direct naar inhoud van Artikel 3: Agrarisch
Plan: Dronten - Randmeerzone (8060)
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0303.8060-GC01

Artikel 3: Agrarisch

3.1. Bestemmingsregels

De voor 'Agrarisch' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. de uitoefening van het agrarisch bedrijf met een in hoofdzaak grondgebonden agrarische bedrijfsvoering, waaronder onderstammenteelt, takkenteelt, fruitteelt, houtteelt en andere opgaande boomteeltvormen;
  • b. de uitoefening van een agrarisch bedrijf, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - bouwperceel agrarisch grondgebonden bedrijf';
  • c. het wonen ten behoeve van de agrarische bedrijfsvoering, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - bouwperceel agrarisch grondgebonden bedrijf';
  • d. standplaats voor kampeermiddelen, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - minicamping';
  • e. de uitoefening van hoveniersactiviteiten, alsmede de opslag en stalling van niet agrarische producten, waaronder boten, botenonderhoud en boten afhaal, ter plaatse van de aanduiding 'opslag';
  • f. cultuurgrond;

en mede bestemd voor:

  • g. het tegengaan van een te hoge geluidsbelasting van geluidsgevoelige objecten vanwege een weg, ter plaatse van de aanduiding 'geluidzone - weg';
  • h. de bescherming, ophoging, verbreding en verbetering van het doelmatig en veilig functioneren van de nabijgelegen waterkering, ter plaatse van de aanduiding 'vrijwaringszone - dijk';
  • i. de bescherming van het doelmatig en veilig functioneren van de nabijgelegen weg, ter plaatse van de aanduiding 'vrijwaringszone - weg';

met daaraan ondergeschikt:

  • j. het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de landschappelijke, natuurlijke en cultuurhistorische waarden van de open polders;
  • k. het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de landschappelijke waardevolle erfsingelbeplanting met de daarbijbehorende erfsloten;
  • l. openbare nutsvoorzieningen;
  • m. extensief dagrecreatief medegebruik;
  • n. infrastructurele voorzieningen;
  • o. waterhuishoudkundige voorzieningen;

met de daarbijbehorende:

  • p. bedrijfsgebouwen, waaronder koelhuizen;
  • q. bedrijfswoningen al dan niet in combinatie met ruimten voor een aan-huis-verbonden beroep;
  • r. bijgebouwen, aan- en uitbouwen en overkappingen bij bedrijfswoningen;
  • s. torensilo's;
  • t. kassen en tunnelkassen;
  • u. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
3.2. Bouwregels
3.2.1. Gebouwen ten behoeve van een agrarisch bedrijf

Voor het bouwen van gebouwen ten behoeve van een agrarisch bedrijf gelden de volgende regels:

  • a. per gebied, dat is voorzien van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - bouwperceel agrarisch grondgebonden bedrijf', mogen uitsluitend gebouwen ten behoeve van één grondgebonden agrarisch bedrijf worden gebouwd;
  • b. de gebouwen zullen uitsluitend binnen een bouwperceel worden gebouwd ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - bouwperceel agrarisch grondgebonden bedrijf';
  • c. de afstand van bedrijfswoningen tot de naar de weg gekeerde grens/grenzen van het bouwperceel zal ten minste 15,00 m bedragen;
  • d. de kassen, tunnelkassen en bedrijfsgebouwen zullen achter de naar de weg gekeerde gevel(s) van de bedrijfswoningen dan wel het verlengde daarvan worden gebouwd, of, indien geen bedrijfswoning aanwezig is, zal de afstand van kassen, tunnelkassen en bedrijfsgebouwen tot de naar de weg gekeerde grens/grenzen van het bouwperceel ten minste 15,00 m bedragen;
  • e. de afstand van bedrijfswoningen, bijgebouwen, aan- en uitbouwen en overkappingen, kassen, tunnelkassen en bedrijfsgebouwen tot de niet naar de weg gekeerde grenzen van het bouwperceel zal ten minste 10,00 m bedragen, tenzij de bestaande afstand minder is, in welk geval de bestaande afstand geldt;
  • f. het aantal bedrijfswoningen zal ten hoogste één per bouwperceel bedragen;
  • g. de gezamenlijke oppervlakte van tunnelkassen zal ten hoogste 5.000 m² per agrarisch bedrijf bedragen;
  • h. de gezamenlijke oppervlakte van kassen ten behoeve van ondersteunende teelt zal ten hoogste 2.500 m² per bouwperceel bedragen;
  • i. de bouwhoogte van kassen ten behoeve van ondersteunende teelt zal ten hoogste 10,00 m bedragen;
  • j. de bijgebouwen, aan- en uitbouwen en overkappingen zullen achter de naar de weg(en) gekeerde gevel(s) van de bedrijfswoning dan wel het verlengde daarvan worden gebouwd;
  • k. de maatvoering van een gebouw zal voldoen aan de eisen die in het volgende bouwschema zijn gesteld:

