direct naar inhoud van Regels
Plan: Flevonice (8023)
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0303.8023-VA01

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

In deze regels wordt verstaan onder:

1.1 plan

het bestemmingsplan Flevonice (8023) met identificatienummer NL.IMRO.0303.8023-VA01 van de gemeente Dronten;

1.2 bestemmingsplan

De geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels;

1.3 de verbeelding

de analoge en digitale voorstelling van de in het bestemmingsplan opgenomen digitale ruimtelijke informatie;

1.4 aanbouw

een gebouw dat als afzonderlijke ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw waarmee het in directe verbinding staat, welk gebouw onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;

1.5 aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of figuur waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.6 aanduidingsgrens

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

1.7 aan huis verbonden beroep

een dienstverlenend beroep op zakelijk, maatschappelijk, juridisch, medisch, ontwerptechnisch of kunstzinnig gebied, dat in of bij een woning wordt uitgeoefend door de gebruik(st)er, waarbij de woning in overwegende mate de woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is, met dien verstande dat er geen detailhandel is toegestaan met uitzondering van detailhandel als ondergeschikte nevenactiviteit bij de uitoefening van een aan huis verbonden beroep;

1.8 aan huis verbonden bedrijf

een bedrijf dat in een (gedeelte van) of bij een woning wordt uitgeoefend en dat is gericht op het vervaardigen van producten en/of het leveren van diensten, door de gebruik(st)er van de woning, en dat niet Wet algemene bepalingen omgevingsrecht vergunningplichtig is of krachtens een milieuwet meldingplichtig is;

1.9 afwijken van de bouwregels en/of van de gebruiksregels

een afwijking als bedoeld in artikel 3.6, eerste lid, onder c van de Wet ruimtelijke ordening;

1.10 ander-werk

een werk, geen bouwwerk zijnde, of een werkzaamheid;

1.11 archeologisch onderzoek

diverse vormen van onderzoek naar de archeologische waarden binnen een plangebied, uitgevoerd volgens de geldende versie van de Kwaliteitsnorm Nederlandse archeologie;

1.12 archeologisch rapport

in rapportvorm vervat verslag van een volgens de in de archeologische beroepsgroep gebruikelijke normen verricht archeologisch onderzoek, op basis waarvan een conclusie kan worden getrokken over de aanwezigheid van archeologische waarden;

1.13 archeologische verwachting

de aan een gebied toegekende verwachting in verband met de kans op het voorkomen van archeologische relicten;

1.14 archeologische waarde

de aan een gebied toegekende waarde in verband met de in dat gebied voorkomende archeologische relicten;

1.15 bebouwing

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;

1.16 bebouwingspercentage

een in dit plan aangegeven percentage, dat de grootte van het bouwvlak aangeeft, dat maximaal mag worden bebouwd, tenzij in dit plan anders is bepaald;

1.17 bedrijf

een inrichting of instelling gericht op het bedrijfsmatig voortbrengen, vervaardigen, bewerken, opslaan, installeren en/of herstellen van goederen dan wel het bedrijfsmatig verlenen van diensten, aan huis verbonden beroepen daaronder niet begrepen;

1.18 bedrijfsgebouw

een gebouw dat dient voor de uitoefening van een bedrijf;

1.19 bedrijfsmatige exploitatie

het via een bedrijf, stichting of andere rechtspersoon voeren van een zodanig beheer c.q. exploitatie, dat in de recreatieverblijven daadwerkelijk recreatief verblijf plaatsvindt;

1.20 bedrijfsvloeroppervlak

de totale vloeroppervlakte van de ruimte die wordt gebruikt voor een (dienstverlenend) bedrijf of instelling, inclusief opslag- en administratieruimten en dergelijke;

1.21 bedrijfswoning

een woning in of bij een gebouw of op een terrein, kennelijk slechts bedoeld voor (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein noodzakelijk is;

1.22 bestaand
  • a. bij bouwwerken: een bouwwerk dat op het moment van inwerkingtreding van het plan:
    • 1. bestaat, of;
    • 2. wordt gebouwd, of;
    • 3. nadien kan worden gebouwd krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, waarvoor de aanvraag voor het tijdstip van inwerkingtreding is ingediend, mits het bouwwerk in overeenstemming is met het voorheen geldend planologische regime;
  • b. bij gebruik: het gebruik dat op het moment van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan bestaat en in overeenstemming is met het voorheen geldend planologische regime;
1.23 bestemmingsgrens

de grens van een bestemmingsvlak;

