direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Nieuwe natuur Oostkant Dronten (D5001)
Status: voorontwerp
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0303.D5001-VO01

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

De provincie heeft met het programma Nieuwe Natuur (pNN) een Openbaar maatschappelijke uitvraag georganiseerd waar een ieder voorstellen op kon indienen om nieuwe natuur te ontwikkelen. In 2014 heeft gemeente Dronten - in samenwerking met Staatsbosbeheer project 'Oostkant Dronten' ingediend. Met het toewijzingsbesluit voor het programma Nieuwe Natuur hebben Provinciale Staten op 17 december 2014 het project gehonoreerd.

Het projectvoorstel beoogt om via het programma Nieuwe Natuur een bottom-up gebiedsontwikkeling aan de Oostkant van Dronten te bewerkstelligen, waarbij nieuwe natuur wordt gerealiseerd, mogelijkheden voor recreatieve ontwikkelingen worden vergroot en agrarische structuurverbetering plaatsvindt.

Omdat het op gang brengen van grondmobiliteit een belangrijk onderdeel vormde van het projectvoorstel, is vanuit het programma Nieuwe Natuur het bedrijf Tarpanweg 6 in Swifterbant (inclusief erf en opstallen), dat als ruilbedrijf in eigendom is van provincie Flevoland, beschikbaar gesteld. Daarnaast zijn middelen voor inrichting en beheer (eerste 10 jaar) beschikbaar gesteld.

Gemeente Dronten heeft samen met Staatsbosbeheer het voorstel geconcretiseerd en een complete planuitwerking inclusief business case opgesteld en aangeboden. Dit plan is door de provincie Flevoland geaccepteerd, waarna er op 10 september 2018 een realisatieovereenkomst is getekend door de gemeente, Staatsbosbeheer en de provincie om het project ten uitvoer te brengen.

Op basis van de intentieverklaringen van de deelnemers van juli 2018, die onderdeel zijn van de realisatieovereenkomst, zijn in de afgelopen periode de uitvoeringsovereenkomsten en inrichtingsplannen opgesteld. Met het plan wordt in totaal ruim 69 ha nieuwe natuur, inclusief recreatieve activiteiten, aan de Oostkant van Dronten gerealiseerd. Met de realisatie van de nieuwe natuur in Dronten Oost worden vier belangrijke natuurpotenties in het gebied versterkt:

  • Verbinding natuurgebieden;
  • Een meer gevarieerd natuurlijk systeem;
  • Versteviging van de landschappelijke kwaliteit door verweving van functies;
  • Beleefbare en goed beheerde natuur.

Het college van B&W heeft op 12 september 2017 besloten om een positieve grondhouding aan te nemen als er wijzigingen van het bestemmingsplan nodig zijn, die voortvloeien uit de planuitwerking Nieuwe Natuur. De gemeente geeft aan deze positieve grondhouding uitvoering door middel van een ruimtelijke procedure, mits de planuitwerking en het daaropvolgende bestemmingsplan voldoet aan een goede ruimtelijke ordening en omgevingsaspecten. In de realisatieovereenkomst is vastgelegd dat de gemeente zorg draagt voor de ruimtelijke planprocedure om de realisatie van het project 'Nieuwe Natuur Oostkant' mogelijk te maken.

Het project is niet volledig geregeld in de geldende bestemmingsplannen. Om deze reden is ter plaatse van de betreffende locaties een herziening van het bestemmingsplan noodzakelijk. Dit bestemmingsplan voorziet in voorgenoemde herziening.

1.2 Ligging plangebied

Het plangebied is onderverdeeld in twee deelgebieden: de locatie Stobbenweg en de locatie Spijkweg. Op onderstaande afbeeldingen zijn de verschillende locaties weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0303.D5001-VO01_0001.png"

Afbeelding 1: Overzicht locaties deelgebied 2

afbeelding "i_NL.IMRO.0303.D5001-VO01_0002.png"

Afbeelding 2: Overzicht locaties deelgebied 3

afbeelding "i_NL.IMRO.0303.D5001-VO01_0003.png"

Afbeelding 3: Overzichtskaart deelgebieden

1.3 Leeswijzer

De toelichting van dit bestemmingsplan is opgebouwd als volgt. In hoofdstuk 2 worden de bestaande situatie en de toekomstige situatie op het plangebied beschreven. In hoofdstuk 3 wordt het plan getoetst aan de verschillende beleidskaders. Hoofdstuk 4 geeft een uiteenzetting van de uitgevoerde onderzoeken ter behoeve van de realisatie van het project. In hoofdstuk 5 wordt de opzet van de regels van dit bestemmingsplan beschreven. Tot slot wordt in hoofdstuk 6 de uitvoerbaarheid van het plan getoetst.

Hoofdstuk 2 Huidige en toekomstige situatie

2.1 Huidige situatie

Het plangebied is opgedeeld in twee deelgebieden: Stobbenweg en Spijkweg. Hieronder wordt per deelgebied de huidige situatie uitgewerkt.

2.1.1 Deelgebied 2: Stobbenweg

Percelen IIB en IB

De percelen IIB en IB zijn het meest noordelijk gelegen in het plangebied. Perceel IB is in gebruik als akkerbouwgrond. Naast akkerbouwgrond wordt het perceel IIB ook gebruikt voor weide. Het perceel IIB wordt toegevoegd aan het erf Stobbenweg 6. Op het moment is er op dit erf een akkerbouwbedrijf aanwezig met daarbij gelegen een minicamping.

afbeelding "i_NL.IMRO.0303.D5001-VO01_0004.jpg"

Afbeelding 4: Percelen IB en IIB

Percelen IIIC, IIIE en VA

Deze gronden zijn op het moment in gebruik als akkerbouwgronden.

afbeelding "i_NL.IMRO.0303.D5001-VO01_0005.jpg"

Afbeelding 5: Percelen IIIC, IIIE en VA

Percelen IVA en VB

Ten noorden van Stobbenweg 18 is een boslob gelegen. Ten westen van deze boslob liggen twee percelen die ook meegenomen worden in het project Nieuwe natuur. Op het moment is deze grond in gebruik als akkerbouwgrond.

afbeelding "i_NL.IMRO.0303.D5001-VO01_0006.jpg"

Afbeelding 6: Percelen IVA en VB

2.1.2 Deelgebied 3: Spijkweg

Spijkweg 9

Op het perceel Spijkweg 9 is momenteel een agrarisch bedrijf aanwezig met akkerbouw en schapenhouderij. Daarnaast is er een hoveniersbedrijf en een bedrijf voor botenopslag en onderhoud. Op het perceel is een bedrijfswoning met enkele opstallen aanwezig. De omliggende gronden ten zuiden en westen van het erf waar de erfuitbreiding plaatsvindt zijn op het moment in gebruik als bos.

afbeelding "i_NL.IMRO.0303.D5001-VO01_0007.png"

Afbeelding 7: Spijkweg 9

Bos- en natuurperceel

De gronden ten noorden van het perceel Spijkweg 9, onderdeel uitmakend van het plangebied, worden op dit moment als akkerbouwgrond gebruikt. De beoogde eigenaar is Staatsbosbeheer. In het noordelijke deel van dit gebied staat een landschapskunstwerk.

afbeelding "i_NL.IMRO.0303.D5001-VO01_0008.png"

Afbeelding 8: Deelgebied Bos- en natuurperceel

2.2 Vigerend bestemmingsplan

Ter plaatse van de deelgebieden gelden twee verschillende bestemmingsplannen: het bestemmingsplan 'Randmeerzone (8060)' (geconsolideerd op 27 juni 2013) en het bestemmingsplan 'Buitengebied (D4000)' (onherroepelijk op 6 oktober 2016). Hieronder is uitgewerkt welk bestemmingsplan per perceel geldt.

2.2.1 Deelgebied 2: Stobbenweg

Bestemmingsplan 'Buitengebied D4000'

Ter plaatse van de locaties aan de Stobbenweg geldt het bestemmingsplan 'Buitengebied (D4000)'. Alle deelgebieden zijn op het moment voorzien van de bestemming 'Agrarisch'. Daarnaast geldt er op de percelen een archeologische dubbelbestemming. De agrarische dubbelbestemming varieert in het plangebied tussen dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 4' en 'Waarde - Archeologie 3'. Daarnaast ligt aan de noordoostzijde van het perceel bij Stobbenweg 6 de dubbelbestemming 'Leiding - Gas'. Rondom de agrarische bedrijven zijn enkele functieaanduidingen opgenomen. Over een klein deel van de erfuitbreiding bij Stobbenweg 6 (perceel IIB) ligt de gebiedsaanduiding 'geluidzone - spoor.

Op onderstaande afbeelding is een uitsnede van het vigerende bestemmingsplan ter plaatse van de locatie Stobbenweg weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0303.D5001-VO01_0009.jpg" Afbeelding 9: Uitsnede bestemmingsplan 'Buitengebied (D4000)' ter plaatse locatie Stobbenweg

2.2.2 Deelgebied 3: Spijkweg

Bestemmingsplan 'Randmeerzone (8060)'

Het bestemmingsplan 'Randmeerzone (8060)' geldt ter plaatse van het gehele deelgebied Spijkweg. De locaties zijn op het moment voorzien van de bestemmingen 'Agrarisch' en 'Bos'. Tevens geldt er een dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 4'. In het plangebied zijn verschillende gebiedsaanduidingen aanwezig: het gaat om 'vrijwaringszone - dijk', en 'geluidzone - weg'.

Op onderstaande afbeelding is een uitsnede van het vigerende bestemmingsplan ter plaatse van het deelgebied Spijkweg weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0303.D5001-VO01_0010.png"

Afbeelding 10: Uitsnede bestemmingsplan 'Randmeerzone (8060)' ter plaatse van deelgebied Spijkweg

Omgevingsvergunning Landschapskunstwerk

In de noordelijke punt van deelgebied Spijkweg is ten behoeve van de aanleg van een landschapskunstwerk een omgevingsvergunning verleend. De bouw van dit landschapskunstwerk was destijds niet in het vigerende bestemmingsplan geregeld. Om deze reden is de aparte omgevingsvergunning hiervoor verleend. De vergunning maakt het mogelijk om een landschapskunstwerk van 7 meter hoog te realiseren. Het landschapskunstwerk is inmiddels gerealiseerd.

