direct naar inhoud van Artikel 5: Wonen - Landgoed
Plan: Landgoed - Mosselweg 9 (8021)
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0303.8021-0ONH

Artikel 5: Wonen - Landgoed

5.1. Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen - Landgoed' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. een woongebouw;
  • b. aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen;
  • c. het tegengaan van te hoge bouwwerken en beplanting in verband met het vrijhouden van invlieghoogtes van het nabijgelegen zweefvliegterrein, ter plaatse van de gebiedsaanduiding “luchtvaartverkeerzone”;

met daaraan ondergeschikt:

  • d. wegen, woonstraten en paden;
  • e. parkeervoorzieningen;
  • f. groenvoorzieningen;
  • g. water;

met de daarbijbehorende:

  • h. tuinen, erven en terreinen;
  • i. overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
5.2. Bouwregels
5.2.1. Bouwwerken

De inhoud van de gezamenlijke bouwwerken zal ten minste 1400 m³ en ten hoogste 3000 m³ bedragen.

5.2.2. Hoofdgebouwen

Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:

  • a. als hoofdgebouw mag uitsluitend een woongebouw worden gebouwd;
  • b. een hoofdgebouw zal binnen een bouwvlak worden gebouwd;
  • c. er zal ten hoogste 1 woongebouw worden gebouwd;
  • d. binnen het woongebouw zullen ten hoogste 3 wooneenheden worden gerealiseerd;
  • e. de goothoogte van een hoofdgebouw zal ten hoogste 7,00 m bedragen;
  • f. de bouwhoogte van een hoofdgebouw zal ten hoogste 12,00 m bedragen.

5.2.3. Aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen

Voor het bouwen van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:

  • a. de afstand van de aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen tot de zijdelingse perceelgrens zal ten minste 1,00 m bedragen;
  • b. de gezamenlijke oppervlakte van de aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen per hoofdgebouw zal ten hoogste 160 m² bedragen;
  • c. de goothoogte van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen zal ten hoogste 3,50 m bedragen;
  • d. de dakhelling van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen zal ten hoogste 60° bedragen.

5.2.4. Bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 1,00 m bedragen met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen achter de naar de weg gekeerde gevel(s) van het hoofdgebouw dan wel het verlengde daarvan ten hoogste 2,00 m zal bedragen;
  • b. de bouwhoogte van de overige bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, zal ten hoogste 5,00 m.
5.3. Nadere eisen

Burgemeester en Wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en afmetingen van de bouwwerken, ten behoeve van:

  • a. een goede woonsituatie;
  • b. een goede milieusituatie;
  • c. de verkeersveiligheid;
  • d. de sociale veiligheid; en
  • e. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
5.4. Afwijken van de bouwregels

Mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden kan met een omgevingsvergunning worden afgeweken van:

  • het bepaalde in lid 5.2.2 sub e in die zin dat de bouwhoogte van een hoofdgebouw wordt vergroot tot 15,00 m, met dien verstande dat:
    • 1. deze afwijking uitsluitend wordt toegepast indien de bouwhoogte van het hoofdgebouw ten hoogste 7,00 m bedraagt;
    • 2. het gaat om een verticaal element;
    • 3. deze afwijking voor ten hoogste 50% van de begane grondoppervlakte toegepast mag worden.
5.5. Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van bijgebouwen voor bewoning.
5.6. Wijzigingsbevoegdheid
5.6.1. Wijzigingen

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat:

  • a. de gronden tevens worden bestemd voor een zorgfunctie, mits:
    • 1. de activiteit plaatsvindt binnen de bestaande bebouwing;
    • 2. de woonfunctie de hoofdfunctie blijft;
    • 3. het aantal wooneenheden niet toeneemt;
    • 4. er geen belemmeringen voor de agrarische bedrijfsvoering van de omliggende agrarische bedrijven wordt gecreëerd;
    • 5. de zorgfunctie de verkeersafwikkeling niet onevenredig belast.
5.6.2. Criteria

De in lid 5.6.1 genoemde wijzigingsbevoegdheid mag uitsluitend worden toegepast, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:

  • a. het straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. de woonsituatie;
  • c. de milieusituatie;
  • d. de verkeersveiligheid;
  • e. de sociale veiligheid; en
  • f. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.