direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Ketelhaven-Buitendijks (8070)
Status: voorontwerp
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0303.8070-VO01

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

Zuider Zee Development BV heeft het voornemen om het gebied ten noorden van Ketelhaven verder te ontwikkelen als buitendijks recreatiegebied. Binnendijks is in 1987 gestart met de ontwikkeling van 220 recreatiewoningen, deze woningen hebben inmiddels de status van permanente bewoning. Tevens werden er 120 ligplaatsen gerealiseerd in de sluiskom. In aansluiting hierop, de aanwezigheid van restaurant Lands End en de verhuizing van het museum voor scheepsarcheologie in 2005 naar Lelystad, wordt nu ingezet op het verder in ontwikkeling brengen van het buitendijks recreatiegebied Ketelhaven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0303.8070-VO01_0001.jpg"

Huidige situatie Ketelhaven (bron Cyclomedia, 2016)

De recreatie van de gemeente Dronten concentreert zich op en langs de Randmeren. In totaal zijn langs de Randmeren 16 kilometer strand en een aantal recreatieve eilandjes aanwezig. Binnendijks zijn de bossen en open natuurgebieden van grote waarde voor de recreatie. De gemeente heeft de ambitie om de komende jaren het belang van de oostrand voor recreatie en toerisme te vergroten en het gebied nog meer als toeristische regio of landstreek op de kaart zetten. De hele Randmeerzone is van belang voor zowel recreatie als natuur. In het noordelijk deel van de zone is Ketelhaven gelegen. In Ketelhaven zijn alleen op waterrecreatie georiënteerde voorzieningen aanwezig. Recreatie en toerisme vormen dan ook de belangrijkste dragers van de identiteit van Ketelhaven. Waterrecreatiesportliefhebbers komen het hele jaar door uit alle windstreken naar Ketelhaven om daar de goede faciliteiten te benutten. Vooral de verbinding met het IJsselmeer, Ketelmeer, Vossemeer, Drontermeer en Veluwemeer maakt Ketelhaven geliefd als watersportkern.

De verdere ontwikkeling van het buitendijks recreatieplan past in de ambitie van de gemeente om de oostrand voor recreatie en toerisme te vergroten en het gebied nog meer als toeristische regio of landstreek op de kaart zetten.

In dit bestemmingsplan wordt op een doelmatige en beleidsmatige wijze het buitendijks recreatieplan voor Ketelhaven nader geregeld. Het buitendijks recreatieplan omvat de ontwikkeling van de landtong ten oosten van de reeds bestaande Jachthaven Inter Marina, aansluitend aan de sluiskom. Het buitendijks recreatieplan omvat de ontwikkeling van 60 recreatieappartementen, 1.200 m2 aan nautische voorzieningen, bijbehorende parkeervoorziening en een wandelboulevard op de landtong alsmede de uitbreiding van de Inter Marina jachthaven tot maximaal 480 ligplaatsen. Tevens wordt binnendijks nog een aanvullende parkeervoorziening gerealiseerd.

Daarnaast heeft een deel van het bestemmingsplan een consoliderend karakter. Het betreft het gebied tussen de Vossemeerdijk en de voorgenomen ontwikkeling van het buitendijks recreatieplan en de bestaande Stichting Jachthaven Ketelmeer.

1.2 Plangebied

Het plangebied is gelegen in de gemeente Dronten, circa 5 kilometer ten noorden van de kern Dronten aan het Ketelmeer. Het buitendijks plangebied wordt bepaald door de aangrenzende bestemmingsplannen Ketelhaven-binnendijks (8040) en Randmeerzone (8060). Het binnendijks plangebied omvat de aanvullende parkeervoorziening in de hoek van de Vossemeerdijk en de Colijnweg net voorbij de Ketelsluis.

afbeelding "i_NL.IMRO.0303.8070-VO01_0002.png"  

Plangebied

1.3 Vigerende plannen

Met de vaststelling van dit bestemmingsplan kom(t)(en) (delen van) een aantal bestemmingsplannen te vervallen. Deze vigerende plannen kennen verschillende juridische regelingen uit diverse perioden, soms ook gebaseerd op inmiddels verouderde wet- en regelgeving. Voor zover relevant worden deze gebieden in het nieuwe plan voorzien van een moderne, uniforme juridische regeling. Het betreft de volgende vigerende bestemmingsplannen, die (deels) komen te vervallen bij het van kracht worden van dit nieuwe bestemmingsplan:

  • Bestemmingsplan Landelijk gebied Dronten (1971).
  • Bestemmingsplan Ketelhaven-binnendijks (onherroepelijk 30-12-2011).

Hoofdstuk 2 Beleidskader

2.1 Europees beleid

Europese Vogel- en Habitatrichtlijnen

De belangrijkste internationale verplichtingen op het gebied van de natuurbescherming zijn neergelegd in de Vogelrichtlijn en de Habitatrichtlijn. Deze richtlijnen zijn gericht op instandhouding van soorten en hun leefgebieden. Het streven is gericht op de vorming van een Europees ecologisch netwerk (Natura 2000 netwerk). Zowel de soortenbescherming als de gebiedsbescherming zijn geïmplementeerd in de Wet natuurbescherming, zoals die per 1 januari 2017 in werking is getreden.

Het plangebied is deels gelegen in het Natura2000 gebied "Ketelmeer en Vossemeer", de voorgenomen ontwikkeling van de jachthaven ligt binnen dit gebied, de overige ontwikkelingen (recreatieappartementen en nautische voorzieningen) liggen buiten dit gebied.

afbeelding "i_NL.IMRO.0303.8070-VO01_0003.jpeg"

Natura2000-gebied Ketelmeer en Vossemeer (raster) in relatie tot plangebied bestemmingsplan (zwart) en gebied waar ontwikkeling plaatsvindt (rood).

De bescherming van de Vogel- en Habitatrichtlijngebieden is geregeld in artikel 6 van de Habitatrichtlijn (HRL). In dit artikel is een afwegingskader opgenomen, waarin is bepaald of een initiatief in of nabij een dergelijk gebied mogelijk is. Aan de hand van dit afwegingskader kan men bepalen welke aspecten in een onderzoek aan de orde moeten komen en welke maatregelen noodzakelijk kunnen zijn. Het Ministerie van LNV heeft het afwegingskader uitgewerkt in een stappenplan, Werken aan Natura 2000 (LNV, 2004).

In paragraaf 4.3 Natuur van deze toelichting wordt hier nader op ingegaan.

2.2 Rijksbeleid

Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR)

Op 13 maart 2012 is de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) vastgesteld en is het nieuwe ruimtelijke en mobiliteitsbeleid van kracht geworden. De Structuurvisie Infrastructuur & Ruimte (SVIR) vervangt o.a. de Nota Ruimte, de Structuurvisie Randstad 2040, de Nota Mobiliteit, de MobiliteitsAanpak en de Structuurvisie voor de Snelwegomgeving.

Het Rijk stelt in deze structuurvisie heldere ambities voor Nederland in 2040, die inspelen op de (inter)nationale ontwikkelingen die de ruimtelijke en mobiliteitsopgaven bepalen richting 2040. Het Rijk zet het ruimtelijk- en mobiliteitsbeleid in voor een concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig Nederland.

In de structuurvisie geeft de rijksoverheid haar visie op de ruimtelijke en mobiliteitsopgaven voor Nederland richting 2040 en de manier waarop zij hiermee om zal gaan. Hierbij staat kwaliteit voor kwantiteit centraal. In de structuurvisie maakt het rijk helder welke nationale belangen zij heeft in het ruimtelijk en mobiliteitsbeleid en welke instrumenten voor deze belangen door de rijksoverheid worden ingezet:

  • 1. Het vergroten van de concurrentiekracht van Nederland door het versterken van de ruimtelijk-econmische structuur.
  • 2. Het verbeteren, in stand houden en ruimtelijk zekerstellen van de bereikbaarheid waarbij de gebruiker voorop staat.
  • 3. Het waarborgen van een leefbare en veilige omgeving waarin unieke natuurlijke en cultuurhistorische waarden behouden zijn.