2.3 Toekomstige situatie

Het project Nieuwe natuur bestaat uit de realisatie van ruim 69 ha nieuwe natuur, inclusief recreatieve activiteiten, aan de Oostkant van Dronten. Onderdeel hiervan zijn ook twee erfuitbreidingen. Door deelname aan het project 'Nieuwe Natuur Oostkant Dronten' hebben de deelnemers de mogelijkheid gekregen om de om te vormen landbouwgronden naar natuurgronden te beheren en in eigendom te verwerven. Ook kunnen zij gronden verwerven voor (recreatieve) activiteiten welke het financieel mogelijk maakt om de te ontwikkelen natuur in stand te houden dan wel bedrijfstechnisch toekomstperspectief te houden. Alles tegen taxatiewaarde. Hieronder wordt per deelgebied beschreven wat de toekomstige situatie wordt.

2.3.1 Deelgebied 2: Stobbenweg

Percelen IB en IIB

Ter plaatse van het perceel IB (nabij Stobbenweg 6) wordt de realisatie van 6,8 hectare nieuwe natuur mogelijk gemaakt. Op een nieuw te verwerven en in te richten perceel van 2 hectare (perceel IIB) wordt de bestaande boerencamping tot 40 plaatsen (10 bestaande en 30 nieuwe plaatsen inclusief 10 trekkershutten) uitgebreid. De inrichting van de camping zal bijdragen aan de versterking van de landschappelijke inpassing van het erf en de natuurwaarden in de omgeving.

De nieuw in te richten natuur op het perceel in de oksel van de Stobbenweg (perceel IB) wordt als volgt opgepakt. De watergangen rond het perceel worden voorzien van natuurvriendelijke oevers. Daar binnen in komt bloemrijk grasland, dat extensief zal worden beweid of gehooid. Er worden horsten aangeplant met daarin vruchtdragende bomen en heesters. Tevens wordt extensief recreatief medegebruik mogelijk gemaakt.

Percelen IIIC en IIIE

Op de percelen IIIC en IIIE wordt 18,5 hectare nieuwe natuur aan weerszijde van de Stobbenweg. De inrichting beoogt bestaande natuurwaarden te versterken en uit te breiden. De basis voor het plan is een robuust natuurlijk raamwerk van sloten, zomen en akkerranden. Hierbinnen liggen kleinschalige kruidenrijke akkers. De aanwezige watergangen worden hiertoe voorzien van natuurvriendelijke oevers. In aansluiting op de bestaande bossen zal een brede zoom worden ingericht. Rond de akkercomplexen komen kruiden- en faunarijke grasranden. Het grasland wordt extensief beweid of gehooid en kent dankzij de verschillen op de percelen diverse vegetatietypen, ruigten en struweel. Op de percelen is tevens extensief recreatief medegebruik mogelijk.

Perceel VA

Op het perceel VA wordt ongeveer 16 ha nieuwe natuur in aansluiting op bestaande natuur. De inrichting beoogt bestaande natuurwaarden te versterken en uit te breiden. De basis voor het plan is een robuust natuurlijk raamwerk van sloten, zomen en akkerranden. Hierbinnen liggen kleinschalige kruidenrijke akkers.

Het grote perceel zal worden voorzien van natuurvriendelijk ingerichte oevers, langs de Stobbenweg uitgebreid met brede moerasbermen. Een raamwerk van grasranden verdeeld de kavel onder in drie kleinschalige percelen waar kruidenrijke akkers zullen worden ontwikkeld. Tussen de akkers worden twee zomen met kruidenrijk grasland met vruchtbomen gerealiseerd. Deze bestaan uit een mengsel van inheemse boomvormers en struweel, aangevuld met vruchtdragende bomen en heesters. Tevens is extensief recreatief medegebruik mogelijk. In dit perceel wordt een beheerschuur inclusief bijenstal opgericht als informatiepunt ter ondersteuning van openbare natuur functie en om mogelijkheden van de recreatieve functie te vergroten.

Percelen IVA en VB

Het inrichtingsplan voor perceel IVA voorziet in de uitbreiding van de bestaande boslob met ongeveer 2,5 hectare nieuw bos. Het inheemse loofbos zal worden aangeplant. De aanwezigheid van (tijdelijke) ruigten is een waardevolle aanvulling op de aanwezige natuurwaarden in het gebied. Het perceel VB, ca. 5,9 ha, wordt ingericht als kruidenrijke akker en grassen.

2.3.2 Deelgebied 3: Spijkweg

Spijkweg 9

Op de overgang van het bosgebied naar het akkerbouwgebied ligt het perceel Spijkweg 9. Het betreft van oorsprong een akkerbouwbedrijf met percelen aan weerszijde van de Spijkweg tot aan de Bremerbergdijk. Het erf met opstallen is gelegen aan de oostkant van de Spijkweg en wordt aan twee zijden omgeven door het Spijkbos. Naast de agrarische- en hoveniersactiviteiten exploiteert de eigenaar er een botenonderhoud en -opslag bedrijf en een hoveniersbedrijf.

De perceelseigenaar (RVB) en pachter zijn bereid de gronden ten noordoosten van de Spijkweg in te zetten voor de realisatie van nieuwe natuur. Het erf wordt in zuidelijke en oostelijke richting uitgebreid met 1,75 hectare, waarvan 5.640 m2 gebruikt gaat worden voor manoeuvreerruimte en uitbreiding bedrijfsbebouwing voor botenonderhoud e.d. De overige grond wordt gebruikt voor landschappelijke inpassing en weide voor hobbydieren.

Bos- en natuurperceel

Het perceel ten noorden van Spijkweg 9 bestaat uit drie landbouwpercelen en heeft een oppervlakte van ongeveer 20 hectare. Ten noorden van het in te richten gebied ligt natuurgebied Greppelveld. Een bijzonder karakteristiek vogelgebied dankzij de aanwezigheid Rietgors en Graspieper en de zo nu en dan aanwezige Kwartelkoning. Aan de zuidzijde grenst het plangebied aan bosgebied Het Spijk dat onderdeel is van het Nationaal Natuurnetwerk.

Het perceel wordt voorzien van een inrichting die de verbinding legt tussen de natte natuurwaarden van de randmeren en weidevogels in het Greppelveld. Het gebied zal na inrichting een waardevolle bijdrage leveren aan de versterking van de natte milieus van de randmeren, en kunnen dienen als foerageergebied voor steltlopers.

Het gebied wordt hiervoor omgevormd tot een nat gebied met een afwisseling van open water, moeraszones, kruidenrijk grasland en een deel vochtig bos met productie. Hierbij worden de verschillende gradiënten en de aanwezigheid van kwel in de nabijheid van de dijk benut. Om te voorzien in de optimale omstandigheden voor de moerasachtige vegetaties zal het maaiveld ter plaatse worden afgegraven en de aanwezige drainage worden gedicht. Het geheel sluit met de structuurrijke inrichting goed aan op het beschermplan moerasvogels en is botanisch zeer interessant.

Een pad verbindt de parkeerplaats aan de Bremerbergdijk, via het landschapskunstwerk ter gelegenheid van het 100 jarig bestaan van de Zuiderzeewet, met de wandelroutestructuur in het Spijkbos.

Hoofdstuk 3 Beleid

3.1 Rijksbeleid

3.1.1 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR 2012)

De SVIR geeft een nieuw, integraal kader voor het ruimtelijk en mobiliteitsbeleid op rijksniveau. Nederland concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig. Daar streeft het Rijk naar met een aanpak die ruimte geeft aan regionaal maatwerk, de gebruiker voorop zet, investeringen scherp prioriteert en ruimtelijke ontwikkelingen en infrastructuur met elkaar verbindt. Bij deze aanpak hanteert het Rijk een filosofie die uitgaat van vertrouwen, heldere verantwoordelijkheden, eenvoudige regels en een selectieve rijksbetrokkenheid. Zo laat het Rijk de verantwoordelijkheid voor de afstemming tussen verstedelijking en groene ruimte op regionale schaal over aan provincies. Het relevante beleidskader wordt gevormd door de provincie en vooral door de gemeente. De SVIR is op 13 maart 2012 vastgesteld en vervangt de Nota Ruimte en de Nota Mobiliteit.

De voorgenomen ontwikkelingen in het plangebied raken geen van de nationale belangen en zijn niet in strijd met het rijksbeleid.

Het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) stelt regels omtrent de 14 aangewezen nationale belangen zoals genoemd in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR). Dit bestemmingsplan raakt geen rijksbelangen zoals deze genoemd zijn in het Barro.

In de SVIR is 'de ladder voor duurzame verstedelijking' geïntroduceerd. De ladder is ook als procesvereiste opgenomen in het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). Als een bestemmingsplan verstedelijking mogelijk maakt, dan moet eerst beoordeeld worden of hiervoor een regionale behoefte is en vervolgens of deze behoefte opgevangen kan worden in het bestaande stedelijk gebied. Als dat niet het geval is, dan moet een locatie worden gekozen die passend multimodaal kan worden ontsloten.

Conclusie

De SVIR doet geen relevante uitspraken over het plangebied. Dit bestemmingsplan maakt geen nieuwe verstedelijking mogelijk. Een toetsing aan de ladder voor duurzame verstedelijking is in dit kader niet nodig.

3.2 Provinciaal beleid

3.2.1 Omgevingsvisie FlevolandStraks

De Omgevingsvisie FlevolandStraks geeft de langetermijnvisie van de provincie Flevoland op de toekomst van dit gebied. Het gaat over de periode tot 2030 en verder. Het geeft aan welke kansen, opgaven en uitdagingen er voor Flevoland liggen. Er zijn drie kernopgaven:

  • Het Verhaal van Flevoland (fysieke omgeving),
  • Krachtige Samenleving (sociaal-economische omgeving),
  • Ruimte voor Initiatief (bestuurlijke omgeving).

Deze opgaven vormen de kern voor alle ontwikkelingen waar de provincie Flevoland bij betrokken is. Zowel voor de strategische opgaven uit de Omgevingsvisie, als andere vraagstukken van de provincie Flevoland. In de strategische opgaven staan de belangrijkste vraagstukken en ambities voor de toekomst beschreven. Het gaat om de volgende opgaven:

  • Duurzame Energie
  • Regionale Kracht
  • Circulaire Economie
  • Landbouw: Meerdere Smaken

Het project Nieuwe natuur Oostkant Dronten is een onderdeel van het provinciale programma Nieuwe Natuur. Dit programma startte in 2013. Dit onderhavige project draagt bij aan de opgave Regionale kracht uit de Omgevingsvisie.

