direct naar inhoud van Artikel 5 Verkeer - Railverkeer
Plan: IJsseldelta-Zuid - Dronten (8090)
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0303.8090-VA01

Artikel 5 Verkeer - Railverkeer

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer - Railverkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. spoorwegen;
  • b. een spoorwegtunnel ter plaatse van de aanduiding 'tunnel';
  • c. gebouwen ten behoeve van het (spoor)wegverkeer;
  • d. een ecologische verbindingszone ter plaatse van de aanduiding 'ecologische verbindingszone';

met daaraan ondergeschikt:

  • e. geluidwerende voorzieningen;
  • f. wegen en paden;
  • g. nutsvoorzieningen;
  • h. gebouwen ten behoeve van nutsvoorzieningen;
  • i. groenvoorzieningen;
  • j. ecologische voorzieningen;
  • k. cultuurgrond;
  • l. waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • m. water;

met de daarbij behorende:

  • n. parkeervoorzieningen;
  • o. sloten, bermen en beplanting;
  • p. grondwallen;
  • q. terreinen en verhardingen;
  • r. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, waaronder kunstwerken ten behoeve van het (spoor)wegverkeer.
5.2 Bouwregels
5.2.1

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. een gebouw mag uitsluitend worden gebouwd binnen het bouwvlak;
  • b. de bouwhoogte van een gebouw zal ten hoogste 12,00 m bedragen.
5.2.2

In aanvulling op het bepaalde in lid 5.2.1 mag ter plaatse van de aanduiding 'tunnel' tevens een ondergrondse spoorwegtunnel met bijbehorende bouwwerken en voorzieningen worden gebouwd.

5.2.3

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

  • a. de bouwhoogte van bruggen en/of viaducten zal ten hoogste 12,00 m bedragen;
  • b. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van de geleiding, beveiliging en regeling van het spoorwegverkeer alsmede antennemasten, zal, gemeten vanaf de bovenkant van de spoorstaaf, ten hoogste 20,00 m bedragen;
  • c. de bouwhoogte van de overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, anders dan rechtstreeks ten behoeve van de geleiding, beveiliging en regeling van het verkeer zal ten hoogste 5,00 m bedragen.
5.3 Nadere eisen

Burgemeester en Wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:

  • a. de verkeersveiligheid;
  • b. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken.
5.4 Afwijken van de bouwregels

Bij omgevingsvergunning kan, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, worden afgeweken van:

  • a. het bepaalde in 5.2.3 onder a en toestaan dat de bouwhoogte van bruggen en/of viaducten wordt verhoogd tot ten hoogste 15,00 m;
  • b. het bepaalde in 5.2.3 onder b en toestaan dat de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van de geleiding, beveiliging en regeling van het spoorwegverkeer, alsmede antennemasten, wordt verhoogd tot ten hoogste 30,00 m.
5.5 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik strijdig met deze bestemming wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van gronden voor meer dan 2 spoorbanen;

het gebruik van gronden voor grondwallen over een hoogte van meer dan 1,50 m.