Voor deze 3 hoofddoelen zijn vervolgens de onderwerpen van nationaal belang benoemd. Hiermee geeft het rijk aan waarvoor het verantwoordelijk is en waarop het resultaten wil boeken.

De structuurvisie biedt geen concrete fysieke uitgangspunten die relevant zijn voor het opstellen van dit bestemmingsplan. Het beleid van het Rijk wordt geëffectueerd door het Besluit en ministeriële regeling algemene regels ruimtelijke ordening (Barro en Rarro).

Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro)

De nationale belangen uit de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte die juridische borging vragen, worden geborgd in het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro). Hiermee geeft het Rijk algemene regels voor bestemmingsplannen. Sinds de inwerkingtreding per 1 juli 2008 van de Wet ruimtelijke ordening (Wro) zijn instrumenten als Planologische kernbeslissingen en concrete beleidsbeslissingen (respectievelijk pkb en cbb) namelijk niet meer beschikbaar. De algemene regels in het Barro hebben vooral een conserverend/beschermend karakter. Het doel is te borgen dat geformuleerde nationale belangen niet gefrustreerd worden door ontwikkelingen die met bestemmingsplannen mogelijk worden gemaakt. De algemene regels die worden gesteld aan bestemmingsplannen zijn in het kader van de nationale belangen, voor zover relevant, meegenomen in dit bestemmingsplan.

Met het Barro maakt het rijk voor 13 aangewezen nationale belangen gebruik van deze mogelijkheid om algemene regels te stellen voor bestemmingsplannen.

Gezien de ligging van het plangebied aan het Ketelmeer zijn de volgende besluiten ten aanzien van de nationale belangen voor dit bestemmingsplan relevant:

  • Besluit 2.1 "Rijksvaarwegen"

Zoals uit onderstaande afbeelding blijkt, behoort het Ketelmeer tot de Rijksvaarwegen. Het plangebied zèlf maakt hier echter geen onderdeel van uit.

afbeelding "i_NL.IMRO.0303.8070-VO01_0004.png"

Uitsnede vaarwegenoverzicht Rijkswaterstaat

  • Besluit 2.11 "Primaire waterkeringen buiten het kustfundament"

De Vossemeerdijk aan de zuidzijde van het plangebied is een primaire waterkering.

In dit besluit is de bescherming van Nederland tegen overstromingen vanuit de Noordzee, de grote rivieren, het IJsselmeer en het Markermeer door primaire waterkeringen geregeld. Deze primaire keringen zijn in de bijlagen I, IA en II bij de Waterwet aangeduid, met inbegrip van de veiligheidsnormen waaraan deze moeten voldoen. De beheerders van deze primaire keringen dienen deze overeenkomstig de in de Waterwet gestelde veiligheidsnorm in stand te houden. Naast het in stand houden van de primaire kering kan het noodzakelijk blijken de primaire kering te versterken, bijvoorbeeld als gevolg van door klimaatverandering veroorzaakte verzwaarde omstandigheden, of door het vaststellen van een strengere veiligheidsnorm.

Vanuit het waterstaatkundige spoor is op grond van artikel 6.14 van het Waterbesluit een vergunning van de Minister van IenM vereist om in de primaire waterkering of de beschermingszone activiteiten te verrichten indien het primaire waterkeringen in beheer van het Rijk betreft. Voor de andere primaire waterkeringen geldt een vergunningplicht indien deze in de keur van het desbetreffende waterschap als beheerder van de primaire waterkering verplicht is gesteld. Aangezien op het gebruik van de gronden waarop de primaire waterkering is gelegen en de beschermingszone beperkingen van toepassing zijn, is het gewenst dat dit ook in het bestemmingsplan tot uiting komt.

Dit besluit verplicht gemeenten dan ook de primaire waterkering en de daaraan grenzende beschermingszone in het bestemmingsplan aan te geven. De beschermingszone betreft de gehele zone waarin ter bescherming van de waterkering regels en beperkingen kunnen gelden.

  • Besluit 2.12 "IJsselmeergebied (uitbreidingsruimte)"

Zoals uit onderstaande afbeelding blijkt, behoort het plangebied tot het IJsselmeergebied, zoals aangeduid in het Barro.

afbeelding "i_NL.IMRO.0303.8070-VO01_0005.png"

Uitsnede kaart IJsselmeergebied (Barro)

In besluit 2.12.2. van het Barro (geen nieuwe bebouwing en landaanwinning in bestemmingsplan) is aangegeven dat een bestemmingsplan geen bestemmingen mag bevatten die ten opzichte van het ten tijde van inwerkingtreding van deze titel geldende bestemmingsplan nieuwe bebouwing of landaanwinning mogelijk maken. Indien op het tijdstip van inwerkingtreding van deze titel geen bestemmingsplan geldt, maakt een bestemmingsplan geen nieuwe bebouwing of landaanwinning mogelijk. Dit geldt echter niet voor nieuwe bebouwing of landaanwinning, die na 22 december 2009 in een bestemmingsplan zijn of worden mogelijk gemaakt. De mogelijkheid om 5 ha te benutten wordt aan de gemeenten, zoals de gemeente Dronten, geboden. Conform het Nationaal Waterplan worden voor deze ontwikkelruimte twee mogelijkheden onderscheiden:

1. natuurontwikkeling;

2. de ontwikkeling van andere bestemmingen dan natuurontwikkeling.

Voor de tweede mogelijkheid geldt de voorwaarde dat de nieuwe bebouwing of landaanwinning aan dient te sluiten op de bestaande bebouwing. Daarmee wordt gedoeld op zowel fysieke aansluiting, ook op bestaande infrastructuur, als aansluiting qua inpasbaarheid en maatvoering.

Voor het onderhavige plangebied geldt het bestemmingsplan "Landelijk gebied Dronten'. Op basis van dat bestemmingsplan is het mogelijk om de landtong geheel te bebouwen met gebouwen en andere bouwwerken ten behoeve van de jachthavenaccommodatie, zoals restaurant, botenhuizen, 3 dienstwoningen en dammen. Tevens mogen verhardingen en parkeerplaatsen worden aangebracht. Voor het water geldt dat hier bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mogen worden opgericht, zoals aanlegsteigers en andere werken zoals duikers, stuwen en oeverbeschermingen. Gebouwen zijn hier slechts toegestaan ten behoeve van waterstaatkundige doeleinden.

Het voorliggende bestemmingsplan maakt op de landtong het oprichten van een drietal woongebouwen mogelijk, alsmede een aantal voorzieningen ten behoeve van de jachthaven, zoals detailhandels- en horecaruimten. Tevens worden onder meer verhardingen, groenvoorzieningen en parkeerplaatsen aangelegd. Binnen het water zullen aanlegsteigers en eventueel strekdammen worden gerealiseerd. Er komen binnen het water tevens twee drijvende sanitaire gebouwtjes te liggen.

Gelet op de vigerende mogelijkheden, kan worden geconcludeerd dat het nieuwe bestemmingsplan nauwelijks extra bouwmogelijkheden biedt. De voorgestane ontwikkeling, gaat dan ook niet ten koste van de beschikbare ontwikkelruimte van 5 ha die aan de gemeente Dronten is toegekend. Een uitzondering hierop wordt gevormd door de realisatie van de drijvende sanitaire voorzieningen, waarin het vigerend bestemmingsplan niet voorzag. Deze sanitaire voorzieningen tellen dus wel mee voor de 5 ha. Dit betekent dat door de ontwikkeling van het buitendijks recreatieplan Ketelhaven maximaal 120m2 van de voor Dronten beschikbare ontwikkelruimte wordt afgehaald.

