direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Hanzekwartier (2040)
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0303.2040-VA02

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding van het plan

Met de komst van de spoorverbinding en een station in Dronten is vanuit de gemeente de ambitie ontstaan om rond dit gebied een grootschalige gebiedsontwikkeling te starten. De nieuwe spoorverbinding met het station Dronten vormt een impuls voor de gemeente Dronten en het Hanzekwartier. Van deze impuls kan het Hanzekwartier in zijn geheel profiteren en daar wil de gemeente optimaal gebruik van maken.

Om de herontwikkeling van het Hanzekwartier richting te geven, is er een structuurvisie voor het gebied opgesteld. De essentie van de structuurvisie Hanzekwartier vormt de transformatie van het huidige sterk verouderde werkgebied naar een aantrekkelijk woon- en werkgebied met een hoogwaardige ruimtelijke kwaliteit. In de visie zijn geen uitspraken gedaan over de precieze inrichting van het gebied, maar zijn alleen beslissingen op een hoog stedenbouwkundig abstractieniveau genomen.

Om de herontwikkeling van het Hanzekwartier juridisch-planologisch mogelijk te maken, wordt een nieuw bestemmingsplan opgesteld. Naast het plangebied van Hanzekwartier zijn nog een aantal gebieden in het bestemmingsplan meegenomen. Het betreft de volgende gebieden:

  • P+R terrein;
  • stationsomgeving;
  • ECU-terrein;
  • de volkstuinen;
  • de hondensportvereniging.

In de volgende figuur is de ligging van het bestemmingsplan weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0303.2040-VA02_0001.png"

figuur 1 De ligging van het plangebied

1.2 Geldende bestemmingsplannen

Met dit bestemmingsplan worden (delen van) de volgende bestemmingsplannen herzien:

  • bestemmingsplan Industrieterrein Woonkern Dronten (0501) uit 1971;
  • bestemmingsplan Dronten West (moederplan);
  • bestemmingsplan Industrieterrein De Noord (0507) uit 1988;
  • bestemmingsplan Hanzelijn (9050) uit 2008;
  • bestemmingsplan De Munten I (1020) uit 2003;
  • bestemmingsplan ECU Dronten (3020) uit 2001;
  • bestemmingsplan Scholenzone.

1.3 Leeswijzer

Het bestemmingsplan is als volgt opgezet:

Hoofdstuk 2: In hoofdstuk 2 wordt allereerst ingegaan op de ruimtelijke en functionele aspecten van het plangebied.

Hoofdstuk 3: Vervolgens wordt in hoofdstuk 3 het beleidskader uiteengezet.

Hoofdstuk 4: In hoofdstuk 4 wordt daarna een verantwoording gegeven ten aanzien van de milieu- en omgevingsaspecten die van belang zijn voor het bestemmingsplan.

Hoofdstuk 5: De vertaling van het beleid en van de voorwaarden vanuit de milieu- en omgevingsaspecten naar de juridische regeling, vindt plaats in hoofdstuk 5.

Hoofdstuk 6: In hoofdstuk 6 wordt ingegaan op de uitvoerbaarheid van het plan.

Hoofdstuk 2 Huidige situatie en beschrijving gebiedsontwikkeling

2.1 Huidige situatie

2.1.1 Hanzelijn

In 2001 is het besluit genomen tot de aanleg van de Hanzelijn. De Hanzelijn verbindt Lelystad via Dronten en Kampen met Zwolle. De treinverbinding is eind 2012 in gebruik genomen. Al tijdens het ontwerp van Dronten in de jaren '60 is rekening gehouden met de aanleg van de spoorlijn. Ten noorden van het centrum, dwars over het bedrijventerrein werd een zone van ongeveer 180 meter gereserveerd voor de spoorlijn. Deze zone was ook gereserveerd voor een snelweg. In deze zone is de spoorlijn aangelegd met het station op het kruispunt met De Noord. Door de komst van de Hanzelijn, wordt Dronten niet alleen beter aangesloten op het OV netwerk, ook de structuur van Dronten krijgt hierdoor een gewijzigd karakter. Door de komst van het station ligt de harde grens van het centrumgebied niet langer bij het Gangboord maar ontstaat een overgangsgebied tussen het nieuwe station en het centrum.

2.1.2 Ruimtelijke structuur

De ruimtelijke structuur van Dronten is ingekaderd door infrastructuur (N307, N305 en N309) en de Lage Vaart als doorgaande watergang. De noordelijke rand van Dronten kenmerkt zich voornamelijk door industrie en bedrijventerreinen. De woongebieden liggen meer zuidelijk. Ten westen van de Lage Vaart liggen de woongebieden de Gilden en de Munten. Het plangebied bestaat voornamelijk uit het bedrijventerrein, met een sterke publiekstrekkende functie langs De Noord. Daarnaast maken het ECU-terrein en de volkstuinen ten westen van de Lage Vaart deel uit van het plangebied. Verder behoort het stationsgebied en het P+R-terrein rondom het nieuwe station en de nieuwe locatie van de hondensportvereniging ten westen van de Fazantendreef tot het plangebied.

2.1.3 Grenzen plangebied

De grenzen van het plangebied worden aan de noordzijde gevormd door de nieuwe Hanzelijn. Ten noorden van de Hanzelijn liggen nog wel het P+R-terrein en een deel van het stationsgebied. Aan de westzijde wordt het plangebied begrensd door het ECU-terrein en de volkstuinen ten westen van de Lage Vaart. Aan de zuidzijde grenst het gebied aan de passantenhaven en het gangboord. De achterzijde van de bebouwing ten oosten van De Noord vormt de begrenzing van de oostzijde van het plangebied. Ten noordoosten van het plangebied wordt momenteel de Scholenzone tot ontwikkeling gebracht. Ten oosten van de Scholenzone ligt een groengebied en de nieuwe locatie van de hondensportvereniging.

2.1.4 Ontsluiting

Binnen de kern ligt een doorgaande verbinding tussen de oost- en de westzijde van de Lage Vaart in de vorm van de doorgaande weg Spoordreef/Energieweg aan de noordzijde van het plangebied. Haaks hierop ligt in noordzuidelijke richting de doorgaande verbinding De Noord/De Oeverloper/Gangboord. De Noord vormt hiermee een belangrijke doorgaande verbinding aan de oostzijde van het plangebied. Deze doorgaande wegen behouden een maximum snelheid van 50 km/uur.

2.1.5 Groen en water

De kernkwaliteiten van Dronten worden omschreven als rust, ruimte en groen. Dit groen heeft zijn vorm gekregen in de jaren '60 van de vorige eeuw waarbij groen met maat en allure het uitgangspunt was. Door de jaren heen heeft er een verdichting in Dronten plaatsgevonden ten koste van het groen. Ondanks deze verdichting is de huidige groene identiteit vooral te danken aan de oorspronkelijke ruim opgezette structuren. De rust en ruimte die wordt ervaren in het groen komt tot stand door de maat en schaal, materialisering en eenvoud van de inrichting van deze groenstructuur. Naast het groen dat zich voornamelijk aan de randen van het plangebied bevindt, langs De Noord en op de dierenweide (buiten het plangebied), wordt het plangebied gekenmerkt door het water in de vorm van de doorgaande vaarverbinding De Lage Vaart en de bijbehorende passantenhaven en binnenhaven. Aan de zuidzijde bevindt zich het doorgaande water De Zate.

afbeelding "i_NL.IMRO.0303.2040-VA02_0002.jpg"

figuur 2 Luchtfoto plangebied (bron: structuurvisie Hanzekwartier Dronten)

2.2 Beschrijving gebiedsontwikkeling Hanzekwartier

De beoogde gebiedsontwikkeling is gebaseerd op de structuurvisie Hanzekwartier Dronten (zie Bijlage 2). De ontwikkeling van de structuurvisie Hanzekwartier Dronten kent een lange voorgeschiedenis. De aanleiding van het herstructureringstraject is het besluit van het Rijk in 2001 tot de aanleg van een spoorverbinding tussen Lelystad en Zwolle met een station in Dronten. De treinverbinding is eind 2012 in gebruik genomen.

Vanuit de structuurvisie Hanzekwartier Dronten is een voorbeeldverkaveling op basis van de uitgangspunten uitgewerkt. De voorbeeldverkaveling (volgende figuur) laat een mogelijke uitwerking van het Hanzekwartier zien. In deze voorbeeldverkaveling zijn de uitgangspunten van de visie verwerkt. Dit is echter niet de enige manier waarop de visie kan worden uitgewerkt. Er zijn diverse uitwerkingen mogelijk, mits de uitgangspunten, zoals deze zijn verbeeld in de abstracte basisstructuurkaarten worden aangehouden.

afbeelding "i_NL.IMRO.0303.2040-VA02_0003.jpg"

figuur 3 Voorbeeldverkaveling Hanzekwartier (bron: structuurvisie Hanzekwartier Dronten)

In de voorbeeldverkaveling springen een aantal dingen in het oog. Het eerste wat opvalt, is dat de bedrijvigheid in het plangebied plaats heeft gemaakt voor een gemengd milieu van wonen, werken, onderwijs en recreëren. De omgeving rond het station is vormgegeven met een stationsplein, busstation en P+R voorzieningen. Vanaf het stationsplein is de scholenzone bereikbaar. De scholenzone maakt overigens geen deel uit van dit plangebied. De Noord is in de voorbeeldverkaveling veranderd van een invalsweg naar een levendige promenade waar fietsers, voetgangers en gemotoriseerd verkeer op een prettige en veilige manier van en naar het station kunnen bewegen. Om een bijzondere woonkwaliteit aan het gebied toe te voegen is het water verder uitgebreid.

Nieuwe waterrijke gebieden zijn toegevoegd en de oevers van de Lage Vaart en de Passantenhaven zijn openbaar toegankelijk, door het maken van een park en een boulevard aan het water. Een slingerroute die het gebied doorkruist, maakt deze gebieden extra ervaarbaar.

Het programma dat in de voorbeeldverkaveling is opgenomen is een combinatie van wat ruimtelijk wenselijk en wat financieel in de tijd realistisch is. In het Hanzekwartier kunnen verdeeld over vijf deelgebieden, ruim 1.300 woningen, ongeveer 7.000 m2 leisure en kleinschalige commerciële ruimtes, 6.000 m2 kantoren, 26.500 m2 schoolprogramma en bijbehorend parkeerprogramma worden gerealiseerd.

2.2.1 Fasering

Grote delen van het gebied zijn gemeentelijk eigendom. Er zijn echter ook andere grondeigenaren. De hindercirkels rondom de bestaande bedrijven zorgen ervoor dat in de nabijheid van deze bedrijven geen woningen ontwikkeld kunnen worden. Dit maakt dat het gebied niet in één keer herontwikkeld kan worden.

Gezien de hindercirkels kunnen in het noorden van het Hanzekwartier meteen woningen ontwikkeld worden. Ten westen van het stationsplein is een woongebouw en zijn grondgebonden woningen gewenst die ook buiten de hindercirkels valt. In verband met eigendomsverhoudingen en hindercirkels van bedrijven kan het zuidelijk deel van het terrein nog niet meteen herontwikkeld worden. Hiervoor worden in het bestemmingsplan wijzigingsbevoegdheden opgenomen om op termijn woningbouw te realiseren.

2.2.2 Deelgebieden

Het beeldkwaliteitsplan wordt gelijktijdig met dit bestemmingsplan vastgesteld. Hierin zijn verschillende deelgebieden onderscheiden. De wijzigingsgebieden sluiten aan op deze gebieden. De inhoud van de wijzigingsbevoegdheden is afgestemd op de structuurvisie. De volgende deelgebieden zijn aanwezig in het Hanzekwartier (zie toelichting onder de volgende figuur):

  • De Noord en Stationsplein;
  • Boulevard;
  • Park de Lage Vaart;
  • Dorps wonen;
  • Hanzedorp.

afbeelding "i_NL.IMRO.0303.2040-VA02_0004.jpg" afbeelding "i_NL.IMRO.0303.2040-VA02_0005.jpg"

figuur 4 Gebiedsindeling zonder dierenpark (bron: Beeldkwaliteitplan Hanzekwartier Dronten)

In de structuurvisie zijn nog een tweetal gebieden te onderscheiden, de Campus en de Dierenweide. Voor de Campus, gelegen aan de oostzijde van het stationsgebied, is al een bestemmingsplan ontwikkeld. Het campusplan is opgenomen in dit bestemmingsplan. Voor de Dierenweide, gelegen aan de zuidzijde van De Oeverloper, is een apart bestemmingsplan in voorbereiding. Hiervoor ligt een ontwerpbestemmingsplan ter inzage.