De ambitie van deze opgave is:

"In 2030 en verder heeft Flevoland een aantal voorzieningen dat op bovenregionaal niveau van excellente kwaliteit is. Voorzieningen met een aantrekkingskracht en een reputatie die over de provinciegrenzen heen gaan. Het gaat onder meer om Lelystad Airport, excellente woonmilieus in Almere en Lelystad, prachtige groenblauwe natuur- en recreatiegebieden langs de waterrijke randen van de polder en de toplandbouw. Grotendeels zijn dit ook de oorspronkelijke krachten van Flevoland. De polder is ingericht voor landbouw, wonen en recreatie met een bovenlokale betekenis. Met deze ambitie geven we een eigentijds vervolg aan deze oorspronkelijke opzet van Flevoland. De economische krachten van de Noordelijke Randstad (Amsterdam, Utrecht, Gooi en Amersfoort) en Zwolle strekken – onder andere via corridor- en knooppuntontwikkeling – steeds verder en intensiever de polder in. Flevoland is optimaal aangesloten op de diverse (infrastructurele) netwerken. Hiermee wordt onze positie in de netwerken versterkt en daarmee de positie van de Flevolander."

De realisatie van nieuwe natuur Oostkant Dronten draagt bij aan het versterken van de prachtige groenblauwe natuur- en recreatiegebieden langs de waterrijke randen van de polder (blauwgroene slinger).

Conclusie

Voorgenomen ontwikkeling draagt bij aan de beleidsuitgangspunten uit de omgevingsvisie. De Omgevingsvisie FlevolandStraks staat positief tegenover deze ontwikkeling.

3.2.2 Programma Nieuwe Natuur

Op 20 maart 2013 hebben Provinciale Staten van Flevoland besloten om niet langer in te zetten op de verbindingszone Oostvaarderswold, maar een programma Nieuwe Natuur in Flevoland te realiseren. In oktober 2013 is provincie Flevoland gestart met het programma Nieuwe Natuur. De provincie heeft ondernemers, bewoners, terreinbeherende organisaties en gemeenten uit Flevoland gevraagd om met plannen voor de creatie van nieuwe natuur te komen. De verbinding tussen mens en natuur en natuur dicht bij de mensen waren daarbij belangrijke thema's. Uit alle ingediende ideeën zijn 22 projectvoorstellen voortgekomen, die betrekking hebben op 14 verschillende locaties in Flevoland. Onderhavige ontwikkeling is één van deze projectvoorstellen.

3.2.3 Omgevingsverordening Provincie Flevoland

De Omgevingsverordening Provincie Flevoland, vastgesteld 27 februari 2019, richt zich op de fysieke leefomgeving in de provincie Flevoland. Dit betekent dat vrijwel alle regels die betrekking hebben op de fysieke leefomgeving opgenomen zijn in de Omgevingsverordening. Het gaat hierbij om regels op het gebied van ruimtelijke ordening, milieu, water, verkeer en bodem. De omgevingsverordening sluit aan bij het beleid van de omgevingsvisie.

De omgevingsverordening is voor deze voorgenomen ontwikkeling relevant, omdat het regels bevat over het Natuurnetwerk Nederland. De ontwikkeling bij Spijkweg 9 vindt plaats in een gebied dat begrenst is als Natuurnetwerk Nederland. Voor dit gebied zijn door Gedeputeerde staten wezenlijke waarden en kenmerken aangewezen. Verder staan er regels in over het wijzigen van deze begrenzing en de procedure. Ook staan er regels in over natuurbescherming met het oog op soortenbescherming.

Conclusie

De verordening doet uitspraken die van toepassing zijn op het plangebied van voorliggend initiatief. Bij deze ontwikkeling moet rekening worden gehouden met hetgeen van toepassing is op deze ontwikkeling uit de provinciale omgevingsverordening.

3.2.4 Omgevingsprogramma Provincie Flevoland

Het Omgevingsprogramma van de Provincie Flevoland loopt vooruit op de inwerkingtreding van de Omgevingswet. In dit eerste omgevingsprogramma heeft de provincie een aantal verplichte plannen verwerkt: het milieubeleidsplan, het regionale waterplan en het verkeer- en vervoersplan.

In dit (eerste) Omgevingsprogramma Flevoland is er voor gekozen al het bestaande beleid voor de ontwikkeling, het gebruik, het beheer, de bescherming of het behoud van de fysieke leefomgeving te bundelen in één programma dat digitaal beschikbaar is. Op deze wijze zijn de provinciale beleidskeuzes compact beschreven en is de samenhang tussen de verschillende beleidsterreinen het beste gewaarborgd.

De provincie streeft ernaar om dit programma jaarlijks te actualiseren en waar nodig aan te vullen met overig provinciaal beleid. Zo kunnen in volgende versies onderwerpen worden toegevoegd die betrekking hebben op bijvoorbeeld economisch of sociaal beleid. Ook kunnen programma's worden toegevoegd met een meer gebiedsgebonden of thematische aanpak.

Het Omgevingsprogramma is in principe zelfbindend voor de provincie. Wel moet het waterschap bij vaststelling van een waterbeheerplan rekening houden met de door de provincie uitgewerkte kaderstelling in het regionale waterprogramma. Voor de doorwerking van andere thema’s uit het Omgevingsprogramma maakt de provincie waar nodig gebruik van gezamenlijke programma’s, bestuurlijke afspraken, convenanten, stimuleringsregelingen en de Omgevingsverordening Flevoland.

In het omgevingsprogramma benoemt de provincie het programma Nieuwe Natuur als uitwerking van hun verantwoordelijkheid voor de bescherming en instandhouding van natuurwaarden in de provincie.

Conclusie

Het omgevingsprogramma doet geen uitspraken die belemmerend zijn voor het initiatief. Daarnaast wordt het programma Nieuwe Natuur benoemd als onderdeel van het Omgevingsprogramma.

3.2.5 Beleidsregel Kleinschalige ontwikkelingen in het landelijk gebied (2008)

Ten slotte speelt ook de beleidsregel Kleinschalige ontwikkelingen in het landelijk gebied (2008) een rol bij voorgenomen ontwikkeling. Met deze beleidsregel willen Gedeputeerde Staten aangeven op welke wijze zij omgaan met de uitgangspunten zoals die in het Omgevingsplan Flevoland 2006 zijn geformuleerd met betrekking tot kleinschalige ontwikkelingen in het landelijk gebied. De onderhavige beleidsregel heeft betrekking op de (voormalige) agrarische bouwpercelen in het landelijke gebied van Flevoland. De beleidsregel geeft regels over geen belemmering van bestaande functies, voorkomen verstedelijking van het landelijk gebied, landschappelijk inpassing en verkeerskundige inpassing.

Conclusie

De beleidsregel geeft regels waarmee rekening moet worden gehouden bij voorgenomen ontwikkeling. De beleidsregel doet geen uitspraken die belemmerend zijn voor de ontwikkeling.

3.3 Gemeentelijk beleid

3.3.1 Coalitieakkoord 2018-2022 Naar nieuwe verbindingen

Het coalitieakkoord 2018-2022 gaat over de wijze waarop de coalitie wil besturen. Eén van de uitgangspunten hiervoor is "ruimte voor ondernemers" waarbij "het recreatieve landschap verbindt onze dorpen" een onderdeel is. De Oostrand van Dronten, Ketelhaven en Ketelmeeroever zijn belangrijk voor het verder ontwikkelen van ons recreatieve en toeristisch landschap. De coalitie faciliteert en omarmt initiatieven, trekt op met samenleving, ondernemers en provincie. En is verantwoordelijk voor de uitstekende randvoorwaarden, die uitnodigen tot ondernemen. Met projecten als Nieuwe Natuur faciliteren en stimuleren we met provincie Flevoland nieuwe functies van ons landschap.

Conclusie

Onderhavig initiatief betreft het project Nieuwe Natuur. Het initiatief draagt bij aan het coalitieakkoord.

3.3.2 Sociaal economische visie, Daadkracht door samenwerking (2017)

In de sociaal economische visie Dronten 2016-2020 schetst de gemeente de (rand)voorwaarden die moeten leiden tot een concurrerend vestigingsklimaat in de gemeente. De vrijetijdssector is één van de twee sectoren die de gemeente nadrukkelijk wil stimuleren. In nauw overleg met ondernemers wordt afstemt hoe het gebied op dit moment een hogere belevingswaarde kan worden gegeven, maar ook verder kunnen ontwikkelen in de toekomst. Daarbij wordt veel belang gehecht aan de balans tussen ruimte voor agrarisch landgebruik, natuurontwikkeling en recreatie. De ambitie die uit deze strategie volgt is: Er is een proces opgestart om te onderzoeken waar we agrarische structuurversterking, nieuwe natuur en ruimte voor recreatie kunnen realiseren. In 2016 is het duidelijk welke ontwikkelingsmogelijkheden hier liggen en hoe dit kan worden uitgevoerd.

Conclusie

Het initiatief is een uitwerking van de genoemde ambitie

3.3.3 Structuurvisie Dronten 2030 (november 2012)

Op 29 november 2012 heeft gemeenteraad de “Structuurvisie Dronten 2030” vastgesteld. De structuurvisie schetst het ruimtelijk en economisch perspectief tot aan 2030 en beschrijft de toekomst van onze gemeente op het gebied van wonen, recreatie, de agrarische sector, natuur, infrastructuur, economie en het voorzieningenniveau van onze kernen. De visie geeft op al die ruimtelijk economische thema’s een duidelijke richting en laat zien hoe de gemeente de kwaliteiten die zij heeft, toekomstbestendig maakt. Dit gebeurt onder meer door zorgvuldig en stapsgewijs te bouwen en de bestaande woonwijken te verbeteren.

Dit initiatief ligt nabij de bos- en natuurrijke zone langs randmeren. De randmeren en de bos- en natuurrijke zone daarlangs in de oostrand van de gemeente zijn van belang voor zowel recreatie als natuur. Het plangebied behoort tot het noordelijke deel van de randmeerzone. Deze zone is meer gericht op extensieve vormen van recreatie, zoals wandelen, fietsen, paardrijden en extensieve verblijfsrecreatie. Het zuidelijke deel is meer gericht op intensieve vormen van recreatie. Ruimtelijke ontwikkelingen dienen zowel in het zuidelijk deel als in het noordelijk deel van de randmeerzone bij te dragen aan de versterking van deze landschappelijke kwaliteit. Het doel is om (binnendijks) een robuust en aaneengesloten groenblauw raamwerk te realiseren van bossen en open natuurgebieden.

De gemeente wil het belang van de oostrand voor recreatie en toerisme vergroten. De bosgebieden in de randmeerzone worden aantrekkelijker en toegankelijker gemaakt voor recreanten. Door zonering wordt een goede afstemming met de natuurwaarden bereikt. In het noordelijk deel, waar het plangebied in ligt, ligt het accent op extensieve recreatie.