Nota Belvedère

De Nota Belvedère (1999) is een beleidsnota over de relatie tussen cultuurhistorie en ruimtelijke inrichting. In het kader van de Nota Belvedere is een aantal cultuurhistorisch meest waardevolle gebieden en steden in Nederland geselecteerd. Deze gebieden en steden worden gekenmerkt door het feit dat er naar verhouding tot andere gebieden en steden veel cultuurhistorische waarden in onderlinge samenhang en/of waarden van bijzondere betekenis aanwezig zijn. In de bijlage "Gebieden" van de nota Belvedère zijn de gebieden gedfinieerd. Zoals uit onderstaande uitsnede blijkt, maakt het plangebied geen onderdeel uit van een gebied en is dit beleid niet van toepassing.

afbeelding "i_NL.IMRO.0303.8070-VO01_0006.png"

afbeelding "i_NL.IMRO.0303.8070-VO01_0007.png"

Uitsnede "Belvédère-gebieden" uit de Nota Belvédère

2.3 Provinciaal beleid

Omgevingsplan Flevoland 2012 (geconsolideerde versie)

In het Omgevingsplan is het integrale omgevingsbeleid voor de provincie Flevoland voor de periode 2006-2015 vastgelegd, met een doorkijk naar 2030 (vastgesteld 2-11-2006). Het Omgevingsplan is een bundeling van de vier wettelijke plannen op provinciaal niveau: Streekplan, Milieubeleidsplan, Waterhuishoudingsplan en Provinciaal Verkeer- en Vervoerplan. Het Omgevingsplan omvat tevens de hoofdlijnen van het economische, sociale en culturele beleid. Het belangrijkste doel is het creëren van een goede woon-, werk- en leefomgeving in heel Flevoland.

Omdat beleid niet statisch is, zijn er sinds de vaststelling meerdere beleidsaanpassingen geweest. Om inzicht in het actuele provinciale beleid te houden is een geconsolideerde versie van het Omgevingsplan opgesteld waarin de gevolgen van alle partiele herzieningen, uitwerkingen en afwijkingen zijn verwerkt.

Ontwikkelingsvisie

Op de kaart 'ontwikkelingsvisie 2030' zijn de randmeren, waaronder het Ketelmeer, aangeduid als 'zoekgebied combinatie landbouw, natuur (inclusief landgoederen), verblijfsrecreatie en waterbeheer' en als bijzondere waterkwaliteit'. Tevens grens het plangebied aan de aanduiding 'natuurgebied en natuurontwikkeling'.

afbeelding "i_NL.IMRO.0303.8070-VO01_0008.png"  
afbeelding "i_NL.IMRO.0303.8070-VO01_0009.png"
afbeelding "i_NL.IMRO.0303.8070-VO01_0010.png"
afbeelding "i_NL.IMRO.0303.8070-VO01_0011.png"  

Uitsnede kaart omgevingsplan Flevoland 2012 (geconsolideerde versie)

De provincie wil in Flevoland verdere grootschalige ontwikkelingen mogelijk maken en deze deels zelf, samen met partners, ter hand nemen. De voorwaarde daarvoor is een evenwichtige ontwikkeling. Samen met partners binnen en buiten het gebied wordt zicht geboden op het oplossen van maatschappelijke vraagstukken, die samengaan met het tempo van de ruimtelijke ontwikkelingen in Flevoland.

Het belangrijkste doel van de provincie is het creëren van een goede woon-, werk- en leefomgeving in heel Flevoland.

De provincie legt daarbij het accent van de uitvoering op 7 speerpuntgebieden. De oostrand van Flevoland is 1 van deze speerpuntgebieden en omvat de randmeren inclusief de aansluitende langgerekte zone van bos- en natuurgebieden.

Oostelijk Flevoland is een intermediaire zone waar naast stedelijke functies ook agrarische, recreatieve en natuurfuncties de ruimte hebben. De provinciale inspanning is onder meer gericht op de verweving van functies in de Oostrand van Flevoland. Naar mate deze verweving van functies slaagt, zal dit meer en veelsoortig verkeer met zich meebrengen. Hierbij kan onder meer gewezen worden op de (grootschalige) recreatieve ontwikkelingen.

Aan de oostzijde van Flevoland liggen de randmeren en vele hectares bos en natuurgebied. Dit gebied heeft unieke potenties voor toerisme en recreatie, maar die moeten in harmonie met de natuurwaarden ontwikkeld worden. Daarnaast zoekt de landbouwsector ook in dit gebied naar schaalvergroting en verbreding.
De Oostrand van Flevoland heeft als gebied nu reeds grote betekenis voor zowel de (water)natuur als de recreatie. In de bossen is een groot aantal recreatiebedrijven gevestigd. Aan de westzijde van de bossen bevindt zich een uitgestrekt landbouwgebied. De maatschappelijke betekenis van de landbouw in dit gebied zal belangrijk blijven, maar daarnaast zullen in dit gebied andere activiteiten een grotere rol gaan spelen. De provincie zoekt naar verbreding van het economisch draagvlak om de vitaliteit van het gebied te versterken.
Er zijn goede kansen om zowel de recreatie/toerisme als de natuur in samenhang verder te ontwikkelen vanwege de gunstige ligging bij de randmeren en - voor de (water)natuur - de aanwezigheid van kwelwater met een goede kwaliteit. Er wordt onder meer ingezet op verbetering van zowel de droge als de natte recreatieve verbindingen in de Oostrand.

In de Oostrand van Flevoland wordt dan ook actief gestreefd naar verweving van functies waarin de kwaliteiten van natuur, water en landschap op harmonieuze wijze gecombineerd worden met landbouw, een sterke recreatieve sector en beperkte mogelijkheden voor landelijk wonen en werken. Dit vereist een goede samenwerking tussen partijen en het werken vanuit een heldere ruimtelijke visie. De provincie wil de regie voeren om samen tot die visie te komen en de uitvoering ter hand te nemen.

Beleidsopgave   Maatregelen, resultaat en effecten   Rol en inbreng provincie   Rol en inbreng partners  
Recreatieve zone Oostrand: ontwikkeling multifunctineel gebied van Ketelhaven tot aan de Zuidlob bij Zeewolde.   Maatregel: ontwikkelen van een integrale visie op grond van de verwevingsprincipes, waarbij ruimte ontstaat voor verbreding van de economische activiteiten en verhoging van de natuurlijke kwaliteit in het gebied.
Resultaat: in samenwerking met alle gebiedspartners realiseren van een robuuste en samenhangende visie op de toekomstige structuur van het gebied.
Effect: een nieuwe solide economische en ecologische basis voor de oostrand van Flevoland.  
Beleid- en visievormend: actief medecreëren van mogelijkheden voor uitbreiding van recreatie en toerisme. Mee ontwikkelen van een landschappelijk raamwerk (zoals recreatief bos).   Gemeenten: planvorming en vaststellen visie.  

Ecologische hoofdstructuur

De natuurwaarden van Flevoland zijn groot. De grote wateren en moerasgebieden zijn belangrijke schakels in het internationale natuurnetwerk Natura 2000 en herbergen veel zeldzame en strikt beschermde soorten en habitats. Deze gebieden vormen samen met de omvangrijke vochtige en natuurrijke bosgebieden het Flevolandse deel van de nationale Ecologische Hoofdstructuur (EHS; tegenwoordig Natuurnetwerk Nederland (NNN) genoemd). De EHS in Flevoland bestaat uit bestaande natuur, nieuwe natuur, landgoederen en ecologische verbindingen (inclusief de robuuste verbinding). De provincie wil deze ecologische hoofdstructuur versterken tot een robuust en gedifferentieerd systeem, dat karakteristiek is voor Flevoland. Op deze wijze ontstaat een duurzame en samenhangende structuur van natuurgebieden die veel kwaliteit biedt voor mens, plant en dier. In Flevoland zijn er vooral opgaven voor het instandhouden en verder ontwikkelen van de natuurwaarden voor moerassen, open water, natte bosgebieden en het open agrarisch gebied.

De ambitie van de provincie is om de EHS en het Natura 2000 netwerk een robuustheid te geven die voldoet aan de opgaven vanuit de Europese Unie en het rijk. In Flevoland zijn er vooral opgaven voor het instandhouden en verder ontwikkelen van de natuurwaarden voor moerassen, open water, natte bosgebieden en het open agrarisch gebied. De relatie tussen de binnendijkse en de buitendijkse natuurgebieden kan versterkt worden door binnendijks meer natte leefgebieden te realiseren.

