direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Swifterbant - Rivierduinweg 4 (D40012)
Status: ontwerp
Plantype: wijzigingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0303.D40012-ON01

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

De eigenaar en gebruiker van het perceel Rivierduinweg 4 te Swifterbant, wil ten behoeve van de bestaande bedrijfsvoering een nieuwe kistenbewaringloods realiseren. De bedrijfsloods zullen dienen als bewaarplaats/ opslag voor agrarische producten. Binnen de huidige bedrijfskavel en het agrarische zoekgebied is hiervoor net niet genoeg ruimte.

De nieuwe bewaringloods komt hierdoor deels buiten het agrarisch zoekgebied te staan, waardoor de ontwikkeling in strijd is met het geldende bestemmingsplan 'Buitengebied (D4000)'. Om de ontwikkeling toch juridisch-planologisch te regelen, kan gebruikt worden gemaakt van een binnenplanse wijzigingsbevoegdheid, die het mogelijk maakt het zoekgebied te verplaatsen. Dit wijzigingsplan geeft hieraan invulling.

1.2 Ligging plangebied

Het plangebied ligt in het buitengebied van de gemeente Dronten, ten noordwesten van de kern Swifterbant, aan de Rivierduinweg 4. De ligging van het plangebied is weergegeven in figuur 1.1. Rondom is voornamelijk sprake van agrarische gronden.

afbeelding "i_NL.IMRO.0303.D40012-ON01_0001.png"

Figuur 1.1 Globale ligging plangebied

1.3 Planologische regeling

Bestemmingsplan Buitengebied (D4000)

Het plangebied is momenteel juridisch-planologisch geregeld in het bestemmingsplan 'Buitengebied Dronten (D4000)', dat is vastgesteld op 5 oktober 2016. Hierin is het gebied bestemd als 'Agrarisch'. De bestaande bedrijfskavel is daarnaast voorzien van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - bedrijfskavel'. Daarnaast geldt deels de functieaanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - zoekgebied'. De sloot grenzend aan de bedrijfskavel is aangeduid als 'specifieke vorm van water - kavelstoot'

Binnen de functieaanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - bedrijfskavel' is het uitoefenen van een agrarisch bedrijf toegestaan in combinatie met wonen ten behoeve van de agrarische bedrijfsvoering. De functieaanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - bedrijfskavel' wordt omlijst door de functieaanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - zoekgebied'. Ter plaatse van deze aanduiding mogen gebouwen worden gebouwd indien ter plaatse van de bedrijfskavel geen ruimte meer is om deze gebouwen te realiseren. Hierbij gelden dezelfde bouwregels als binnen de bedrijfskavel.

De functieaanduiding 'specifieke vorm van water - kavelsloot' heeft betrekking op het behoud van de kavelsloot.

Tot slot geldt voor alle gronden buiten de bedrijfskavel de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 2'. Deze gronden zijn mede bestemd voor het behoud en de bescherming van mogelijk te verwachten gematigde/middelhoge archeologische waarden van de gronden. Hier geldt dat voor bouwwerken met een oppervlakte groter dan 100 m² een archeologisch onderzoek uitgevoerd dient te worden voordat de ontwikkeling gerealiseerd kan worden.

Binnen de bestemming 'Agrarisch' is een wijzigingsbevoegdheid (artikel 3.8, lid g) opgenomen om de ligging van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - zoekgebied' te wijzigen ten behoeve van de bedrijfsvoering van een agrarisch bedrijf. Aan het toepassen van deze wijzigingsbevoegdheid zijn een aantal voorwaarden verbonden. Dit wijzigingsplan geeft toepassing aan de wijzigingsbevoegdheid.

Uit deze toelichting blijkt dat aan de hiervoor geldende wijzigingscriteria wordt voldaan. Paragraaf 2.4 gaat hier specifiek op in.

Een uitsnede van het geldende bestemmingsplan is weergegeven in figuur 1.2.

afbeelding "i_NL.IMRO.0303.D40012-ON01_0002.png"

Figuur 1.2 Uitsnede geldende bestemmingsplan Buitengebied (D4000)

Voorbereidingsbesluit geitenhouderijen

Op 29 januari 2019 is een voorbereidingsbesluit genomen ten aanzien van geitenhouderijen, waarbij nieuwvestiging van geitenhouderijen en uitbreiding van bestaand geitenhouderijen binnen 2 kilometer van een woonkern is verboden op basis van dit voorbereidingsbesluit.

Inpassingsplan Windplan Blauw

Dit provinciale inpassingsplan is vastgesteld op 24 mei 2019. Deze nieuwe regeling voorziet in een windpark met bijbehorende voorzieningen in het noordelijke deel van de provincie Flevoland. In dit inpassingsplan is het plangebied voorzien van de bouwaanduiding 'specifieke bouwaanduiding - te saneren windturbine 3'. Deze aanduiding borgt het wegsaneren van een windturbine. Het inpassingsplan heeft geen invloed op dit wijzigingsplan

1.4 Leeswijzer

In hoofdstuk 2 wordt een beschrijving gegeven van de huidige situatie, de gewenste ontwikkelingen en de ruimtelijke inpassing daarvan. In hoofdstuk 3 worden de uitgangspunten getoetst aan de, voor het project relevante, beleid op rijks-, provinciaal- en gemeentelijk niveau. In hoofdstuk 4 wordt de voorgenomen ontwikkeling getoetst aan milieu- en omgevingsaspecten. In hoofdstuk 5 worden de maatschappelijke en economische uitvoerbaarheid van het project besproken. Tot slot wordt in hoofdstuk 6 een beknopte samenvatting en conclusie van de ruimtelijke onderbouwing weergegeven.

Hoofdstuk 2 Projectbeschrijving

In dit hoofdstuk wordt een omschrijving gegeven van de gewenste ontwikkeling binnen de context van de huidige situatie.

2.1 Beschrijving huidige situatie

Dit wijzigingsplan heeft betrekking op het agrarische bedrijf gelegen aan de Rivierduinweg 4, ten noordwesten van Swifterbant. Het plangebied is gelegen in het karakteristieke polderlandschap. In de omgeving zijn duidelijk de erven binnen ‘groene lijsten waarneembaar. De rechtlijnige, lineaire structuren zijn duidelijk zichtbaar in het landschap. De functionele structuur bestaat uit verspreid liggende (burger)woningen en agrarische bedrijven. Meestal staan de grootste (bedrijfs)gebouwen achter op het erf en de kleinere ervoor, met voor op het erf de (bedrijfs)woning. De situering van de bedrijfsgebouwen kan per erf en per gebouw verschillend zijn.

De ligging van het plangebied op luchtfoto’s wordt weergegeven op afbeelding 2.1.

afbeelding "i_NL.IMRO.0303.D40012-ON01_0003.png" figuur 2.1 Luchtfoto omgeving plangebied

Het plangebied wordt begrensd door de Rivierduinweg aan de oostzijde. Aan de overzijde van deze weg is een pluimveebedrijf gevestigd. De overige zijden wordt het bedrijfsperceel begrenst door de agrarische gronden van het bedrijf.
In figuur 2.2 en 2.3 wordt een luchtfoto en een aanzicht vanaf de Rivierduinweg in de richting van het plangebied weergegeven. Ter plaatse is sprake van een agrarisch bedrijf, gespecialiseerd in (éénjarige) gewassen. In de huidige situatie staan alle (bedrijfs)gebouwen aan de noordzijde van het erf. Het gebouwenensemble bestaat uit een bedrijfswoning aan de weg en daarachter 4 akkerbouwbewaarloodsen waarvan een deel als sorteerruimte gebruikt wordt.