2.2.3 Randvoorwaarden

Naast de eigendomsverhoudingen en hindercirkels van bestaande bedrijven, zijn er nog enkele belangrijke randvoorwaarden waarmee rekening gehouden moet worden. Het gaat daarbij om de geluidscontouren langs wegen en de spoorlijn, de geurcontour van de rioolwaterzuiveringsinstallatie en diverse kabels en leidingen. In de fasering van het plan is rekening gehouden met deze factoren.

2.2.4 Visie structuurvisie Hanzekwartier Dronten

Gezien de omvang en de complexiteit van de bestaande structuren van het Hanzekwartier kan het herstructureren van het hele Hanzekwartier alleen in stappen plaatsvinden. Daarom zijn in de visie geen uitspraken gedaan over de precieze inrichting van het gebied, maar zijn er alleen beslissingen op een hoog, stedenbouwkundig abstractieniveau genomen. In de structuurvisie worden de hoofdlijnen van het ontwerp met behulp van een aantal kaarten vastgelegd, de zogenaamde basisstructuurkaarten. Deze kaarten zijn tekeningen die in hoofdlijnen vastleggen wat daadwerkelijk belangrijk is in het ontwerp. De kaarten hebben betrekking op de ruimtelijke structuur, de hoofdverkeersstructuur, de functies, de bouwhoogten en de openbare ruimte en geven de richting aan waaraan toekomstige plannen moeten voldoen.

2.3 Uitgangspunten bestemmingsplan

De gemeente Dronten kiest ervoor om gefaseerd de ontwikkeling van de wijk Hanzekwartier op te pakken. Daarbij worden eerst het gebied Stationsplein ontwikkeld, evenals de woningbouw langs het spoor (een deel van het gebied aangeduid als Hanzedorp, zie voorgaande figuur). Daarnaast is een gebied aangewezen voor grondgebonden woningbouw of woongebouwen met eenzelfde bouwhoogte. Deze gebieden zijn in dit bestemmingsplan met een direct bouwrecht opgenomen.

De overige gebieden zijn per deelgebied van een wijzigingsbevoegdheid voorzien. Uitgangspunt is dat de bedrijven de mogelijkheid krijgen de huidige bedrijfsvoering door te zetten, maar tegelijkertijd ook verleid worden om het 'natuurlijke' moment vanuit de bedrijfsoptiek te benutten om verplaatsing en herontwikkeling te realiseren. Dat betekent wel dat er voor een langere periode sprake is van een mix van 'nieuw' getransformeerd gebied en bestaand gebruik. De consequentie daarvan is dat elke fase kwalitatief iets aan het gebied moet toevoegen en op zichzelf kan functioneren. Hierbij zijn de structuurvisie Hanzekwartier Dronten en het Beeldkwaliteitsplan Hanzekwartier Dronten leidend.

Hoofdstuk 3 Gebiedsvisie en uitgangspunten

Dit hoofdstuk behandelt het beleid dat betrekking heeft op dit bestemmingsplan. Er wordt ingegaan op het rijks- en provinciale beleid en vervolgens worden actuele gemeentelijke beleidsnotities beschreven.

3.1 Rijksbelangen

3.1.1 Ladder voor duurzame verstedelijking

Bij een nieuwe stedelijke ontwikkeling is duurzame verstedelijking het uitgangspunt. Hiertoe wordt de ladder voor duurzame verstedelijking gevolgd die is vastgelegd in het Besluit ruimtelijke ordening (artikel 3.1.6. lid 2 Bro). Deze ladder bestaat uit de volgende drie treden:

  • a. er wordt beschreven dat de voorgenomen stedelijke ontwikkeling voorziet in een actuele regionale behoefte;
  • b. indien uit de beschrijving, bedoeld in onderdeel a, blijkt dat sprake is van een actuele regionale behoefte, wordt beschreven in hoeverre in die behoefte binnen het bestaand stedelijk gebied van de betreffende regio kan worden voorzien door benutting van beschikbare gronden door herstructurering, transformatie of anderszins, en;
  • c. indien uit de beschrijving, bedoeld in onderdeel b, blijkt dat de stedelijke ontwikkeling niet binnen het bestaand stedelijk gebied van de betreffende regio kan plaatsvinden, wordt beschreven in hoeverre wordt voorzien in die behoefte op locaties die, gebruikmakend van verschillende middelen van vervoer, passend ontsloten zijn of als zodanig worden ontwikkeld.

  • a. Is er een actuele regionale behoefte aan de beoogde ontwikkeling?

De regionale behoefte van de functies in het plangebied is ten behoeve van verschillende beleidsstukken onderzocht en aangetoond. Het gaat daarbij bijvoorbeeld om de beleidsstukken 'Structuurvisie Dronten 2030' en aangetoond in de 'Actualisatie Woningbouwprogramma 2010 – 2020 en Woonvisie Ruimte voor wonen (oktober 2013)'. Voor de woningen in het plangebied blijkt bijvoorbeeld dat de hoofdkern Dronten regionale opvangkern is en dat in deze kern een regionale behoefte is aan 930-1105 woningen tot 2020. Dronten heeft een tekort aan woningbouwplannen. Naast andere woningbouwplannen is ook het Hanzekwartier in het gemeentelijke programma opgenomen als woningbouwlocatie. Daarbij wordt ingestoken op de realisatie van appartementen. Deze appartementen voorzien in de reguliere behoefte in Dronten.

  • b. Kan de actuele regionale behoefte worden opgevangen binnen bestaand stedelijk gebied?

Het plangebied ligt binnen het bestaand stedelijk gebied van de kern Dronten en is op dit ogenblik onderdeel van een bedrijventerrein. Op het bedrijventerrein is sprake van een gefaseerde transformatie naar andere functies. Hierdoor kan dit stedelijk gebied op een beter passende manier worden benut. Hiermee wordt voldaan aan de voorkeursvolgorde voor verstedelijking (inbreiding voor uitbreiding).

  • c. Kan een nieuwe locatie worden gevonden die passend multimodaal is ontsloten?

Toetsing aan deze derde trede is niet noodzakelijk omdat aan de tweede trede wordt voldaan. Het plangebied is overigens passend multimodaal ontsloten, omdat het onder meer aan de ontsluitingswegen De Noord en Gangboord ligt.

Conclusie

De geplande ontwikkeling past binnen de randvoorwaarden van de “Ladder voor duurzame verstedelijking”. Er is sprake van zorgvuldig en intensiever ruimtegebruik.

3.1.2 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte en Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro)

De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) is op 13 maart 2012 door de minister vastgesteld. Deze structuurvisie geeft een nieuw, integraal kader voor het ruimtelijk- en mobiliteitsbeleid op rijksniveau en is de 'kapstok' voor bestaand en nieuw rijksbeleid met ruimtelijke consequenties. In deze structuurvisie schetst het Rijk haar ambities tot 2040 en haar doelen, belangen en opgaven tot 2028. Tegelijkertijd vragen grote opgaven op het gebied van concurrentiekracht, bereikbaarheid, leefbaarheid en veiligheid om rijksbetrokkenheid. De nieuwe Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte vervangt verschillende bestaande nota's waaronder de Nota Ruimte.

Het Rijk gaat er vanuit dat de nationale ruimtelijke belangen die via wet- en regelgeving opgedragen zijn aan andere overheden door hen goed worden behartigd. De vereisten van de Rijksoverheid voor ruimtelijke plannen liggen vast in het Barro. Het is gericht op doorwerking van de nationale belangen in onder meer gemeentelijke bestemmingsplannen.

Het Rijk kiest voor een selectievere inzet van rijksbeleid op slechts 13 nationale belangen. Voor deze belangen is het Rijk verantwoordelijk en wil het resultaten boeken. Buiten deze 13 belangen hebben decentrale overheden beleidsvrijheid. Deze 13 nationale belangen zijn:

  • 1. Rijksvaarwegen
  • 2. Mainportontwikkeling Rotterdam
  • 3. Kustfundament
  • 4. Grote rivieren
  • 5. Waddenzee en waddengebied
  • 6. Defensie
  • 7. Hoofdwegen en hoofdspoorwegen
  • 8. Elektriciteitsvoorziening
  • 9. Buisleidingen van nationaal belang voor vervoer van gevaarlijke stoffen
  • 10. Ecologische hoofdstructuur
  • 11. Primaire waterkeringen buiten het kustfundament
  • 12. IJsselmeergebied (uitbreidingsruimte)
  • 13. Erfgoederen van uitzonderlijke universele waarde
3.1.3 Conclusie rijksbeleid

Het plangebied raakt geen nationale belangen en het Barro stelt geen specifieke regels aan het bestemmingsplan.

3.2 Provinciaal beleid

3.2.1 Omgevingsplan Flevoland 2006

In het Omgevingsplan Flevoland (vastgesteld door Provinciale Staten op 2 november 2006) is het omgevingsbeleid van de provincie Flevoland voor de periode 2006-2015 neergelegd, met een doorkijk naar 2030. Het Omgevingsplan is een bundeling van de vier wettelijke plannen op provinciaal niveau: Streekplan, Milieubeleidsplan, Waterhuishoudingsplan en Provinciaal Verkeers- en Vervoersplan (PVVP).

Dronten valt onder de stedelijke hoofdstructuur in de provincie en heeft als kern langs een ontwikkelingsas een opvangtaak voor de woningbehoefte. De kern Dronten heeft hiermee een verzorgingsfunctie voor het omliggende gebied.

In het Omgevingsplan streeft de provincie naar een voortgaande groei in Flevoland zodanig dat inwonertal, verbindingen, voorzieningenniveau, werkgelegenheid en inkomensvorming goed op elkaar zijn afgestemd. Diverse voorzieningen in wijken zijn medebepalend voor de leefbaarheid in stadswijken en woonkernen. Voor de sociale ontwikkeling van Flevoland wil de provincie bevorderen dat er een voorzieningenpatroon wordt gecreëerd en in stand wordt gehouden. Het voorzieningenpatroon moet naar omvang, samenhang en ruimtelijke spreiding aansluiten bij de behoeften van de bevolking en bijdragen aan een goed woon- en leefklimaat.

3.2.2 Conclusie provinciaal beleid

Het plangebied valt binnen het bestaand stedelijk gebied. Aan de verschillende bestemmingsplanonderdelen is in het omgevingsplan, vanwege het abstractieniveau van dit plan, verder geen specifieke aandacht geschonken.

3.3 Gemeentelijk beleid

3.3.1 Structuurvisie Hanzekwartier Dronten

De Structuurvisie Hanzekwartier Dronten is vastgesteld op 26 april 2012. De structuurvisie Hanzekwartier is niet opgezet als een stedenbouwkundig eindbeeld en moet daarom niet gelezen worden als een afgerond plan. De tijdsspanne waarover de herontwikkeling plaatsvindt, maakt dat alleen al onmogelijk. Hoe het Hanzekwartier er uiteindelijk precies uit komt te zien hangt af van de invulling en uitwerking in de komende decennia. De structuurvisie Hanzekwartier kan wel gezien worden als een strategie voor het herontwikkelen van dit gebied. Een strategie die sturing en flexibiliteit combineert.

Met het formuleren van de ambities legt de gemeente als initiërende overheidspartij nu vast, welke kwaliteiten zij nastreeft. De structurering van het gebied vormt de onderlegger. Bij de herontwikkeling bouwt iedere fase hierop voort. De structuurvisie vormt als het ware de 'kapstok' waarop de herontwikkelingen worden opgehangen (zie paragraaf 2.1.). De kapstok zorgt dat het geheel niet onsamenhangend wordt en dat ruimtelijke deelontwikkelingen meer zijn dan de som der delen.

Sturing vindt verder plaats doordat de gemeente een aantal belangrijke onderdelen zelf ter hand neemt. Daarmee laat de gemeente zien dat zij de herontwikkeling op gang wil brengen. Ook laat de gemeente met deze “eigen” uitvoeringen de kwaliteitsambitie zien die zij nastreeft. Met deze stappen wil de gemeente de markt stimuleren mee te doen en herontwikkelingen te starten.