1.24 bestemmingsvlak

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.25 bijgebouw

een op zich zelfstaand, al dan niet vrijstaand gebouw, dat door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;

1.26 bouwen

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk;

1.27 bouwgrens

de grens van een bouwvlak;

1.28 bouwlaag

een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw en zolder;

1.29 bouwperceel

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

1.30 bouwperceelgrens

de grens van een bouwperceel;

1.31 bouwvlak

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;

1.32 bouwwerk

een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden;

1.33 buitensport

in de open lucht beoefende sport;

1.34 detailhandel

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;

1.35 erotisch getinte vermaaksfunctie

een vermaaksfunctie, welke is gericht op het doen plaatsvinden van voorstellingen en/of vertoningen van porno-erotische aard, waaronder begrepen een seksbioscoop, een seksclub en een seksautomatenhal;

1.36 evenement

een georganiseerde gebeurtenis, (openlucht-)manifestatie, (thema-)dag of week;

1.37 gebouw

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.38 gebruiken

gebruiken, het doen gebruiken, laten gebruiken en in gebruik geven;

1.39 geometrische plaatsbepaling

locatie van een ruimtelijk object, vastgelegd in een ruimtelijk referentiesysteem;

1.40 hoofdgebouw

een of meer panden, of een gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer panden of bouwwerken op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is;

1.41 horeca

een bedrijf waar hoofdzakelijk dranken en/of etenswaren voor gebruik ter plaatse worden verstrekt en/of waarin logies wordt verstrekt, zoals bijvoorbeeld een café, restaurant, hotel, pension, en naar de aard en openingstijden daarmee gelijk te stellen bedrijven, een en ander al dan niet in combinatie met een vermaaksfunctie met uitzondering van een erotisch getinte vermaaksfunctie;

1.42 kantoor

een gebouw, dat dient voor de uitoefening van administratieve werkzaamheden en werkzaamheden die verband houden met het doen functioneren van (semi)overheidsinstellingen, het bankwezen en naar de aard daarmee gelijk te stellen instellingen/het bedrijfsmatig verlenen van diensten waarbij het afnemers niet of slechts in ondergeschikte mate rechtstreeks te woord wordt gestaan en geholpen;

1.43 landschapswaarden

de aan een gebied toegekende waarde in visueel-ruimtelijk en/of cultuurhistorisch en/of ecologisch en/of geomorfologisch opzicht;

1.44 lawaaisporten

de autosport, de motorsport en motorcross, de (model-)vliegsport, karting met niet-elektrisch aangedreven karts en soortgelijk geluidproducerende sporten;

1.45 luidruchtige muziekevenementen

evenementen zoals dance events en daarmee te vergelijken evenementen qua geluidsniveau;

1.46 maatvoeringsgrens

de grens van een maatvoeringsvlak;

1.47 maatvoeringsvlak

een geometrisch bepaald vlak waarmee de gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels voor bepaalde bouwwerken eenzelfde maatvoering geldt;

1.48 nachtverblijf

het verblijven, zich ophouden dan wel aanwezig zijn tussen 23.00 en 07.00 uur;

1.49 nadere eis

een nadere eis als bedoeld in artikel 3.6 eerste lid onder d van de Wet ruimtelijke ordening;

1.50 normaal onderhoud, gebruik en beheer

een gebruik gericht op het in zodanige conditie houden of brengen van objecten dat het voortbestaan van deze objecten op ten minste het bestaande kwaliteitsniveau wordt bereikt;

1.51 omgevingsvergunning

een vergunning als bedoeld in artikel 1.1, eerste lid, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;

1.52 omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

een vergunning als bedoeld in artikel 3.3 onder a van de Wet ruimtelijke ordening;

1.53 omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk

een vergunning als bedoeld in artikel 3.3. onder b van de Wet ruimtelijke ordening;

1.54 overig bouwwerk

een bouwkundige constructie van enige omvang, geen pand zijnde, die direct en duurzaam met de aarde is verbonden;