Het erf heeft een erftoegang aan de oostzijde van het perceel op de Rivierduinweg. Aan- en afvoerbewegingen zijn in de huidige en toekomstige situatie zowel noord als zuid georiënteerd in de richting van de provinciale wegen en snelweg (A6). Om het perceel heen zijn watergangen gelegen. De zuidelijke watergang is bestemd als 'kavelsloot'.

Het overige deel van het plangebied, bestaat uit agrarische gronden waar op basis van het geldende bestemmingsplan een regeling van toepassing is voor een agrarisch zoekgebied. Hierin is onder voorwaarden een mogelijkheid opgenomen om een agrarisch bedrijf uit te breiden.

afbeelding "i_NL.IMRO.0303.D40012-ON01_0004.png"

figuur 2.2 Luchtfoto van de huidige situatie in het plangebied

afbeelding "i_NL.IMRO.0303.D40012-ON01_0005.png"

Figuur 2.3 Aanzicht plangebied vanaf de Rivierduinweg

2.2 Nieuwe situatie

Het voornemen is om in het plangebied, als onderdeel van fase 2 van de uitbreiding van het bedrijf, een nieuwe kistenbewaringsloods te realiseren, die dienen als bewaarplaats voor de producten die het bedrijf produceert, paragraaf 2.3 gaat hier nader op in. De bewaringsloods krijgt oppervlakte van respectievelijk circa 40 bij 35 meter.

De nieuwe loods worden ten zuiden van de bestaande bedrijfsbebouwing en de bedrijfshal gerealiseerd. Om een doorgang tussen de bestaande bebouwing en de nieuwe bedrijfsloods open te laten, wordt een afstand van 17 meter tussen de gebouwen aan de noordzijde aangehouden. Deze locatie is, mede in verband met de logistiek, de meest ideale locatie om de bedrijfsloods te realiseren.

De overschrijding van het agrarisch zoekgebied door de nieuwe loods is minimaal (circa 30 m²). Naast het plangebied loopt een erfsloot, deze sloot moet voor de beoogde ontwikkeling worden verplaatst. Tussen deze sloot en bebouwing moet i.v.m. onderhoud en bedrijfsvoering een bebouwingsvrije zone worden gerealiseerd, door deze zone wordt de overschrijding van het agrarische zoekgebied 1.790 m² exclusief erfsloot.

Aan de noordzijde van het bedrijfserf zijn de gronden ook aangewezen als zoekgebied. Met dit wijzigingsplan wordt de aanduiding ter plaatse van deze gronden, met een oppervlak van 2.000 m² 'wegbestemd'.

afbeelding "i_NL.IMRO.0303.D40012-ON01_0006.png"

Figuur 2.2 Inrichting plangebied in de nieuwe situatie

Landschappelijke inpassing

In figuur 2.4 en in bijlage 1 bij de regels, is de landschappelijk inpassing weergegeven. Het bedrijfsperceel is aan de noordzijde voorzien van (jonge) erfsingels. De zuidzijde is in de huidige situatie nog minimaal ingepast. Met onderhavige ontwikkeling wordt, met het verplaatsten van de erfsloot de erfgrens voorzien van nieuwe singels. Hierdoor ontstaat overeenkomstig met de bedrijfspercelen uit de omgeving een goed ingepast perceel.

Qua hoogte is het nieuwe bedrijfsgebouw gelijk aan de laatste uitbreiding van het bedrijf. Zoals beschreven is het de omgeving gebruikelijk dat de grootste gebouw het verst van de openbare weg afstaan, hierdoor is de (visuele) in pacht van deze gebouwen het minsten. Het nieuwe gebouw heeft, in vergelijke met de huidige bebouwing, een andere nokrichting. Hierdoor is de overschrijding van het zoekgebied het minsten. Alle kleuren en materialen van de nieuwbouw wordt gelijk aan de bestaande bebouwing.

Verkeer en parkeren

In de toekomstige situatie worden een extra bedrijfshal ten behoeve van het bestaande agrarische bedrijf gerealiseerd. De bedrijfshal krijgt een oppervlakte van circa 1.400 m2.

Omdat het bedrijf in de huidige situatie al in het plangebied aanwezig is, vinden de verkeersbewegingen ten behoeve van de opslag in de huidige situatie ook al plaats op dit perceel. Nu is het echter zo, dat de opslag van producten, waarvoor geen capaciteit op het aanwezig is, plaatsvindt bij derden op andere locaties. In de voorgenomen situatie zal deze opslag geheel plaatsvinden op het eigen perceel. Daardoor zal het aantal verkeersbewegingen dalen en afgewikkeld worden over de Rivierduin.

Ten aanzien van parkeren kan, gezien de omvang en de ruime inrichting van het perceel, worden gesteld dat hier voldoende ruimte voor is op eigen erf.

Geconcludeerd wordt dat de ontsluiting van het gebied goed is. De nieuwe ontwikkeling zal niet leiden tot problemen in de verkeersafwikkeling en parkeren.

2.3 Behoefte en bedrijfssituatie

Het akkerbouwbedrijf bestaat momenteel uit een bedrijf dat aardappels, uien, bieten, witlof en tarwe verbouwd. Daarnaast wordt er een gedeelte van het land verhuurd aan een bollenteler. De geteelde aardappelen en uien worden opgeslagen in de eigen moderne aardappel- en uienbewaring op het akkerbouwbedrijf. Op het akkerbouwbedrijf wordt 120 hectare beteeld. Van deze 120 hectare nemen zowel de uien als de aardappelen teelt een vijfde voor hun rekening. Ieder dus 24 hectare.

De aardappelen worden opgesplitst in tafel- en consumptieaardappelen. De tafelaardappelen worden bewaard in een kistenbewaring en de consumptieaardappelen in een aparte bulkbewaring met ondergrondse beluchting. De 24 hectare uien die momenteel verbouwd worden, worden na de oogst allemaal opgeslagen in de moderne uienbewaring. Deze uienbewaring bestaat uit 2 bulk bewaring met ondergrondse beluchting. Hier ligt een derde gele uien opgeslagen voor de lange bewaring (april) en een derde rood of geel voor de korte bewaring (januari). Daarnaast wordt er in deze schuur nog een derde van het uienareaal in kisten opgeslagen met mechanische koeling. Deze kistenbewaring is noodzakelijk om de kwaliteit van de rode uien te waarborgen, tot het einde van het seizoen (mei/juni). Momenteel lukt het om het areaal van het akkerbouwbedrijf in de bestaande gebouwen op te slaan.