Functie van een gebouw   Maximale
oppervlakte/inhoud  
Goothoogte in m   Dakhelling in °   Bouwhoogte in m  
  per
gebouw  
gezamenlijk   max.   min.   max.   max.  
Bedrijfsgebouw   -   -   9,00   15   60   15,00  
Bedrijfswoning   1.000 m³   -   7,00   30   60   9,00  
Bijgebouwen, aan- en uitbouwen en overkappingen bij de bedrijfswoning   -   120 m²   3,50   -   60   8,00  
Torensilo   80 m²   -   -   -   -   25,00  
Tunnelkas   -   -   -   -   -   2,50  

3.2.2. Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. silo's, platen en bassins zijn niet toegestaan buiten het bouwperceel;
  • b. de oppervlakte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zal, voorzover gebouwd vóór de naar de weg gekeerde gevel(s) van de bedrijfswoning dan wel het verlengde daarvan, ten hoogste 2 m² bedragen;
  • c. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zal binnen het bouwperceel ten hoogste 10,00 m bedragen;
  • d. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, waaronder constructies ten behoeve van de plaatsing van hagelnetten voor de fruitteelt, zal buiten het bouwperceel ten hoogste 5,00 m bedragen;
  • e. de afstand van de overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, tot de niet naar de weg gekeerde grenzen van het bouwperceel zal ten minste 10,00 m bedragen, tenzij de bestaande afstand minder is, in welk geval de bestaande afstand geldt.
3.3. Nadere eisen

Burgemeester en Wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:

  • a. de cultuurhistorische, natuurlijke en landschappelijke waarden;
  • b. een goede woonsituatie;
  • c. de milieusituatie;
  • d. de verkeersveiligheid;
  • e. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
3.4. Afwijken van de bouwregels

Met een omgevingsvergunning kan, met inachtneming van het gestelde in Toetsingskader worden afgeweken van:

  • a. het bepaalde in lid 3.2.1 sub k in die zin dat gebouwen worden voorzien van een plat dak, mits:
    • 1. deze afwijking alleen wordt toegepast ten behoeve van de realisering van ondergeschikte tussenstukken ter verbinding van bedrijfsgebouwen onderling dan wel ter verbinding van bedrijfsgebouwen met de bedrijfswoning;

met name rekening wordt gehouden met het gestelde in Bijlage 1 onder 1.2.;