3.3.2 Structuurvisie Dronten 2030

Op 29 november 2012 heeft de gemeenteraad van Dronten de Structuurvisie Dronten 2030 vastgesteld. In de periode tot 2030 groeit Dronten door als stedelijke hoofdkern, met een regionale verzorgingsfunctie. Die centrumfunctie wordt mede versterkt door de verbeterde bereikbaarheid via de N307 en de Hanzelijn. Transformatie van het Hanzekwartier in combinatie met de nieuwe stationsomgeving en het aantrekkelijker maken van het centrum draagt daar aan bij.

De gemeente groeit, met een vooralsnog getemporiseerd woningbouwprogramma, door naar 46.000 inwoners in 2020 en 50.000 inwoners in 2030. In de komende jaren worden de meeste woningen gebouwd in de plaats Dronten zelf. Daar wordt voorzien in het grootste aanbod aan bedrijventerreinen en werkgelegenheid.

Gezien de huidige economische situatie wordt de woningbouwprognose in Dronten getemporiseerd. Dat houdt in dat de gewenste woningbouwproductie over een grotere tijd wordt uitgemeerd. Dit leidt er toe dat de groeiprognose van Dronten pas later wordt gehaald. Het temporiseren van de woningbouwproductie gebeurt in drie stappen:

  • 1. het afbouwen van woningbouwaantallen waarover al besluitvorming heeft plaatsgevonden;
  • 2. realisering van woningbouw op locaties die al in voorbereiding zijn. Het Hanzekwartier is hierbij aangegeven als een locatie met prioriteit. De locaties worden daarbij zoveel mogelijk in kleine deelgebieden opgeknipt;
  • 3. eventueel na 2020 woningbouw op nieuwe locaties.

Tegenover de lagere groei op de korte termijn staat een verwachte sterke groei op de middellange termijn. Hierdoor kan een tekort aan plancapaciteit optreden in Dronten en wellicht ook in Biddinghuizen, mogelijk al voor 2020. In Dronten en Biddinghuizen heeft de gemeente echter voldoende plannen in de pijplijn om dit tekort op te vangen. In Dronten gaat het daarbij onder andere om het Hanzekwartier.

Dronten geeft in haar ruimtelijke visie ruimte aan MKB-vriendelijk beleid, flexibel wonen met werk aan huis en revitalisering van verouderde bedrijventerreinen. Bedrijfsruimten worden bij voorkeur gesitueerd aan de rand van woonwijken met centra voor ZZP-ers om een wijk aanzicht te geven.

3.3.3 Wonen Dronten 2010

Deze nota geeft beleidslijnen om het wonen in de gemeente Dronten over 10 jaar aantrekkelijk te houden, in verband met de trends in de woningmarkt. In de nota wordt een aantal aandachtspunten genoemd voor het beleid ten aanzien van bestaande wijken en nieuwbouw, waaronder:

  • vraagverschuiving van huur naar koop;
  • vraagverschuiving van woonvormen (met name van standaard-een-gezinswoningen naar levensloopbestendige woningen);
  • behoefte aan duurzame woonkwaliteit (onder andere rust / ruimte / groen, veiligheid en ouderenhuisvesting).
3.3.4 Actualisatie Woningbouwprogramma 2010 – 2020 en Woonvisie Ruimte voor wonen (oktober 2013)

De gemeente Dronten heeft een belangrijke groeiambitie. Aan die ambitie wordt vastgehouden en de gemeente wil daarvoor de nodige inspanningen leveren. Een realistisch programma staat echter voorop. Op basis van recente inzichten over marktherstel, de groeiprognose voor Dronten en de daaruit voortkomende woningbehoefte, wordt uitgegaan van een programma dat voldoende realiteitszin heeft. De groeiambitie is op basis van diverse prognoses bijgesteld naar 43.000 inwoners in 2020.

afbeelding "i_NL.IMRO.0303.2040-VA02_0006.png"

Voor de gemeente als totaal betekent dit voor de komende zes jaar een woningbehoefte van gemiddeld circa 200 woningen per jaar. Het accent ligt op de kern Dronten. De gemeente verwacht dat door het voorzieningenniveau, de werkgelegenheid en de aanwezigheid van het station, de groei zich hier het sterkst manifesteert. Daarmee wordt aangesloten op het eerdere Woonwensenonderzoek.

In de huidige situatie met een vraaggestuurde markt is een programmering met prijssegmenten en percentages, niet meer realistisch. Ook de komende tijd is er nog onzekerheid over de vraag en dat maakt dat (traditioneel) programmeren zijn doel voorbij schiet. Er is nu vooral behoefte aan flexibiliteit in de programmering: meer vrijheid in aantallen en categorieën maar ook in locaties, om zo goed mogelijk te kunnen inspelen op schommelingen in de markt. Daarom wordt voorgesteld om de eerdere aangehouden bandbreedte naar prijssegmenten los te laten. Een uitzondering geldt voor het sociale segment.

Koopappartementen zijn een voor Dronten relatief nieuwe markt. De vraag komt voornamelijk van (jonge) senioren. Bijna alle kopers moeten eerst hun bestaande woning verkopen. Het betreft een doelgroep die de tijd neemt om een appartement te vinden dat volledig aansluit bij hun wensen. Kansrijke locaties zijn locaties dichtbij (winkel) voorzieningen, met name in het centrum van Dronten. De aanwezigheid van voorzieningen in en direct rond het Hanzekwartier maakt dat dit gebied geschikt is voor (koop)appartementen.

Behoefte en plancapaciteit kern Dronten

Over de totale planperiode is in de kern Dronten sprake van een tekort aan plancapaciteit van 345 woningen. Het gemeentelijke programma gaat voor het Hanzekwartier uit van 44 (koop)appartementen. De planning is om deze in twee fasen te realiseren, in 2015 en 2017. De (koop)appartementen in het project JahJireh Hanzekwartier zijn nog niet meegenomen in de plancapaciteit, omdat het hier niet om appartementen voor de reguliere behoefte gaat. Tot slot is in he Hanzekwartier rekening gehouden met de bouw van 24 woningen in de sociale sector in 2016.

afbeelding "i_NL.IMRO.0303.2040-VA02_0007.png"

3.3.5 Welstandsnota 2013

De gemeente Dronten heeft welstandsbeleid geformuleerd in de Welstandsnota 2013. Daarmee wil zij aan burgers duidelijkheid geven over de koers die de gemeente vaart met haar welstandstoezicht.

Het belangrijkste onderdeel van de Welstandnota 2013 bestaat uit de welstandscriteria. Hierbij wordt onderscheid gemaakt in de algemene- en de sneltoetscriteria. Ook is er onderscheid in beeldbepalende- en niet beeldbepalende locaties. De welstandscriteria zijn hierop afgestemd.

Ten behoeve van het Hanzekwartier is een aanvulling op de Welstandsnota opgesteld. Deze aanvulling regelt de ruimtelijke kwaliteit (uiterlijk) van gebouwen en openbare ruimte voor het totale gebied Hanzekwartier. Het vormt een belangrijk instrument voor de kwaliteitsbewaking van de ruimtelijke plannen binnen het gebied. In het beeldkwaliteitsplan Hanzekwartier zijn 7 deelgebieden omschreven. Voor de bouwontwikkelingen in het Hanzekwartier toetst een 'kwaliteitsteam' de bouwplannen en het openbaar gebied aan de Welstandsnota.

3.3.6 Groenbeleidsplan

Het Groenbeleidsplan 2006-2015 (2006) geeft een visie voor het openbaar groen in de kernen van de gemeente Dronten. Het plan biedt een kader voor toekomstige keuzes in het groen. Het algemene beleidsdoel voor het gemeentelijke groen is het behoud en de ontwikkeling van aantrekkelijk en karakteristiek openbaar groen dat duurzaam bijdraagt aan een wervend woon- en werkmilieu. Belangrijk voor de ontsluiting van het plangebied is De Noord. De Noord is de noordelijke entree van Dronten. Deze weg is op enkele plaatsen voorzien van boombeplanting. In het Groenbeleidsplan is aangegeven dat het gewenst is deze boombeplanting te behouden en te versterken. Hierdoor worden deze belangrijke ontsluitingswegen ruimtelijk benadrukt.

3.3.7 Stedelijk Waterplan gemeente Dronten

Het Stedelijk Waterplan gemeente Dronten (2006) biedt een visie op het watersysteem van de kernen in de gemeente. Deze visie wordt in het plan vertaald naar een maatregelenpakket voor de periode 2007-2016. De gemeente tracht hiermee de waterkwaliteit en de ecologische waarden te verbeteren en de beleving en het recreatief gebruik van het water op te waarderen. Het waterplan dient als toetsingskader voor ruimtelijke ingrepen. In het waterplan zijn de volgende concrete maatregelen opgenomen:

  • herinrichten van verschillende oevers van de watergangen om de belevingswaarde te vergroten;
  • maatregelen nemen die de negatieve invloeden op de waterkwaliteit en daarmee de ecologische potentie wegnemen;
  • inrichten van nieuwe watersystemen baseren op de huidige inzichten in waterbeheer (wateroverlastnormeringen die rekening houden met klimaatveranderingen);
  • watergangen en kunstwerken zodanig aanpassen, dat het vasthouden van extra water mogelijk is ter voorkoming van het te vaak optreden van wateroverlast in het stedelijk gebied of op andere plaatsen in de polder;
  • maatregelen nemen die recreatief gebruik van het water (beter) mogelijk maken.

Binnen het bestemmingsplan is rekening gehouden met de maatregelen voortvloeiend uit het waterplan. In paragraaf 4.4 wordt dit nader omschreven.

3.3.8 Gemeentelijk Verkeers- en Vervoersplan

In het Gemeentelijk Verkeers- en Vervoersplan 2004 (GVVP) is het beleidsuitgangspunt 'Duurzaam Veilig' (1997) opgenomen. Het plan heeft tot doel de verkeersveiligheid te bevorderen en tegelijkertijd een goede bereikbaarheid voor alle verkeersdeelnemers binnen de gemeente Dronten te bewerkstelligen met daarbij het beperken van verkeershinder. Het GVVP geeft uitvoering aan de principes van Duurzaam Veilig (verblijfsgebieden hebben een maximumsnelheid van 30 km/u). Met uitzondering van de Energieweg, De Noord, het Gangboord, de Oeverloper en de Morinel wordt het Hanzekwartier ingericht als 30 km per uur gebied.

3.3.9 Ligplaatsenverordening

De gemeente Dronten heeft een ligplaatsenverordening die gekoppeld is aan de APV. In deze verordening is het beleid van de provincie en het waterschap overgenomen. In het al aanwezige en het nog te ontwikkelen binnenwater is afmeren onder de volgende voorwaarden mogelijk:

  • dat de aanleg van afmeerplaatsen passen in het ruimtelijk en het bebouwingsbeeld;
  • dat de doorgang naar de jachthaven en De Lage Vaart niet belemmerd worden.
3.3.10 Conclusie gemeentelijk beleid

Bij het opstellen van dit bestemmingsplan is rekening gehouden met de verschillende gemeentelijke beleidsdocumenten. Daar waar nodig is het gemeentelijk beleid in dit bestemmingsplan vertaald. Daarmee voldoet dit bestemmingsplan aan het gemeentelijk beleid. Specifiek zijn binnen de verschillende bestemmingen die van toepassing zijn op het water en de aangrenzende gronden, ligplaatsen mogelijk gemaakt. Wanneer andere regelgeving (bijvoorbeeld ligplaatsenverordening) aanvullende of strengere regels geeft, dan zijn deze van toepassing.

Hoofdstuk 4 Actuele waarden

De herontwikkeling van het plangebied moeten aan de actuele waarden - de milieu- en omgevingsaspecten - voldoen. Dit hoofdstuk beschrijft achtereenvolgens de actuele waarden vanuit de aspecten ecologie, cultuurhistorie en archeologie.

4.1 Ecologie

Bij elk ruimtelijk plan moet, met het oog op beschermenswaardige natuurwaarden, rekening worden gehouden met de regelgeving op het gebied van gebiedsbescherming en soortenbescherming.