Het akkerbouwbedrijf gaat vanaf oogst 2022 meer uien verbouwen door huur en landruil bij en met telers uit de buurt. Het akkerbouwbedrijf merkt dat groei binnen het bedrijf noodzakelijk is om in de toekomst ook nog te kunnen boeren. Verkoopprijzen van de verschillende gewassen komen steeds meer onder druk te staan, de kostprijs wordt steeds hoger en een nieuwe generatie akkerbouwers dringt zich aan. De machines voor extra uienteelt zijn bovendien al op het bedrijf aanwezig, de kostprijs per machine wordt dus lager.

Om een duurzame toekomst van het akkerbouwbedrijf te waarborgen is een opslag van dit extra areaal noodzakelijk. Doordat het door weersinvloeden en ziektedruk steeds moeilijker wordt om de kwaliteit van de uien te realiseren in Nederland, wordt een kistenbewaring noodzakelijk. Tegelijkertijd wil het akkerbouwbedrijf ook met de tijd mee gaan en inspelen op een duurzamer en milieuvriendelijkere manier van het opslaan van producten. Vandaar dat voor een kistenbewaring met condens droogsysteem gekozen is, waarvoor de nieuwe bewaarloods noodzakelijk is. Daar komt bij dat afnemers hier ook de toegevoegde waarde in zien, wat betreft de afzet zit hier dus ook al snel een meerwaarde aan.

Ten slotte is één van de ondernemers binnen het bedrijf, actief bij PPA in de uienhandel. PPA regelt naast de afzet van gangbare en biologische uien ook de op en overslag van uien naar de afnemers toe. Vanuit de PPA wordt opgemerkt dat er een tekort is aan opslag en dat de ruimte die het akkerbouwbedrijf over zal hebben eenvoudig op te vullen is met opslag voor derden. PPA en haar klanten zijn met name op zoek naar bewaringen met condens droogsystemen die biologische uien en eerstejaars plantuien op kunnen slaan. Dit zijn beide producten die in speciale kistenopslagen bewaart moeten worden omdat een temperatuur van 0 tot 1 graden noodzakelijk is. De nieuw te bouwen kistenbewaring heeft dus echt een meerwaarde voor PPA en er zijn al concrete afspraken gemaakt dat deze opslag te allen tijde vol zal komen.
PPA en het akkerbouwbedrijf werken al samen voor een periode van ten minste 10 jaar. Daarnaast zorgt de verhuur van de kistenbewaring ook voor een extra zekerheid binnen het bedrijf. Het akkerbouwbedrijf dekt zich natuurlijk al deels in aan de hand van afzetcontracten vooraf, maar in een jaar met een slechte oogst of een mindere prijszetting zijn andere inkomstenbronnen wenselijk.

Met de bouw van de nieuwe kistenbewaring komen er extra bedrijfsgronden vrij vanaf de openbare weg tot aan de kistenbewaring. Het eerste gedeelte vanaf de openbare weg wordt verlengd met een stuk tuin. Daarna komt er een groot verhard plein voor de nieuwe schuur zodat vrachtwagens kunnen laden en lossen en zodat de schuur tijdens de oogst aan de hand van grote oogstmachines gevuld kan worden.

2.4 Toetsing aan wijzigingsbevoegdheid

Planologische regeling

Het geldende bestemmingsplan bevat een mogelijkheid voor Burgemeester en Wethouders om middels een omgevingsvergunning af te wijken van de bouwregels als het gaat om het bouwen van bedrijfsgebouwen binnen het gebied met de aanduiding ‘bedrijfskavel’. Dit is beschreven in artikel 3.4, sub b, van de planregels. Het toepassen van deze afwijkingsbevoegdheid is enkel mogelijk als de bedrijfsgebouwen in het gebied gebouwd worden met de aanduiding ‘zoekgebied’. Zoals hiervoor in paragraaf 2.2 beschreven, valt een klein deel van het nieuwe bedrijfsgebouw buiten dit 'zoekgebied'

Wijzigingsbevoegdheid

Het bestemmingsplan bevat twee wijzigingsbevoegdheden die hier moeten worden toegepast:

Artikel 3.8 sub b: Verwijderen en aanbrengen aanduiding kavelsloot

“Burgemeester en Wethouders kunnen, met inachtneming van het gestelde in Bijlage 1, het plan wijziging die zin dat de aanduiding 'specifieke vorm van water - kavelsloot' wordt aangebracht dan wel wordt verwijderd, mits;

1.19 van bijlage 1 luidt:

Als bij het vergroten van een erf of door een noodzakelijke landbouwkundige ingreep en/of het noodzakelijk verbeteren van de landbouwstructuur een kavelsloot niet kan worden gehandhaafd, mag deze na toepassing van een wijzigingsbevoegdheid worden gedempt. Daarmee dient de aanduiding van de verbeelding te worden verwijderd. In een dergelijk geval kan het zijn dat de kavelsloot in de directe omgeving opnieuw wordt aangelegd middels het graven van een nieuwe kavelsloot, zodanig dat de afvoercapaciteit niet wordt gehinderd. Ook dit is met een wijzigingsbevoegdheid vastgelegd, waarbij dan de aanduiding op de verbeelding dient te worden aangebracht.

Toetsing

Op de plek waar nu de kavelsloot ligt zal de nieuwe lood gebouwd Een kavelsloot op het erf is niet praktisch en niet wenselijk. Deze kavelsloot kan derhalve niet worden gehandhaafd. De nieuwe kavelsloot wordt aan de zuid- en westzijde teruggelegd. Deze kavelsloot voorziet tevens in de watercompensatie voor de toename van de verharding, zie paragraaf 4.5. Op de verbeelding is doormiddel van de functieaanduiding 'specifieke vorm van water - kavelsloot' geborgd dat en waar de kavelsloot wordt aangelegd.

Artikel 3.8 sub g: Ligging van het zoekgebied wijzigen

“Burgemeester en Wethouders kunnen, met inachtneming van het gestelde in Bijlage 1, het plan wijzigen in die zin dat de ligging van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - zoekgebied' wordt gewijzigd ten behoeve van een doelmatige bedrijfsvoering van een agrarisch bedrijf, mits:

  • 2. de oppervlakte van de aanduiding niet wordt vergroot;
  • 3. rekening wordt gehouden met het gestelde in Bijlage 1 onder 1.2.”

1.2 van bijlage 1 luidt als volgt:

De afwijkingsmogelijkheden om de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - bedrijfskavel' te vergroten zal alleen worden toegepast als:

  • er zicht is op langdurige vergroting van de productie-omvang als gevolg van schaalvergroting of een behoefte voortvloeiend uit de extensivering en/of verbreding van de bedrijfsactiviteiten;
  • binnen de bestaande aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - bedrijfskavel' moet geen ruimte meer zijn voor de benodigde uitbreiding;
  • bij de vergroting dient er bij voorkeur sprake te blijven van een rechthoekige aanduiding voor de bedrijfskavel met de diepte langer dan de breedte. In specifieke gevallen kan bijvoorbeeld
  • vanwege de vorm van het landschap of natuurlijke obstakels in het landschap een rechthoekige aanduiding voor de bedrijfskavel niet haalbaar zijn;
  • deze uitbreiding uitsluitend binnen de aanduidingsgrenzen van het zoekgebied plaatsvindt.