  • b. het bepaalde in lid 3.2.2 sub c in die zin dat de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt vergroot tot ten hoogste 15,00 m, mits met name rekening zal worden gehouden met het gestelde in Bijlage 1 onder 1.21.
3.5. Specifieke gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het opslaan van mest en/of andere agrarische producten buiten het bouwperceel, met uitzondering van:
    • 1. tijdelijke opslag van akkerbouwproducten (maximaal zes maanden);
    • 2. de gronden ter plaatse voorzien van de aanduiding 'opslag', in welk geval de opslag en stalling van niet agrarische producten, waaronder boten, is toegestaan;
  • b. het opslaan van agrarische producten of de aanleg van waterbassins binnen het bouwperceel voor zover het gronden betreft die gelegen zijn voor (het verlengde van) de naar de weg gekeerde gevel(s) van een bedrijfswoning dan wel het verlengde daarvan, of, indien geen bedrijfswoning aanwezig is, het dichtst bij de weg gelegen bedrijfsgebouw;
  • c. het gebruik van gedeelten van een bedrijfswoning voor de uitoefening van een beroep aan huis, indien:
    • 1. de hieruit voortvloeiende activiteiten vergunningsplichtig zijn in het kader van de milieuwetgeving;
    • 2. het beroep niet wordt uitgeoefend door één van de bewoners van de bedrijfswoning, waarbij 1 andere arbeidskracht ter plekke werkzaam mag zijn;
    • 3. de bedrijfsvloeroppervlakte meer bedraagt dan 40% van het vloeroppervlak van de bedrijfswoning;
    • 4. de bedrijfsvloeroppervlakte meer dan 60 m² bedraagt;
    • 5. parkeren niet op eigen erf plaatsvindt;
    • 6. horeca en detailhandel plaatsvinden;
  • d. het gebruik van de gronden en bouwwerken als standplaats voor kampeermiddelen, tenzij de gronden ter plaatse zijn aangeduid als 'specifieke vorm van recreatie - minicamping', in welk geval maximaal 40 standplaatsen voor kampeermiddelen zijn toegestaan;
  • e. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel;
  • f. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van verblijfsrecreatie, tenzij de gronden ter plaatse zijn aangeduid als 'specifieke vorm van recreatie - minicamping', en/of horecadoeleinden;
  • g. het verwijderen van erfsingelbeplanting, indien het niet betreft het in ondergeschikte mate verwijderen in het kader van het normaal onderhoud van de erfsingelbeplanting;
  • h. het gebruik van vrijstaande bijgebouwen voor bewoning.
3.6. Afwijken van de gebruiksregels

Met een omgevingsvergunning kan, met inachtneming van het gestelde in Bijlage 1, worden afgeweken van:

  • a. het bepaalde in lid 3.1 sub b en lid 3.5 in die zin dat de uitoefening van een agrarisch bedrijf wordt gecombineerd met een ondergeschikte tweede tak of een deeltijdfunctie in de vorm van:
    • 1. (bedrijfseigen) mest- en/of organische (bij)productvergisting;
    • 2. agrarische dienstverlenende bedrijvigheid;
    • 3. verkoop en ambachtelijke bewerking en verwerking van eigen, streekeigen en aanverwante agrarische producten;
    • 4. hoveniersactiviteiten;
    • 5. een dierenpension;
    • 6. een dierenarts;
    • 7. hondendressuur;
    • 8. woonzorgboerderijen/kinderdagverblijven;
    • 9. houtconservering, kurkwaren, riet- en vlechtwerk;
    • 10. een educatief centrum;
    • 11. een (kunst)atelier/galerie;
    • 12. opslag en stalling van niet-agrarische producten, caravans, aanhangwagens, kampeerauto's en boten;
    • 13. een kinderboerderij;
    • 14. een groepsaccommodatie;
    • 15. kleinschalig kamperen;
    • 16. bed and breakfast;
    • 17. een theeschenkerij;
    • 18. outdoor/sportactiviteiten-centrum;

ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - bouwperceel agrarisch grondgebonden bedrijf', mits met name rekening zal worden gehouden met het gestelde in Bijlage 1 onder 1.2.4. en Specifieke toetsingscriteria ondergeschikte tweede tak of deeltijdfunctie;

  • b. het bepaalde in lid 3.5 sub c voor het uitoefenen van een beroep of een bedrijf aan huis als genoemd in Bijlage 3 bij deze voorschriften, of die naar aard en invloed op de omgeving hiermee vergelijkbaar zijn, mits:
    • 1. de hieruit voortvloeiende activiteiten niet vergunningsplichtig zijn in het kader van de milieuwetgeving;
    • 2. de oppervlakte ten hoogste 40% bedraagt van het vloeroppervlak van de bedrijfswoning met een maximum van 60 m²;
    • 3. de activiteit uitgeoefend wordt door in ieder geval één van de bewoners van de bedrijfswoning, waarbij 1 andere arbeidskracht ter plekke werkzaam mag zijn;
    • 4. parkeren op eigen erf plaatsvindt;
    • 5. geen horeca en detailhandel plaatsvinden;
    • 6. de inhoud van de Beleidsnotitie 'Beleid Beroepen en Bedrijf aan huis', zoals vastgesteld door de raad van de gemeente tijdens de vergadering van 28 juni 2001 en nadien op 18 augustus 2003 geëvalueerd, aanvullend en beleidsbepalend is.
3.7. Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
3.7.1. Vergunningplicht

