • 1. het straat- en bebouwingsbeeld;
    • 2. de woonsituatie;
    • 3. de verkeersveiligheid.
14.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van gedeelten van de woning voor het uitoefenen van aan-huis-verbonden beroepen of bedrijven, indien:
    • 1. meer dan 40% van de vloeroppervlakte, doch maximaal 60 m² van de (bedrijfs)woning en/of de bijbehorende bouwwerken, voor beroeps- en/of bedrijfsmatige activiteiten wordt gebruikt;
    • 2. het beroep of bedrijf niet wordt uitgeoefend door de (hoofd)bewoner(s) van het pand, met daarnaast maximaal één externe werknemer ter plekke werkzaam;
    • 3. er als gevolg van de activiteit afbreuk wordt gedaan aan het woonkarakter en de woonkwaliteit van de directe omgeving;
    • 4. de activiteiten vergunnings- dan wel meldingsplichtig zijn op grond van milieuwetgeving;
    • 5. er sprake is van reclame-uitingen, met uitzondering van hetgeen volgens de Algemene plaatselijke verordening is toegestaan;
    • 6. er sprake is van horeca-activiteiten, een kappersbedrijf of detailhandel, met uitzondering van een internetwinkel;
    • 7. er is sprake is van zodanige verkeersaantrekkende activiteiten die verkeersoverlast veroorzaken of die verkeersmaatregelen noodzakelijk maken;
    • 8. er onvoldoende parkeerruimte op het perceel aanwezig is voor zowel het gebruik van het perceel ten behoeve van de reguliere bewoners als het aan-huis-verbonden beroep of bedrijf;
    • 9. of, wanneer niet aan het gestelde onder 8 kan worden voldaan, niet voldoende aannemelijk kan worden gemaakt dat de parkeercapaciteit in de directe omgeving voldoende is om de toename van de parkeerbehoefte als gevolg van de aanwezigheid van het aan-huis-verbonden beroep of bedrijf op te vangen;
    • 10. er buitenopslag ten behoeve van het aan-huis-verbonden beroep of bedrijf op het perceel plaatsvindt, met uitzondering van de stalling van maximaal twee bedrijfsvoertuigen;
  • b. het gebruik van een woning door meer dan één huishouden;
  • c. het gebruik van bijgebouwen en aan- en uitbouwen voor zelfstandige bewoning.

Artikel 15 Waarde - Archeologie 4

15.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie 4' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:

  • het behoud en de bescherming van mogelijk te verwachten gematigde / middelhoge archeologische waarden van de gronden.
15.2 Bouwregels
15.2.1 Omgevingsvergunning voor het bouwen

Voor bouwwerken met een oppervlakte groter dan 1,7 hectare, moet alvorens een omgevingsvergunning voor het bouwen wordt verleend, door de aanvrager een rapport worden overgelegd waarin:

  • a. de archeologische waarden van de gronden die blijkens de aanvraag kunnen worden verstoord in voldoende mate zijn vastgesteld; en
  • b. in voldoende mate is aangegeven op welke wijze de archeologische waarden worden bewaard en/of gedocumenteerd.
15.2.2 Voorwaarden omgevingsvergunning voor het bouwen

Indien uit het in lid 15.2.1 genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning voor het bouwen zullen worden verstoord, kunnen één of meerdere van de volgende voorwaarden worden verbonden aan de omgevingsvergunning voor het bouwen:

  • a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor de archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
  • b. de verplichting tot het doen van opgravingen;
  • c. de verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg die voldoet aan bij de vergunning te stellen kwalificaties.
15.2.3 Uitzondering

Het bepaalde in lid 15.2.1 is niet van toepassing op bouwwerken die niet dieper worden gebouwd dan 0,40 m beneden het maaiveld.

15.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
15.3.1 Vergunningplicht

Voor de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden is ongeacht het bepaalde in de regels bij de andere op de gronden van toepassing zijnde bestemmingen een omgevingsvergunning vereist:

  • a. het ophogen en ontgraven van de bodem;
  • b. het aanleggen, verbreden of verharden van wegen, paden, banen of parkeergelegenheid en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
  • c. het aanleggen, verbreden en dempen van sloten, vijvers en andere wateren;
  • d. het verlagen of het verhogen van het waterpeil, tenzij dit een maatregel is van het bevoegde waterschap;
  • e. het aanbrengen van ondergrondse transport-, energie-, telecommunicatie- of andere leidingen en de daarmee verband houdende constructies;
  • f. het bebossen van gronden die op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan niet als bosgrond kunnen worden aangemerkt;
  • g. het rooien van bos of boomgaard, waarbij de stobben worden verwijderd;
  • h. het aanleggen van bos of boomgaard;
  • i. het aanbrengen van diepwortelende beplantingen;
  • j. het uitvoeren van grondbewerkingen, waartoe gerekend worden diepploegen, aanleggen van drainage en ontginnen.
15.3.2 Uitzondering