Het gebruik van gronden ten behoeve van de uitoefening van het agrarisch bedrijf kan buiten de bedrijfskavel worden vergroot met de gronden ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - zoekgebied'. Bij deze verandering van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - bedrijfskavel' moet in het bijzonder worden gelet op:

  • de landschappelijke en cultuurhistorische waarden, waaronder de verkavelingsrichting;
  • het aanleggen van nieuwe erfsingelbeplanting of kavelbeplanting in het fruitteeltgebied;
  • de relatie met het aanwezige bebouwingspatroon; en
  • de nabijheid van milieugevoelige functie

Toetsing

De verwijzing naar 1.2 is betreft een verwijzing naar de mogelijkheid om het bedrijfskavel of het zoekgebied te vergroten, die wijzigingsbevoegdheid ontbreekt echter in het plan, het plan kent namelijk alleen de mogelijkheid om het zoekgebied te verleggen en dus dient dit op andere wijze geïnterpreteerd te worden.

In reactie op de voorwaarden kan gesteld worden dat er sprake is van een vergroting van de productieomvang op de locatie van initiatiefnemer zelf, in paragraaf 2.3 is een uitgebreide motivatie opgenomen waarom deze uitbreiding noodzakelijk is. Binnen de bestaande aanduiding ‘specifieke vorm van agrarisch - bedrijfskavel’ is geen ruimte voor de beoogde bedrijfsvoering, wel blijft we sprake van een rechthoekige aanduiding. De landschappelijke- en cultuurhistorische waarden worden niet geschaad, de verkavelingsrichting blijft behouden. Er wordt een nieuwe erfsingel aangelegd en de relatie met het aanwezige bouwpatroon is significant aanwezig. De milieugevoelige functies liggen op relatief grote afstanden (zie ook hoofdstuk 4.2).

Conclusie

Geconstateerd kan worden dat de wijziging van het zoekgebied voldoet aan alle daarvoor gehanteerde criteria. Er zijn dan ook geen belemmeringen voor toepassing van de wijzigingsbevoegdheid.

Hoofdstuk 3 Beleidskader

In dit hoofdstuk staat een beschrijving van het voor het plangebied van toepassing zijnde beleid, dat een direct verband houdt met de gewenste ontwikkeling. Daarbij wordt ingegaan op rijks- provinciaal-, en gemeentelijk beleid. Wanneer van toepassing kan het overige beleid nadere uitgangspunten voor de gewenste ontwikkeling in het plangebied opleveren.

3.1 Rijksbeleid

Nationale Omgevingsvisie (NOVI)

Op 11 september 2020 is de Nationale Omgevingsvisie (hierna: NOVI) vastgesteld. De NOVI is de langetermijnvisie van het Rijk op de toekomstige inrichting en ontwikkeling van de leefomgeving in Nederland. De NOVI geeft richting en helpt om keuzes te maken, te kiezen voor slimme combinaties van functies en uit te gaan van de specifieke kenmerken en kwaliteiten van gebieden. En er nu mee aan de slag te gaan en beslissingen niet uit te stellen of door te schuiven. Het versterken van de omgevingskwaliteit staat in de NOVI centraal. Dat wil zeggen dat alle plannen met oog voor de natuur, gezondheid, milieu en duurzaamheid gemaakt moeten worden. Bij de NOVI hoort een Uitvoeringsagenda. Hierin staat hoe uitvoering wordt gegeven aan de NOVI.

Binnen de NOVI zijn 8 voorlopige aandachtsgebieden geformuleerd als zogeheten NOVI-gebied. In een NOVI-gebied krijgt een aantal concrete vraagstukken extra prioriteit. Dit helpt om grote veranderingen en ruimtelijke opgaven in een regio beter te realiseren.

Opgaven

Er is in Nederland sprake van een aantal dringende maatschappelijke opgaven. Deze opgaven kunnen niet apart van elkaar worden opgelost. Ze moeten in samenhang bekeken worden. Ze grijpen in elkaar en vragen meer ruimte dan beschikbaar is in Nederland. Niet alles kan, niet alles kan overal. Op het niveau van nationale belangen wil het Rijk sturen en richting geven aan de omgeving in Nederland, verwoord in vier opgaven:

  • 4. ruimte maken voor klimaatverandering en energietransitie;
  • 5. de economie van Nederland verduurzamen en het groeipotentieel behouden;
  • 6. steden en regio's sterker en leefbaarder maken;
  • 7. een toekomstbestendige ontwikkeling van het landelijk gebied.

Realiseren opgaven

In de NOVI is een tweetal instrumenten opgenomen om de opgaven te realiseren:

  • 1. De Omgevingsagenda.
    In de Omgevingsagenda agenderen het Rijk en regio de gezamenlijke vraagstukken en de gewenste aanpak daarvan. De Omgevingsagenda biedt een basis voor uitvoeringsafspraken en inzet van programma's en projectbesluiten van Rijk en regio.
  • 2. De NOVI-gebieden.
    Een NOVI-gebied is een instrument waarbij Rijk en regio meerdere jaren verbonden zijn aan de gezamenlijke uitwerking van de verschillende opgaven in het ruimtelijke domein. Vaak wordt voortgebouwd op bestaande samenwerkingstrajecten. Denk aan een Regio Deal en een verstedelijkingsstrategie.

Conclusie

Gelet op de te realiseren opgaven uit de NOVI kan de conclusie worden getrokken dat de voorgenomen ontwikkeling geen rijksbelangen raakt als opgenomen in de NOVI.

Ladder voor duurzame verstedelijking

In de SVIR is de 'ladder voor duurzame verstedelijking' geïntroduceerd. De ladder is ook als procesvereiste opgenomen in het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). Dat betekent dat overheden nieuwe stedelijke ontwikkelingen moeten motiveren met oog voor de behoefte en de beschikbare ruimte binnen stedelijk gebied. Onder stedelijke ontwikkelingen wordt verstaan: ruimtelijke ontwikkeling van een bedrijventerrein of zeehaventerrein, of van kantoren, detailhandel, woningbouwlocaties of andere stedelijke voorzieningen.

De aanleg van twee bedrijfsgebouw bij een bestaande agrarisch bedrijf betreft geen stedelijke ontwikkeling in het kader van de ladder voor duurzame verstedelijking. Daarom is toetsing aan de ladder voor duurzame verstedelijking niet noodzakelijk.

3.2 Provinciaal beleid

Omgevingsvisie Flevoland - Flevolandstraks

De Omgevingsvisie FlevolandStraks (vastgesteld op 8 september 2017) geeft de visie van de provincie Flevoland op de toekomst van dit gebied. De visie gaat over de periode tot 2030 en verder. Het geeft aan welke kansen en opgaven er voor Flevoland liggen en welke ambities we hebben voor de toekomst. Het bijzondere verleden van de jongste provincie van Nederland vormt de basis van de visie.

In de visie staan de belangrijkste onderwerpen en ambities voor de toekomst van Flevoland. In de Omgevingsvisie wordt onderscheid gemaakt in kernopgaven en strategische opgaven. Deze opgaven hebben een tijdshorizon van circa tien tot vijftien jaar.

De drie kernopgaven zijn: het Verhaal van Flevoland (fysieke omgeving), krachtige Samenleving (sociaal-economische omgeving) en ruimte voor Initiatief (bestuurlijke omgeving). De strategische opgaven zijn: regionale kracht, circulaire economie, landbouw: meerdere smaken.