1.55 overkapping

een bouwwerk op het erf van een gebouw of standplaats, dat strekt tot vergroting van het woongenot van het gebouw of de standplaats en dat, voor zover gebouwd vóór (het verlengde van) de voorgevel van een gebouw, geen tot de constructie zelf behorende wanden heeft en, voor zover gebouwd achter (het verlengde van) de voorgevel van een gebouw, maximaal drie wanden heeft waarvan maximaal twee tot de constructie behoren;

1.56 pand

de kleinste bij de totstandkoming functioneel en bouwkundig-constructief zelfstandige eenheid die direct en duurzaam met de aarde is verbonden en betreedbaar en afsluitbaar is;

1.57 peil
  • a. voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst: de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
  • b. voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst: de hoogte van het terrein ter hoogte van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw;
  • c. indien in of op het water wordt gebouwd: de hoogte van het terrein ter plaatse van het meest nabijgelegen punt waar het water grenst aan het vaste land;
1.58 permanente bewoning

bewoning door een persoon of door groepen van personen van een voor recreatieve bewoning bedoelde ruimte als hoofdverblijf c.q. vaste woon- of verblijfplaats;

1.59 prostitutie

het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding;

1.60 recreatiewoning

een gebouw , waaronder mede begrepen een blokhut of chalet dat naar de aard en inrichting is bedoeld voor recreatieve bewoning;

1.61 recreatieve bewoning

de bewoning die plaatsvindt in het kader van verblijfsrecreatie;

1.62 seksinrichting

een voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in de omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht of vertoningen van erotische/pornografische aard plaatsvinden, waaronder in ieder geval worden verstaan een prostitutiebedrijf, een erotische massagesalon, een seksbioscoop, een seksautomatenhal, een sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar;

1.63 stacaravan

een kampeermiddel dat naar zijn aard en opzet vergelijkbaar is met een caravan derhalve niet aard- en nagelvast met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;

1.64 uitbouw

een gebouw dat als vergroting van een bestaande ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw, welk gebouw door de vorm kan worden onderscheiden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;

1.65 uitvoeren

uitvoeren, het doen uitvoeren, laten uitvoeren en in uitvoering geven;

1.66 verkoopvloeroppervlak

de voor het publiek zichtbare en toegankelijke (besloten) winkelruimte ten behoeve van de detailhandel;

1.67 voorgevel

de naar de weg gekeerde gevel van een gebouw of, indien het een gebouw betreft met meer dan één naar de weg gekeerde gevel, de gevel die kennelijk als zodanig dient te worden aangemerkt;

1.68 watersport

sport die in of op het water uitgeoefend wordt, zoals zwemmen, surfen, zeilen, kanoën en spelevaren;

1.69 windvanger

voorziening die langs ijsbaan wordt aangebracht die ijsvloer moet beschermen tegen invloed van de wind;

1.70 winterperiode

tijdvak vanaf 15 oktober tot en met 15 maart;

1.71 zonnepaneel

een bouwwerk ten behoeve van de opvang van zonne-energie.

Artikel 2 Wijze van meten

2.1 Algemeen

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1.1 de afstand tot de zijdelingse bouwperceelgrens

tussen de zijdelingse grens van het bouwperceel en een bepaald punt van het bouwwerk, waar die afstand het kortst is;

2.1.2 de bouwhoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een overig bouwwerk met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

2.1.3 de hoogte van een windturbine

vanaf het peil tot aan de (wieken)as van de windturbine;

2.1.4 de dakhelling

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;

2.1.5 de goothoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot c.q. de druiplijn, het boeibord of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;

2.1.6 de horizontale diepte van een gebouw

de diepte van een gebouw, gemeten loodrecht vanaf de gevel waaraan wordt gebouwd;

2.1.7 de inhoud van een bouwwerk

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;

2.1.8 de oppervlakte van een bouwwerk

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;

2.1.9 de oppervlakte van een overkapping

tussen de buitenzijde van de afdekking van de overkapping, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van de overkapping.

2.2 Ondergeschikte bouwonderdelen

Bij toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwonderdelen, als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, liftschachten, gevel- en kroonlijsten, luifels, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding niet meer dan 1,5 m bedraagt.