De provincie Flevoland wil natuur beschermen en ontwikkelen,maar ook ruimte hebben om andere maatschappelijke ontwikkelingen zoals woningbouw en recreatie optimaal vorm te geven. De natuurwetgeving hanteert een ‘nee, tenzij’-regime: nieuwe activiteiten zijn niet toegestaan, tenzij kan worden aangetoond dat de beschermde habitats en soorten daarvan geen schade ondervinden. Slechts indien een blijvende gunstige staat van instandhouding voor soorten en habitats gegarandeerd is, kan ‘nee, tenzij’worden omgebogen in een door de provincie gewenst ‘ja,want’. De provincie maakt hiervoor gebruik van een systeem van saldobenadering. Het uitgangspunt van deze benadering is dat de maatschappelijke en ecologische ontwikkelingen zodanig vorm worden gegeven dat zij elkaar niet belemmeren,maar versterken.

De saldobenadering is uitgewerkt in de nota 'Spelregels EHS, EHS-kaart en EHS-doelbenadering'.

Voor het versterken van de samenhang in de EHS zijn ecologische verbindingen van belang. Het zijn vaak lintvormige elementen met een zodanige natuurlijke begroeiing dat verschillende diersoorten er voldoende beschutting vinden om de oversteek van het ene kerngebied naar het andere te wagen. In Flevoland vervullen de meeste tochten en vaarten een verbindende functie.Hoe langer de afstand, des te belangrijker is het dat er ook tussentijds wat grotere stapstenen zijn die als tijdelijk rustgebied kunnen fungeren. Door een meer natuurvriendelijke inrichting zullen deze verbindingen ook aantrekkelijker worden voor recreatieve functies en kunnen ze een bijdrage leveren aan opgaven op het gebied van waterberging en waterkwaliteit.

De Lage Vaart en Hoge Vaart maken deel uit van de EHS en zijn benoemd als ecologische verbindingszone (EVZ).

afbeelding "i_NL.IMRO.0303.8070-VO01_0012.jpg"

Uitsnede interactieve kaart Ecologische Hoofdstructuur provincie Flevoland

De voorgenomen ontwikkeling past binnen het ruimtelijk beleid van de provincie Flevoland.

Omgevingsvisie FlevolandStraks - Samen maken we Flevoland

De Omgevingsvisie is op 8 november 2017 door provinciale staten van Flevoland vastgesteld. Met deze Omgevingsvisie wordt het visiedeel uit het Omgevingsplan 2006 vervangen. Vervolgens zullen de beleids- en uitvoeringsdelen uit het Omgevingsplan 2006 gefaseerd vervangen worden door onder meer programma´s en regels in een omgevingsverordening. Hierbij wordt, waar mogelijk en wenselijk, lokaal maatwerk geboden. Vanaf de vaststelling van deze Omgevingsvisie wordt gewerkt vanuit de geest van deze visie.

De Omgevingsvisie FlevolandStraks geeft de visie van de provincie Flevoland op de toekomst van dit gebied. De visie gaat over de periode tot 2030 en verder. Het geeft aan welke kansen en opgaven er voor Flevoland liggen en welke ambities de provincie heeft voor de toekomst. Het bijzondere verleden van de jongste provincie van Nederland vormt de basis van de visie.

De Omgevingsvisie gaat uit van een zestal Flevo-principes:

  • 1. Werk opgavegericht;
  • 2. Verrijk met eigenheid;
  • 3. Doe mee en draag bij;
  • 4. Durf te vernieuwen;
  • 5. Wees betekenisvol;
  • 6. Mensen maken Flevoland.

De provincie onderkend drie kernopgaven:

  • Het Verhaal van Flevoland (fysiek leefomgving);
  • Krachtige Samenleving (sociaal-economische omgeving);
  • Ruimte voor Initiatief (bestuurlijke omgeving).

Daarnaast zijn er een viertal stategische opgaven:

  • Duurzame Energie;
  • Regionale Kracht;
  • Circulaire Economie;
  • Landbouw: Meerdere Smaken.

De Omgevingsvisie geeft aan dat Flevoland in het kader van de kernopgave "Ruimte voor Initiatief" ruimte gaat bieden voor ondernemingen en mensen die hun ideaal willen realiseren. De begintijd van de bepalende overheid en de maakbare samenleving zal de provincie achter zich laten. Iedereen die wil bijdragen aan de toekomst van Flevoland is van harte uitgenodigd. De provincie zet de stap van “nee tenzij” naar “ja mits”. Door deze opstelling zijn er meer mogelijkheden voor initiatieven van inwoners en bedrijven.

De kernopgave "Ruimte voor Initiatief" wordt langs drie lijnen uitgewerkt:

  • Het vereenvoudigen en verbeteren van de procesgang voor initiatiefnemers, zodat zij beter in staat zijn om eigen idealen te realiseren. De regelgeving en aanpak van de overheden wordt op elkaar afgestemd. De ambitie is om om als één Flevolandse overheid op te treden.
  • Het realiseren van de ambitie van een complementair bestuur. De uitwerking wordt opgepakt met de Flevolandse gemeenten en waterschap. Dit wordt onder meer toegepast op de opgaven in de Omgevingsvisie.
  • Het creëren van nieuwe verbindingen tussen Flevolanders en provinciaal bestuur, waardoor de goede maatschappelijke opgaven op een goede wijze kunnen worden aangepakt.

2.4 Gemeentelijk beleid

Hieronder volgt een overzicht van het gemeentelijk beleid. Voor specifieke nota's in het kader van sectoraal beleid, zoals het bodembeheerplan, het archeologiebeleid, parkeerbeleid, GVVP etc. wordt verwezen naar de betreffende paragrafen in Hoofdstuk 4.

Structuurvisie Dronten

Op 29 november 2012 heeft gemeenteraad de “Structuurvisie Dronten 2030” vastgesteld. De structuurvisie schetst het ruimtelijk en economisch perspectief tot aan 2030 en beschrijft de toekomst van onze gemeente op het gebied van wonen, recreatie, de agrarische sector, natuur, infrastructuur, economie en het voorzieningenniveau van onze kernen. De visie geeft op al die ruimtelijk economische thema’s een duidelijke richting en laat zien hoe de gemeente de kwaliteiten die zij heeft, toekomstbestendig maakt. Dit gebeurt onder meer door zorgvuldig en stapsgewijs te bouwen en de bestaande woonwijken te verbeteren. In de dynamische uitvoeringsparagraaf is vastgelegd hoe de doelen verwezenlijkt kunnen worden en hoe invulling gegeven kan worden aan de mogelijkheden te verevenen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0303.8070-VO01_0013.png"

Uitsnede structuurvisiekaart

In de structuurvisie geeft de gemeente aan dat zij op het gebied van recreatie en toerisme veel in huis heeft. De recreatie concentreert zich op en langs de Randmeren en op het IJsselmeer. In totaal zijn langs de Randmeren 16 kilometer strand en een aantal recreatieve eilandjes aanwezig. Binnendijks zijn de bossen en open natuurgebieden van grote waarde voor de recreatie.

De gemeente wil in de komende jaren het belang van de oostrand voor recreatie en toerisme vergroten en het gebied nog meer als toeristische regio of landstreek op de kaart zetten.

De Randmeren en de bos- en natuurrijke zone daarlangs in de oostrand van de gemeente vormen een belangrijke recreatieve waarde voor heel Nederland en zelfs daarbuiten. De ligging centraal in het land draagt daar in belangrijke mate aan bij. De Randmeren zijn natuurgebieden van Europees belang, terwijl binnendijks een bijna aaneengesloten ecologische zone aanwezig is tussen Ketelhaven en het Harderbos. De hele Randmeerzone is van belang voor zowel recreatie als natuur.

In het noordelijk deel van de zone is Ketelhaven gelegen, dat enkele jaren geleden is aangeduid als woonkern. In Ketelhaven zijn alleen op waterrecreatie georiënteerde voorzieningen aanwezig.