4.1.1 Gebiedsbescherming

De bescherming van Natura 2000-gebieden en Beschermde Natuurmonumenten is geregeld in de Natuurbeschermingswet. Als ontwikkelingen (mogelijk) leiden tot aantasting van de natuurwaarden binnen deze gebieden, moet een vergunning worden aangevraagd. Daarnaast moet rekening worden gehouden met het beleid ten aanzien van de Ecologisch Hoofdstructuur (EHS). Ten aanzien van ontwikkelingen binnen de EHS geldt het 'nee, tenzij-principe'. De Lage Vaart is aangewezen als EHS.

4.1.2 Soortenbescherming

Op grond van de Flora- en faunawet geldt een algemeen verbod voor het verstoren en vernietigen van beschermde plantensoorten, beschermde diersoorten en hun vaste rust- of verblijfplaatsen. Onder voorwaarden is ontheffing van deze verbodsbepalingen mogelijk. Voor soorten die vermeld staan in Bijlage IV van de Habitatrichtlijn en een aantal Rode-Lijst-soorten zijn deze voorwaarden zeer streng.

4.1.3 Toetsing en uitgangspunten voor het bestemmingsplan

Voor het EHS-gebied wordt in dit bestemmingsplan een specifieke dubbelbestemming opgenomen waarin de bescherming van de ecologische waarde een uitgangspunt is. In 2008 is een ecologische quickscan voor het plangebied uitgevoerd (zie Bijlage 3). Conclusie van dit onderzoek is:

  • De ingreep betreft de herontwikkeling van de planlocatie waarbij alle bebouwing en veel van de groenvoorzieningen worden verwijderd en nieuwbouw plaatsvindt.
  • Door de ingreep worden de volgende streng beschermde soorten verstoord: Vleermuizen, Boommarter, Havik, Grote bonte specht, Ransuil en Kerkuil.
  • Er is een ontheffing vereist voor vaste verblijfplaatsen van vleermuizen (in elk geval Gewone dwergvleermuis), eventuele vliegroutes van vleermuizen.
  • Er is nader onderzoek nodig naar gebruik van het plangebied door vleermuizen, Boommarter, uilen en roofvogels en Zwarte kraai.
  • In het algemeen geldt dat de werkzaamheden ruim buiten het broedseizoen uitgevoerd dienen te worden; indien werkzaamheden binnen of rond het broedseizoen worden uitgevoerd, dient te worden vastgesteld dat er geen enkel broedgeval kan worden verstoord. Gezien het mogelijk voorkomen van nesten van Huismus, Holenduif, Witte kwikstaart, Spreeuw, Kauw mag de sloop en verbouwing eerst plaatsvinden nadat de jonge vogels definitief zijn uitgevlogen en voordat zich nieuwe broedgevallen voordoen.
  • Voor alle soorten (beschermd en niet beschermd) geldt de algemene zorgplicht. Deze houdt in dat de werkzaamheden zo worden uitgevoerd dat planten en dieren zo min mogelijk worden verstoord.
  • In z'n algemeenheid dienen de verstorende werkzaamheden zo beperkt mogelijk te zijn (algemene zorgplicht). In elk geval dient de verstoring beperkt te blijven tot de (netto) planlocatie. Ook materialenopslag, bouwketen etc. dienen zo mogelijk binnen de begrenzing van de planlocatie een plaats te krijgen, en in elk geval geen verstorend effect te hebben buiten de planlocatie.
  • Ook dient, vanuit de zorgplicht, de periode van uitvoering zo gekozen te worden, dat dieren zo min mogelijk worden verstoord. Zo mogen geen bewoonde vogelnesten worden verstoord. Aanwezige dieren (algemene soorten, en soorten zonder bijzondere beschermingsstatus) worden weggevangen of op een onschadelijke manier verdreven naar een geschikt biotoop. In het gebied komen veel Egels voor. Zorgplicht houdt in dat schuilplaatsen van Egels vooraf aan de werkzaamheden en buiten de winterslaapperiode van de Egel worden zorgvuldig worden ontmanteld.
  • Bij de werkzaamheden is het van belang de bestaande, te handhaven landschapselementen als grasland, houtopstanden en struwelen niet aan te tasten.

Voor het verplaatsen van de hondensportvereniging is ook een ecologische toets uitgevoerd door Landschapsbeheer Flevoland (zie Bijlage 4). Daarbij is in de spoorzone onderzoek uitgevoerd naar de aanwezigheid van beschermde soorten. Uit deze toets blijkt dat er op de nieuwe locatie van de hondensportvereniging geen beschermd planten en dieren voorkomen die een negatief effect ondervinden van de verplaatsing. Om verstoring van eventuele broedende vogels te voorkomen, worden de werkzaamheden buiten het broedseizoen uitgevoerd.

4.1.4 Conclusie

In het algemeen wordt aangenomen dat een ecologisch onderzoek een houdbaarheid heeft van circa 3 jaar. Daarom is een nieuw onderzoek uitgevoerd, waaruit blijkt dat geen beschermde planten en dieren voorkomen. Het onderzoek is opgenomen in Bijlage 5.

4.2 Cultuurhistorie

Op basis van het Besluit ruimtelijke ordening moet in bestemmingsplannen aandacht worden besteedt aan cultuurhistorie. Cultuurhistorisch waardevolle elementen moeten in het bestemmingsplan worden beschermd.

4.2.1 Toetsing en uitgangspunten voor het bestemmingsplan

In het plangebied ligt een cultuurhistorisch, waardevolle en beeldbepalende structuur. Het gaat om de toegangsweg De Noord met de bijbehorende groenstructuren. Deze weg is voorzien van een dubbelbestemming, waarbinnen de bescherming ervan is gewaarborgd.

Verder zijn in het plangebied geen cultuurhistorische waardevolle elementen die op basis van het Rijksbeleid of de Provinciale Omgevingsverordening planologisch moeten worden beschermd.

4.2.2 Conclusie

Ten aanzien van het aspect cultuurhistorie zijn er geen belemmeringen voor dit bestemmingsplan.

4.3 Archeologie

Voor de bescherming van archeologische en cultuurhistorische waarden is de Monumentenwet van toepassing. De kern van de Monumentenwet is dat, wanneer de bodem wordt verstoord, archeologische resten intact moeten blijven (in situ). Wanneer dit niet mogelijk is, worden archeologische resten opgegraven en elders bewaard (ex situ). Op welke plaatsen archeologisch onderzoek aan de orde is, wordt op grond van gemeentelijk of provinciaal beleid bepaald.

Voor archeologische terreinen, rijksmonumenten en beschermde dorps- en stadsgezichten die wettelijk zijn beschermd op grond van de Monumentenwet hoeft voor het bestemmingsplan geen aanvullende regeling te worden getroffen.

De gemeente Dronten heeft een eigen Archeologische beleidskaart opgesteld. Op de kaart is per gebied aangegeven bij welke ingrepen archeologisch onderzoek nodig is.

4.3.1 Toetsing en uitgangspunten voor het bestemmingsplan

Voor het noordelijk deel van het plangebied is archeologisch onderzoek uitgevoerd (zie Bijlage 6). Dit onderzoek is uitgevoerd door middel van specifieke geofysische technieken (zie Bijlage 7). Uit het onderzoek blijkt dat er geen knelpunten zijn ten aanzien van archeologie. Het onderzoek is uitgevoerd op het gedeelte wat op de beleidskaart archeologie is aangegeven als 'archeologisch waardevol gebied 4' (zie lichtgele gebied op de volgende figuur). Dat wil zeggen dat in deze zones sprake is van een gematigde archeologische verwachting. Voor het deel van het plangebied, waarin ontwikkelingen in dit bestemmingsplan bij recht mogelijk worden gemaakt, is onderzoek uitgevoerd. Het onderzoek toont aan dat er geen aanleiding bestaat tot het opnemen van een beschermende regeling of tot het uitvoeren van archeologisch vervolgonderzoek. Voor de overige delen van het plangebied wordt een dubbelbestemming opgenomen, waarin regels opgenomen waarbij sprake is van onderzoeksplicht. Daarbij wordt aangesloten bij het archeologiebeleid van de gemeente Dronten. Daaruit blijkt dat vrijstelling van onderzoek van toepassing is voor ontwikkelingen tot een oppervlakte van 1,7 hectare.

afbeelding "i_NL.IMRO.0303.2040-VA02_0008.png"

figuur 5. Fragment Archeologische beleidskaart gemeente Dronten

Volgens de beleidskaart moet nog onderzoek plaatsvinden ter plaatse van de weg De Noord en De Oeverloper. Omdat hier geen ingrepen plaatsvinden wordt hiervan afgezien. De rest van het plangebied is aangegeven als archeologievrij gebied.

4.3.2 Conclusie

Op grond van de resultaten van het onderzoek wordt er voor het plangebied geen vervolgonderzoek noodzakelijk geacht. De aanwezigheid van archeologische sporen of resten in het plangebied kan nooit volledig worden uitgesloten. Mochten er tijdens de geplande werkzaamheden toch archeologische waarden worden aangetroffen dan geldt volgens artikel 53 van de Wet op de Archeologische Monumentenzorg een meldingsplicht bij het bevoegd gezag, de gemeente Dronten.

Hoofdstuk 5 Waterparagraaf

Van groot belang voor de ruimtelijke ordeningspraktijk is de wettelijk verplichte 'watertoets'. De watertoets wordt gezien als een procesinstrument dat moet waarborgen dat de gevolgen van ruimtelijke ontwikkelingen voor de waterhuishouding meer expliciet worden afgewogen. Belangrijk onderdeel van de watertoets is het vroegtijdig afstemmen van ontwikkelingen met de betrokken waterbeheerder. Het plangebied valt in het werkgebied van het waterschap Zuiderzeeland.

5.1 Toetsing en uitgangspunten voor het bestemmingsplan

Het plan is aangemeld via de digitale watertoets. De uitgangspuntennotitie watertoets d.d. 14 februari 2013 is als Bijlage 8 opgenomen. Voor het plan is de normale procedure (vooroverleg ex artikel 3.1.1 Besluit ruimtelijke ordening) van toepassing.

5.2 Conclusie

Met het waterschap vindt nog overleg plaats over de aanleg van nieuwe waterpartijen in het plangebied. De resultaten van dit overleg worden in het ontwerpbestemmingsplan opgenomen

Hoofdstuk 6 Milieuparagraaf

De herontwikkeling van het plangebied moet vanuit de milieuaspecten gemotiveerd worden. Dit vormt een belangrijk onderdeel van de toelichting. Een toetsing hieraan is wettelijk verplicht. Dit betekent dat enerzijds een goed woon- en verblijfsklimaat ontstaat voor de toekomstige bewoners en anderzijds dat de omgeving geen onevenredige hinder ondervindt van de herontwikkeling. Dit wordt in dit hoofdstuk gemotiveerd. Daarbij wordt achtereenvolgens ingegaan op de mer-regelgeving, geluidhinder, bodem, luchtkwaliteit, externe veiligheid, milieuhindercontouren en kabels en leidingen.

6.1 Vormvrije mer-beoordeling

In bijlage C en D van het Besluit m.e.r. is aangegeven welke activiteiten in het kader van het bestemmingsplan planmer-plichtig, projectmer-plichtig of mer-beoordelingsplichtig zijn. Voor deze activiteiten zijn in het Besluit m.e.r. drempelwaarden opgenomen. Daarnaast moet het bevoegd gezag bij de betreffende activiteiten die niet aan de bijbehorende drempelwaarden voldoen, nagaan of sprake kan zijn van belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu, gelet op de omstandigheden als bedoeld in bijlage III van de EG-richtlijn milieueffectbeoordeling. Deze omstandigheden betreffen:

  • de kenmerken van de projecten;
  • de plaats van de projecten;
  • de kenmerken van de potentiële effecten.
6.1.1 Toetsing en uitgangspunten voor het bestemmingsplan

Met het bestemmingsplan wordt de transformatie van een bestaand stedelijk gebied mogelijk gemaakt. In het Besluit mer is de 'De aanleg, wijziging of uitbreiding van een stedelijk ontwikkelingsproject met inbegrip van de bouw van winkelcentra of parkeerterreinen' een mer-beoordelingsplichtig besluit (categorie D11.2 uit het Besluit). De drempelwaarden voor deze categorie zijn:

  • 1. een oppervlakte van 100 hectare of meer,
  • 2. een aaneengesloten gebied en 2000 of meer woningen omvat, of
  • 3. een bedrijfsvloeroppervlakte van 200.000 m2 of meer.