Voor de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden is een omgevingsvergunning vereist:

  • a. het kappen en/of rooien van bomen en/of houtgewas al dan niet aanwezig als erfbeplanting, wegbeplanting of schuilgelegenheid voor vee, niet zijnde bomen en/of houtgewas deel uitmakend van een grondgebonden agrarische teelt;
  • b. het aanplanten van bomen en/of houtgewas ten behoeve van erfbeplanting, wegbeplanting of schuilgelegenheid voor vee;
  • c. het verharden van perceel- en/of kavelontsluitingswegen ten behoeve van het agrarisch gebruik buiten het bouwperceel met een grotere breedte dan 4,00 m;
  • d. het graven/verbreden van erf- en/of bermsloten;
  • e. het dempen en/of graven van sloten en/of andere watergangen en/of -partijen;
  • f. het wijzigen van de grondsamenstelling en/of het aanbrengen van voorzieningen, waaronder afschermende materialen, ten behoeve van de aanleg van paardrijbakken en/of tennisbanen.
3.7.2. Uitzonderingen

Het bepaalde in lid 3.7.1 is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:

  • a. het normale onderhoud betreffen;
  • b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.
3.7.3. Toetsingscriteria

De omgevingsvergunning kan slechts worden verleend met inachtneming van het gestelde in Bijlage 1, met name het gestelde in Bijlage 1 onder 1.5.1., 1.5.2., 1.5.3., en 1.10, met dien verstande dat de in lid 3.7.1 onder a en b genoemde vergunning voor het kappen, rooien en/of aanplanten van erfbeplanting, niet van toepassing is wanneer het de verplaatsing van erfsingelbeplanting betreft bij toepassing van de wijzigingsbevoegdheid genoemd onder lid 3.8 sub a en b.

3.8. Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en Wethouders kunnen, met inachtneming van het gestelde in Bijlage 1, het plan wijzigen in die zin dat:

  • a. de aan een bouwperceel grenzende gronden worden voorzien van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - bouwperceel agrarisch grondgebonden bedrijf', mits:
    • 1. de oppervlakte van een bouwperceel tot ten hoogste 2,5 hectare wordt vergroot;
    • 2. het nieuwe bouwperceel aan de niet naar de weg gekeerde zijden wordt omgeven door een erfsingelbeplanting met een breedte van ten minste 6,00 m;
    • 3. een beplantingsplan ingediend wordt;
    • 4. met name rekening zal worden gehouden met het gestelde in Bijlage 1 onder 1.2.5.;
  • b. de aanduiding 'tweede bedrijfswoning' wordt aangebracht, mits:

met name rekening zal worden gehouden met het gestelde in Bijlage 1 onder 1.2.3.;

  • c. de bestemming 'Agrarisch' wordt gewijzigd in de bestemming 'Bos' of 'Natuur', mits:
    • 1. na toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid respectievelijk de bepalingen van artikel 7 of 9 van overeenkomstige toepassing zijn;

met name rekening zal worden gehouden met het gestelde in Bijlage 1 onder 1.17;

  • d. de bestemming 'Agrarisch' wordt gewijzigd in de bestemming 'Bedrijf' of 'Bedrijf - Agrarisch aanverwant', mits:
    • 1. na toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid respectievelijk de bepalingen van artikel 4 of 5 van overeenkomstige toepassing zijn;

met name rekening zal worden gehouden met het gestelde in Bijlage 1 onder 1.18;

    • 1. deze wijzigingsbevoegdheid uitsluitend wordt toegepast ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - bouwperceel agrarisch grondgebonden bedrijf';
  • e. de bestemming 'Agrarisch' wordt gewijzigd in de bestemming 'Water', mits:
    • 1. na toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid de regels van artikel 26 van overeenkomstige toepassing zijn;

met name rekening zal worden gehouden met het gestelde in Bijlage 1 onder 1.20.