De natuurwaarden van de bosgebieden langs de randmeren vormen een belangrijk onderdeel van de ecologische hoofdstructuur (tegenwoordig: Natuur Netwerk Nederland). De belangrijkste natuurwaarden liggen in de oost-, zuid- en noordrand van de gemeente. De gemeente faciliteert en stimuleert het behoud en de versterking van deze kwaliteiten door het:

  • 1. doorontwikkelen van de bestaande bossen;
  • 2. creëren van een aaneengesloten groenblauw raamwerk;
  • 3. combineren van kansen.

De gemeente faciliteert initiatieven langs de westrand van de bosrijke delen van de Randmeerzone, waarbij het uitgangspunt is dat een combinatie wordt gemaakt met verbreding van de bossen in westelijke richting. In het noordelijke deel, waaronder het plangebied, gaat het om functies die passen bij het extensieve karakter van het gebied, zoals nieuwe landgoederen, een theehuis, maar ook zorgvuldig ingepaste en extensieve verblijfsrecreatie is hier mogelijk. Zo worden economischrecreatieve kansen gecombineerd met landschappelijk-ecologische kansen. Vanuit ecologisch oogpunt is vooral de versterking van de bosverbinding tussen het Spijkbos en het Bremerbergbos - ten noordwesten van Walibi Holland en het Nationaal EvenementenTerrein - wenselijk, omdat deze momenteel zeer smal is.

afbeelding "i_NL.IMRO.0303.D5001-VO01_0011.jpg"

afbeelding "i_NL.IMRO.0303.D5001-VO01_0012.jpg"

afbeelding "i_NL.IMRO.0303.D5001-VO01_0013.jpg"

Afbeelding 11: Uitsnede Structuurvisie Dronten 2030; ter plaatse van deelgebied 2 en deelgebied 3

Conclusie

Het initiatief sluit aan bij de Structuurvisie Dronten 2030. De belangrijkste kernkwaliteiten van de gemeente Dronten worden mede door dit project versterkt en aangevuld. De versterking van extensieve recreatie en de natuurwaarden draagt bij aan de landschappelijke, recreatieve en ecologische versterking van de randmeerzone. In de structuurvisie worden verder geen strijdige uitspraken gedaan over het project.

3.3.4 Oostkant Dronten Strategische Visie (2010)

De Oostkant van Dronten heeft grote kwaliteiten, waar natuurwaarden en recreatiemogelijkheden samenkomen. Functies zitten elkaar soms in de weg. Een samenhangende visie geeft aan hoe de bestaande kwaliteiten behouden en uitgebouwd kunnen worden. De hoofdlijnen van deze visie zijn onder andere: natuur als duurzame basis, recreatie en toerisme als dé economische drager, harmonie tussen natuur en recreatie: gewenst en mogelijk en het landschap groeit continu. Het landschappelijke raamwerk en de infrastructuur bieden samen de condities voor de doorontwikkeling van de recreatie in het gebied. De groenblauwe ruggengraad van de Randmeren en binnendijkse bos- en natuurgebieden maken onderdeel uit van dit landschappelijk raamwerk. De ambitie is het recreatieve gebruik te verzoenen met de huidige en potentiële kwaliteiten van natuur en landschap. Beoogd wordt om deze kwaliteit te versterken. Binnen deze visie is daartoe een zonering aangebracht met ieder een eigen profiel. Ter hoogte van het Abbertbos staat rust, ruimte en natuur voorop; genieten recreanten van rust en ruimte en zijn 'te gast' in de natuur en nieuwe recreatie-initiatieven zijn alleen mogelijk in het landbouwgebied (in aansluiting op het bos) in combinatie met de aanleg van nieuwe natuur. In de zone Greppelveld/ Elburg is versterken van het ecologie het doel (uitbreiding van nat natuurgebied).

Conclusie

De kwaliteiten in dit gebied worden door het initiatief versterkt. De zone Abbertbos wordt versterkt met natuur en kleinschalige recreatie. Ten zuiden van de Elburgerbrug wordt binnendijks ten noorden van het Spijkbos (natte) natuur en bos ontwikkeld.

3.3.5 Ruimtelijke economisch ontwikkelingskader oostkant Dronten 2012-2018 (2010)

Het ruimtelijk economisch ontwikkelingskader geeft richting aan de ontwikkeling van de Oostkant van Dronten. Op basis van de interviews met de stakeholders en de analyse van het gebied en het beleid komen concreet drie hoofdopgaven voor het gebied naar voren. Het gaat om investeren in:

  • Een robuust en samenhangend ecologisch groenblauw raamwerk;
  • Hoogwaardige recreatieontwikkelingen en duurzame landbouw;
  • Aantrekkelijke recreatieve verbindingen en optimale toegankelijkheid.

De ontwikkelingsruimte is bepaald op basis van een scenario verkenning. In deze verkenning is gezocht naar de speelruimte en de balans voor ontwikkeling van ecologie en economie. Voor het deelgebied Reve-Abbert wordt ingestoken op recreatie en bos- en natuurontwikkeling hand-in-hand. Het Revebos en de Abbert zijn relatief smalle delen van de bosgordel. Het is wenselijk om dit deelgebied robuuster te maken en de agrarische structuur te versterken. In de driehoek Spijkweg - Bremerbergdijk - Spijkbos is het streefbeeld natte natuurgebieden (graslanden, moeras).

Conclusie

Het initiatief haakt in op de ontwikkelingsrichting zoals verwoord in het Ruimtelijk economisch ontwikkelingskader oostkant Dronten 2012-2018.

Hoofdstuk 4 Omgevingsaspecten

4.1 Geluid

De Wet geluidhinder (Wgh) heeft tot doel de mensen te beschermen tegen geluidsoverlast. Op basis van de Wgh dient bij het opstellen van een bestemmingsplan aandacht te worden besteed aan het aspect "geluid".

In de Wgh is een zonering van industrieterreinen, wegen en spoorwegen geregeld. Enerzijds betekent dit dat (geluids)eisen worden gesteld aan de milieubelastende functies, anderzijds betekent dit dat beperkingen worden opgelegd aan milieugevoelige functies.

Weg- en spoorverkeer

Ingevolge het bepaalde in de Wet geluidhinder heeft in beginsel iedere weg een geluidszone. Een dergelijke zone geldt niet voor wegen die gelegen zijn binnen een als woonerf aangewezen gebied of wegen waarvoor een maximumsnelheid van 30 km/uur geldt.

De deelgebieden zijn gelegen aan wegen waar harder dan 30 km/uur gereden mag worden. Daarnaast is aan de noordzijde van het deelgebied Stobbenweg de Hanzespoorlijn aanwezig welke ook voorzien is van een geluidzone. Het initiatief voorziet in de realisatie van natuurwaarden en van recreatieve functies. Deze ontwikkelingen zijn niet als gevoelige functies aangemerkt in het kader van de wet geluidhinder. Bovendien eindigt de grens van de geluidzone van de Hanzelijn in de te realiseren erfsingelbeplanting perceel IIB ter hoogte van Stobbenweg 6. Om deze reden is het niet nodig om verder akoestisch onderzoek uit te voeren.

Industrielawaai

De voorgenomen ontwikkeling vindt niet plaats binnen een zone waarin industrielawaai voorkomt.

Conclusie

Het aspect geluid vormt geen belemmering voor de voorgenomen ontwikkeling.

4.2 Luchtkwaliteit

Kader

De Wet luchtkwaliteit (verankerd in de Wet Milieubeheer hoofdstuk 5, titel 5.2) is een implementatie van diverse Europese richtlijnen omtrent luchtkwaliteit waarin onder andere grenswaarden voor vervuilende stoffen in de buitenlucht zijn vastgesteld ter bescherming van mens en milieu. In Nederland zijn stikstofdioxide (NO2) en zwevende deeltjes als PM10 (fijn stof) de maatgevende stoffen waar de concentratieniveaus het dichtst bij de grenswaarden liggen. Overschrijdingen van de grenswaarden komen, uitzonderlijke situaties daargelaten, bij andere stoffen niet voor.

Hoewel de luchtkwaliteit de afgelopen jaren flink is verbeterd kan Nederland niet voldoen aan de luchtkwaliteitseisen die in 2010 van kracht worden. De EU heeft Nederland derogatie (uitstel) verleend op grond van het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL). Dit betreft een gemeenschappelijke aanpak van het Rijk en diversie regio's om samen te werken aan een schonere lucht waarbij ruimte wordt geboden aan noodzakelijke ruimtelijke ontwikkelingen. Projecten die in betekenende mate bijdragen aan luchtverontreiniging worden opgenomen in het NSL in de provincies c.q. regio's waar overschrijdingen plaatsvinden. Het maatregelenpakket in het NSL is hiermee in evenwicht en zodanig dat op termijn de luchtkwaliteit in heel Nederland onder de grenswaarden ligt.

Projecten die 'niet in betekenende mate' (NIBM) bijdragen aan luchtverontreiniging hoeven niet langer individueel getoetst te worden aan de Europese grenswaarden aangezien deze niet leiden tot een significante verslechtering van de luchtkwaliteit. Deze grens is in de AMvB NIBM gelegd bij 3% van de grenswaarde van een stof: Voor NO2 en PM10 betekent dit dat aannemelijk moeten worden gemaakt dat het project tot maximaal 1,2 ug/m³ verslechtering leidt. Voor een aantal functies (o.a. woningen, kantoren, tuin- en akkerbouw) is dit gekwantificeerd in de ministeriële regeling NIBM.

Uit het oogpunt van een goede ruimtelijke ordening wordt afgewogen of het aanvaardbaar is het project op deze plaats te realiseren. Hierbij kan de blootstelling aan luchtverontreiniging een rol spelen, ook als het project 'niet in betekende mate' bijdraagt aan de luchtverontreiniging. Er is sprake van een significante blootstellingsduur als de verblijfsduur die gemiddeld bij de functie te verwachten is significant is ten opzichte van een etmaal. Volgens de toelichting op de Regeling Beoordeling luchtkwaliteit is dit onder andere het geval is bij een woning, school of sportterrein.

Gevoelige bestemmingen als scholen, kinderdagverblijven, bejaarden- en zorgtehuizen genieten op grond van de gelijknamige AMvB extra bescherming: Substantiële uitbreiding of nieuwvestiging binnen 50 meter van een provinciale weg of 300 meter van een Rijksweg is alleen toegestaan aan deconcentraties luchtvervuilende stoffen zich onder de grenswaarden bevinden.

Situatie plangebied

Het initiatief voorziet in de aanleg van natuurwaarden en in de uitbreiding van enkele erven. De natuurwaarden zullen geen extra verkeersbewegingen genereren. De uitbreidingen op de erven voorzien mogelijk in een aantal extra verkeersbewegingen, deze verkeersbewegingen zullen echter ver onder de nibm-grens blijven.