Recreatie en toerisme vormen de belangrijkste dragers van de identiteit van Ketelhaven. Surfers, waterskiërs en zeilliefhebbers komen het hele jaar door uit alle windstreken naar Ketelhaven om daar de goede faciliteiten te benutten.

Vooral de verbinding met het IJsselmeer, Ketelmeer, Vossemeer, Drontermeer en Veluwemeer maakt Ketelhaven geliefd als watersportkern. In de periode tot 2030 wordt het woningaanbod in Ketelhaven verruimd. Zowel binnendijks als buitendijks worden bijzondere woonmilieus gecreëerd. Daarnaast komen er recreatiewoningen in Ketelhaven en biedt de gemeente ruimte aan vergroting van het aanbod aan nautische voorzieningen, zoals uitbreiding van de jachthaven.

Ketelhaven is sinds enige jaren aangeduid als woonkern zonder voorzieningen (anders dan recreatieve voorzieningen). Binnendijks kan het woongebied van Ketelhaven worden uitgebreid met 120 nieuwe woningen op het terrein waar nu de mestdrogerij van Komeco staat. Ten westen van de Colijnweg bestaat de mogelijkheid om een bijzonder woonmilieu (maximaal 14 grote wooneenheden) te creëren in een natuurlijke / landgoedachtige setting. Op het terrein tussen de Hoge en de Lage Vaart zijn 200 recreatiewoningen voorzien.

In de structuurvisie is tevens aangegeven dat aansluitend op de bestaande woonkern van Ketelhaven momenteel buitendijks de ontwikkeling van 60 (recreatie)appartementen op de landtong in voorbereiding is, in combinatie met de aanleg van een nieuwe jachthaven naast de bestaande haven.

Het kabinet wil het beleid voor de bewoning van recreatiewoningen overlaten aan de gemeenten. Momenteel is in de hele gemeente Dronten het bewonen van recreatiewoningen uitgesloten (met in achtneming van eventueel verleende persoonsgebonden beschikkingen en overgangssituaties).

Het opstellen van dit bestemmingsplan in combinatie met het MER is hiermee in lijn met dit beleid.

Toekomstvisie - De Kracht van Dronten

Dit document betreft een actualisatie van de Toekomstvisie 2025, ‘Dronten. Ontdék die Ruimte!’. De eerste actualisatie dateert van maart 2014 en de tweede van maart 2015. De nieuwe Toekomstvisie gaat uit van zeven ruimte bieden perspectieven:

  • Perspectief 1: Netwerkgemeente van viatale kernen met ruimte voor bijzondere woonvormen;
  • Perspectief 2: Kenniscentrum voor de agro-sector;
  • Perspectief 3: Uitvalsbasis voor klein- en grootschalige recreatie en toerisme;
  • Perspectief 4: Plaats voor innovatieve combinaties van wonen en werken;
  • Perspectief 5: Knooppunt op de verkeers- en vervoersas Alkmaar-Zwolle;
  • Perspectief 6: Innovatieve dienstverlenende overheid;
  • Perspectief 7: Sociale samenleving.

Deze perspectieven zijn te onderscheiden in drie krachtige velden:

  • Dronten: Draagkrachtige samenleving;
  • Dronter Land: Ruimte vergt daadkracht;
  • Dronten: Organisatie mét verbeeldingskracht.

Rode draad in de visie is dat de overheid er is voor de inwoners. Het gaat om samenwerken en verbinden.

Nota Parkeernormen Dronten 2016

Vanaf 1 juli 2018 zijn gemeenten verplicht de parkeereis te hebben geregeld via het bestemmingplan, omdat de stedenbouwkundige bepalingen (waaronder artikel 2.5.30) uit de bouwverordening komen te vervallen. Vanaf 29 november 2014 dient bij nieuwe bestemmingsplannen of bij bestemmingsplannen die nog niet zijn vastgesteld de parkeerverplichting in deze plannen te worden geregeld (middels een voorwaardelijke verplichting). Bestaande bestemmingsplannen dienen voor 1 juli 2018 hierop te zijn geactualiseerd.

Bij het opstellen van bestemmingsplannen wordt in de regels (juridisch bindend) verankerd dat voldaan moet worden aan de parkeernormen van de gemeente.

In de nota Parkeernormen Dronten 2016 (29 september 2016) heeft de gemeente de parkeernormering voor haar grondgebied vastgelegd. Het gebied Ketelhaven (waaronder mede begrepen het onderhavige plangebied) wordt daarbij aangemerkt als niet stedelijk gebied, rest bebouwde kom.

Ontwikkeling Ketelhaven, visie en randvoorwaarden

In 2008 is de ontwikkelingsvisie op Ketelhaven vastgesteld. In deze nota maakt de gemeente haar ambities kenbaar voor zowel het buitendijkse- als het binnendijkse gebied in Ketelhaven. Buitendijks wil de gemeente de nautische functie versterken. Er is ruimte voor uitbreiding van het aantal ligplaatsen en op de landtong is ruimte voor uitbreiding van de verblijfsrecreatie, in de vorm van recreatieappartementen. Binnendijks wordt ruimte gegeven voor uitbreiding van verblijfsrecreatie in het bosgebied gelegen tussen de Hoge- en Lage Vaart.

Visie buitendijks gebied

Ketelhaven biedt door haar ligging aan groot open water uitstekende mogelijkheden voor watersportgebonden vormen van recreatie. Functies als watersportwinkels, reparatiewerf, winterstalling, versterkt met horeca en voorzieningen kunnen een stimulans betekenen voor de watersportontwikkeling op het Ketelmeer waarin Ketelhaven een aantrekkelijk vaardoel gaat vormen. Hierbij past een uitbreiding van de ligplaatsenfaciliteiten. Daarnaast kan de ontwikkeling van een voorziening voor de inwoners van Dronten (bijvoorbeeld in de vorm van een strand) zorgen voor extra attractiviteit en aantrekkende werking en daarmee het draagvlak voor voorzieningen verbreden.

Het toevoegen van verblijfsrecreatie (in de vorm van recreatieappartementen) zorgt ervoor dat het gebied jaarrond wordt bezocht en levendigheid biedt. Recreatieappartementen kunnen er bovendien voor zorgen dat Ketelhaven, gezien vanaf het water, een eigen skyline krijgt door bijvoorbeeld een hoogteaccent. Ketelhaven krijgt dan meer een eigen ‘gezicht’. Dan moet echter wel aangetoond worden dat dit passend is binnen de nu geldende regelgeving voor buitendijks bouwen.

Om de gewenste levendigheid en attractiviteit in het buitendijkse gebied te bewerkstelligen dient na herontwikkeling van het gebied tevens aandacht te worden besteed aan een gerichte gebiedsmarketing teneinde blijvend levendigheid te creëren en aandacht op het gebied te vestigen. Het organiseren van evenementen, zoals zeilwedstrijden, is hier een mogelijkheid.

Welstandsnota gemeente Dronten 2013

Het doel van het welstandsbeleid is het streven naar behoud van en het versterken van de beeldkwaliteit. De welstandsnota, vastgesteld op 27 juni 2013, moet voor verschillende doelgroepen hanteerbaar zijn, te weten burgers, architecten, bestuurders, ambtenaren en leden van de gemeentelijke welstandcommissie. De welstandsnota is vooral een sturend en stimulerend hulpmiddel en niet een instrument om van alles te verbieden. Hij is mede bedoeld om bewoners enthousiast te maken voor de kwaliteiten van hun directe omgeving, en om daarmee te bereiken dat zij zorgvuldig nadenken over hun bouwplannen. De nota stuurt daarmee vooraf in een bepaalde richting met bebouwingsmogelijkheden.