Het projectgebied Hanzekwartier betreft een gebied van 50 hectare en ongeveer 1.000 woningen, waardoor het project onder de drempelwaarde blijft. In artikel 2 lid 5 van het Besluit mer is bepaald dat de drempelwaarden genoemd in de D-lijst indicatief zijn. Dat wil zeggen dat een activiteit, ook al blijft deze onder de drempelwaarde, toch mer(beoordelings)plichtig kan zijn, gelet op de kenmerken en/of de plaats van het project of gelet op de kenmerken van het potentiële effect.

In de huidige situatie betreft het een bedrijventerrein, met de nodig milieuhinder van bedrijven en voertuigbewegingen van vrachtwagens. Na de transformatie wordt het een terrein met woningen en enkele bijbehorende voorzieningen, waaronder kantoren, horeca, detailhandel, maatschappelijke voorzieningen en kleinschalige bedrijvigheid. De milieu-uitstraling van de functies na transformatie hebben een geringere invloed op de omgeving dan de huidige bedrijven op het bedrijventerrein. Hiermee wordt gesteld dat de milieusituatie verbeterd.

6.1.2 Conclusie

De uitvoering van dit bestemmingsplan brengt geen belangrijke nadelige milieugevolgen met zich mee. Het doorlopen van een formele mer-beoordelings- of mer-procedure is daardoor niet noodzakelijk.

6.2 Geluidhinder

Op grond van de Wet geluidhinder geldt rond wegen met een maximumsnelheid hoger dan 30 km/uur, spoorwegen en inrichtingen die 'in belangrijke mate geluidhinder veroorzaken', een geluidzone. Bij de ontwikkeling van nieuwe geluidsgevoelige objecten binnen deze geluidzones moet akoestisch onderzoek worden uitgevoerd om aan te tonen dat de ontwikkeling voldoet aan de voorkeursgrenswaarden die in de wet zijn vastgelegd.

6.2.1 Toetsing en uitgangspunten voor het bestemmingsplan

De bij recht inbestemde woningbouw ligt binnen de geluidzone van de Hanzelijn en de wegen De Noord en Energieweg. In 2007 is eerder een akoestisch onderzoek uitgevoerd. Ten opzichte van dit onderzoek is stedenbouwkundige opzet van het plan gewijzigd. Bovendien zijn de in het onderzoek gehanteerde verkeerscijfers niet meer actueel. Het opnieuw uitvoeren van een akoestisch onderzoek ten behoeve van weg- en railverkeerslawaai is daarom noodzakelijk.

Bij het nieuwe akoestisch onderzoek wordt geen rekening gehouden met bebouwing in het Hanzegebied die niet direct bestemd wordt, omdat op dit moment niet zeker is óf en hoe eventuele bebouwing gerealiseerd wordt. Indien uit het onderzoek blijkt dat de voorkeursgrenswaarde wordt overschreden, dan wordt indicatief aangegeven welke maatregelen mogelijk zijn om de geluidbelasting te verlagen.

Er is in 2011 een onderzoek uitgevoerd naar de maatregelen voor geluidwerende voorzieningen aan de Hanzelijn. Dit onderzoek is ter informatie aan dit bestemmingsplan toegevoegd (zie Bijlage 12).

Hondensportvereniging

Voor de hondensportvereniging is een geluidsonderzoek uitgevoerd naar de invloed van de verkeersbewegingen van en naar het terrein (zie Bijlage 11). Uit het onderzoek blijkt dat de geluidsbelasting van het verkeer van en naar het terrein lager is dan de voorkeursgrenswaarde zoals opgenomen in de Circulaire inzake geluidshinder veroorzaakt door wegverkeer van en naar de inrichting.

6.2.2 Conclusie

Op basis van het voorontwerpbestemmingsplan wordt een nieuw akoestisch onderzoek uitgevoerd. Dit onderzoek wordt afgestemd op de concrete situatie van het voorontwerpbestemmingsplan en er vindt een update plaats van wet- en regelgeving. In het nieuwe onderzoek wordt aandacht besteedt aan zowel weg- als railverkeer. In het onderzoek worden ook de uitgevoerde geluidwerende voorzieningen aan de Hanzelijn meegenomen. Naar verwachting moet de gemeente Dronten haar instemming verlenen voor een hogere geluidsbelasting op de gevels. De gemeente Dronten is hiertoe zelfstandig bevoegd. Het geluidsniveau binnen de woning moet aan de wettelijke vereisten voor het binnenniveau voldoen. Indien noodzakelijk, wordt gelijktijdig met het ontwerpbestemmingsplan een ontwerpbesluit hogere grenswaarden ter inzage gelegd.

6.3 Bodem

Met het oog op een goede ruimtelijke ordening, moet in geval van ruimtelijke ontwikkelingen worden aangetoond dat de bodem geschikt is voor het beoogde functiegebruik. Ter plaatse van locaties die verdacht worden van bodemverontreiniging, moet ten minste verkennend bodemonderzoek worden uitgevoerd. In geval van verontreinigingen is de Wet bodembescherming van toepassing. In de wet is geregeld dat als ter plaatse van een plangebied ernstige verontreinigingen worden aangetroffen, er sprake is van een saneringsgeval.

6.3.1 Toetsing en uitgangspunten voor het bestemmingsplan

Op basis van een eerste inschatting wordt geconstateerd dat in het plangebied verschillende verontreinigende bedrijfsactiviteiten plaats hebben gevonden (www.bodemloket.nl). In de volgende figuur zijn de gegevens van het Bodemloket weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0303.2040-VA02_0009.png" afbeelding "i_NL.IMRO.0303.2040-VA02_0010.png"

figuur 9. Uitsnede van www.bodemloket.nl 

Voor een deel van het gebied dat bij recht wordt bestemd voor woningen is een bodemonderzoek uitgevoerd (zie Bijlage 13). Het betreft werkterrein 2 in het onderzoek. Uit het onderzoek blijkt dat de bovengrond licht verontreinigd is met minerale olie. De ondergrond is niet verontreinigd. Het grondwater is licht verontreinigd met chroom.

Voor het gebied "Spoorzone" is ook binnen het plangebied van Hanzekwartier een bodemonderzoek uitgevoerd. Door middel van een vooronderzoek aangevuld met een verkennend bodemonderzoek is de milieuhygiënische kwaliteit van de bodem op de locatie vastgelegd. Op basis van de onderzoeksresultaten kan worden gesteld, dat het grootste gedeelte van de locatie nagenoeg vrij is van verontreinigingen, met uitzondering van licht verhoogde gehalten (groter dan achtergrondwaarde) en licht verhoogde concentraties (groter dan de streefwaarde).

De verhoogde gehalten/concentraties van barium en kobalt zijn waarschijnlijk van nature aanwezig. Deze metalen komen als complexgebonden metalen voor in de bodem en zijn niet te relateren aan (voormalige) bedrijfsmatige activiteiten op het terrein.

Aan de westzijde van de onderzoekslocatie zijn in het ondiepe grondwater licht verhoogde concentraties van xylenen (som) aangetroffen. Deze licht verhoogde concentraties zijn hoogstwaarschijnlijk te relateren aan de bodemverontreiniging die is ontstaan in de omgeving van het plangebied (Houtwijk 23). De verontreiniging van de chemische wasserij in Houtwijk is door de provincie gesaneerd. De diepe bodemverontreiniging op het terrein van de scholen is hiermee opgelost.

In het middeldiepe en diepere grondwater aan de noordoostzijde van de onderzoekslocatie zijn in het grondwater de afbraakproducten van 1,2-dichlooretheen (cis) en vinylchloride aangetroffen. Hieruit blijkt dat de bodemverontreiniging, ontstaan ter plaatse van Houtwijk 23, voor een deel verder in zuidelijke richting migreert.

In het onderzoeksrapport wordt aanbevolen het grondwater te blijven monitoren om na te gaan of er een verandering optreedt in de tijd. Als er bij de bouw een bemaling voor grondwater wordt aangelegd, moet rekening gehouden worden met een verontreiniging met chloorhoudende koolwaterstoffen. Heipalen mogen niet dieper dan 7 m komen in verband met het doorboren van een laag, waardoor de verontreiniging zich naar diepere grondlagen kan verspreiden.

Voor het overige terreindeel geldt dat eventueel bij graafwerkzaamheden vrijkomende grond zonder beperkingen op de locatie kan worden hergebruikt. Indien er grond wordt afgevoerd naar een ander werk dan dient alsnog een partijkeuring volgens het Besluit bodemkwaliteit te worden uitgevoerd.

6.3.2 Conclusie

Uit de onderzoeken komt naar voren dat de milieuhygiënische conditie van de bodem in het plangebied geen belemmeringen vormt voor de voorgenomen ontwikkelingen.

6.4 Luchtkwaliteit en het besluit NIBM

In hoofdstuk 5 van de Wet milieubeheer zijn de grenswaarden op het gebied van de luchtkwaliteit vastgelegd. Daarbij zijn in de ruimtelijke ordeningspraktijk met name de grenswaarden voor stikstofdioxide (NO2) en fijnstof (PM10) van belang. Projecten die slechts in zeer beperkte mate bijdragen aan de luchtverontreiniging, zijn op grond van het Besluit niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen) daarbij vrijgesteld van toetsing aan de grenswaarden. Op grond van de Regeling niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen) zijn (onder andere) de volgende projecten vrijgesteld van toetsing:

  • woningbouwprojecten met minder dan 1.500 woningen;
  • kantoorlocaties met een vloeroppervlak van minder dan 100.000 m2;
  • projecten die minder dan 3% van de grenswaarde voor stikstofdioxide of fijnstof bijdragen. Dit komt overeen met 1,2 µg/m3.
6.4.1 Toetsing en uitgangspunten voor het bestemmingsplan

Uit de grootschalige concentratie en depositiekaart Nederland blijkt dat in het plangebied in 2020 geen overschrijding van de normen plaatsvinden De stikstofdioxide-concentratie (NO2) ligt tussen 10-15 µg/m3 (norm 40 µg/m3) en de fijnstof-concentratie tussen µg/m310-20 (norm 40 µg/m3).

Zoals uit de structuurvisie blijkt, worden er ruim 1.300 woningen (twee ontsluitingswegen), 26.500 m2 kantoren, 7.000 m2 leisure en 6.000 m2 kleinschalige commerciële ruimtes gerealiseerd. Omdat ook een groot bedrijventerrein qua functie wordt beëindigd, blijft dit programma ruimschoots onder de 3% van de grenswaarde voor stikstofdioxide of fijnstof. Dit valt ook af te leiden uit de verandering van de verkeersproductie vanuit het plangebied (zie tabel Verkeersafwikkeling). Nader onderzoek kan dan ook achterwege blijven.

6.4.2 Conclusie

Ten aanzien van het aspect luchtkwaliteit zijn er geen belemmeringen voor dit bestemmingsplan.

6.5 Externe veiligheid

Externe veiligheid gaat over het beheersen van de risico's die ontstaan voor de omgeving bij het gebruik, de opslag en het vervoer van gevaarlijke stoffen, zoals vuurwerk, LPG en munitie. Sinds een aantal jaren is er wetgeving over 'externe veiligheid' om de burger niet onnodig aan te hoge risico's bloot te stellen. De normen voor externe veiligheid zijn vastgelegd in onder andere het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi), de Circulaire risiconormering vervoer van gevaarlijke stoffen en het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb).

Het externe veiligheidsbeleid heeft vorm gekregen in de risicobenadering. Er wordt getoetst aan twee verschillende normen: het plaatsgebonden risico (PR)1 en het groepsrisico (GR)2.

6.5.1 Toetsing en uitgangspunten voor het bestemmingsplan

Het plangebied ligt ten zuiden van de Hanzelijn. Over deze spoorlijn vindt vervoer van gevaarlijke stoffen plaats. Aan het vervoer van gevaarlijke stoffen zijn risico's verbonden. In het kader van de nieuwe ruimtelijke ontwikkeling heeft Ingenieursbureau Oranjewoud/Save een onderzoek naar het aspect externe veiligheid uitgevoerd voor het doorgaande vervoer van gevaarlijke stoffen (zie Bijlage 14). Daarnaast is het groepsrisico van de Hanzelijn en de hogedruk-aardgastransportleiding ten opzichte van het Hanzekwartier verantwoord in een eigen onderzoek (zie Bijlage 15). Tot slot is een groepsrisicoverantwoording gedaan voor het Hanzekwartier en de Skeeler Dome (zie Bijlage 16). De onderzoeken hebben geleid tot de onderstaande conclusies. De conclusies van de laatste twee genoemde onderzoeken zijn nagenoeg gelijk.