2.3 Meten

Bij toepassing van deze regels wordt gemeten tot of vanuit het hart van een lijn op de verbeelding en op de schaal waarin het plan is vastgesteld.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Recreatie

3.1 Bestemmingsomschrijving
3.1.1 Algemeen

De voor 'Recreatie' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. sport-, spel- en recreatieve voorzieningen, waaronder in ieder geval begrepen buitensport, watersport, wildwaterbaan, kartcircuit met elektrische karts, (kunst)ijsbanen, een skeelerbaan, (hard) loop- en fietsparcoursen en BMX-baan;
  • b. evenementen;
  • c. (ondergeschikte) detailhandel, horeca, zalen/conferentieruimte en kantoor, voor zover deze functies ten dienste staan van de recreatieve functies;
  • d. recreatiewoningen;
  • e. een bedrijfswoning ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning' al dan niet met een aan huis verbonden beroep of bedrijf;
  • f. groenvoorzieningen, bermen, beplanting, parken, plantsoenen, speelvoorzieningen;
  • g. nutsvoorzieningen;
  • h. water en voorzieningen voor de waterhuishouding zoals waterberging, waterlopen en waterpartijen;

met bijbehorende gebouwen, bouwwerken geen gebouwen zijnde, wegen en paden, parkeervoorzieningen, groenvoorzieningen; speelvoorzieningen, water en voorzieningen voor de waterhuishouding, steigers, tuinen en erven.

3.1.2 Nadere detaillering van de bestemmingsomschrijving

In het onderstaande is een nadere detaillering opgenomen van het bepaalde in artikel 3.1.1:

  • a. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - 1', zijn grootschalige parkeerterreinen toegelaten;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - 2', verblijfsrecreatie in de vorm van de bedrijfsmatige exploitatie van maximaal 25 recreatiewoningen, waaronder worden begrepen onder andere chalets, blokhutten en stacaravans;
  • c. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - hoofdontsluiting' zijn de gronden mede bestemd voor de hoofdontsluiting;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'groen' zijn de gronden uitsluitend bestemd voor groenvoorzieningen, grondwallen, bermen, beplanting, parken, plantsoenen, water en voorzieningen voor de waterhuishouding, met bijbehorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  • e. wat betreft het aantal parkeerplaatsen dient te worden voldaan aan de parkeernormen zoals opgenomen in de CROW-publicatie 317.
3.2 Bouwregels
3.2.1 Gebouwen

Gebouwen voldoen aan de volgende kenmerken:

  • a. gebouwd binnen het bouwvlak;
  • b. goot- en bouwhoogte maximaal binnen het bouwvlak de ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)' aangegeven goothoogte respectievelijk bouwhoogte;
  • c. bebouwingspercentage binnen het bouwvlak maximaal het ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage (%)' aangegeven bebouwingspercentage;
  • d. in afwijking van het bepaalde onder b mag ter plaatse van het meest zuidelijke bouwvlak de maximale bouwhoogte 15 meter bedragen, voor zover de oppervlakte met deze bouwhoogte, niet meer dan 10% van de op te richten bebouwing bedraagt;
  • e. inhoud van de bedrijfswoning maximaal 500 m3.
3.2.2 Aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen

Aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij de bedrijfswoning voldoen aan de volgende kenmerken:

  • a. de bijgebouwen, aan- en uitbouwen en overkappingen zullen achter de naar de weg(en) gekeerde gevel(s) van de bedrijfswoning dan wel het verlengde daarvan worden gebouwd;
  • b. de goothoogte van aan- en uitbouwen en overkappingen zal ten hoogste 6 m bedragen;
  • c. de bouwhoogte van aan- en uitbouwen en overkappingen zal ten hoogste 8 m bedragen;
  • d. de gezamenlijke inhoud van een bedrijfswoning inclusief de daarbij behorende bijgebouwen, aan- en uitbouwen en overkappingen zal ten hoogste 1.500 m3 bedragen.
3.2.3 Recreatiewoningen

Voor het bouwen van recreatiewoningen voldoen aan de volgende kenmerken:

  • a. de recreatiewoningen mogen uitsluitend worden gebouwd ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - 2';
  • b. de oppervlakte van een recreatiewoning mag ten hoogste 120 m2 bedragen;
  • c. de onderlinge afstand tussen recreatiewoningen mag ten minste 5 m bedragen;
  • d. de goothoogte van een recreatiewoning mag ten hoogste 3 m bedragen;
  • e. de bouwhoogte van een recreatiewoning mag ten hoogste 6 m bedragen.
3.2.4 Nutsvoorzieningen
  • a. Gebouwen en overkappingen voldoen aan de volgende kenmerken:
    • 1. de oppervlakte van gebouwen en overkappingen bedraagt maximaal 100 m2 per voorziening;
    • 2. de bouwhoogte van gebouwen en overkappingen bedraagt ten hoogste 4 meter.
  • b. Bouwwerken, geen gebouw en geen overkapping voldoen aan de volgende kenmerken:
    • 1. de bouwhoogte bedraagt ten hoogste 5.00 m.
3.2.5 Aangebouwde aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij recreatiewoningen

Aangebouwde aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij recreatiewoningen voldoen aan de volgende kenmerken:

  • a. per recreatiewoning zal ten hoogste één aanbouw of bijgebouw of overkapping worden gebouwd;
  • b. de oppervlakte van een aanbouw of bijgebouw of overkapping zal ten hoogste 20 m2 bedragen;
  • c. de bouwhoogte van een aanbouw of bijgebouw of overkapping zal ten hoogste 3,00 m bedragen.
3.2.6 Bouwwerken geen gebouwen zijnde

Bouwhoogte van bouwwerken geen gebouwen zijnde maximaal:

  • a. lichtmasten, speelvoorzieningen en vlaggenmasten 6 m, met dien verstande dat lichtmasten ter plaatse van de aanduiding 'groen' niet zijn toegestaan;
  • b. bruggen 5 m;
  • c. erf- en terreinafscheidingen 3 m;
  • d. windvangers 1,5 m;
  • e. overige bouwwerken geen gebouwen zijnde 5 m.
3.2.7

In afwijking van het bepaalde in artikel 3.2.6 onder e is ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - 1' een bouwwerk, geen gebouw zijnde in de vorm van een overkapping toegelaten ten behoeve van de bestaande 400 meter ijsbaan, met dien verstande dat:

  • a. de goothoogte maximaal 6 m bedraagt;
  • b. de bouwhoogte maximaal 9 m bedraagt.
3.2.8

In afwijking van het bepaalde in artikel 3.2.6 onder a en e bedraagt, uitsluitende ten behoeve van maximaal één klimtoren, de maximaal toegelaten hoogte van bouwwerken geen gebouwen zijnde ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - 2' 30 meter.

3.2.9

In afwijking van het bepaalde in artikel 3.2.6 onder a en e bedraagt de maximaal toegelaten hoogte van bouwwerken geen gebouwen zijnde ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - 1' maximaal 15 meter.

3.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen met betrekking tot plaats en afmetingen van bebouwing, ten behoeve van:

  • a. de natuurlijke en landschappelijke waarden;
  • b. een goede waterhuishouding;
  • c. de verkeersveiligheid;
  • d. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
3.4 Specifieke gebruiksregels

Voor evenementen gelden de volgende regels;

  • a. evenementen zijn uitsluitend in de vorm van medegebruik toegestaan;
  • b. er dient sprake te zijn van een evenement in de vorm van een voor publiek bestemde uitvoering/verrichting van vermaak, op gebied van sport, muziek, of sociaal-cultureel vlak;
  • c. het evenement duurt maximaal 7 (aaneengesloten) dagen inclusief opbouw en afbraak van bijbehorende voorzieningen;
  • d. het maximale aantal evenementen per jaar bedraagt 10;
  • e. het maximaal aantal bezoekers per evenement bedraagt 10.000;
  • f. luidruchtige muziekevenementen zijn niet toestaan.
3.5 Afwijken van de gebruiksregels
3.5.1 Langduriger evenementen

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 3.4 onder c en/of e teneinde het tijdelijke gebruik van de gronden voor langduriger evenementen toe te kunnen staan. Hiertoe dient aan de volgende voorwaarden te worden voldaan:

  • a. het maximaal aantal bezoekers per evenement bedraagt 50.000;
  • b. er dienen voldoende parkeerplaatsen al dan niet op eigen terrein beschikbaar te zijn;
  • c. de aan te brengen voorzieningen dienen tijdelijk te zijn; dit betekent dat het houden van het evenement niet mag leiden tot onomkeerbare voorzieningen en/of ingrepen;
  • d. er mag geen onevenredige aantasting plaatsvinden van de binnen het gebied aanwezige waarden;
  • e. er mag geen onevenredige aantasting plaatsvinden van de in de directe nabijheid van het gebied aanwezige waarden.
3.5.2 Zonnepanelen