Conclusie

Het aspect luchtkwaliteit vormt geen belemmering voor het initiatief.

4.3 Bodem

Kader

Bij het opstellen van bestemmingsplannen is de hoofdvraag of de aanwezige bodemkwaliteit past bij het huidige of toekomstige gebruik van die bodem en hoe deze optimaal op elkaar kunnen worden afgestemd. Uitgangspunt is dat de bodemkwaliteit als gevolg van aanwezige bodemverontreiniging geen onaanvaardbaar risico oplevert voor de gebruikers van de bodem. Bovendien mag de bodemkwaliteit niet verslechteren door grondverzet (bijvoorbeeld graafwerkzaamheden). Dit is het zogenaamde stand still-beginsel.

Situatie plangebied

Het initiatief voorziet niet in de toevoeging van gevoelige functies in het kader van de Wet bodembeheer. Volgens de bodemkwaliteitskaart van Flevoland is de bodem geschikt voor de te realiseren functies (deze vallen binnen Bodemfunctieklasse Landbouw/natuur). Een bodemonderzoek is alleen noodzakelijk indien grond buiten het plangebied wordt gebracht of indien het toepassen van een hogere bodemkwaliteitsklasse gewenst is. Dit kan uitgevoerd worden als onderdeel van de omgevingsvergunning.

Indien er grond of verhardingsmaterialen van de locatie wordt afgevoerd of wordt aangevoerd, gelden de regels van het Besluit bodemkwaliteit en de bijbehorende regeling en kan, ongeacht de resultaten van het verkennend bodemonderzoek, een aanvullende keuring van de af te voeren partij worden gevraagd en zijn mogelijke verwerkingskosten van toepassing. De eigenaar van de locatie waar de grond wordt toegepast of als deze wordt afgevoerd naar een grondbank kan verzoeken om aanvullend een partijkeuring uit te voeren. Hierbij dient rekening gehouden te worden met aanvullende gegevens met betrekking tot PFAS.

Conclusie

In het kader van dit bestemmingsplan is er geen nader onderzoek nodig naar de bodemkwaliteit. Het aspect bodem vormt geen belemmering voor het plan.

4.4 Bedrijven en milieuzonering

Kader
In het kader van de Wet milieubeheer dient in nieuwe situaties rekening te worden gehouden met (wenselijke) afstanden tussen bepaalde milieubelastende functies en milieugevoelige functies. In de uitgave Bedrijven en Milieuzonering (2009) is een richtafstandenlijst opgenomen. In de lijst is voor allerlei soorten "milieubelastende activiteiten" aangegeven welke richtafstanden vanwege geur, stof, geluid en gevaar bij voorkeur aangehouden moeten worden ten opzichte van "milieugevoelige activiteiten". De grootste van deze vier richtafstanden is bepalend voor de indeling van een activiteit in een milieucategorie.

Plangebied
In het plangebied worden natuurwaarden gerealiseerd. In ruil hiervoor krijgt een aantal particulieren de mogelijkheid tot uitbreiding van de activiteiten op hun erf. De te realiseren functies zijn niet aangeduid als gevoelige functies. De erfuitbreiding bij Stobbenweg 6 voorziet tevens niet in de realisatie van milieubelastende functies.

De erfuitbreiding van het bedrijf aan Spijkweg 9 voorziet in manoeuvreerruimte en uitbreiding bedrijfsbebouwing voor botenonderhoud e.d. Op basis van de richtafstandenlijst geldt voor scheepsbouw- en reparatiebedrijven van respectievelijk kunststof en metalen schepen een richtafstand van respectievelijk 100 en 200 m ten aanzien van het aspect geluid. De dichtstbijzijnde gevoelige functie betreft het vakantiepark ten zuiden van Spijkweg 9. Deze ligt op circa 350 m afstand van de beoogde erfuitbreiding. Daarmee wordt voldaan aan de richtafstand. Vanwege de omvang van het bedrijf en de afstand tot het vakantiepark wordt verwacht dat wordt voldaan aan een goed verblijfsmilieu ter plaatse van het vakantiepark.

Conclusie

Het aspect bedrijven en milieuzonering vormt geen belemmering voor het plan.

4.5 Externe veiligheid

Kader

Bij externe veiligheid gaat het onder meer om de productie, opslag, transport en gebruik van gevaarlijke stoffen. Dergelijke activiteiten leggen beperkingen op aan de omgeving. Door voldoende afstand aan te houden tussen deze activiteiten en 'objecten' wordt voldaan aan de normen.

Situatie plangebied

Op onderstaande afbeeldingen zijn uitsneden van de risicokaart weergegeven ter plaatse van de deelgebieden Stobbenweg en Spijkweg. Aan de noordwestzijde van Stobbenweg 6 ligt de hogedruk aardgasleiding A-655. Uit de Signaleringskaart blijkt dat ter plaatse van de uitbreiding van Stobbenweg 6 een aandachtszone vanwege de hogedruk aardgasleiding geldt. Het overige deel van het plangebied ligt niet binnen de invloedssfeer van inrichtingen of transportroutes gevaarlijke stoffen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0303.D5001-VO01_0014.png"

Afbeelding 12: Uitsnede risicokaart deelgebied Stobbenweg

afbeelding "i_NL.IMRO.0303.D5001-VO01_0015.png"

Afbeelding 13: Uitsnede risicokaart deelgebied Spijkweg

afbeelding "i_NL.IMRO.0303.D5001-VO01_0016.jpg"

Afbeelding 14: Uitsnede Signaleringskaart Externe veiligheid percelen IB en IIB (ter hoogte van Stobbenweg 6)

Bij het perceel bij Stobbenweg 6 wordt de uitbreiding van een camping voorzien (perceel IIB). In de huidige situatie zijn op het erf Stobbenweg 6 reeds 10 kampeerplaatsen mogelijk. Als gevolg van voorliggend plan worden in totaal 30 kampeerplaatsen inclusief 10 trekkershutten mogelijk gemaakt. In het Bevi is geregeld dat een camping vanaf 50 verblijfplaatsen als beperkt kwetsbaar en daarmee gevoelig object wordt aangemerkt. Onder deze grens is een camping niet beperkt kwetsbaar en hoeft er geen nader onderzoek uitgevoerd te worden. De bestrijdings- en vluchtmogelijkheden worden door het initiatief niet beperkt. Om deze reden vormt het aspect externe veiligheid geen belemmering voor het plan.

Een deel van het deelgebied Spijkweg ligt binnen het terrein van recreatie centrum EuroParcs Resort Zuiderzee. De risicocontour van deze inrichting reikt niet tot buiten de terreingrens. De uitbreiding van het erf Spijkweg 9 wordt niet belemmerd. De ontwikkeling van natuur wordt niet belemmerd door het terrein.

Conclusie

Het aspect externe veiligheid vormt geen belemmering in het kader van dit bestemmingsplan.

4.6 Ecologie

Kader

Op 1 januari 2017 is de nieuwe Wet natuurbescherming in werking getreden. Hierin zijn de Natuurbeschermingswet 1998, de Boswet en de Flora- en faunawet samengevoegd.

Met de inwerkingtreding van deze wet is het decentralisatieproces van het natuurbeleid formeel afgerond. Daarmee hebben de provincies de regie over het natuurbeleid in de regio, waarbij ook bevoegdheden van het Rijk naar de provincies zijn overgedragen.

Bij elk ruimtelijk plan dient, met het oog op de natuurbescherming, rekening te worden gehouden met de Wet natuurbescherming. Hierbij wordt onderscheid gemaakt in gebiedsbescherming en soortenbescherming. Een ruimtelijk plan mag namelijk geen significante gevolgen hebben voor een te beschermen gebied en/of soort.

Onderzoek

Voor het plan is een ecologisch onderzoek uitgevoerd naar mogelijke effecten van het planvoornemen op de aanwezige natuurwaarden. Het gaat hierbij om effecten op in het kader van de Wet natuurbescherming beschermde soorten (flora en fauna) en Natura 2000-gebieden (gebiedsbescherming), en in het kader van provinciaal ruimtelijk beleid beschermde gebieden (NNN). Het ecologisch onderzoek is opgenomen in Bijlage 1 Advies Natuurwaarden.

Soortenbescherming

Uit het onderzoek komt naar voren dat in en om het plangebied beschermde soorten voorkomen, of kunnen voorkomen.

Bij de inrichting van het plangebied gaan bij het perceel Spijkweg 9 (perceel 13 volgens nummering Advies Natuurwaarden) enkele bomen met mogelijke verblijfplaatsen van vleermuizen verloren. Nader onderzoek naar aan- of afwezigheid van vleermuizen nabij deze bomen is noodzakelijk. Ook is in dit perceel één boom aangetroffen met een nest dat mogelijk geschikt is als nestplaats voor sperwer of ransuil. Nader onderzoek naar aan- of afwezigheid van sperwer en ransuil bij deze nestplaats is noodzakelijk. Verder is dit perceel mogelijk leefgebied voor grote weerschijnvlinder. Nader onderzoek naar aan- of afwezigheid van deze soort in dit perceel is noodzakelijk. Aan de hand van het nader onderzoek kan bepaald worden of het aanvragen van een ontheffing van de Wnb voor een of meerdere soorten nodig is.

Voor de overige percelen levert het uitgevoerde ecologische onderzoek voldoende informatie over de beschermde soorten op. Er treden geen negatieve effecten voor beschermde soorten op ten gevolge van de voorgenomen ontwikkeling en een ontheffing Wnb is niet nodig. Wel moeten het broedseizoen van vogels in acht worden genomen en de zorgplicht van de Wnb voor zoogdieren en amfibieën die vallen onder de vrijstellingsregeling bij ruimtelijke ontwikkelingen van de provincie Flevoland.

Gebiedsbescherming

In het ecologisch onderzoek is getoetst welke mogelijke negatieve gevolgen van een activiteit op beschermde Natura 2000-gebieden in het kader van de Wnb plaats kunnen vinden. Het dichtstbijzijnde Natura 2000-gebied Veluwerandmeren (Ministerie van LNV, 2018a). Dit ligt op circa 0,7 kilometer ten oosten van deelgebied 2, en circa 0,1 kilometer ten oosten van deelgebied 3.

De verstoringseffecten voor alle relevante storingsfactoren, inclusief verzuring of vermesting door stikstofdepositie, zijn nul of verwaarloosbaar klein. Significant negatieve effecten ten aanzien van in het kader van de Wnb beschermde gebieden kunnen worden uitgesloten. Het plan is op het punt van gebiedenbeleid niet in strijd met de Wnb.