Plaatsgebonden risico Hanzelijn

In het Tracébesluit Hanzelijn is opgenomen dat voor Dronten geldt dat binnen 30 meter van het hart van de twee binnenste sporen geen kwetsbare objecten mogen liggen. Binnen deze zone komen geen kwetsbare objecten te liggen.

Groepsrisico

Bij de situatie waarbij het nieuwe Hanzekwartier wordt gerealiseerd moet het groepsrisico verantwoord worden, zoals blijkt uit de circulaire Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen. Naast het vaststellen en berekenen van de groepsrisico's (en de effecten van de mogelijke maatregelen) gaat het onder meer ook om de beoordeling van zelfredzaamheid, bestrijdbaarheid, vluchtwegen, alarmering, bluswatervoorziening en dergelijke. Voor deze kwalitatieve aspecten wordt de Regionale Brandweer of de Regionale Veiligheidsdienst om advies gevraagd.

Het bevoegd gezag moet uiteindelijk op basis van de kwantitatieve risicoanalyse (PR en GR), kwalitatieve beoordeling en het advies van de regionale brandweer de verantwoording voor het besluit nemen.

Voor de verantwoording van het groepsrisico van de Hanzelijn en de hogedruk-aardgastransportleiding op de nieuwe ontwikkelingen in het Hanzekwartier is een onderzoek uitgevoerd (zie Bijlage 15 en Bijlage 16). De resultaten van dit onderzoek zijn betrokken bij de daadwerkelijke verantwoording van het groepsrisico. Uit het onderzoek blijkt het volgende:

Volgens de verantwoordingsplicht dient het bevoegd gezag op een juiste wijze de toename en ligging van het groepsrisico te onderbouwen en te verantwoorden. Hierbij geeft het bevoegd gezag aan of het groepsrisico in de betreffende situatie aanvaardbaar wordt geacht. De verantwoordingsplicht van het groepsrisico dient naast de rekenkundige hoogte van het groepsrisico, dat berekend wordt door middel van de kwantitatieve risicoanalyse (QRA), tevens rekening te houden met een aantal kwalitatieve aspecten zoals mogelijke bronmaatregelen, bestrijdbaarheid en zelfredzaamheid. Door Save is een verantwoording van het groepsrisico opgesteld. Ten aanzien van bronmaatregelen zijn er niet veel mogelijkheden. Door het verplaatsen van de functies met een hogere bevolkingsdichtheid verder van de bron af, neemt de veiligheid toe. Dit is programmatisch geen reële optie.

Ten aanzien van de bestrijdbaarheid kan gemeld worden dat de brandweer van Flevoland aangeeft dat het van belang is dat in het plangebied voorzien wordt in toegangswegen tot het spoor. Hierdoor wordt het mogelijk gemaakt dat de hulpdiensten kunnen optreden richting een eventuele calamiteit op het spoor evenals richting de bebouwing in de spoorzone. Voldoende bluswater is daarbij van essentieel belang. In het oostelijke deel van het plangebied is de aanwezigheid van secundaire bluswaterbronnen een aandachtspunt.

Met betrekking tot zelfredzaamheid is het volgende te melden:

  • Het plan bevat geen objecten die speciaal bestemd zijn voor doelgroepen met een verminderde zelfredzaamheid.
  • Het plan maakt het mogelijk dat in de spoorzone grote concentraties personendichtheden ontstaan zoals de Onderwijsinstellingen en de gebouwen aan weerszijde van De Noord ter hoogte van de onderdoorgang van het spoor.
  • Voldoende vluchtwegen die van risicobronnen af gericht zijn: het aandachtspunt ligt bij vluchtuitgangen aan de zuidzijde vanuit de gebouwen van de onderwijsinstellingen.
  • Vanwege een toxisch scenario wordt geadviseerd de gebouwen zo veel mogelijk luchtdicht te construeren, daarbij wordt geadviseerd bij hoogbouw in de zone bij het spoor de (mechanische) ventilatie centraal uitschakelbaar te maken.
  • Vanwege het BLEVE scenario is het toepassen van grote glazen oppervlakken aan de frontale zijde van gebouwen niet wenselijk. Het toepassen van glas dat beter bestand is tegen druk, kan bijdragen aan een veiligere situatie.

afbeelding "i_NL.IMRO.0303.2040-VA02_0011.jpg"

figuur 10. Risicokaart provincie Flevoland

Hogedruk-aardgastransportleiding

Aan de noordzijde van de Hanzelijn bevindt zich in het plangebied een hogedruk-aardgastransportleiding van de Gasunie (A-570-01-K3-033). In dit bestemmingsplan wordt voor de gasleiding een dubbelbestemming opgenomen. Deze ligt in een contour van 5 meter aan weerszijden van de leiding. De dubbelbestemming geeft een beschermende regeling voor het behoud van en de veiligheid rond de leiding.

De PR10-6 van deze leiding is nul meter. Met betrekking tot het groepsrisico is het van belang of er (beperkt) kwetsbare objecten in de buurt aanwezig zijn. Dit is niet het geval. Wel moet bij werkzaamheden op en aan de buisleiding afstemming plaatsvinden met de brandweer.

Risicovolle inrichtingen

Aan De Noord 30 bevindt zich een risicovolle inrichting (Bevi-inrichting) in de vorm van een LPG-tankstation. Deze heeft een vergunde jaardoorzet van 999 m3. Door het opnemen van wijzigingsbevoegdheden, waarin ook woningen zijn toegestaan, is een verantwoording van het groepsrisico nodig. De verantwoording van het groepsrisico voor dit LPG-tankstation is voldoende meegewogen in de algemene berekening van het groepsrisico.

Aan de Handelsweg 6 bevindt zich het bedrijf Agrico B.A., groothandel in granen, zaden en veevoeders (geen Bevi-inrichting). Dit bedrijf heeft een tweetal bovengrondse tanks met propaan of ander brandbare vloeistof van 13 m3, of 9 m3 met elk een PR10-6 contour van 12 meter. Deze contouren liggen op eigen terrein.

Aan de Nijverheidsweg 13 bevindt zich het bedrijf De Schutter Service BV (geen Bevi-inrichting). Ook dit bedrijf heeft een bovengrondse tank met propaan of ander brandbare vloeistof van 8 m3 met een PR10-6 contour van 12 meter. Deze contour ligt grotendeels op eigen terrein en op het aangrenzende water.

Buiten het plangebied ligt er aan De Noord 70 een tankstation met LPG. Het invloedsgebied van dit tankstation ligt buiten het plangebied.

6.5.2 Conclusie

In het plangebied is - ook in de toekomstige situatie - sprake van een verantwoorde veilige situatie. Voor het bestemmingsplan is het van belang de ligging van de buisleiding in het plangebied te beschermen. Hiervoor is de bestemming "Leiding - Gas" opgenomen.

6.6 Milieuhindercontourenonderzoek

In het kader van een goede ruimtelijke ordening is ruimtelijke afstemming tussen bedrijfsactiviteiten, voorzieningen en gevoelige functies (waaronder woningen) noodzakelijk. Bij deze afstemming kan gebruik worden gemaakt van de richtafstanden uit de basiszoneringslijst van de VNG-brochure 'Bedrijven en milieuzonering' (2009). Een richtafstand wordt beschouwd als de afstand waarbij onaanvaardbare milieuhinder als gevolg van bedrijfsactiviteiten redelijkerwijs kan worden uitgesloten. In geval van een gemengd gebied kan worden gewerkt met een verkleinde richtafstand.

Voor de geurbelasting van de AWZI gelden specifieke regels. In de Nederlandse Emissie Richtlijn (NeR) is de 'Bijzondere regeling' G3 (BR G3) voor RWZI's opgenomen. Hierin zijn de volgende immissieconcentraties opgenomen als norm:

  • ter plaatse van aaneengesloten woonbebouwing: 1 ge/m³ als 98-percentiel;
  • ter plaatse van verspreid liggende woonbebouwing: 2 ge/m³ als 98-percentiel.
6.6.1 Toetsing en uitgangspunten voor het bestemmingsplan

In en nabij het plangebied zijn nog diverse bedrijven aanwezig, waarvan de hindercirkels over het plangebied liggen op plaatsen waar met dit bestemmingsplan woningen bij recht worden bestemd. Het betreft AWZI De Waterrotonde (Rioolwaterzuiveringsinstallatie met milieucategorie 4.2) en Speerstra aan de Energieweg 4 (een aannemersbedrijf met een milieucategorie 3.1).

Bij het heibedrijf Speerstra vindt momenteel alleen opslag plaats. Dit bedrijf heeft een milieucategorie 3.1 met een grootste zone van 50 meter. Tegenover dit pand worden bij recht woningen mogelijk gemaakt, deze staan binnen de genoemde afstand. In dit geval kan worden afgeweken van de milieuzone van 50 meter die de VNG adviseert, omdat sprake is van een 'gemengd gebied'. Dit betekent dat hiervoor een categorie 2 van toepassing wordt.

Wat betreft de wijzigingsgebieden moet als voorwaarden voor de wijzigingsbevoegdheid worden opgenomen dat er geen milieuhinder op de nieuw te bouwen woningen mag bestaan vanuit de milieucontouren van bestaande bedrijven. Op basis van de vorige figuur kan worden bepaald welke bedrijven moeten worden uitgeplaatst, voordat toepassing kan worden gegeven aan de wijzigingsbevoegdheden in het bestemmingsplan. In de gemeente is overigens ruim voldoende ruimte beschikbaar op de bedrijventerreinen aan de noordzijde van Dronten om de bedrijven te kunnen verplaatsen. Omdat uitgangspunt is dat bestaande bedrijven worden verplaatst of worden beëindigd, voordat er woningen worden gebouwd, mag aangenomen worden dat dit realiseerbaar is.

AWZI De Waterrotonde

Voor de AWZI geldt een hindercontour van 300 meter voor geur en 200 meter voor geluid. Voor het geuraspect is apart onderzoek verricht (zie bijlage 9). Wat betreft het geluidsaspect zijn er geen knelpunten. Het maximale geluidsniveau van de AWZI op de meest nabij gelegen geluidgevoelige objecten ligt onder de voorkeursgrenswaarde van 50 dB(A). Dit blijkt uit het Akoestisch onderzoek AWZI Dronten van augustus 2014 (zie bijlage 10).

Het waterschap Zuiderzeeland heeft een rioolwaterzuiveringsinstallatie aan de Installatieweg 4 (AWZI De Waterrotonde). Een nieuwe woonwijk is een geurgevoelig object. Naar de bestaande geurcontouren van de AWZI is daarom onderzoek gedaan. Uit het onderzoek blijkt dat bij de meest nabij gelegen woningen op het bedrijventerrein in de huidige situatie de geuremissie lager is dan 1,0 ge/m3 als 98-percentiel. De nieuwe woningen mogen gerealiseerd worden wanneer de geuremissie maximaal 1 ge/m³ als 98-percentiel bedraagt. Buiten het bedrijventerrein wordt ruim voldaan aan de norm van 0,5 ge/m3 als 98-percentiel. De AWZI voldoet daarmee aan de normen van het Activiteitenbesluit. In volgende figuur staan de verschillende geurcontouren rond de AWZI aangegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0303.2040-VA02_0012.png"

figuur 7. Geurcontouren AWZI De Rotonde (bron: geuronderzoek rwzi Dronten augustus, september 2014)

Hondensportvereniging

Voor de hondensportvereniging is een geluidsonderzoek uitgevoerd naar de invloed van de vereniging op de omgeving (zie Bijlage 11). Uit het onderzoek blijkt dat de geluidsbelasting in eerste instantie hoger is dan is toegestaan. Echter met het plaatsen van een geluidsscherm wordt voldaan aan de normen uit de Wet milieubeheer.