Het bepaalde in lid 15.3.1 is niet van toepassing op werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden die:

  • a. het normale onderhoud betreffen;
  • b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan;
  • c. in het kader van archeologisch onderzoek en het doen van opgravingen worden uitgevoerd, mits verricht door een daartoe bevoegde instantie;
  • d. niet dieper gaan dan 0,40 m beneden het maaiveld of een kleinere oppervlakte hebben dan 1,7 hectare.
15.3.3 Uitsluiting uitzonderingsregels

De in lid 15.3.2 genoemde uitzonderingsregels gelden niet indien in de periode van 24 maanden voor de datum van voorgenomen werken of werkzaamheden een uitzonderingsbepaling van toepassing is geweest op aangrenzende terreinen of terreinen op een afstand van minder dan 25 meter van het onderhavige terrein.

15.3.4 Toetsingscriteria

De in lid 15.3.1 genoemde vergunning kan slechts worden verleend indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de archeologische waarden van de gronden.

15.3.5 Onderzoeksplicht

Een omgevingsvergunning kan pas worden verleend nadat door de aanvrager een rapport is overgelegd waarin:

  • a. de archeologische waarden van de gronden die blijkens de aanvraag kunnen worden verstoord in voldoende mate zijn vastgesteld; en
  • b. in voldoende mate is aangegeven op welke wijze de archeologische waarden worden bewaard en/of gedocumenteerd.
15.3.6 Beoordelingscriteria

Alvorens de omgevingsvergunning wordt verleend moet er ten behoeve van de beoordeling van het rapport advies worden ingewonnen bij een ter zake deskundige.

15.3.7 Voorwaarden omgevingsvergunning

Indien uit het in lid 15.3.5 genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het uitvoeren van werken of werkzaamheden zullen worden verstoord, kunnen één of meerdere van de volgende voorwaarden worden verbonden aan de omgevingsvergunning:

  • a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor de archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
  • b. de verplichting tot het doen van opgravingen;
  • c. de verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg die voldoet aan bij de vergunning te stellen kwalificaties.
15.4 Voorrangsregeling

In geval van strijdigheid van regels gaan de regels van de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 4' vóór de regels die ingevolge andere artikelen op de desbetreffende gronden van toepassing zijn.

Artikel 16 Waarde - Ecologische verbindingszone

16.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Waarde - Ecologische verbindingszone’ aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:

  • het behoud en de ontwikkeling van ecologische verbindingszones en de daarbij behorende natuurwaarden zoals waterlopen, natuurvriendelijke oevers, ruigten en struwelen.
16.2 Bouwregels
16.2.1 Gebouwen en overkappingen

Op of in deze gronden mogen, ongeacht het bepaalde in de regels bij de andere voorkomende bestemming(en), geen gebouwen en overkappingen worden gebouwd. Deze regeling is niet van toepassing op bestaande gebouwen en overkappingen.

16.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt de volgende regel:

  • de bouwhoogte van een bouwwerk, geen gebouw en geen overkapping zijnde, zal ten hoogste 2,00 m bedragen.

Hoofdstuk 3 ALGEMENE REGELS

Artikel 17 Antidubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 18 Algemene gebruiksregels

18.1 Strijdig gebruik

Tot een gebruik, strijdig met de gegeven bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. gronden en/of bouwwerken te gebruiken of te laten gebruiken voor:
    • 1. de uitstalling, opslag, stand- of ligplaats van kampeerwagens, toer- of stacaravans en tenten;
    • 2. de opslag van gerede of ongerede goederen, zoals vaten, kisten, bouwmaterialen, werktuigen, machines of onderdelen hiervan;
    • 3. het opslaan van gebruiksklare of gebruiksonklare voer-, vaar- of vliegtuigen of onderdelen hiervan;
    • 4. het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van puin, vuil of andere vaste of vloeibare afvalstoffen;
    • 5. prostitutiedoeleinden;
  • b. het wijzigen van het bestaande aantal dierplaatsen, bestaande diersoorten en/of bestaande stalsystemen, indien dit leidt tot een toename van de bestaande ammoniakemissie
18.2 Uitzonderingen

Het bepaalde in lid 18.1 is niet van toepassing voor zover het betreft:

  • a. het tijdelijk opslaan van materialen en werktuigen, welke nodig zijn voor de realisering of de handhaving van de in het plan aangewezen bestemmingen;
  • b. het opslaan of storten van afval- of meststoffen, voor zover noodzakelijk voor het normale onderhoud van tuinen en andere open terreinen.
18.3 Afwijken van de gebruiksregels

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 18.1 sub b

in die zin dat een toename van de bestaande ammoniakemissie wordt toegelaten, mits deze afwijking uitsluitend wordt toegepast om, in geval op vergunningenniveau

toename van de bestaande ammoniakemissie is toegestaan, de strijdigheid tussen

de vergunning en de planregels op te heffen.