Ten aanzien van in het kader van het provinciaal ruimtelijk beleid beschermde natuurgebieden (NNN) neemt het perceel bij Spijkweg 9 (perceel 13 in het Advies Natuurwaarden) van het plangebied een aparte positie in. Dit perceel maakt deel uit van het NNN. Ten gevolge van de ontwikkelingen op dit perceel treedt verlies aan 1,79 hectare oppervlakte NNN op, dat op de andere percelen in het plangebied ruimschoots wordt gecompenseerd. Daarnaast treedt op dit perceel mogelijk verlies van wezenlijke waarden en kenmerken op. Hiervoor volgt nader onderzoek. Advies is om de resultaten met de provincie als bevoegd gezag te bespreken en met haar te bepalen welke stappen nodig zijn om eventueel verlies te compenseren. De overige percelen maken geen deel uit van als NNN aangewezen gebied, maar grenzen er wel bijna alle aan. Ten gevolge van de ontwikkeling op deze percelen treden echter geen negatieve effecten op deze provinciaal beschermde natuurgebieden op, maar juist positieve. Voor deze percelen is het plan op het punt van provinciaal natuurbeleid niet in strijd met de Omgevingsverordening Flevoland (geconsolideerd 10 juli 2019).

Conclusie

Voor het merendeel van het plangebied spelen geen (significant) negatieve effecten voor soorten- en gebiedsbescherming. Met betrekking tot het plangebied ter hoogte van Spijkweg 9 moeten nog nadere onderzoeken plaatsvinden om eventuele nadere effecten te bepalen / uit te sluiten.

In het kader van de ligging van een deel van het plangebied in NNN is een effectenstudie uitgezet naar de effecten van de beoogde uitbreiding bij Spijkweg 9 op het verlies van wezenlijke waarden en kenmerken van dat gedeelte van het Spijkbos. Verder is ook nader onderzoek uitgezet naar de mogelijkheid van een leefbiotoop van de grote weerschijnvlinder in het gebied waar de uitbreiding Spijkweg 9 plaatsvindt.

Bij aanpassingen van het oorspronkelijke plan en veranderingen in de terreinomstandigheden van het plangebied die kunnen leiden tot andere inzichten met betrekking tot natuurwaarden, zal een actualisatie van het onderzoek moeten plaatsvinden.

4.7 Water

4.7.1 Algemeen

In het waterbeleid is het accent de laatste jaren sterk komen te liggen op de watersysteembenadering en op het integraal waterbeheer. Het rijksbeleid en het provinciale beleid zijn gericht op de ruimtelijke functietoedeling (bijvoorbeeld ten aanzien van landbouw en natuurbeheer), op het terugdringen van het areaal aan verdroogde gebieden (kwantiteitsbeheer) en het beschermen tegen wateroverlast. Daarnaast wordt uitgegaan van verbetering van de kwaliteit van het water (kwaliteitsbeheer).

Waterschappen hebben op grond van de Wet op de Waterhuishouding een belangrijke taak gekregen met betrekking tot het waterbeheer. In de waterbeheerplannen dienen zij functies aan het water toe te kennen. Daarbij dienen zij tevens te zorgen voor afstemming met het ruimtelijk beleid. Het primaat voor het waterbeheer in de gemeente Dronten ligt bij het Waterschap Zuiderzeeland.

In 2003 is wettelijk vastgelegd in het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) dat over ruimtelijke plannen vooroverleg met het betrokken waterschap plaatsvindt en dat ruimtelijke plannen een waterparagraaf bevatten. Daarnaast hebben de waterschappen - op grond van de Wet op de Waterhuishouding - een belangrijke en integrale taak gekregen. In waterbeheerplannen dienen zij functies aan het water te geven en voor afstemming te zorgen met het ruimtelijke beleid.

4.7.2 Beschrijving van het watersysteem

Kwel en grondwater

Het plangebied heeft te maken met een sterke kwelstroom. Deze wordt veroorzaakt door het verschil in de (grond)waterstand tussen de polder en het omringende gebied. De kwel komt vanuit het Veluwe-massief en het Drents Plateau terecht in drainagesystemen in landbouwgebied (landbouwkundige kwel) en in de diepliggende tochten en vaarten. Het meeste grondwater komt vanuit de ondiepe grondwatersystemen en is ijzerrijk. Grondwater vanuit diepe systemen is overwegend goed. Het is namelijk zoet en schoon water afkomstig van Heuvelruggen. Met name vanuit de Veluwe kwelt zoet grondwater naar de polder. In de lijn tussen Harderwijk en de Oostvaardersplassen en in de oostrand van Oostelijk Flevoland heeft dit zoet grondwater tot gevolg. Het meeste kwelwater komt terecht in de sloten direct aan de binnenzijde van de dijk, dit wordt ook wel dijkskwel genoemd. De kwaliteit hiervan is goed: zoet en schoon.

Waterkwaliteit

De kwaliteit van het oppervlaktewater wordt beïnvloed door de kwaliteit van het grondwater en de ligging en diepte van de tochten. De tochten in de oostelijke rand van Oostelijk Flevoland die het pleistocene zandpakket aansnijden hebben relatief een goede waterkwaliteit. De kwaliteit van het oppervlaktewater wordt met name beïnvloed door de riooloverstorten, het agrarisch landgebruik en het inwaaien van stoffen van verharde oppervlakten. Momenteel is de waterkwaliteit in het plangebied goed.

Afvoer van water

Het overtollige water (neerslag en kwel) in de bodem wordt grotendeels afgevoerd door middel van een drainagestelsel (ontwatering). De drainagebuizen komen uit in de kavelsloten die het water naar de tochten leiden. De tochten komen uit in vaarten. Het stelsel van vaarten leidt het water naar de gemalen (afwatering). De breedte en diepte van tochten en vaarten past bij een maatgevende afvoer van respectievelijk 1,5 l/s per ha en 1,25 l/s per ha.

Waterkering

De Bremerbergdijk heeft een functie ten behoeve van de primaire waterkering. De beschermingszone ligt over deelgebied 3: Spijkweg. In verband met de te verwachten waterspiegelstijging zijn de waterkeringen opgehoogd. Om de toekomstige dijkversterkingen mogelijk te maken, worden gronden gereserveerd (vrijwaringszones). Binnen het gereserveerde gebied mogen in beginsel geen nieuwe belemmeringen worden opgeworpen die de verbreding en verhoging van de dijk frustreren.

4.7.3 Beschrijving Plangebied

Deelgebied 2: Stobbenweg

In het deelgebied Stobbenweg wordt slechts een beperkte hoeveelheid verhard oppervlak toegevoegd. Het overige deel wordt op natuurlijke wijze ingericht. Bovendien worden de kavelsloten verbreed en van natuurlijke oevers voorzien. Voor wat betreft het peilbeheer ter plaatse van de natuurgebieden wordt afstemming gezocht met het waterschap.

Ter hoogte van de erftoevoeging bij Stobbenweg 6 (perceel IIB) neemt het verhard oppervlak toe vanwege de beoogde trekkershutten, het toiletgebouw en parkeerplaatsen. De paden worden half verhard, half waterdoorlatend aangelegd met grastegels en gravel. De totale toename blijft onder 2.500 m2. Vanwege de beperkte toename, in combinatie met de verbreding van meerdere bestaande sloten, hoeft geen compensatie plaats te vinden.

De waterafvoer van de toiletgebouwen worden aangesloten op de bestaande opslagput. Deze wordt geleegd door een bedrijf die het afvoert naar de zuivering. Op het perceel vindt verder natuurlijke afstroming plaats.

Deelgebied 3: Spijkweg

In het gedeelte Spijkweg wordt een agrarisch perceel omgevormd tot natuurlijk grasland met brede sloten met natuurvriendelijke oevers in combinatie met een wateroppervlak. Hierbij is geen sprake van afvoer of toename van verharding. Het peilbeheer wordt met het waterschap afgestemd.

Op dit moment is de exacte inrichting, zoals de dieptes en dergelijk nog onduidelijk. De deelnemer die dit gebied ontwikkelt, heeft in verband met de verdere uitwerking van de inrichting contact met het waterschap. Te meer omdat in het plangebied diverse dijkbeschermingszones liggen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0303.D5001-VO01_0017.jpg"

Afbeelding 15: indicatief profiel van sloot en poel

Spijkweg 9

Het bestemmingsplan maakt de toename van verhard oppervlak ter plaatse van Spijkweg 9 mogelijk. Dit betreft een toename van 5.640 m2 voor manoeuvreerruimte en uitbreiding bedrijfsbebouwing voor botenonderhoud e.d. Bij een toename van verharding van meer dan 2.500 m2 is compensatie nodig.

Op basis van het Waterkader (juli 2013) en beleidsregel Compensatie toename verharding en versnelde afvoer (februari 2013) (waterschap Zuiderzeeland) blijkt dat de compensatiefactor voor het peilgebied waarin deze locatie ligt 4% is. Bij de hantering van de bergingsnorm gaat het om het benodigde oppervlak open water op de hoogte van het streefpeil. Verder moet het te compenseren water aangesloten zijn op het bestaande watersysteem. Het compensatie oppervlak aan water bedraagt 226 m2 (5640 m2 x 0,04) bij de ontwikkeling bij het perceel Spijkweg 9.

Ten zuiden en oosten van het erf wordt het erf uitgebreid. Deze zone wordt voor landschappelijke inpassing, stalling van botentrailers tijdens piekmomenten en weide voor hobbydieren. Bovendien worden de kavelsloten verbreed. Bij het realiseren van het nieuwe erf wordt met het waterschap overlegd hoe breed de nieuwe erfsloot moet zijn.

Boten en machines worden op de spuitplaats afgespoten. Het vervuil water wordt afgevoerd via het bestaande systeem op het erf. Met bouwen van botenschuur 5 jaar geleden is de spuitplaats aangelegd. Het vervuilde water wordt via slib opvang en een olie/benzine afscheider geloosd op riool. Het opgevangen vervuilde water uit de afscheider wordt periodiek door specialistisch bedrijf geleegd, afgevoerd en geïnspecteerd. Het afvalwater vanaf de toiletten op de boten wordt op de jachthavens afgevoerd.

4.7.4 Watertoets

Via www.dewatertoets.nl is de digitale watertoets doorlopen. De uitkomst van deze toets is dat dit project onder de categorie "normale watertoetsprocedure" valt. Dit betekent in overleg met het waterschap Zuiderzeeland treden.

In een overleg met de adviseur ruimtelijke plannen van het waterschap (d.d. 7 januari 2020) zijn de aandachtspunten naar voren gekomen voor dit project: compensatie door verhardingen en bebouwing; omgang van afvalwater; realisatie waterpartijen nabij Bremerbergdijk in deelgebied Spijkweg in kader van veiligheid van de primaire waterkering.

