direct naar inhoud van Artikel 9 Waarde - Archeologie 3
Plan: IJsseldelta-Zuid - Dronten (8090)
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0303.8090-VA01

Artikel 9 Waarde - Archeologie 3

9.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie 3' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van de in de grond aanwezige of verwachte archeologische waarden.

9.2 Bouwregels
9.2.1

Op de in lid 9.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten behoeve van een overige aan deze gronden toegekende bestemming worden gebouwd, mits op basis van archeologisch onderzoek is vastgesteld dat ter plaatse geen behoudenswaardige archeologische waarden aanwezig zijn.

9.2.2

Lid 9.2.1 is niet van toepassing op bouwaanvragen die betrekking hebben op:

  • a. plangebieden die niet groter zijn dan 500 m2;
  • b. Ingrepen niet dieper dan 0,40 m.
9.3 Afwijken van de bouwregels
9.3.1

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 9.2 ten behoeve van het bouwen overeenkomstig een andere daar voorkomende bestemming, indien is gebleken dat deze afwijking niet zal leiden tot een onevenredige verstoring van archeologische waarden, zowel in directe als in indirecte zin.

9.3.2

De omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 9.3.1 wordt niet verleend dan nadat de aanvrager een rapport heeft overlegd, waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord, naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld. Dit rapport, het onderzoeksproces dat tot het rapport heeft geleid als ook de archeologische waardestelling dienen te voldoen aan de binnen de archeologische beroepsgroep algemeen gangbare kwaliteitsafspraken en criteria.

9.3.3

Voor zover het oprichten van het bouwwerk, waarvoor afwijking wordt gevraagd, kan leiden tot een onevenredige verstoring van behoudenswaardige archeologische waarden, zowel in directe als in indirecte zin, kan bij omgevingsvergunning worden afgeweken van het bepaalde in lid 9.2 indien aan de omgevingsvergunning een, of een combinatie, van de volgende voorschriften worden verbonden:

  • a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
  • b. de verplichting tot het doen van opgravingen zoals bedoeld in de Monumentenwet 1988;
  • c. de verplichting de oprichting van het bouwwerk te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan de bij de omgevingsvergunning te stellen kwalificaties.
9.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
9.4.1

In het belang van de archeologische monumentenzorg en ter voorkoming van onevenredige aantasting van aanwezige of verwachte archeologische waarden, is het verboden op of in de gronden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het ophogen en ontgraven van de bodem;
  • b. het aanleggen, verbreden of verharden van wegen, paden, banen of parkeergelegenheid en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
  • c. het aanleggen, verbreden en dempen van sloten, vijvers en andere wateren;
  • d. het verlagen of het verhogen van het waterpeil, tenzij dit een maatregel is van het bevoegde waterschap;
  • e. het aanbrengen van ondergrondse transport-, energie-, telecommunicatie- of andere leidingen en de daarmee verband houdende constructies;
  • f. het bebossen van gronden die op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan niet als bosgrond kunnen worden aangemerkt;
  • g. het rooien van bos of boomgaard, waarbij de stobben worden verwijderd;
  • h. het aanleggen van bos of boomgaard;
  • i. het aanbrengen van diepwortelende beplantingen;
  • j. het scheuren van grasland;
  • k. het uitvoeren van grondbewerkingen, waartoe gerekend worden woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, aanleggen van drainage en ontginnen.
9.4.2

Lid 9.4.1 is niet van toepassing op:

  • a. werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden die het normale onderhoud betreffen;
  • b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan, of uitgevoerd kunnen worden op grond van een voor dat tijdstip verleende omgevingsvergunning;
  • c. werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden die betrekking hebben op plangebieden die niet groter zijn dan 500 m2.
9.4.3

Een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 9.4.1 ten behoeve van het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden kan slechts worden verleend, indien:

  • a. door die werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden, dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen, één of meer archeologische waarden van de betreffende gronden niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast, dan wel de mogelijkheden voor het herstel van die waarden niet onevenredig worden of kunnen worden verkleind;
  • b. vooraf door aanvrager van de omgevingsvergunning een rapport op basis van de in de beroepsgroep geldende normen is overgelegd waaruit naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate blijkt dat:
    - de archeologische waarden in voldoende mate zijn zeker gesteld; of
    - er geen archeologische waarden aanwezig zijn; of
    - de archeologische waarden niet of niet onevenredig worden geschaad.
9.4.4

Voor zover de in 9.4.1 genoemde werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden kunnen leiden tot onevenredige verstoring van behoudenswaardige archeologische waarden, kan bij omgevingsvergunning worden afgeweken van het bepaalde in lid 9.4.3 onder a indien aan de omgevingsvergunning een of een combinatie van de volgende voorschriften wordt verbonden:

  • a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
  • b. de verplichting tot het doen van opgravingen zoals bedoeld in de Monumentenwet 1988; of
  • c. de verplichting de uitvoering van de werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan bij de omgevingsvergunning te stellen kwalificaties.
9.4.5

Het in lid 9.4.1 gestelde verbod geldt niet voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden:

  • a. in het kader van archeologisch vooronderzoek en het doen van opgravingen, mits verricht door een daartoe erkende partij;
  • b. waar mee is of mag worden begonnen op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan.
9.4.6

De onder lid 9.4.2 sub a en b genoemde uitzonderingsbepalingen gelden niet indien in de periode van 24 maanden voor de datum van voorgenomen werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden een uitzonderingsbepaling van toepassing is geweest op aangrenzende terreinen of terreinen op een afstand van minder dan 25 meter van het onderhavige terrein.

9.4.7

Alvorens een omgevingsvergunning te verlenen als bedoeld in lid 9.4.1, wordt advies ingewonnen van een door het bevoegd gezag aan te wijzen ter zake deskundige.

9.5 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het bestemmingsplan te wijzigen in die zin dat:

  • a. de bestemming wordt veranderd in 'Waarde - Archeologie 2' voor gronden die op basis van deskundig archeologisch (voor-) onderzoek archeologische waarden blijken te bevatten die op grond van de gangbare waarderingssystematiek door burgemeester en wethouders als behoudenswaardig zijn bevonden (positief selectiebesluit);
  • b. de bestemmingsgrens wordt gewijzigd, of de bestemming wordt verwijderd indien uit deskundig archeologisch onderzoek blijkt dat ter plaatse geen sprake is van behoudenswaardige archeologische waarden.