Kernopgave: Het verhaal van Flevoland.

In deze opgave wil de provincie laten zien waar ze vandaan komen. In 2030 en verder wil Flevoland de kroon op de eeuwenlange Hollandse inpolderingstraditie zijn. Dan staat Flevoland wereldwijd bekend als een 20e-eeuws wederopbouwlandschap met herinneringen uit een verder verleden.

De provincie wil dit bereiken door mensen het lef te laten hebben om de kansen voor nieuwe ontwikkelingen te pakken; zoals transformatie in de landbouw en duurzame energie.

Kernopgave: Ruimte voor Initiatief

De provincie wil er zijn voor zijn inwoners en wil de krachten vanuit de samenleving dan ook benutten. Hiervoor bieden ze ruimte voor ondernemers en mensen die hun droom willen realiseren. Iedereen die wil bijdragen aan een duurzame toekomst van Flevoland is van harte uitgenodigd.

Strategische opgave: Circulaire Economie

Voor Flevoland ligt in de omschakeling naar een circulaire economie een kans. In een circulaire economie worden materialen eindeloos hergebruikt en zijn producten zoveel mogelijk gemaakt van hernieuwbaar materiaal. In 2030 en verder staat Flevoland bekend als de grondstoffenleverancier voor de circulaire economie. (Rest)stromen uit de landbouw, bedrijven en huishoudens worden geschikt gemaakt voor duurzaam (her)gebruik. Groene grondstoffen en gebruikte materialen worden zodanig bewerkt dat ze snel en gemakkelijk hun weg vinden naar bestaande en nieuwe afzetmarkten, in Flevoland, in Nederland en wereldwijd.

Strategische opgave: Landbouw: Meerdere Smaken

Flevoland is van oorsprong een landbouwprovincie. Ontwikkelingen in deze sector vragen een groot aanpassingsvermogen. In 2030 en verder staat Flevoland bekend om haar meerdere smaken in de agrosector, die door haar aanpassingsvermogen vernieuwingen en innovaties voortvarend en snel in praktijk brengt.

De ontstaansgeschiedenis van de polder is terug te vinden in de kwaliteiten. Flevoland is sterk in techniek, technologie en primaire productie, zoals pootaardappelen en biologische landbouw. Vanuit de lucht lijkt de landbouw in de provincie op elkaar, maar op het erf heeft elk bedrijf zijn eigen specialisatie, schaal en bedrijfsmodel. Er is veel variatie en deze neemt toe, van verwerking, energie, technologie tot stadslandbouw.

In dit geval wordt een bestaand landbouwbedrijf uitgebreid, waardoor schaalvergroting en efficiëntie optreden binnen het bedrijf. Deze ontwikkeling is in overeenstemming met de provinciale omgevingsvisie.

Omgevingsprogramma Flevoland

In het Omgevingsprogramma Flevoland is ervoor gekozen al het bestaande beleid voor de ontwikkeling, het gebruik, het beheer, de bescherming of het behoud van de fysieke leefomgeving te bundelen in één programma. Op deze wijze zijn de provinciale beleidskeuzes compact beschreven en is de samenhang tussen de verschillende beleidsterreinen het beste gewaarborgd.

De provincie stelt in het omgevingsprogramma dat zij de vitaliteit van het landelijk gebied wil vergroten en de gebruiksmogelijkheden ervan meer wil afstemmen op de maatschappelijke behoeften. Ten aanzien van agrarische activiteiten is ook in Flevoland sprake van schaalvergroting en herstructurering van de landbouw. De provincie wil agrarische bedrijvigheid die zich in de eerste plaats richt op duurzame productie en verwerking van landbouwproducten optimale ontwikkelingskansen geven. Bovendien wil de provincie ruimte bieden aan nieuwe functies in het landelijk gebied om het economisch draagvlak te verbreden en deze te verweven met de bestaande landbouwfunctie. In de beleidsregel kleinschalige ontwikkelingen in het landelijk gebied zijn de voorwaarden en maatvoering concreter uitgewerkt. Verder moet er voldaan worden aan een goede ruimtelijke ordening, waaronder een landschappelijke inpassing en een goede verkeersafwikkeling.

De landbouw verandert in hoog tempo van een beschermde en ondersteunde sector naar een sector die moet concurreren op de wereldmarkt. Bedrijven reageren hierop met schaalvergroting, specialisatie, intensivering en een verschuiving van akkerbouw naar veehouderij. Ook zijn er bedrijven die oplossingen zoeken in verbreding van de bedrijfsvoering, zoals verwerking van agrarische producten, het telen van energie- of andere gewassen, mestvergisting, recreatie en toerisme. De provincie wil de agrarische sector in de verdere ontwikkeling faciliteren en ondersteunen. In een duurzame, vitale landbouwsector ontstaan er meer mogelijkheden voor de ontwikkeling van andere economische functies in het landelijk gebied.

De voorgenomen ontwikkeling betreft schaalvergroting van een bestaand agrarisch bedrijf. Deze ontwikkeling is in overeenstemming met het gestelde in het omgevingsprogramma.

Beleidsregel kleinschalige ontwikkelingen in het landelijk gebied 2008

De provinciale beleidsregel 'Kleinschalige ontwikkelingen in het landelijk gebied 2008' is van toepassing op perceelsgebonden ontwikkelingen in het agrarisch gebied. Het landelijk gebied van Flevoland heeft voor een groot deel een agrarische functie. Ontwikkelingen in de landbouwsector maken het wenselijk meer ruimte te bieden aan kleinschalige niet-agrarische of agrarisch aanverwante functies en vergroting van (voormalige) agrarische bouwpercelen, voor zover deze de bestaande activiteiten en functies niet hinderen, niet leiden tot verstedelijking van het landelijk gebied en landschappelijk, milieutechnisch en verkeerskundig goed worden ingepast. Daarbij dienen de ontwikkelingsmogelijkheden van de landbouw behouden te blijven of verder versterkt te worden.

Bij vergroting van een agrarisch bouwperceel moet het volgende zijn aangetoond:

  • 1. uitbreiding binnen het bestaande bouwperceel is niet mogelijk;
  • 2. uitbreiding is noodzakelijk voor de bedrijfsvoering en de toekomst van het agrarisch bedrijf is voldoende gewaarborgd;
  • 3. de landschappelijk en cultuurhistorische kernkwaliteiten mogen niet worden aangetast. Erfsingels moeten worden behouden of hersteld en de vorm van het perceel moet passen in het landschap;
  • 4. de ontwikkeling mag niet leiden tot knelpunten of onveilige situaties in de verkeersafwikkeling.

Zoals beschreven is de beoogde uitbreiding niet mogelijk binnen het huidige bouwvlak en zoekgebied. Met deze uitbreiding hoeft het bedrijf niet uit te wijken naar locaties van derden, en blijft/ wordt het bedrijf groot genoeg om in de toekomst een agrarisch waardig bedrijft blijven. De landschappelijke inpassing en de verkeersafwikkeling zijn beschreven bij de planbeschrijving (paragraaf 2.2).