6.6.2 Conclusie

Na het reduceren van de geurbelasting als gevolg van de AWZI, vormt dit aspect geen belemmering voor de ontwikkeling van woningen in het Hanzekwartier. Voor de uitvoering van de wijzigingsbevoegdheden is het noodzakelijk dat de bestaande bedrijven worden uitgeplaatst, voordat toepassing wordt gegeven aan de wijzigingsbevoegdheid. Omdat in Dronten voldoende bedrijventerrein beschikbaar is en de uitplaatsing van bedrijven als toetsingscriterium voor de wijzigingsbevoegdheden wordt opgenomen, is het aannemelijk dat de wijzigingsbevoegdheden op het punt van bedrijven en milieuzonering uitvoerbaar zijn.

6.7 Kabels en leidingen

In (de omgeving van) het plangebied kunnen kabels en leidingen aanwezig zijn die beperkingen opleveren voor de bouwmogelijkheden in het plangebied. Hierbij valt te denken aan hoogspanningsverbindingen, waterleidingen en straalpaden.

6.7.1 Toetsing en uitgangspunten voor het bestemmingsplan

In het plangebied liggen diverse kabels en leidingen waarmee rekening gehouden moet worden. Het gaat hierbij onder andere om een rioolpersleiding. De rioolpersleiding wordt in het bestemmingsplan beschermd door middel van een dubbelbestemming.

Daarnaast ligt er een straalpad over het plangebied, waarvoor een maximale bouwhoogte van 20 meter geld. De beoogde hoogteaccent halverwege De Noord blijft onder deze 20 meter.

6.7.2 Conclusie

Ten aanzien van het aspect kabels en leidingen zijn er geen belemmeringen voor dit bestemmingsplan.

Hoofdstuk 7 Juridische opzet

In voorgaande hoofdstukken zijn de uitgangspunten voor de ruimtelijke situatie in het plangebied aangegeven. Deze uitgangspunten zijn getoetst aan de milieu- en omgevingsaspecten en het beleid. In dit hoofdstuk worden de bestemmingen en de bijbehorende regels beschreven.

7.1 Uitgangspunt

Het bestemmingsplan voldoet aan alle vereisten die zijn opgenomen in de Wet ruimtelijke ordening (Wro) en het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). Inherent hieraan is de toepassing van de Regeling standaarden ruimtelijke ordening (Rsro) 2012, waar de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP) deel van uit maakt. De SVBP maakt het mogelijk om bestemmingsplannen te maken die op vergelijkbare manier zijn opgebouwd en op dezelfde manier worden verbeeld. De SVBP is toegespitst op de regels die voorschrijven hoe bestemmingsplannen volgens de Wro en het Bro moeten worden gemaakt. De SVBP geeft bindende standaarden voor de opbouw en de verbeelding van het bestemmingsplan, digitaal en analoog. De regels van dit bestemmingsplan zijn opgesteld volgens deze standaarden en aanvullend daarop volgens het Handboek Bestemmingsplannen (Kernen gemeente Dronten).

Het bestemmingsplan regelt de gebruiks- en bebouwingsbepalingen van de gronden in het plangebied. De juridische regeling is vervat in een verbeelding en bijbehorende regels. Op de verbeelding zijn de verschillende bestemmingen vastgelegd, in de regels (per bestemming) de bouw- en gebruiksmogelijkheden.

Het Bro bepaalt dat een bestemmingsplan vergezeld gaat van een toelichting. Deze toelichting heeft echter geen juridische status, maar is wel belangrijk als het gaat om de onderbouwing van hetgeen in het bestemmingsplan is geregeld en om de uitleg daarvan.

7.2 Bestemmingen

In deze paragraaf wordt een toelichting gegeven op de gebruiks- en bebouwingsmogelijkheden van de bestemmingen die in dit plan voorkomen. Net als in de planregels zijn de bestemmingen op alfabetische volgorde geplaatst.

7.2.1 Bedrijf - Nutsvoorzieningen

Nutsvoorzieningen zijn voorzien van een bestemming 'Bedrijf - Nutsvoorzieningen' om deze specifieke functie te behouden.

7.2.2 Bedrijf - Verkooppunt motorbrandstoffen

Het LPG tankstation aan De Noord 30 heeft een eigen bestemming 'Bedrijf - Verkooppunt motorbrandstoffen', gezien de afwijkende functie ten opzichte van het bedrijventerrein. Binnen de bestemming voor het tankstation is ook de afleverzuil van LPG aanwezig. Deze is op de verbeelding aangeduid. Als de LPG afleverzuil wordt verwijderd is er in de regels een wijzigingsbevoegdheid opgenomen om de aanduiding van de verbeelding te verwijderen. Verder is er een wijzigingsbevoegdheid opgenomen om de bestemming te wijzigen naar de bestemming 'Bedrijventerrein' als het tankstation is beëindigd.

7.2.3 Bedrijventerrein

Het bedrijventerrein Hanzekwartier is onder één bestemming 'Bedrijventerrein' gebracht. Uitgangspunt is daarbij dat een maximale milieucategorie 3.1 wordt toegestaan, met uitzondering van bedrijven die in de huidige situatie een hogere categorie kennen. Deze zijn specifiek op de verbeelding aangegeven. De specifieke situatie langs De Noord is met een aantal aanduidingen op de verbeelding weergegeven. Bedrijfswoningen zijn op de verbeelding aangeduid. Deze zijn specifiek geregeld, om een beperking van de omliggende bedrijvigheid te voorkomen. Door een wijzigingsbevoegdheid kan de aanduiding voor een bedrijfswoning worden verwijderd.

Daar waar perifere detailhandel voorkomt is dit op de verbeelding aangeduid. Met een wijzigingsbevoegdheid kan deze aanduiding worden verwijderd.

In deze bestemming valt ook de opslagtank van het bij 7.2.2 genoemde LPG tankstation. De tank is in deze bestemming aangeduid, in verband met de externe veiligheid (zie ook 6.5). Een wijzigingsbevoegdheid is opgenomen om deze aanduiding te verwijderen.

7.2.4 Gemengd - 1, 2, 3, 4 en 5

In het plangebied zijn een vijftal bestemmingen 'Gemengd' onderscheiden. Dit onderscheid is gemaakt vanwege functionele en/of ruimtelijke mogelijkheden binnen de bestemmingen. In 'Gemengd - 1' is bijvoorbeeld de mogelijkheid voor een hotel opgenomen die in de andere Gemengd-bestemmingen niet mogelijk is. Ook de ruimtelijke mogelijkheden wijken onderling van elkaar af. Zo zijn deze in 'Gemengd - 3' specifieker geregeld dan in 'Gemengd - 4'. Dit heeft vooral te maken met de concrete en specifieke bouwplannen die al in de verschillende gebieden van toepassing zijn. De bestemmingen 'Gemengd - 4' en 'Gemengd - 5' zijn overgenomen uit het bestemmingsplan Scholenzone Hanzekwartier. De regeling daarvoor komt ook uit dat bestemmingsplan. Al naar gelang de functionele en ruimtelijke mogelijkheden zijn per bestemming wijzigings- en/of afwijkingsmogelijkheden opgenomen.

7.2.5 Groen

Al het openbare groen is in de bestemming 'Groen' opgenomen. Binnen deze bestemming zijn geen gebouwen toegestaan. Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn slechts beperkt toegestaan. Voorbeelden van dergelijk bouwwerken zijn speelvoorzieningen en palen.

7.2.6 Maatschappelijk

De gewenste woon-zorgappartementen nabij de Lage Vaart en de Energiebrug zijn bestemd als 'Maatschappelijk'. Gecombineerd met de woon-zorgappartementen zijn andere functies toegestaan, deze hebben vaak een directe koppeling met de hoofdfunctie. De gebouwen mogen alleen binnen het bouwvlak worden gebouwd. De maatvoering van de gebouwen is op de verbeelding weergegeven. Indien is aangetoond dat er in de toekomst geen vraag meer is naar woon-zorgappartementen, kan het gebouw ook worden gebruikt voor reguliere woonappartementen. Hiervoor is een wijzigingsbevoegdheid met voorwaarden in de bestemming opgenomen.

7.2.7 Recreatie - Volkstuinen

De volks tuinen ten westen van de Lage Vaart vallen onder de bestemming 'Recreatie - Volkstuinen'. De volkstuinen mogen voor maximaal 10% worden bebouwd. Per volkstuin zijn een tuinhuisje en een plantenkas van maximaal 12 m2 per gebouw toegestaan. Binnen het bestemmingsvlak mag één gebouw van maximaal 50 m2 worden gebouwd. Op die manier kan het bestaande gebruik worden voortgezet.

7.2.8 Sport

De huidige locatie van de hondensportvereniging is bestemd als 'Sport'. De toegestane functies zijn breder omschreven, zodat andere sport- en recreatiefuncties ook mogelijk zijn binnen deze bestemming. Binnen de bestemming is bebouwing ter grootte van maximaal 450 m2 toegestaan. Hierdoor is het mogelijk kantines, vergaderruimte, kantoor, kleedruimten, archief, berging etc. voor de toegestane functies te bouwen.

7.2.9 Verkeer

De doorgaande wegen met een maximale snelheid van 50 km/uur hebben een bestemming 'Verkeer'. De bestemming is vooral gericht op de verkeersdoorstroming en maakt hoofdzakelijk daaraan gekoppelde functies, voorzieningen en bouwwerken mogelijk.

7.2.10 Verkeer - Verblijfsgebied

De overige wegen in het plangebied hebben de bestemming 'Verkeer - Verblijfsgebied' gekregen. Deze wegen hebben naast een verkeersfunctie ook een nadrukkelijke verblijfsfunctie. Dat is de reden dat in deze bestemming bijvoorbeeld ook speelvoorzieningen en parkeervoorzieningen zijn toegestaan. Het specifieke P+R-terrein is voorzien van een aanduiding 'parkeerterrein'. Hierbij gaat het om een parkeerterrein met een specifieke functie die gekoppeld is aan het nabijgelegen station. Voor de in het plangebied aanwezige loopbrug is specifiek aangeduid en geregeld. Daarbij gaat het om een luchtbrug tussen twee gebouwen. De bijbehorende bouwwerken zijn uiteraard ook mogelijk gemaakt.

In deze bestemming komt het vulpunt van het LPG tankstation voor. Deze is aangeduid in verband met de externe veiligheid. De aanduiding kan door middel van een wijzigingsbevoegdheid van de verbeelding worden verwijderd.

7.2.11 Water

Het in het plangebied aanwezige en beoogde water is in de bestemming 'Water' opgenomen. Enerzijds vanwege het functionele belang van het water (waterhuishoudkundig en vaarwater) en anderzijds vanwege het ruimtelijk belang ervan. In verband met de functie zijn bouwwerken die hiervoor nodig zijn, bijvoorbeeld bruggen, bij recht binnen de bestemming toegestaan.

7.2.12 Leiding - Gas

Zoals aangegeven in 6.5 is in het plangebied een gasleiding aanwezig aan de noordzijde van het spoor. Deze leiding moet beschermd worden. De bescherming van de leiding is geregeld in de dubbelbestemming 'Leiding - Gas'. De beschermingszone rond de leiding bedraagt 10 meter (5 meter aan weerszijden). Deze zone is gebaseerd op de maximale druk die door de leiding kan komen (40 bar of meer). Binnen de zone zijn werken en/of werkzaamheden niet zonder vergunning toegestaan.

7.2.13 Leiding - Riool

In het plangebied komt een rioolleiding voor. Deze wordt beschermd door middel van de dubbelbestemming 'Leiding - Riool'. Ter bescherming van de leiding mag er niet worden gebouwd. Daarnaast is voor diverse werken en werkzaamheden een omgevingsvergunning nodig.

7.2.14 Waarde - Archeologie 4

Vanuit het gemeentelijk archeologisch beleid (zie ook 4.3) is aangegeven dat voor een deel van het plangebied de dubbelbestemming "Waarde - Archeologie 4" opgenomen moet worden. Het gaat om die delen van het plangebied waarvoor geen archeologisch onderzoek is uitgevoerd, maar ontwikkelingen niet uitgesloten zijn.

7.2.15 Waarde - Cultuurhistorie

De Noord heeft cultuurhistorische waarde. Daarom is deze weg voorzien van de dubbelbestemming 'Waarde - Cultuurhistorie'. Ter bescherming van de cultuurhistorische waarde mag binnen deze dubbelbestemming niet worden gebouwd en is voor diverse werken en werkzaamheden een omgevingsvergunningenstelsel opgenomen.