Deze aandachtspunten worden verder uitgewerkt en opgenomen in de waterparagraaf.

4.7.5 Conclusie

PM

4.8 Archeologie en cultuurhistorie

Kader

De Monumentenwet 1988 is per 1 juli 2016 vervallen. Een deel van de wet is op deze datum overgegaan naar de Erfgoedwet. De Erfgoedwet bundelt en wijzigt een aantal wetten op het terrein van cultureel erfgoed. De kern van deze wet is dat wanneer de bodem wordt verstoord, de archeologische resten intact moeten blijven (in situ). Wanneer dit niet mogelijk is, worden archeologische resten opgegraven en elders bewaard (ex situ). Daarnaast dient ieder ruimtelijk plan een analyse van de overige cultuurhistorische waarden van het plangebied te bevatten. Voor zover in een plangebied sprake is van erfgoed, dient op grond van voorgaande dan ook aangegeven te worden op welke wijze met deze cultuurhistorische waarden en in de grond aanwezige of te verwachten archeologie rekening wordt gehouden.

Archeologie

Op de percelen zijn twee verschillende archeologische dubbelbestemmingen aanwezig: 'Waarde - Archeologie 3' en 'Waarde - Archeologie 4'. Binnen deze dubbelbestemmingen is een archeologisch onderzoek verplicht wanneer de bebouwde oppervlakte groter is dan respectievelijk 500 m2 en 1,7 ha en er meer dan 40 cm onder het maaiveld gewoeld wordt. De voorliggende ontwikkeling voorziet naar alle verwachting niet in een overschrijding van deze gegeven maten. Een archeologisch onderzoek is naar verwachting niet nodig.

Cultuurhistorie

In het plangebied zijn geen monumenten of andere cultuurhistorische elementen die behouden dienen te worden aanwezig.

4.9 Verkeer en parkeren

Deze ontwikkeling zal in een minimaal extra aantal verkeersbewegingen voorzien. De ontsluitende wegen kunnen deze extra verkeersdruk goed aan. Parkeergelegenheid wordt op eigen terrein gerealiseerd.

4.10 Kabels en leidingen

In het plangebied liggen geen hoogspanningslijnen. Wel wordt een klein deel van het plangebied geraakt door een hogedrukaardgasleiding. Deze leiding komt in paragraaf 4.5 Externe veiligheid aan bod. Ten slotte ligt in het deelgebied Spijkweg een gemeentelijk persleiding tussen de Bremerbergdijk en de Spijkweg, zie rode lijn op onderstaande afbeelding.

afbeelding "i_NL.IMRO.0303.D5001-VO01_0018.jpg"

Afbeelding 16: Gemeentelijke persleiding

4.11 Aanmeldnotitie M.e.r.

M.e.r.-plicht

De vraag of sprake is van een m.e.r.-plicht omvat twee subvragen:

  • Is het project kaderstellend voor toekomstige m.e.r.(beoordelings)plichtige-activiteiten? De realisatie van natuurwaarden betreft een activiteit uit de D-lijst van het Besluit mer (D 9 Een landinrichtingsproject dan wel een wijziging of uitbreiding daarvan.), maar blijft wat betreft oppervlak onder de drempelwaarde: gevallen waarin de ontwikkeling betrekking heeft op een project groter dan 125 hectare. Dit betekent dat een vormvrije m.e.r.-beoordeling uitgevoerd dient te worden;
  • Kan het project leiden tot significant negatieve effecten op de instandhoudingsdoelstellingen van een nabijgelegen Natura 2000-gebied? Wanneer dit niet op voorhand kan worden uitgesloten dient een passende beoordeling te worden uitgevoerd en geldt daarmee ook een m.e.r.-plicht. Deze vraag staat los van de vormvrije m.e.r.-beoordeling.

In onderstaand schema is het bovenstaande nogmaals schematisch weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0303.D5001-VO01_0019.jpg"

Vormvrije m.e.r.-beoordeling

Uit het voorgaande blijkt dat voor dit project een vormvrije m.e.r.-beoordeling dient te worden doorlopen. De vormvrije m.e.r.-beoordeling dient te geschieden aan de hand van de selectiecriteria in bijlage III van de EEG-richtlijn milieueffectbeoordeling.

Een m.e.r.-beoordeling betekent dat er géén MER wordt opgesteld, tenzij er sprake is van belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu. Het uitgangspunt is dus: 'Nee, tenzij....'

De 'belangrijke nadelige gevolgen' moeten worden beoordeeld op basis van het toetsingskader van bijlage III van de Europese Richtlijn Milieueffectbeoordeling (85/337/EEG). Bijlage III noemt drie hoofdthema's:

  • 1. de kenmerken van de activiteit (waaronder omvang, verontreiniging, hinder en risico van ongevallen);
  • 2. de plaats van de activiteit (in relatie tot de kwetsbaarheid van het milieu);
  • 3. de kenmerken van het potentiële effect (waaronder het bereik, de orde van grootte en waarschijnlijkheid van het effect).

Dit bestemmingsplan voorziet in de functieverandering van agrarisch naar natuur al dan niet met recreatieve functies. De kenmerken van de activiteit, zoals genoemd onder punt 1, zijn reeds behandeld in Hoofdstuk 2. De plaats van de activiteit en de kenmerken van het potentiële effect worden in deze paragraaf behandeld.

Plaats van het project

Bij de mate van kwetsbaarheid van het milieu in de gebieden waarop het project van invloed kan zijn, moet in het bijzonder in overweging worden genomen:

  • het bestaande grondgebruik;
  • de relatieve rijkdom aan en de kwaliteit en het regeneratievermogen van de natuurlijke hulpbronnen van het gebied;
  • het opnamevermogen van het natuurlijke milieu, met in het bijzonder aandacht voor de gevoelige gebieden, in dit geval Natuurnetwerk Nederland (NNN, voorheen Ecologische Hoofdstructuur), Natura 2000 en landschappen van historisch, cultureel of archeologisch belang.

Het plangebied is in de huidige situatie voor het merendeel in gebruik als agrarische grond. Ter hoogte van Spijkweg 9 staat bos. Door de komst van dit initiatief is sprake van een wijziging van het bestaande grondgebruik.

Het genoemde onder het tweede aandachtsstreepje is in dit geval niet aan de orde. De nieuwe inrichting van het gebied heeft geen effect op natuurlijke hulpbronnen, zoals mineralen, ertsen, fossiele brandstoffen.

Wat betreft het genoemde onder het derde aandachtsstreepje ligt het plangebied voor het grootste deel niet in het NNN of een Natura 2000-gebied. Ter hoogte van Spijkweg 9 ligt een klein deel van het plangebied in NNN (Spijkbos). Voor het grootste deel van het plangebied is duidelijk dat met de voorgenomen werkzaamheden geen negatieve effecten worden verwacht op de waarden en kenmerken van de NNN. Wel zal zo nodig een melding in het kader van stikstof worden ingediend. Voor meer informatie wordt verwezen naar de onderstaande tabel.

Kenmerken van het potentiële effect

Bij de potentiële effecten van het project wordt voor zover relevant gekeken naar:

  • het bereik van het effect;
  • het grensoverschrijdende karakter van het effect;
  • de orde van grootte en de complexiteit van het effect;
  • de waarschijnlijkheid van het effect;
  • de duur, de frequentie en de omkeerbaarheid van het effect;
  • de autonome ontwikkelingen.

De mogelijke milieueffecten worden indien aan de orde aan de hand van de verschillende relevante thema's beschreven. Voor de voorliggende m.e.r.-beoordeling zijn autonome ontwikkelingen niet bekend. De referentiesituatie is dan ook overeenkomstig de bestaande situatie.
Vanwege de aard van de ingreep wordt nader aandacht besteed aan de potentiële (milieu)effecten die kunnen optreden op water, bodem, archeologie, geluid, verkeer, luchtkwaliteit, externe veiligheid en natuur in onderstaande tabel. In die tabel is per milieuaspect aangegeven welke invloed het initiatief heeft. Voor een nadere toelichting wordt verwezen naar voorgaande paragrafen.

Aspect   Invloed functieverandering  
Water   Ten behoeve van voorgenomen ontwikkeling wordt voldoende ruimte gereserveerd voor watercompensatie en retentie.  
Bodem   Ten behoeve van de ontwikkeling is geen nader onderzoek naar de bodem noodzakelijk.  
Archeologie   Het gebied heeft een lage verwachtingswaarde, er zijn dan ook geen negatieve effecten te verwachten op de archeologische waarden.  
Geluid   Het initiatief betreft geen realisatie van een geluidgevoelige functie. Een akoestisch onderzoek kan achterwege blijven.  
Verkeer   Er is een minimale toename in verkeer te verwachten. Parkeren wordt op een goede manier opgelost op eigen terrein.  
Luchtkwaliteit   De ruimtelijke ontwikkeling die het bestemmingsplan mogelijk maakt, draagt niet in betekende mate bij aan de verslechtering van de luchtkwaliteit.  
Externe veiligheid   Er zijn risicocontouren op of nabij het plangebied. Deze vormen geen belemmering voor deze ontwikkeling.  
Natuur - Flora en fauna   Er wordt nader onderzoek uitgevoerd naar de aanwezigheid van de grote weerschijnvlinder. Verder zal nog nader onderzoek moeten worden uitgevoerd naar de aan- of afwezigheid van sperwer, ransuil en naar de verblijfsplaatsen van vleermuizen.  
Natuur - beschermde gebieden   Vanuit de Wet natuurbescherming is een effectenstudie uitgezet naar de effecten van het verlies van wezenlijke waarden en kenmerken van het te verwijderen gedeelte van het Spijkbos (NNN).  

Conclusie

Uitgangspunt is dat de voorgenomen ontwikkeling geen belangrijke nadelige milieugevolgen zal hebben en dat wordt voldaan aan de geldende wet- en regelgeving.

Op basis van het bovenstaande hoeft naar het oordeel van het bevoegd gezag voor dit project geen m.e.r.(beoordelings)procedure te worden doorlopen. Voor zover sprake kan zijn van negatieve effecten op het milieu, worden voldoende waarborgen opgenomen in het bestemmingsplan om dit te voorkomen.

Hoofdstuk 5 Juridische toelichting

In voorgaande hoofdstukken zijn de uitgangspunten voor de ruimtelijke situatie in het plangebied aangegeven. Deze uitgangspunten zijn getoetst aan de milieu- en omgevingsaspecten en het beleid. In dit hoofdstuk worden de bestemmingen en de bijbehorende regels beschreven.