3.3 Gemeentelijk beleid

Structuurvisie Dronten 2030

In het najaar van 2012 heeft de gemeenteraad van Dronten een structuurvisie vastgesteld. Naast het richting geven aan de toekomstige ontwikkelingen in de gemeente Dronten is de structuurvisie vooral bedoeld om te enthousiasmeren, te verleiden en te inspireren en andere partijen aan te zetten tot initiatieven en investeringen. De structuurvisie is daarmee niet alleen een kader, maar ook een aanjager voor toekomstige ontwikkelingen. Zij moet niet alleen de gemeente, maar ook ondernemers, bewoners en andere overheden aanzetten tot initiatieven en acties. Het gaat er in de structuurvisie om dat niet alleen problemen benoemd worden en oplossingen aangedragen worden, maar vooral ook dat de ‘genius loci’ (het DNA) van de gemeente benoemd wordt en dat ingezet wordt op het behouden en verbeteren van die identiteit.

Dronten is van oudsher een agrarische gemeente en ook vandaag de dag is de landbouw nog altijd een zeer belangrijke pijler in de gemeente. Vooral de akkerbouw vormt een belangrijk onderdeel van de Drontense economie en bepaalt voor een groot deel het landschappelijk beeld van de gemeente. Het grootschalige open landschap heeft nog steeds een grotendeels agrarisch karakter en dat moet ook in de toekomst zo blijven. De landbouwsector en de innovatie die daarin plaatshebben moeten ook in 2030 in Europa nog steeds hoog aangeschreven staan.

Het grootschalige agrarische kerngebied draagt in sterke mate bij aan het imago en de voorbeeldfunctie van de gemeente op het gebied van duurzaamheid. De gemeente Dronten is al sinds 2007 CO²-neutraal, wat vooral een gevolg is van de aanwezigheid van windturbines in het agrarische kerngebied. In 2030 wil de gemeente klimaatneutraal worden.

Een belangrijke ontwikkeling die al enige tijd gaande is en die in de toekomst verder door zal zetten, is de schaalvergroting die noodzakelijk is om de bedrijfsvoering te laten renderen (het samenvoegen van land van meerdere bedrijven in één bedrijf). In de gemeente Dronten is voldoende ruimte voor deze schaalvergroting. In de “Economische Visie Dronten 2015 - Koersen op Karakter” (2010) is reeds ingezet op het verruimen van de mogelijkheden voor agrariërs. Dit geldt vooral voor de akkerbouw.

Conclusie:

Het gemeentelijk beleid staat positief tegenover verdere ontwikkeling van het agrarisch gebied. Dit plan voorziet in een toepassing van de wijzigingsbevoegdheid en past dan ook volledig in het beleid van de gemeente.

Hoofdstuk 4 Milieu- en omgevingsaspecten

Bij nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen moet aandacht worden besteed aan wet- en regelgeving voor de verschillende omgevingsaspecten. Het gaat hierbij om het minimaliseren van de invloeden vanuit het plangebied op de omgeving en omgekeerd. Dat zijn milieuaspecten (milieuzonering, geluid, bodem) en water, archeologie, cultuurhistorie, ecologie, luchtkwaliteit, externe veiligheid.

In de volgende paragrafen worden alleen de relevante omgevingsaspecten en eventueel daaraan verbonden planologische randvoorwaarden behandeld.

4.1 Geluid

Toetsingskader

De Wet geluidhinder (Wgh) stelt eisen met betrekking tot de geluidbelasting van geluidgevoelige gebouwen en terreinen door drie verschillende geluidbronnen: wegverkeer, spoorverkeer en industrie. Indien en binnen een geluidzone een geluidgevoelige functie gerealiseerd wordt, dient getoetst te worden aan de voorkeursgrenswaarde uit de Wgh.

Toetsing

Met de ontwikkeling van de bedrijfsloods wordt geen geluidgevoelige object ontwikkeld. Daarom hoeft geen toetsing aan de Wet geluidhinder plaats te vinden en vormt het aspect geluid geen belemmering voor de uitvoering van het project.

4.2 Bedrijven en milieuzonering

Toetsingskader

In het kader van een goede ruimtelijk ordening is het van belang dat bij de aanwezigheid van bedrijven in de omgeving van milieugevoelige functies zoals bijvoorbeeld woningen een goed woon- en leefmilieu kan worden gegarandeerd. Hierbij dient rekening gehouden te worden met de bedrijfsvoering en milieuruimte van de betreffende bedrijven.

Toetsing

Met de ontwikkeling van de bedrijfsloods dient rekening te worden gehouden met de aanwezigheid van milieugevoelige functies in de omgeving. Hiervoor dient getoetst te worden aan de richtafstanden conform de VNG-publicatie 'Bedrijven en milieuzonering'. Conform de richtafstanden geldt voor het bedrijf in het plangebied de milieucategorie 2, met een richtafstand van 30 meter. Het dichtstbijzijnde gevoelige object is de bedrijfswoning aan de overzijde van de Rivierduinweg. De afstand tussen het plangebied en deze bedrijfswoning bedraagt 35 meter. Deze afstand kan in de toekomt niet worden verkleind omdat op basis van het geldende bestemmingsplan een bedrijfswoning minimaal 10 meter vanaf de weg moet komen te staan.

Het aspect bedrijven en milieuzonering vormt daarom geen belemmering voor dit project.

4.3 Bodem

Toetsingskader

Op grond van het Bro dient in verband met de uitvoerbaarheid van een plan rekening te worden gehouden met de bodemkwaliteit in het plangebied. Bij functiewijzigingen dient te worden bekeken of de bodemkwaliteit voldoende is voor de functie.

Toetsing

Binnen het plangebied wordt een bedrijfsloods gerealiseerd. Deze loods dienen puur ter opslag van de producten. Er zullen niet voor meer dan twee uur per dag mensen in de loodsen aanwezig zijn. Om die reden betreft het gebouw geen bodemgevoelig object en is bodemonderzoek niet noodzakelijk. Er is gezien de huidige agrarische bestemming ook geen reden om aan te nemen dat de bodem ter plaatse niet geschikt zou zijn voor deze ontwikkeling.

4.4 Ecologie

Toetsingskader

Met de Wet natuurbescherming (Wnb) zijn alle bepalingen met betrekkingen tot de bescherming van natuurgebieden en dier- en plantensoorten samengebracht in één wet. De Wnb implementeert diverse Europeesrechtelijke regelgeving, zoals de Vogelrichtlijn in de Nederlandse wetgeving. In de Wnb wordt een onderscheid gemaakt tussen gebiedsbescherming en soortenbescherming.

Gebiedsbescherming

Het plangebied ligt niet in directe nabijheid van beschermde natuurgebieden. Gezien de aard en de omvang van de voorgestelde ontwikkelingen en de afstand van het plangebied tot beschermde gebieden, kan worden gesteld dat dit project geen (significante) effecten op de natuurwaarden in de omgeving heeft.

Het dichtstbijzijnde Natura 2000-gebied betreft het Ketelmeer & Vossemeer. Dit Natura 2000-gebied ligt op circa 2,4 kilometer afstand tot het plangebied. Het dichtstbijzijnde stikstofgevoelige Natura 2000-gebieden zijn Veluwerandmeren (16 km) en Zwart Meer (15 km).