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 3.1 teneinde het gebruik van de gronden voor zonnepanelen toe te staan. Hiertoe dient aan de volgende voorwaarden te worden voldaan:

  • a. de oppervlakte van het zonneveld is maximaal 10% van het plangebied;
  • b. er dient vooraf een plan te zijn opgesteld dat aangeeft op welke wijze de zonnepanelen landschappelijk op een passende wijze ingepast wordt;
  • c. er mag geen onevenredige aantasting plaatsvinden van de binnen het gebied aanwezige waarden;
  • d. er mag geen onevenredige aantasting plaatsvinden van de in de directe nabijheid van het gebied aanwezige waarden.

Artikel 4 Waarde - Archeologie

4.1 Bestemmingsomschrijving
4.1.1 Algemeen

De voor 'Waarde - Archeologie 4' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud en de bescherming van mogelijk te verwachten gematigde / middelhoge archeologische waarden van de gronden.

4.1.2 Voorrangsregeling

In geval van strijdigheid van regels gaan de regels van de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 4' vóór de regels die ingevolge andere artikelen op de desbetreffende gronden van toepassing zijn.

4.2 Bouwregels
4.2.1 Omgevingsvergunning voor het bouwen

Voor bouwwerken met een oppervlakte groter dan 1,7 hectare, moet alvorens een omgevingsvergunning voor het bouwen wordt verleend, door de aanvrager een rapport worden overgelegd waarin:

  • a. de archeologische waarden van de gronden die blijkens de aanvraag kunnen worden verstoord in voldoende mate zijn vastgesteld; en
  • b. in voldoende mate is aangegeven op welke wijze de archeologische waarden worden bewaard en/of gedocumenteerd.
4.2.2 Voorwaarden omgevingsvergunning voor het bouwen

Indien uit het in artikel 4.2.1 genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning voor het bouwen zullen worden verstoord, kunnen één of meerdere van de volgende voorwaarden worden verbonden aan de omgevingsvergunning voor het bouwen:

  • a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor de archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
  • b. de verplichting tot het doen van opgravingen;
  • c. de verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg die voldoet aan bij de vergunning te stellen kwalificaties.
4.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
4.3.1 Vergunningplichtige werken en werkzaamheden

Voor de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden is ongeacht het bepaalde in de regels bij de andere op de gronden van toepassing zijnde bestemmingen een omgevingsvergunning vereist:

  • a. het ophogen en ontgraven van de bodem;
  • b. het aanleggen, verbreden of verharden van wegen, paden, banen of parkeergelegenheid en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
  • c. het aanleggen, verbreden en dempen van sloten, vijvers en andere wateren;
  • d. het uitvoeren van grondbewerkingen, waartoe gerekend worden woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, aanleggen van drainage en ontginnen.
4.3.2 Uitzondering

Het bepaalde in artikel 4.3.1 is niet van toepassing op werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden die:

  • a. het normale onderhoud betreffen;
  • b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan;
  • c. in het kader van archeologisch onderzoek en het doen van opgravingen worden uitgevoerd, mits verricht door een daartoe bevoegde instantie;
  • d. niet dieper gaan dan:0,40 m beneden het maaiveld of een kleinere oppervlakte dan 1,7 hectare beslaan.
4.3.3 Uitsluiting uitzonderingsregel

De in artikel 4.3.2 genoemde uitzonderingsregels gelden niet indien in de periode van 24 maanden voor de datum van voorgenomen werken of werkzaamheden een uitzonderingsbepaling van toepassing is geweest op aangrenzende terreinen of terreinen op een afstand van minder dan 25 meter van het onderhavige terrein.

4.3.4 Voorwaarden

De in artikel 4.3.1 genoemde vergunning kan slechts worden verleend indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de archeologische waarden van de gronden.