Artikel 19 Algemene aanduidingsregels

19.1 geluidzone - weg
19.1.1 Aanduidingsomschrijving

De als 'geluidzone - weg' aangeduide gronden aan weerszijden van wegen zijn, naast de voor die gronden aangewezen bestemmingen, tevens aangeduid voor het tegengaan van een te hoge geluidbelasting van geluidgevoelige gebouwen vanwege het wegverkeer.

19.1.2 Bouwregels

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. een op grond van de daar voorkomende bestemming(en) toelaatbaar geluidgevoelig gebouw, of de uitbreiding daarvan, mag slechts worden gebouwd indien de geluidbelasting vanwege het wegverkeer van de gevels van deze geluidgevoelige gebouwen niet hoger zal zijn dan de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde, of een verkregen hogere grenswaarde;
  • b. de op grond van de regels bij de daar voorkomende bestemming(en) toegelaten uitbreidingen van geluidgevoelige gebouwen mogen, indien de afstand tot de rand van de weg met meer dan 10% wordt verkleind, slechts worden gebouwd, indien de geluidbelasting vanwege het wegverkeer van de gevels van deze geluidgevoelige gebouwen niet hoger zal zijn dan de daarvoor geldende grenswaarde, of een vastgestelde hogere grenswaarde.
19.2 Veiligheidszone - bedrijven
19.2.1 Bouwregels

In afwijking van het bepaalde in de ter plaatse voorkomende bestemming(en) mogen op of in deze gronden geen kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten worden gebouwd.

19.2.2 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  • het gebruik van de gronden en bouwwerken als kwetsbaar of beperkt kwetsbaar object.

Artikel 20 Algemene afwijkingsregels

Met omgevingsvergunning kan worden aangegeven van:

  • a. de regels in die zin dat regels inzake goothoogte, bouwhoogte en oppervlakte van gebouwen mogen worden overgeschreden met ten hoogste 10%;
  • b. de regels in die zin dat regels inzake de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mogen worden overschreden met niet meer dan 20%;
  • c. de regels ten behoeve van geringe afwijkingen van het beloop van een weg, groenstroken of begrenzing van bestemmingen, indien bij definitieve uitmeting en verkaveling blijkt dat deze geringe afwijkingen vanwege het belang van een juiste verwerkelijking van het plan gewenst of noodzakelijk zijn, mits de afwijkingen ten opzichte van hetgeen is aangegeven niet meer dan 4,00 m bedragen.

Artikel 21 Overige regels

21.1 Voldoende parkeergelegenheid
  • a. Een bouwwerk, waarvan een behoefte aan parkeergelegenheid wordt verwacht, kan niet worden gebouwd of gebruikt wanneer op het bouwperceel of in de omgeving daarvan niet in voldoende parkeergelegenheid is voorzien en in stand wordt gehouden;
  • b. Bij een omgevingsvergunning wordt aan de hand van op dat moment van toepassing zijnde beleidsregels bepaald of er sprake is van voldoende parkeergelegenheid;
  • c. Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in sub a en worden toegestaan dat in minder dan voldoende parkeergelegenheid wordt voorzien, mits dit geen onevenredige afbreuk doet aan de parkeersituatie.

Hoofdstuk 4 OVERGANGS- EN SLOTREGELS

Artikel 22 Overgangsrecht

22.1 Overgangsrecht bouwwerken
  • a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een bouwvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    • 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    • 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de bouwvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is tenietgegaan;
  • b. Burgemeester en wethouders kunnen eenmalig ontheffing verlenen van sublid a. voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het sublid a. met maximaal 10%;
  • c. Sublid a. is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
22.2 Overgangsrecht gebruik
  • a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet;
  • b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in sublid a., te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind;
  • c. Indien het gebruik, bedoeld in sublid a., na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten;
  • d. Sublid a. is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 23 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het bestemmingsplan

Dronten - Wijland (D3100)  

van de gemeente Dronten

Behorend bij het besluit van 25 januari 2018.