Binnen het plangebied is in de huidige situatie al het bedrijf aanwezig, waarvoor de bedrijfsloods gaat dienen. Gezien de aard en omvang van het verschil tussen de huidige situatie en de voorgenomen situatie zijn significante gevolgen voor beschermde natuurwaarden als gevolg van een toename in stikstofdepositie ook uitgesloten. In de stikstofberekening, zoals opgenomen in bijlage 3, wordt deze conclusie bevestigd. Het bestemmingsplan is daarom uitvoerbaar in het kader van de Wnb.

Soortenbescherming

De soortenbescherming vindt primair plaats via de nieuwe Wet natuurbescherming. Op grond van deze wet mogen geen beschermde planten en dieren (en hun verblijfplaatsen), die in de wet zijn aangewezen, worden verstoord. Voor soorten die vermeld staan op Bijlage IV, zoals vleermuizen, van de Habitatrichtlijn en een aantal Rode-Lijst soorten is een zware bescherming opgenomen. De verblijfplaatsen van beschermde soorten mogen niet negatief worden beïnvloed door bouwactiviteiten.

Om uit te wijzen of sprake is van beschermde soorten waar bij de uitvoering van dit project rekening mee gehouden moet worden, is in het kader van de beoogde ontwikkeling een ecologische quickscan op het perceel uitgevoerd (bijlage 2). Hieruit is naar voren gekomen dat het voorkomen van en effecten op vleermuizen, vissen, reptielen & amfibieën en vogels kan worden uitgesloten.

In de omgeving van het plangebied zijn het laatste decennium enkele waarnemingen van kleine marterachtigen gedaan. Waaronder een waarneming van de wezel op enkele honderden meters van het plangebied. Deze soort zoekt graag dekking op, bijvoorbeeld bij bosschages.

Omdat de soort vaak oude holen van muizen en ratten gebruikt, kan niet op voorhand worden uitgesloten dat de (deels) te kappen bomenrij in het plangebied een verblijfplaats van de wezel herbergt. De kans dat hier een hermelijn of bunzing verblijft lijkt kleiner, maar kan niet op voorhand worden uitgesloten.

Voor alle soorten geldt de zorgplicht. Dit betekent dat bij het uitvoeren van de plannen eventueel aanwezige dieren in de gelegenheid gesteld moeten worden om zich te verplaatsen naar een ander leefgebied.

4.5 Water

Toetsingskader

Vanwege het grote belang van het water in de ruimtelijke ordening, wordt van waterschappen een vroege en intensieve betrokkenheid bij het opstellen van ruimtelijke plannen verwacht. Bovendien is de watertoets een verplicht onderdeel in de ruimtelijke procedure geworden. Het plangebied ligt in het beheersgebied van waterschap Zuiderzeeland.

Toetsing

Het project is door middel van de digitale watertoets kenbaar gemaakt aan het waterschap Zuiderzeeland. de resultaten zijn opgenomen in bijlage 4. Hieruit blijkt dat de 'normale procedure' van toepassing is.

Veiligheid

In het plangebied is geen sprake van (regionale) waterkeringen waar rekening mee gehouden dient te worden. Het plangebied ligt ook niet buitendijks. Er zijn daarom geen maatregelen ten aanzien van het thema veiligheid van toepassing.

Wateroverlast

De voorgenomen loods heeft een oppervlakte van circa 1.400 m2. Daaromheen wordt oppervlakteverharding aangebracht van maximaal 4.600 m2. De toegenomen verhardingsoppervlakte bedraagt daarmee 5.000 m2. Het plangebied ligt in een gebied waar 5% van de toename in verharding als openwater gecompenseerd moet worden. Als gevolg hiervan zal 250 m2 aan compensatie moeten worden uitgevoerd.

Omdat het bebouwd perceel van het bedrijf wordt uitgebreid, wordt in de nieuwe situatie een watergang rondom het perceel aangelegd. Deze watergang is tevens ingetekend op figuur 2.2. Na realisatie hiervan (en na de afronding van de erfvergroting) wordt de bestaande sloot aan de voorzijde en achterzijde van erf verlengd. Over de gehele lengte van de nieuwe sloot, bestaat de mogelijkheid om deze te verbreden, zodat er extra wateroppervlakte van 250 m² ten opzichte van de huidige situatie ontstaat. Hiermee wordt voldoende extra wateroppervlakte gecreëerd om te voorzien in de watercompensatie. Langs de watergang zal voldoende ruimte blijven voor onderhoud.

Watertekort

Ten behoeve van de planontwikkeling is geen bronnering van grondwater noodzakelijk. Bij deze planontwikkeling geen grondwater worden onttrokken ten behoeve van beregening, veedrenking of bedrijfsmatige toepassingen.

Schoon water

Hemelwater zal via een regenpijpsysteem rechtstreeks vanaf de nieuwe bedrijfsloods op de nieuwe watergang rondom het perceel worden afgevoerd. Bij de realisering van de bedrijfsloods wordt geen gebruik gemaakt van uitloogbare materialen, waardoor het hemelwater als schoon water op de watergang wordt afgevoerd.

4.6 Luchtkwaliteit

Toetsingskader

In de Wet milieubeheer zijn normen voor luchtkwaliteit opgenomen. Deze normen zijn bedoeld om de negatieve effecten op de volksgezondheid, als gevolg van te hoge niveaus van luchtverontreiniging, tegen te gaan. Als maatgevend voor de luchtkwaliteit worden de gehalten fijn stof (PM10) en stikstofdioxide (NO2) gehanteerd.

Projecten die slechts in zeer beperkte mate bijdragen aan luchtverontreiniging zijn op grond van het besluit 'niet in betekenende mate'(NIBM) vrijgesteld van toetsing aan de grenswaarden. Een project valt onder meer in deze categorie wanneer aannemelijk is dat het project de 3 % grens niet overschrijdt.

Toetsing

Het project betreft de realisatie van een bedrijfsloods ten behoeve van de bestaande bedrijfsvoering op het perceel. Het is niet aannemelijk dat als gevolg hiervan een significante groei van de verkeersbewegingen zal ontstaan. Dit is eveneens beschreven onder het kopje 'Verkeer en parkeren' in paragraaf 2.2. Het voornemen zal daarom als 'niet in betekenende mate' bijdragen aan de verslechtering van de luchtkwaliteit.

4.7 Archeologie

Toetsingskader

In de Erfgoedwet zijn archeologische resten beschermd. Wanneer de bodem wordt verstoord moeten archeologische resten intact blijven. Als dit niet mogelijk is, is opgraving een optie. Om inzicht te krijgen in de kans op het aantreffen van archeologische resten in bepaalde gebieden zijn op basis van historisch onderzoek archeologische verwachtingskaarten opgesteld.