4.3.5 Onderzoeksplicht

Een omgevingsvergunning kan pas worden verleend nadat door de aanvrager een rapport is overgelegd waarin:

  • a. de archeologische waarden van de gronden die blijkens de aanvraag kunnen worden verstoord in voldoende mate zijn vastgesteld; en
  • b. in voldoende mate is aangegeven op welke wijze de archeologische waarden worden bewaard en/of gedocumenteerd.
4.3.6 Voorwaarden omgevingsvergunning

Indien uit het in artikel 4.3.5 genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het uitvoeren van werken of werkzaamheden zullen worden verstoord, kunnen één of meerdere van de volgende voorwaarden worden verbonden aan de omgevingsvergunning:

  • a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor de archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
  • b. de verplichting tot het doen van opgravingen.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 5 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 6 Algemene bouwregels

6.1 Bestaande afmetingen

In die gevallen dat de bestaande goothoogte, bouwhoogte, oppervlakte en/of inhoud van bouwwerken, die in overeenstemming met het bepaalde in de Woningwet of de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht tot stand zijn gekomen meer bedraagt dan in de bouwregels in hoofdstuk 2 van deze regels is toegestaan, geldt die goothoogte, bouwhoogte, oppervlakte en/of inhoud in afwijking daarvan als maximaal toegestaan.

6.2 Bestaande afstanden

In die gevallen dat de bestaande afstand van een bouwwerk tot enige op de verbeelding of in de regels aangegeven lijn dan wel tot een ander bouwwerk, die in overeenstemming met het bepaalde in de Woningwet of de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht tot stand is gekomen minder bedraagt dan in de bouwregels in hoofdstuk 2 van deze regels is voorgeschreven, geldt die afstand in afwijking daarvan als minimaal toegestaan.

6.3 Bestaande percentages

In die gevallen dat een bestaand bebouwingspercentage, dat in overeenstemming met het bepaalde in de Woningwet of de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht tot stand is gekomen, meer bedraagt dan in de bouwregels in hoofdstuk 2 van deze regels is voorgeschreven, geldt dat bebouwingspercentage in afwijking daarvan als maximaal toegestaan.

Artikel 7 Algemene gebruiksregels

7.1 Strijdig gebruik

Tot een gebruik in strijd met alle bestemmingen wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van puin, vuil of andere vaste of vloeibare afvalstoffen;
  • b. de opslag van gerede of ongerede goederen, zoals vaten, kisten, bouwmaterialen, werktuigen, machines of onderdelen hiervan;
  • c. het opslaan van gebruiksklare of gebruiksonklare voer-, vaar- of vliegtuigen of onderdelen hiervan;
  • d. het ophogen van de bodem hoger dan 2,5 meter boven het maaiveld;
  • e. risicovolle inrichtingen;
  • f. prostitutiedoeleinden;
  • g. het gebruik van recreatiewoningen, waaronder begrepen onder andere chalets, blokhutten en stacaravans, waarbij voor de recreatiewoningen gezamenlijk geldt dat in totaal niet meer dan 100 personen per nacht mogen overnachten;
  • h. het gebruik van recreatiewoningen, waaronder begrepen onder andere chalets, blokhutten en stacaravans ten behoeve van permanente bewoning;
  • i. het gebruik van de gronden en bouwwerken anders dan voor een bedrijfsmatige exploitatie;
  • j. het gebruik van de gronden als standplaats voor kampeermiddelen;
  • k. het gebruik van (vrijstaande) bijgebouwen voor recreatieve bewoning;
  • l. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van sporten die veel omgevingslawaai tot gevolg hebben, zoals onder andere lawaaisporten, een autoslipschool en een auto- en motorcircuit.
7.2 Uitzondering op het strijdige gebruik

Het bepaalde in artikel 7.1 is niet van toepassing voor zover het betreft:

  • a. het tijdelijk opslaan van materialen en werktuigen, welke nodig zijn voor de realisering of de handhaving van de in het plan aangewezen bestemmingen;
  • b. het opslaan of storten van afval, voor zover noodzakelijk voor het normale onderhoud van erven en andere open terreinen.

Artikel 8 Algemene aanduidingsregels

8.1 Luchtvaartverkeerzone
8.1.1 Aanduidingomschrijving

De gronden ter plaatse van de aanduiding 'luchtvaartverkeerzone' zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor het tegengaan van te hoge bouwwerken en beplanting in verband met het vrijhouden van de benodigde invlieghoogtes van het nabijgelegen zweefvliegterrein.