De welstandsnota is met name gericht op het handhaven en versterken van de bestaande gebouwde omgeving. De welstandsnota is niet het meest geëigende beleidsdocument om nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen (op basis van een stedenbouwkundig plan) te toetsen, omdat die nieuwe ontwikkelingen ten tijde van het opstellen van de welstandsnota nog niet te voorzien waren.Een beeldkwaliteitplan is dan een beter instrument. Een dergelijk beeldkwaliteitplan wordt opgesteld voordat de bouwplannen worden uitgewerkt. Het legt de stedenbouwkundige en architectonische kwaliteitsuitgangspunten vast voor een nieuwe ontwikkeling, en gaat vaak ook in op de randvoorwaarden voor de inrichting van de openbare ruimte.

De nieuwe ontwikkelingen voor een gebied waarvoor een beeldkwaliteitplan geldt, worden getoetst aan dit beeldkwaliteitplan, en niet meer aan de welstandsnota. Met andere woorden: Het beeldkwaliteitplan is het instrument om de verschijningsvorm van het nieuw te ontwikkelen gebied te sturen.

Voor de voorgenomen ontwikkeling van het buitendijks recreatieplan Ketelhaven wordt een beeldkwaliteitplan opgesteld voordat de bouwplannen nader worden uitgewerkt en voor akkoord voorgelegd aan de gemeente Dronten.

Gemeentelijk Verkeer en Vervoerplan 2017 - 2027 (GVVP)

Het GVVP is door de gemeenteraad vastgesteld op 28 september 2017. In het GVVP heeft de gemeente haar beleid voor verkeer, vervoer en infrastructuur voor de komende tien jaar vastgelegd. De gemeente Dronten typeert zich als een netwerkgemeente met Dronten als een zelfvoorzienende stad en haar vitale dorpen Swifterbant en Biddinghuizen. Het verkeersbeleid bestaat uit twee sporen, namelijk het versterken van de (inter)regionale infrastructuur en verkeer- en vervoerbeleid met een duidelijk Drontens gezicht.

De gemeentelijke ambitie is erop gericht om de groei van economie en ruimtelijke voorzieningen binnen lokale en regionale schaal ruimte te geven om samenleving op een duurzame wijze te faciliteren. Dit komt terug in de kenmerken van het verkeers- en vervoersbeleid. Het doel van het gemeentelijk verkeers- en vervoersbeleid is om voor nu en in de toekomst een doelmatig, veilig en duurzaam en samenhangend verkeers- en vervoersysteem te realiseren en het goede te behouden. Een systeem dat zich organisch ontwikkelt wat maakt dat het Drontens beleid is dat de bereikbaarheid en de leefbaarheid van de gemeente Dronten optimaliseert en meegroeit met de behoeften van haar inwoners. Het GVVP is gebaseerd op een analyse van de huidige situatie en de te verwachten ontwikkelingen. Het is in samenhang met andere beleidsvelden en de grotere gemeentelijke projecten tot stand gekomen.

Het GVVP bevat een uitvoeringsagenda. Op basis hiervan gaat de gemeente verder met de uitwerking en de verdere concretisering. Hiervoor zal in overleg met belanghebbenden steeds gekeken worden naar de meest optimale uitwerking. Om dit te bewerkstelligen zullen de komende jaren de nodige financiële middelen moeten worden gereserveerd.

De gemeente richt zich op een tweetal hoofdlijnen:

  • Versterking van de (inter)regionale infrastructuur;
  • Verkeer- en vervoerbeleid met een duidelijk Drontens gezicht.

Hoofdstuk 3 Planbeschrijving

Zuider Zee Development BV heeft het voornemen om het gebied rond Ketelhaven te ontwikkelen tot een buitendijks recreatiegebied. Het buitendijks recreatieplan omvat de ontwikkeling van de landtong ten oosten van de reeds bestaande Jachthaven Inter Marina, aansluitend aan de sluiskom, en sluit aan op de bestaande woonkern Ketelhaven en 2 bestaande jachthavens. De ontwikkeling speelt in op de toename van grotere (zeil)jachten in de watersport en daarmee de behoefte aan grotere ligplaatsen. Het wordt een nieuwe, moderne haven met voldoende (nautische) voorzieningen, een bestaand restaurant en recreatieappartementen voor de recreant met een (zeil)jacht.

Het buitendijks recreatieplan wordt hieronder nader toegelicht.

Rond het Ketelmeer vormen Ketelhaven en Schokkerhaven de twee belangrijkste recreatieve knooppunten die liggen aan dit watergebied. In Ketelhaven komen de twee belangrijkste vaarten van Flevoland, de Hoge Vaart en de Lage Vaart, samen bij het Colijngemaal en de sluis.

De woonkern Ketelhaven heeft het karakter van een buurtschap met zowel permanente als recreatieve bewoning. Het accent ligt binnendijks op exclusief wonen en verblijfsrecreatie, waarbij de beleving van rust en natuur, de openheid van het landschap en de overgang tussen land en water de kernkwaliteiten vormen.

De (recreatieve) potenties van Ketelhaven reiken echter verder en zijn nog niet ten volle benut.

Ontwikkeling landtong

Ten behoeve van de voorgenomen ontwikkeling wordt de loods van het voormalige museum geamoveerd. Aan de westzijde van de landtong worden 60 recreatieappartementen, verdeeld over 3 bouwvolumes van maximaal 30 meter hoog, gerealiseerd. Deze woningen worden in verband met de eisen ten aanzien van hoogwaterveiligheid verhoogd gerealiseerd. Aan de oostzijde van de landtong wordt maximaal 1.200m2 aan nautische voorzieningen gerealiseerd in 3 bouwvolumes van 2 bouwlagen. Deze nautische voorzieningen betreffen onder meer een winkelsteunpunt (detailhandel in levensmiddelen) van maximaal 500m2, een watersportwinkel, winkelruimte ten behoeve van overige artikelen voor de recreatiescheepvaart, een café/brasserie, een havenkantoor en sanitaire voorzieningen.

Het geheel wordt gesitueerd in een groene setting, waarbinnen ook speelgelegenheid wordt geboden.

afbeelding "i_NL.IMRO.0303.8070-VO01_0014.png"

Sfeerimpressie recreatieappartementen

afbeelding "i_NL.IMRO.0303.8070-VO01_0015.png"

Sfeerimpressie Nautische voorzieningen

afbeelding "i_NL.IMRO.0303.8070-VO01_0016.png"   afbeelding "i_NL.IMRO.0303.8070-VO01_0017.png"  

Sfeerimpressie Nautische voorzieningen

Op de punt van de landtong ligt het bestaande café/restaurant Lands End met een panorama uitzicht over het Ketelmeer. Deze horecagelegenheid heeft een capaciteit van 200 tot 240 zitplaatsen en een groot terras met 140 tot 180 zitplaatsen. Nabij Lands End wordt een aanlegsteiger voorzien, waardoor de langsvarende pleziervaart de mogelijkheid heeft om aan te leggen en gebruik te maken van de faciliteiten.

Stedenbouwkundige kwaliteit

Voor het gebied geldt een hoge stedenbouwkundige ambitie waarin de identiteit en het karakter van het gebied een belangrijk gegeven vormen welke zoveel mogelijk tot uiting dient te komen in het ontwerp van de openbare ruimte en de gebouwen. Voordat ontwikkelingen tot stand worden gebracht, worden deze beschreven en gevisualiseerd in een beeldkwaliteitplan.

Ketelhaven bezit enkele karakteristieke stedenbouwkundige elementen. Het gemaal, de mestdrogerij en de dijkwoningen zijn kenmerkend voor Ketelhaven. In het landschap vormt de dijk een beeldbepalend element. Wanneer men op de Ketelmeer of Vossemeerdijk naar Ketelhaven rijdt dan ontwaart men geen bebouwing die Ketelhaven extra accentueert door hoogte en/of vorm. Dit vormt een belangrijk uitgangspunt bij de verdere planvorming.

Voor de ontwikkeling van de landtong bieden de drie recreatieappartementencomplexen als bebouwingsaccenten een nieuw en onverwachts gezichtspunt vanuit de beleving vanaf het water en polder. Door de grootschaligheid van het water/polder wordt deze buitendijkse bebouwing als landmark vormgegeven. De bebouwing op de landtong wordt geïntegreerd met de omgeving door het creëren van zoveel mogelijk transparantie welke tot uiting komt in de materialisering van de diverse gebouwen.