Toetsing

De gemeente Dronten heeft eigen archeologisch beleid. Dit beleid is vertaald in het geldende bestemmingsplan 'Buitengebied (D4000)'. Op basis hiervan is de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 2' opgenomen het plangebied. Conform de regeling van deze dubbelbestemming is bij ontwikkelingen met een minimale oppervlakte van 100m2 hectare een archeologisch onderzoek noodzakelijk. De bedrijfsloods krijgt een oppervlakte van circa 1.400 m². Daarnaast wordt met de ontwikkeling een nieuwe erfsloot langs het gehele plangebied gegraven

In 2009 is, voor een eerdere ontwikkeling, het gebied onderzocht op archeologisch waarde, zie bijlage 5. Uit dit onderzoek blijkt dat:

In de bovenste 2,5 meter zijn geen wormer oeverafzettingen aangetroffen, maar de kans bestaat dat deze wormerafzettingen zich mogelijk nog dieper in de ondergrond bevinden. Daarnaast bevindt zich waarschijnlijk geen rivierduin in de ondergrond van het plangebied. Dit houdt in dat het gebied zich zeer waarschijnlijk in een laagte bevond en hierdoor zeer waarschijnlijk weinig bewoningsmogelijkheden had in het Meso- en Neolithicum.

Tijdens het archeologisch onderzoek zijn bovendien geen archeologische niveau’s en/ of archeologische indicatoren aangetroffen. Het veldwerk gaf hiermee voldoende aanleiding tot het bijstellen van de archeologische verwachting tot laag. Het uitgevoerde onderzoek (zie bijlage 5 is voor onderhavige ontwikkeling voorgelegd aan de gemeentelijke archeoloog. Geconcludeerd wordt dat het onderzoek toereikend is en dat geen nader onderzoek noodzakelijk is.

4.8 Cultuurhistorie

Toetsingskader

In het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is bepaald dat in een ruimtelijk plan een beschrijving opgenomen moet worden van de manier waarop met de aanwezige cultuurhistorische waarden rekening is gehouden.

Toetsing

In het buitengebied van de gemeente Dronten, ter plaatse van het plangebied is sprake van verschillende cultuurhistorische elementen. Het gaat hierbij om de lineaire structuur van het landschap, het verkavelingspatroon met rechthoekige bedrijfskavels en de kenmerkende erfsingelbeplanting.

In de uitvoering van dit project wordt rekening gehouden met de cultuurhistorische elementen ter plaatse van het plangebied. Met dit plan wordt de kenmerkende erfsingels weer teruggebracht, wordt de kavel weliswaar vergroot maar behoudt deze zijn rechthoekige structuur en wordt de lineaire structuur van het landschap niet aangetast. Daarmee is het project in overeenstemming met de relevante cultuurhistorische elementen. Cultuurhistorie vormt daarom geen belemmering voor dit bestemmingsplan.

4.9 Externe veiligheid

Toetsingskader

Externe veiligheid gaat over het beheren van de risico's die ontstaan voor de omgeving bij het gebruik, de opslag en het vervoer van gevaarlijke stoffen, zoals vuurwerk, LPG en munitie. Het externe veiligheidsbeleid richt zich op het beperken van risico;s voor de burger door bovengenoemde activiteiten. Hiertoe zijn risico's gekwantificeerd, namelijk door middel van het plaatsgebonden risico en het groepsrisico. De normen voor externe veiligheid zijn vastgelegd in onder andere het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi), de Circulaire risiconormering vervoer van gevaarlijke stoffen (CRNVGS) en het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb).

Toetsing

De bedrijfslood die binnen het plangebied gerealiseerd wordt betreft geen risicogevoelig object. Daarnaast is deze bedrijfsloods tevens geen risicovolle inrichting. Er is overigens ook geen sprake van risicovolle inrichtingen, transportroutes en buisleidingen die invloed hebben op ontwikkelingen in het plangebied. Nader onderzoek naar de externe veiligheid is daarom niet noodzakelijk.

4.10 Kabels en leidingen

Toetsingskader

In (de omgeving van) het plangebied kunnen kabels en leidingen aanwezig zijn die beperkingen opleggen voor de bouwmogelijkheden in het plangebied. Hierbij valt te denken aan hoogspanningsverbindingen, waterleidingen en straalpaden. Bij leidingen, zoals gas-, water- en rioolpersleidingen, volgen deze belemmeringen uit het zakelijk recht. Bij hoogspanningsverbindingen gaat het om veiligheid en gezondheid. De beperkingen bij straalpaden zijn van belang voor het goed functioneren van de straalpaden.

Toetsing

In of nabij het plangebied lopen geen hoofdkabels. Ook liggen er geen relevante zones over het plangebied.

Hoofdstuk 5 Juridische toelichting

Verbeelding

Het Wijzigingsplan 'Swifterbant - Rivierduinweg 4 (D40012)' gaat vergezeld van een verbeelding. Na onherroepelijk worden van het wijzigingsplan maakt de verbeelding deel uit van het bestemmingsplan Buitengebied Dronten (D4000).

Regels

De regels die deel uitmaken van het bestemmingsplan Buitengebied Dronten (D4000) zijn onverkort van toepassing op dit wijzigingsplan.

De bestemmings- en aanduidingsregels die van toepassing zijn op het plangebied van het wijzigingsplan (de bestemming 'Agrarisch' en 'Waarde - Archeologie 2') zijn onverkort van toepassing. In de regels is een koppeling gelegd met deze bestemming.

Op de gronden rondom het plangebied met de bestemming 'Agrarisch' is de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - zoekgebied' ten opzichte van het geldende bestemmingsplan gewijzigd en voor een deel van de gronden te komen vervallen. Hiermee wordt voldaan aan de voorwaarde uit het wijzigingsplan. Dit verklaart de plangrens die groter is dan het plangebied waarop de toelichting is gericht. Deze gronden zijn meegenomen op de verbeelding en in de regels van het wijzigingsplan, waardoor de regels van de bestemmingen 'Agrarisch' en 'Waarde - Archeologie 2' onverkort van toepassing zijn op dit wijzigingsplan.

Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid

Wettelijk bestaat de verplichting om inzicht te geven in de uitvoerbaarheid van een plan. Hierbij wordt onderscheid gemaakt tussen de maatschappelijke en economische uitvoerbaarheid van het plan.

6.1 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

Het wijzigingsplan doorloopt de procedure zoals vastgelegd in artikel 3.6 lid 1 sub a van de Wro. Door het voeren van de genoemde procedure, met de daar bijhorende zienswijzen-, c.q. beroepsprocedure, wordt de maatschappij betrokken bij het plan.

6.2 Economische uitvoerbaarheid

Ten behoeve van de uitvoerbaarheid van het wijzigingsplan is het van belang te weten of het wijzigingsplan economisch uitvoerbaar is. De economische uitvoerbaarheid wordt enerzijds bepaald door een financieel haalbaar plan en anderzijds door de wijze van kostenverhaal van de gemeente (grondexploitatie).

Financiële haalbaarheid

De kosten voor de ontwikkeling komen voor rekening van de initiatiefnemer. Aangenomen wordt dat deze over de financiële middelen beschikt om het plan uit te kunnen voeren. Hiermee wordt het plan financieel haalbaar geacht.

Grondexploitatie

De gemeente moet, volgens de grondexploitatieregeling in de Wet ruimtelijke ordening (Wro) en het Besluit ruimtelijke ordening (Bro), de gemaakte gemeentelijke kosten verhalen op de initiatiefnemers van de ontwikkeling. Dit geldt overigens alleen wanneer sprake is van bouwplannen, zoals opgenomen in het Bro. Er is sprake van een bouwplan in de zin van het Bro. Het opstellen van een exploitatieplan is niet aan de orde. Kosten worden verhaald via leges.