8.1.2 Bouwregels

In afwijking van het bepaalde bij de daar voorkomende bestemmingen mogen nieuwe bouwwerken – gemeten vanaf peil –, niet hoger zijn dan 45 meter.

8.1.3 Afwijken van de bouwregels

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 8.1.2 voor het bouwen overeenkomstig de andere bestemmingen, mits advies is gevraagd aan de beheerder van de luchtvaartverkeerzone.

8.1.4 Specifieke gebruiksregels

Onder strijdig gebruik van de ter plaatse aangeduide gronden 'luchtvaartverkeerzone' wordt in ieder geval gerekend het gebruik van de gronden voor het hebben van opgaande beplanting, voor zover deze beplanting hoger is dan 45 meter, gemeten vanaf peil.

Artikel 9 Algemene afwijkingsregels

9.1

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van:

  • a. in het plan genoemde goothoogten, bouwhoogten, oppervlakte- en inhoudsmaten, percentages en afstandseisen, waarbij een overschrijding is toegestaan tot maximaal 10% van de goothoogten, bouwhoogten, oppervlakte- en inhoudsmaten, percentages en afstandseisen;
  • b. de regels en worden toegestaan dat bouwgrenzen worden overschreden, waarbij een overschrijding is toegestaan tot maximaal 4 m, en deze noodzakelijk is in verband met de uitmeting van het terrein of uit een oogpunt van doelmatig gebruik van de gronden en/of de bebouwing;
  • c. de regels en worden toegestaan dat de bouwhoogte van bouwwerken geen gebouwen zijnde ten behoeve van kunstwerken, geen gebouwen zijnde, en ten behoeve van zend-, ontvang- en/of sirenemasten wordt vergroot tot maximaal 45 m mits:
    • 1. bij de plaatsing wordt aangesloten bij bestaande hoge elementen, zoals gebouwen, torens, torensilo's of masten;
    • 2. bij de plaatsing rekening wordt gehouden met een goede bereikbaarheid en landschappelijke inpasbaarheid;
    • 3. de noodzaak van de plaatsing wordt aangetoond, waarbij het principe geldt dat er voorkeur bestaat voor de plaatsing van één grote antenne boven meerdere kleine antennes;
    • 4. aangetoond is dat er geen onevenredige schade wordt gedaan aan de veiligheid en de gezondheid;
    • 5. bij de bouw van hoge obstakels zoals antennemasten, dient alleen te geschieden met inachtneming van de externe invloedszones vanaf de grenzen van de aangewezen dan wel de daarvoor in aanmerking komende Speciale Beschermingszones IJsselmeer, Ketelmeer en Vossemeer en Drontermeer en Veluwemeer in het kader van de Vogelrichtlijn. Bouwactiviteiten, gebruiksverruimingen, functieveranderingen en werken en werkzaamheden die, gebleken uit een onderzoek, mogelijk een storende invloed met significante gevolgen kunnen hebben op de instandhoudingsdoelstelling van de Speciale Beschermingszones, zullen getoetst moeten worden aan de te beschermen waarden. De wijze van toetsing vindt plaats door toepassing van het afwegingskader van de Habitatrichtlijn;
  • d. de regels en worden toegestaan dat de bouwhoogte van bouwwerken geen gebouwen zijnde wordt vergroot tot maximaal 25 m.
9.2

Afwijking als bedoeld in artikel 9.1 is slechts toegestaan, mits:

  • a. de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden niet onevenredig worden geschaad;
  • b. het straat- en bebouwingsbeeld en de verkeersveiligheidsbelangen niet onevenredig worden geschaad.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 10 Overgangsrecht

10.1 Overgangsrecht bouwwerken
10.1.1 Algemeen

Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,

  • a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
  • b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
10.1.2 Afwijking

Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde in artikel 10.1.1 een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in artikel 10.1.1 met maximaal 10%.

10.1.3 Uitzondering

Artikel 10.1.1 is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

10.2 Overgangsrecht gebruik
10.2.1 Algemeen

Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan/inpassingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.

10.2.2 Strijdig gebruik

Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in artikel 10.2.1, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.

10.2.3 Onderbroken gebruik

Indien het gebruik, bedoeld in artikel 10.2.1, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.

10.2.4 Uitzondering

Artikel 10.2.1 is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 11 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan 'Flevonice (8023)'.

Aldus vastgesteld in de raadsvergadering van 25 juni 2015.