De architectuur van de gebouwen moet het bijzondere karakter van Ketelhaven benadrukken en verbonden zijn met de sfeer en karakteristiek van de plek. De gebouwen verrassen, vallen op, zijn modern, duurzaam en innovatief. Tevens zijn de gebouwen licht, transparant en strak: passend in het polderlandschap.

Ontwikkeling jachthaven

De jachthavens van Ketelhaven mogen gezamenlijk maximaal 800 ligplaatsen omvatten.

afbeelding "i_NL.IMRO.0303.8070-VO01_0018.jpeg"

Ligging jachthavens

Ten oosten van de landtong is de bestaande Stichting Jachthaven Ketelmeer (jachthaven 1) Ketelmeer gelegen. Deze haven met maximaal 320 ligplaatsen kan, naast de voorgenomen buitendijkse ontwikkeling van Ketelhaven, binnen de huidige locatie blijven functioneren. De nieuwe ligplaatsen (jachthaven 3) ten noorden en oosten van deze haven worden zodanig gesitueerd dat het in- en uitvaren van deze haven niet wordt belemmerd.

Ten westen van de landtong is de bestaande jachthaven Inter Marina Ketelhaven (jachthaven 2) in de sluiskom gelegen. Deze haven heeft momenteel 120 ligplaatsen, maar wordt mogelijk aangepast voor grotere (zeil)schepen. Het aantal ligplaatsen in deze haven zal tussen de 70 en 120 liggen. In deze haven kan op koop- en huurbasis een ligplaats worden verkregen. De eigenaren van de recreatieappartementen kunnen in deze haven desgewenst een eigen ligplaats kopen/huren.

Ten noorden en oosten van de Stichting Jachthaven Ketelmeer worden tussen de 360 en 410 ligplaatsen gerealiseerd (jachthaven 3).

In jachthaven 2 en 3 mogen maximaal 480 ligplaatsen worden gerealiseerd en zijn alle ligplaatsen via drijvende steigers bereikbaar. In jachthaven 3 worden tevens 2 drijvende sanitaire voorzieningen gerealiseerd (1 in noord en 1 in oost).

afbeelding "i_NL.IMRO.0303.8070-VO01_0019.png"

Sfeerimpressie Jachthaven Inter Marina (2) aan de linkerzijde en uitbreiding jachthaven (3) aan de rechterzijde

Voor wat betreft de nutsvoorzieningen is bij de laatste dijkverhoging al voorzien in het maken van mantelbuizen in de dijk, waardoor gas, water, elektra en riolering ten behoeve van de noodzakelijke aansluitingen achter de dijk kan worden gerealiseerd.

Ten oosten van het zuidelijk deel van de nieuwe jachthaven 3 wordt voorzien in een strekdam. Met de aanleg van deze strekdam wordt een nieuwe luwe hoek gecreëerd die kan fungeren als rustplaats voor watervogels die in de huidige situatie gebruik maken van het oostelijk deel van de haven. Hierdoor wordt het behoud van de rustplaats langs Ketelhaven geborgd. In onderstaande afbeelding staat de nieuw aan te leggen strekdam weergegeven in groen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0303.8070-VO01_0020.jpg"

Parkeren

Op de landtong worden circa 150 semi-openbare parkeerplaatsen aangelegd. Op een perceel binnendijks wordt een langparkeren-terrein gerealiseerd met 260 parkeerplaatsen. In de wintermaanden wordt de mogelijkheid geboden voor winterstalling van schepen in de openlucht. Tevens wordt er een kleine opslagloods gerealiseerd voor de opslag van onder andere masten en zeilen. De ontsluiting van deze parkeerplaats vindt plaats op de Colijnweg.

afbeelding "i_NL.IMRO.0303.8070-VO01_0021.jpeg"

Parkeerterreinen

De Stichting Jachthaven Ketelmeer voorziet, zoals in de huidige situatie, op eigen terrein in haar eigen parkeerbehoefte.

Hoofdstuk 4 Milieu en omgevingsaspecten

4.1 Ladder voor duurzame verstedelijking

In het kader van de ladder voor duurzame verstedelijking is door Companen een marktonderbouwing opgesteld (zie bijlage Bijlage 1). Hieronder zijn de bevindingen uit deze marktonderbouwing opgenomen.

De ladder voor duurzame verstedelijking is opgenomen als procesvereiste in het Besluit ruimtelijke ordening, artikel 3.1.6 lid 2. De ladder is een instrument dat beoogt een zorgvuldig ruimtegebruik te stimuleren. De wetgeving rond de ladder is per 1 juli 2017 herzien. De herziene wettekst in artikel 3.1.6, lid 2, Bro, luidt als volgt:

De toelichting bij een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, bevat een beschrijving van de behoefte aan die ontwikkeling, en, indien het bestemmingsplan die ontwikkeling mogelijk maakt buiten het bestaand stedelijk gebied, een motivering waarom niet binnen het bestaand stedelijk gebied in die behoefte kan worden voorzien.


Bepalend voor de noodzaak voor het uitvoeren van een laddertoets is de vraag of een ontwikkeling een ‘nieuwe stedelijke ontwikkeling’ betreft. De definitie van een stedelijke ontwikkeling luidt volgens artikel 1.1.1, lid i, Bro:

Stedelijke ontwikkeling: ruimtelijke ontwikkeling van een bedrijventerrein of zeehaventerrein, of van kantoren, detailhandel, woningbouwlocaties of andere stedelijke voorzieningen.


Voor de uitgebreidheid van de laddertoets is het vooral van belang of een nieuwe stedelijke ontwikkeling plaatsvindt binnen of buiten het ‘bestaand stedelijk gebied’. Vindt een ontwikkeling buiten bestaand stedelijk gebied plaats, dan dient vanuit het oogpunt van een zorgvuldig ruimtegebruik te worden gemotiveerd waarom het niet mogelijk is een ontwikkeling binnen het bestaand stedelijk gebied te realiseren. Artikel 1.1.1, lid h, Bro, hanteert voor het bestaand stedelijk gebied de volgende definitie:


Bestaand stedelijk gebied: bestaand stedenbouwkundig samenstel van bebouwing ten behoeve van wonen, dienstverlening, bedrijvigheid, detailhandel of horeca, alsmede de daarbij behorende openbare of sociaal culturele voorzieningen, stedelijk groen en infrastructuur.

Gelet op deze definitie en gelet op de feitelijke en planologische situatie van het plangebied wordt binnen de kaders van het Bro de realisatie van 60 recreatieappartementen, inclusief de nautische voorzieningen, binnen het plangebied te Ketelhaven, beschouwd als een nieuwe stedelijke ontwikkeling binnen bestaand stedelijk gebied.

Dat houdt in dat de laddertoets inhoudelijk bestaat uit een motivering van de behoefte aan de ontwikkeling van de recreatieappartementen en de nautische voorzieningen, zoals voorzien in het plan Ketelhaven.

Het plan voorziet in een onvervulde vraag

Het plan is gericht op het realiseren van watergebonden recreatieappartementen met een woonoppervlak van circa 80 m2 tot circa 110 m2, waarbij de doelgroep met name welgestelde ouderen uit de randstad is. Onder de marktomstandigheden in 2016 leek een prijsniveau tot € 250.000 het meest opportuun in Ketelhaven. De definitieve verkoopprijs voor de recreatieappartementen in Ketelhaven komt uiteindelijk tot stand in de markt.