5.1 Uitgangspunt

Het bestemmingsplan voldoet aan alle vereisten die zijn opgenomen in de Wet ruimtelijke ordening (Wro) en het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). Inherent hieraan is de toepassing van de Regeling standaarden ruimtelijke ordening (Rsro) 2012, waar de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP) deel van uit maakt. De SVBP maakt het mogelijk om bestemmingsplannen te maken die op vergelijkbare manier zijn opgebouwd en op dezelfde manier worden verbeeld. De SVBP is toegespitst op de regels die voorschrijven hoe bestemmingsplannen volgens de Wro en het Bro moeten worden gemaakt. De SVBP geeft bindende standaarden voor de opbouw en de verbeelding van het bestemmingsplan, digitaal en analoog. De regels van dit bestemmingsplan zijn opgesteld volgens deze standaarden.

Het bestemmingsplan regelt de gebruiks- en bebouwingsbepalingen van de gronden in het plangebied. De juridische regeling is vervat in een verbeelding en bijbehorende regels. Op de verbeelding zijn de verschillende bestemmingen vastgelegd, in de regels (per bestemming) de bouw- en gebruiksmogelijkheden.

Het Bro bepaalt dat een bestemmingsplan vergezeld gaat van een toelichting. Deze toelichting heeft echter geen juridische status, maar is wel belangrijk als het gaat om de onderbouwing van hetgeen dat in het bestemmingsplan is geregeld en om de uitleg daarvan.

5.2 Bestemmingen

In deze paragraaf wordt een toelichting gegeven op de gebruiks- en bebouwingsmogelijkheden van de bestemmingen die in dit plan voorkomen. Net als in de planregels zijn de bestemmingen op alfabetische volgorde geplaatst.

5.2.1 Agrarisch

Een deel van de gronden gelegen aan Spijkweg 9 zijn bestemd als Agrarisch. De gronden zijn bestemd voor het agrarisch grondgebruik. Op de gronden die op de verbeelding zijn aangeduid als 'specifieke vorm van agrarisch - paardenbak' mag een paardenbak worden gebouwd. De voorzijde van het erf is aangeduid als 'groen'. Ter plaatse van deze aanduiding dient een erfsingelbeplanting te zijn aangelegd en in stand worden gehouden. Verder wordt in het zuidoostelijke deel voorzien in de mogelijkheid om trailers van boten, boten, caravans en kampeerauto's te stallen met het oog op piekmomenten ter plaatse van de aanduiding 'opslag'.

5.2.2 Bedrijf

Het perceel aan Spijkweg 9 is bestemd als Bedrijf. Deze gronden zijn onder andere bestemd voor een hoveniersbedrijf, botenonderhoud, -opslag, -stalling en -afhaal met ondergeschikte detailhandel en handelsbemiddeling en agrarische activiteiten. Ook is ondergeschikte opslag en stalling van niet-agrarische producten toegestaan. Binnen de bestemming bedraagt de maximale oppervlakte van bedrijfsgebouwen en overkappingen 4.500 m2. De afstand van alle bebouwing tot de naar de weg gekeerde grenzen moet 15 meter zijn.

5.2.3 Bos

Het zuidelijke perceel aan Spijkweg krijgt de bestemming Bos. De gronden zijn primair bestemd voor bosbouw en voor het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de cultuurhistorische, natuurlijke en landschappelijke waarden. Dagrecreatief en educatief medegebruik van de bossen wordt binnen deze bestemming toegestaan. Binnen deze bestemming zijn uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, toegestaan.

5.2.4 Natuur

De agrarische gronden behorende bij deelnemers van Stobbenweg 6, 8 en 18 die worden ingezet voor natuur worden bestemd als Natuur. Ook de erfuitbreiding bij Stobbenweg 6 (perceel IIB) wordt bestemd als Natuur, evenals de twee kavels ten westen van de boslob (percelen IVA en VB) aan de Stobbenweg. Daarnaast worden de noordelijke twee percelen van het plangebied aan de Spijkweg bestemd als Natuur. Het primaire doel binnen de bestemming is het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de natuurlijke en landschappelijke waarden van de verschillende gebieden.

Verblijfsrecreatie is uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'verblijfsrecreatie' op het perceel IIB bij de Stobbenweg 6. Om te verzekeren dat de percelen worden ingericht conform de beheertypenkaarten zijn daarvoor in de specifieke gebruiksregels voorwaardelijke verplichtingen opgenomen.

Ook is er een aanduiding 'specifieke vorm van natuur - landschapskunstwerk' opgenomen ten behoeve van de realisatie van een landschapskunstwerk.

Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd, met uitzondering van een toiletgebouw en trekkershutten ter plaatse van de aanduiding 'verblijfsrecreatie'. Middels een binnenplanse afwijking is nog een uitzondering voor bebouwing opgenomen ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van natuur - beheerschuur inclusief bijenstal". Deze beheerschuur inclusief bijenstal is bedoeld voor beperkte ruimte voor opslag handgereedschap, instructieruimte voor groepen, workshops en educatie en informatiepunt voor het gebied. Binnen de bestemming is een op het natuur- en landschapsbeheer afgestemd ondergeschikt agrarisch gebruik toegestaan. Om te voorkomen dat de waarden van de natuurgebieden worden verstoord, is een aantal activiteiten gebonden aan een omgevingsvergunning en is een aantal gebruiksverboden opgenomen.

De buitenzijde van het erf (vergroting) bij Stobbenweg 6 (perceel IIB) is aangeduid als 'groen'. Ter plaatse van deze aanduiding dient een erfsingelbeplanting te zijn aangelegd en in stand worden gehouden.

5.2.5 Leiding - Gas

Deze bestemming ligt in het noordelijke deel van het plangebied bij de Stobbenweg. De op de verbeelding voor ‘Leiding - Gas’ aangewezen gronden zijn, naast de basisbestemmingen, voor het op de verbeelding aangegeven aantal meters aan weerszijden van de as van de op de verbeelding aangegeven strook, tevens bestemd voor een hoofdgastransportleiding. Binnen een zone van 5 m ter weerszijden van de as van de leidingen mogen geen gebouwen en bouwwerken worden gebouwd, anders dan ten behoeve van de leidingen (bebouwingsvrije en/of veiligheidszone). Voor het uitvoeren van werkzaamheden die schadelijk kunnen zijn voor de leidingen is een omgevingsvergunning noodzakelijk.

5.2.6 Archeologische dubbelbestemmingen

Een groot deel van het plangebied heeft een archeologische dubbelbestemming. Voor deze gronden geldt de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 3' en 'Waarde - Archeologie 4'. Deze gronden zijn bestemd voor het behoud en de bescherming van mogelijk te verwachten archeologische waarden. Afhankelijk van de oppervlakte van bouwwerken moet een archeologisch rapport worden overgelegd alvorens de omgevingsvergunning voor bouwen wordt verleend. Daarnaast geldt voor een aantal werken een vergunningplicht.

5.3 Algemene regels

Het bestemmingsplan omvat algemene regels, te weten een anti-dubbeltelbepaling, algemene bouwregels, algemene gebruiksregels, algemene aanduidingsregels en algemene afwijkingsregels. De anti-dubbeltelbepaling houdt in dat grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven, dan blijft die grond bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing. De algemene bouwregels geven regels over het overschrijden van de bouwgrenzen. Onder de algemene gebruiksregels wordt strijdig gebruik vastgelegd. In de algemene aanduidingsregels zijn regels opgenomen voor gronden gelegen ter plaatse van de aanduidingen 'geluidzone - weg' en 'vrijwaringszone - dijk'. De algemene afwijkingsregels geven aan op welke manier met een omgevingsvergunning afgeweken kan worden.

5.4 Overgangs- en slotregels

In het bestemmingsplan zijn overgangs- en slotregels opgenomen. Het overgangsrecht is gericht op bouwwerken die ooit met een bouwvergunning, melding of een omgevingsvergunning zijn gebouwd, of een gebruik dat ooit is toegestaan, maar dat nu, vanwege een bestemmings- of beleidswijziging onder het overgangsrecht zijn gebracht. Ook tientallen jaren aanwezige bouwwerken, die niet met een vergunning zijn gebouwd, of langdurig aanwezig gebruikt worden met het overgangsrecht beschermd. Het overgangsrecht is er op gericht dat deze bouwwerken uiteindelijk zullen verdwijnen of het gebruik ervan wordt beëindigd, zodat de situatie in overeenstemming geraakt met de gegeven bestemming. In beginsel mogen de bouwwerken slechts in ondergeschikte mate gedeeltelijk worden vernieuwd en veranderd. Het is niet mogelijk om hiermee geheel of in stappen tot een nieuw bouwwerk te komen.

Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid

6.1 Financiële uitvoerbaarheid

Op basis van artikel 6.12 Wet ruimtelijke ordening en artikel 6.2.1 van het Besluit ruimtelijke ordening is er een grondslag voor het vaststellen van een exploitatieplan of het anderszins verhalen van kosten van de grondexploitatie.

De gemeente Dronten is met de provincie Flevoland en Staatbosbeheer realisatieovereenkomst aangegaan waarin onder andere het kostenverhaal voor de aankoop en de realisatie van natuurgronden is geregeld. De gronden die nodig zijn voor de realisatie van de nieuwe natuur worden via de provincie Flevoland aan de betreffende partijen geleverd. Voor de inrichting van de percelen zijn middelen gereserveerd. Op basis van de uitwerking van technische ontwerpen met kostenramingen worden met de deelnemers uitvoeringsovereenkomsten afgesloten waarin wordt vastgelegd op welke wijze de nieuwe natuur wordt gerealiseerd en in stand wordt gehouden.

6.2 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

Vooroverleg en inspraak voorontwerp bestemmingsplan

Op grond van artikel 3.1.1 Bro is vooroverleg vereist met het waterschap en met de diensten van de provincie en Rijk die betrokken zijn bij de zorg voor de ruimtelijke ordening of belast met de behartiging van belangen welke in het plan in het geding zijn. Het plan wordt hiertoe toegezonden aan de voor dit plan relevante vooroverlegpartners van de gemeente Dronten. Tevens wordt het voorontwerp bestemmingsplan voor de duur van zes weken voor inspraak ter inzage gelegd.

Ontwerp bestemmingsplan

Nadat het vooroverleg en inspraak is afgerond, worden eventuele reacties verwerkt. Conform de Wet ruimtelijke ordening ligt vervolgens het ontwerp van het bestemmingsplan gedurende zes weken voor een ieder ter inzage. Ingediende zienswijzen op het ontwerp worden door de gemeente beoordeeld en zo nodig meegenomen in het definitief vast te stellen bestemmingsplan.