7.2.16 Waarde - Ecologie

De gebieden die deel uitmaken van de Ecologische Hoofdstructuur (Lage Vaart e.o.) zijn onder de dubbelbestemming 'Waarde - Ecologie' gebracht. Naast de andere voorkomende bestemmingen zijn deze gronden bestemd voor het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de gronden ten behoeve van de instandhouding en realisatie van de Ecologische Hoofdstructuur.

7.3 Algemene aanduidingen

7.3.1 Veiligheidszone - lpg

Rondom het LPG tankstation ligt een veiligheidszone. Deze is op de verbeelding aangeduid met 'Veiligheidszone - lpg'. Binnen deze aanduiding mogen geen kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten worden opgericht. Op die manier komt de veiligheid van personen (bijvoorbeeld omwonenden) niet in het geding en kan het LPG tankstation op een goede manier blijven functioneren.

7.4 Wijzigingsregels

7.4.1 Algemene wijzigingsbevoegdheid

In de algemene regels is een algemene wijzigingsbevoegdheid opgenomen. Deze maakt het mogelijk om de bestemmingen van alle binnen het plangebied gelegen gronden te wijzigen in de bestemmingen 'Bedrijf - Nutsvoorzieningen', 'Groen', 'Verkeer', 'Verkeer - Verblijfsgebied' en 'Water'. Dit kan nodig zijn in verband met aanpassing van begrenzing van functies.

7.4.2 Wetgevingzone - wijzigingsgebied 1, 2, 3, 4 en 5

Het opnemen van deze wijzigingsgebieden is gebaseerd op de Structuurvisie Hanzekwartier. Het gaat in totaal om 5 gebieden. De ligging van de gebieden en de functies waarin gewijzigd kan worden, zijn afgestemd op de Structuurvisie. Voor zover de wijzigingsbevoegdheden kunnen wijzigen in bestemmingen die niet in het bestemmingsplan voorkomen zijn in de bijlage bij de regels voor deze bestemmingen opgenomen.

Hoofdstuk 8 Financiële paragraaf

Het bestemmingsplan Hanzekwartier is opgesteld voor de lange termijn. Het programma is uitgewerkt binnen de huidige actuele situatie waarin de gemeente voor de opgave staat om de ruimtelijke ambities en de al lopende projecten aan te laten sluiten op de financiële mogelijkheden en beperkingen. Heroverwegingsoperaties op gemeentelijk niveau kunnen betekenen dat een voorspoedige realisatie van het bestemmingsplan op achterstand komt. Anderzijds is het ook zo dat bijvoorbeeld het aantrekken van de economie een versnelling betekent. Bij de behandeling van het programma en de fasering dient de beschreven flexibiliteit en sturing in gedachten gehouden te worden. De ontwikkeling van het Hanzekwartier neemt diverse jaren in beslag. Belangrijk bij de ontwikkeling die diverse jaren beslaat is dat het bestaande gebied kan door functioneren terwijl het nieuwe deel ontwikkeld wordt. Daarnaast moet het nieuw ontwikkelde deel een op zichzelf afgerond geheel vormen, de nieuwe te ontwikkelen kwaliteiten van het gebied zichtbaar maken als impuls kunnen dienen voor de ontwikkeling van de daaropvolgende gebieden.

8.1 Financiële haalbaarheid

De uit de structuurvisie Hanzekwartier voortkomende projecten worden voor zover zij betrekking hebben op gemeentelijke investeringen uitgewerkt in een investeringsprogramma. Dit programma wordt jaarlijks parallel met de gemeentebegroting jaarlijks vastgesteld en waar nodig in de gemeentebegroting verwerkt.

8.2 Exploitatieplan

8.2.1 Grondbeleid en instrumentarium Wro Algemeen

Het actuele gemeentelijk grondbeleid is beschreven in de “Nota Grondbeleid; grond als basis voor regie” welke is vastgesteld door de gemeenteraad op 18 februari 2010. Hierin kiest de gemeente bij nieuwe ontwikkelingen voor het voeren van een faciliterend grondbeleid waarbij de gemeente haar regierol kan vervullen door het aangaan van een samenwerkingsverband met een marktpartij met eventueel een gezamenlijke grondexploitatie. Hoe de gemeente haar rol bij een integrale gebiedsontwikkeling invult hangt af van de specifieke situatie. De gemeente kan besluiten een locatie met een verliesgevende grondexploitatie te ontwikkelen (actief grondbeleid), indien zij een groot strategisch belang hecht aan de te ontwikkelen locatie. In het Hanzekwartier wordt met deze uitvoeringsstrategie invulling aan deze beleidslijn gegeven.

8.2.2 Kostenverhaal volgens de systematiek van de Wro

Hierboven is aangegeven dat de gemeente zowel actief als faciliterend grondbeleid voert. Feitelijk maakt het bestemmingsplan Hanzekwartier een aantal ontwikkelingen mogelijk die voor de gehele dan wel grote gedeelten van de gemeente van belang zijn. Bij actief grondbeleid kan de gemeente de kosten voor voorzieningen in de uitgifteprijs van gronden verwerken. Bij faciliterend grondbeleid werkt dit anders. Hiervoor biedt de Grondexploitatiewet, als onderdeel van de Wet op de ruimtelijke ordening (Wro) instrumenten. Met de introductie van de Grondexploitatiewet is het voor gemeenten beter mogelijk geworden om bij wijziging van een ruimtelijk besluit en de realisatie van een particuliere ontwikkeling specifieke kosten te verhalen. Hieronder vallen kosten voor openbare voorzieningen, ruimtelijke ontwikkelingen, bovenplanse verevening en planontwikkelingskosten. In een anterieure overeenkomst kan hierover in vrijheid een groot aantal afspraken worden gemaakt, met het exploitatieplan moet aan bepaalde specifieke vereisten worden voldaan. Het is voor de gemeente van belang vooraf vast te stellen hoe ze van plan is deze kosten te verhalen.

De kosten voor ruimtelijke ontwikkelingen zijn onder te verdelen naar schaalniveau. Het schaalniveau is bepalend voor de manier waarop (met een anterieure overeenkomst of middels het exploitatieplan) de kosten verhaald kunnen worden. De onderscheiden schaalniveaus zijn:

  • Werken, maatregelen en voorzieningen binnen de begrenzing van het exploitatiegebied uitsluitend ten dienste van dat exploitatiegebied (binnenplans).
  • Werken, maatregelen en voorzieningen binnen of buiten het exploitatiegebied, die van belang zijn voor het exploitatiegebied of voor het exploitatiegebied en één of meer exploitatiegebieden of bestaande wijken buiten het exploitatiegebied (bovenwijks).
  • Ruimtelijke ontwikkelingen buiten het exploitatiegebied, en verevening van verliesgevende ontwikkelingen buiten het exploitatiegebied (ruimtelijke ontwikkelingen en bovenplanse verevening).

Het soort kosten voor voorzieningen dat afdwingbaar verhaald kan worden is beperkt. De lijst toegestane kosten is opgenomen in het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). In het Hanzekwartier worden de volgende bovenwijkse voorzieningen gerealiseerd, hierbij gaat het voornamelijk om voorzieningen in de vorm van infrastructuur:

  • P+R terrein; komt ten goede aan de gehele gemeente en regio (Bro 6.2.5 lid h).
  • Stationsplein; idem (Bro 6.2.5 lid c).
  • Loper station-centrum inclusief beëindiging in dierenpark e.o.; komt ten goede aan gehele gemeente en in het bijzonder centrum en Hanzekwartier (Bro 6.2.5 lid c).
  • De slinger, als langzaamverkeerroute door het plangebied (Bro 6.2.5 lid c en e).
  • Boulevard; komt ten goede aan de belevingswaarde van het omliggende gebied en het Hanzekwartier (Bro 6.2.5 lid c).

Voor de realisatie van deze onderdelen kan mede aanspraak gemaakt worden op financiering uit het fonds Bovenwijks. Deze kosten zijn ook op basis van de criteria profijt, proportionaliteit, en toerekenbaarheid te verdelen over de verschillende gebieden die ontwikkeld worden. Op deze basis kan bij een particuliere ontwikkeling een anterieure overeenkomst worden gesloten, of indien geen anterieure overeenkomst wordt gesloten, een bestemmingsplan met exploitatieplan opgesteld.

Het Hanzekwartier vormt ruimtelijk één exploitatiegebied. Om het Hanzekwartier te transformeren van een verouderde werklocatie naar een aantrekkelijke woon- en werklocatie dient het gebied te worden geherstructureerd. Herstructurering gaat gepaard met aanzienlijke investeringen en negatieve grondexploitaties. Het Hanzekwartier kent ook enkele ontwikkelingslocaties met een positieve grondexploitatie. Binnen het Hanzekwartier worden positieve grondexploitaties met negatieve grondexploitaties verevend.

In Dronten zijn naast verouderde woningbouw- en bedrijventerreinlocaties die aangepakt moeten worden, zoals Hanzekwartier, ook nieuwbouwlocaties voor woningen en bedrijven. Veel functies die worden gerealiseerd als nieuwbouwlocatie zouden ook binnen de te herstructureren en te revitaliseren locaties een plek kunnen krijgen. Nieuwbouwlocaties profiteren van het feit dat zij in tegenstelling tot de te herstructureren locaties relatief lage verwervings-, sloop- en saneringskosten kennen. Nieuwbouwlocaties en herstructureringslocaties worden met elkaar verevend.

Omdat voor Hanzekwartier als geheel een negatieve grondexploitatie wordt verwacht, hoeft het exploitatiegebied Hanzekwartier niet bij te dragen aan Bovenwijkse voorzieningen.

8.3 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

Bij de uitvoering van een plan kan in zijn algemeenheid onderscheid worden gemaakt tussen de maatschappelijk en de economische uitvoerbaarheid. Bij het eerste gaat het er om hoe de verwezenlijking door de maatschappij (overheid en burgers samen) wordt gedragen. Bij de economische uitvoerbaarheid gaat het om de kosten en andere economische aspecten die met de verwezenlijking van het plan samenhangen. Ook is in de Wet ruimtelijke ordening (Wro) geregeld dat in het kader van een bestemmingsplan de grondexploitatieregeling van toepassing is.

8.3.1 Overleg en inspraak

De gemeente vindt de participatie van burgers en belangenorganisaties belangrijk. De gemeente heeft het voorontwerpbestemmingsplan in het kader van het vooroverleg toegezonden aan 14 instanties. Binnen de gestelde termijn hebben 6 instanties inhoudelijk gereageerd, namelijk de provincie Flevoland, het waterschap Zuiderzeeland, de Omgevingsdienst Flevoland & Gooi en Vechtstreek, de Brandweer Flevoland, de Gasunie en de Ondernemersvereniging De Driehoek.

Daarnaast is het plan in de periode van 27 maart tot en met 8 mei 2014 ter inzage gelegd voor inspraak. Daarnaast is op 23 april 2014 een inloopmiddag georganiseerd waar belanghebbenden zich hebben kunnen laten informeren over het bestemmingsplan. Op verzoek van de Ondernemersvereniging De Driehoek is vervolgens de inspraakperiode verlengd tot eind juni en hebben gesprekken met diverse ondernemers plaatsgevonden. Binnen de gestelde termijn zijn 6 inspraakreacties ingediend.

De ingediende reacties hebben geleid tot aanpassingen in dit bestemmingsplan. De inhoud van de reacties, de gemeentelijke overweging en de gevolgen voor het bestemmingsplan is opgenomen in de Vooroverleg en inspraak rapportage. Deze nota, inclusief de ingekomen reacties, is opgenomen in bijlage 17.

8.3.2 Ontwerpbestemmingsplan

De resultaten van overleg en inspraak zijn verwerkt in het ontwerpbestemmingsplan. Het ontwerpbestemmingsplan heeft vervolgens zes weken ter inzage gelegen. De ingekomen zienswijzen zijn meegenomen in de vaststellingsprocedure van het bestemmingsplan.

8.3.3 Vaststelling bestemmingsplan

Het bestemmingsplan is op 25 juni 2015 vastgesteld. Naar aanleiding van de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State d.d. 12 oktober 2016, heeft de gemeenteraad het plan opnieuw vastgesteld.