Uit de marktanalyse blijkt dat de toevoeging van 60 watergebonden recreatieappartementen voorziet in een onvervulde marktvraag. De markt voor recreatiewoningen betreft in belangrijke mate een nieuwbouwmarkt. Het aanbod recreatieappartementen is op dit moment beperkt, zowel in de bestaande voorraad als in het planaanbod. Daarentegen bestaat er wel een marktvraag naar recreatieappartementen die oploopt tot circa 40 recreatieappartementen per jaar in Nederland. Gezien het beperkte (plan-)aanbod kunnen tot circa 20 recreatieappartementen per jaar worden afgezet op de locatie Ketelhaven. De directe ligging aan de jachthaven, in een groene en rustige omgeving, maken de recreatieappartementen in Ketelhaven tot een onderscheidend product in de Nederlandse markt. Het sterke herstel van markt in de laatste jaren en de prognose dat de stijgende vraag naar recreatieappartementen zich in de komende jaren doorzet, maakt het aannemelijk dat op korte termijn geen terugval in de marktvraag valt te verwachten.


De ontwikkeling van nautische voorzieningen als onderdeel van het plan Ketelhaven

Gepaard met de ontwikkeling van de recreatieappartementen gaat de ontwikkeling van nautische voorzieningen op de locatie Ketelhaven. Het betreft de ontwikkeling van:

  • een winkelsteunpunt (detailhandel in levensmiddelen) van maximaal 500m2;
  • detailhandel: een watersportwinkel en winkelruimte ten behoeve van overige artikelen voor de recreatiescheepvaart;
  • horeca in de vorm van een café/brasserie;
  • een havenkantoor;
  • sanitaire voorzieningen.


De ontwikkeling van deze nautische voorzieningen speelt een doorslaggevende rol bij de aankoopbeslissing van (potentiele) kopers van recreatieappartementen op de locatie Ketelhaven. Vanuit de (potentiële) consument bezien is er daarom wel degelijk sprake van een behoefte. Gezien de kleinschaligheid van de te ontwikkelen nautische voorzieningen, is het effect op de bestaande voorzieningenstructuur in de gemeente Dronten gering. De voorzieningen richten zich primair op verblijfsrecreanten op de ontwikkellocatie in Ketelhaven en op (overige) gebruikers van de jachthaven.


Omgekeerd kan de realisatie van het plan Ketelhaven leiden tot extra klantgroepen voor het bestaande voorzieningenaanbod in de gemeente Dronten. Vooral bij het gebruik van de voorzieningen voor dagelijkse boodschappen (supermarkten) zal dit het geval zijn, omdat verblijfsrecreanten niet voor al hun boodschappen in Ketelhaven terecht kunnen.


Het plan past binnen het geldende beleid

Zowel de provincie Flevoland als de gemeente Dronten zetten in hun beleid stevig in op het versterken van de recreatieve sector en het op de kaart zetten van Flevoland als toeristisch gebied. In de gemeente Dronten uit zich dat onder andere door de herontwikkeling van de Randmeerzone in het oostelijke gedeelte van de gemeente. Ketelhaven maakt onderdeel uit van dit gebied. Daarnaast is de ontwikkeling van recreatieappartementen, in combinatie met bijbehorende nautische voorzieningen, op de landtong in Ketelhaven reeds vastgelegd in de structuurvisie van de gemeente Dronten uit 2012. De gemeente Dronten bevestigt in een interview dat dit beleid nog steeds geldend is. Daarnaast heeft de gemeente Dronten beleidsvoornemens om het gebied rond Ketelhaven op te waarderen. Wanneer Zuider Zee Development hierop aansluit met haar plannen voor verblijfsrecreatie in Ketelhaven, zal dit de kans van slagen aanzienlijk vergroten.


Conclusie

Op basis van de bevindingen uit voorliggende marktonderbouwing wordt geconcludeerd dat er sprake is van een behoefte, zoals bedoeld in het Besluit ruimtelijke ordening, aan de ontwikkeling van 60 recreatieappartementen met bijbehorende nautische voorzieningen op de ontwikkellocatie in Ketelhaven. De realisatie van het plan Ketelhaven is daarmee gerechtvaardigd vanuit het oogpunt van de Ladder voor duurzame verstedelijking.

4.2 M.e.r.-procedure

Dit bestemmingsplan is gekoppeld aan een m.e.r.(milieueffectrapportage)-procedure voor de voorgenomen ontwikkeling. De m.e.r.-procedure heeft tot doel om het milieu volwaardig mee te kunnen nemen bij de besluitvorming over projecten die gevolgen kunnen hebben voor de (leef)omgeving. In het MER (milieueffectrapport) worden de effecten van het project/initiatief op de (leef)omgeving in beeld gebracht.

In dit MER (Bijlage 2) zijn de effecten van het alternatief vergeleken met de referentiesituatie. De referentiesituatie bestaat uit de huidige situatie inclusief autonome ontwikkelingen. Dit is de situatie die in de toekomst zal ontstaan als het project niet wordt gerealiseerd.

Voorkeursalternatief

Voor het buitendijks recreatieplan Ketelhaven zijn geen locatiealternatieven aan de orde. De verschillende onderdelen binnen het project zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden. Ook de inrichting binnen het plangebied geeft geen ruimte voor andere keuzen voor lokalisatie of oriëntatie van de verschillende onderdelen van het plan. Aan de westzijde is geen uitbreidingsmogelijkheid, omdat hier een vaarroute ligt. Aan de noordzijde ligt een beperkte uitbreidingsmogelijkheid, maar ligt ook al snel het beschermde Natura 2000-gebied Ketelmeer en Vossemeer. Er is zodoende geen sprake van sterk onderscheidende inrichtingsalternatieven. Derhalve is gewerkt met één voorkeursalternatief (VKA), dat in dit MER beoordeeld is op milieueffecten.

Een integraal onderdeel van dit VKA is het aanbrengen van een rustgebied voor vogels in het Ketelmeer (zie figuur hieronder) en ecologische inpassing van de parkeerplaats langs de ecologische verbindingszone.

Natuur

Negatieve effecten van de uitbreiding Ketelhaven ten aanzien van instandhoudingsdoelstellingen van de Natura 2000-gebieden in de omgeving zijn uitgesloten, mede dankzij het toepasen van een aantal aanvullende maatregelen bij de realisatie van de uitbreiding en het realiseren en ontzien van het rustgebied voor vogels aan de oostzijde van Ketelhaven. Hierdoor is de invloed van het VKA op het aspect Natura 2000 als neutraal (0) beoordeeld.

Om aantasting van de EVZ Lage Vaart te voorkomen, zijn voorwaardelijke bepalingen opgenomen in het bestemmingsplan zoals een natuurlijke bufferzone van enkele meters van de oeverzone, is hoge struweelbeplanting of bomen met een dichte ondergroei verplicht en is vleermuisvriendelijke verlichting voorgeschreven. Hierdoor is de invloed van het VKA op het aspect NNN als neutraal (0) beoordeeld.

De ontwikkeling van het recreatieplan Ketelhaven kan leiden tot negatieve effecten op de volgende beschermde soorten/ soortgroepen: vleermuizen (meervleermuis, watervleermuis, ruige dwergvleermuis en gewone dwergvleermuis), bever, otter, algemene grondgebonden zoogdieren, huismus, overige broedvogels, reptielen (ringslang) en amfibieën (bastaardkikker, meerkikker, bruine kikker, gewone pad en kleine watersalamander). Door via het bestemmingsplan te eisen dat vooraf vleermuisvoorzieningen en vervangende nestelgelegenheid voor de huismus beschikbaar is, is het effect op deze soorten beperkt. Voor alle overige soort(groep) zijn mitigerende maatregelen voorgesteld. Door het uitvoeren van deze maatregelen is geen sprake van overtreding van verbodsbepalingen uit de Wet natuurbescherming. Hierdoor is de invloed van het VKA op het aspect beschermde soorten als licht negatief (0/-) beoordeeld.

Bodem en water

Aangezien de bodem kunstmatig is aangelegd en geen bodemkundige of aardkundige waarde vertegenwoordigt, is aantasting van de bodemstructuur en geomorfologie door het VKA als neutraal (0) beoordeeld.

Als gevolg van het VKA worden enkele verontreinigingen functioneel gesaneerd bij nieuwbouw maar blijft ook een deel van de verontreinigingen over. Derhalve is het effect van het VKA op de bodemkwaliteit als positief (+) beoordeeld.

De stabiliteit en het faalmechanisme van de waterkeringen wordt niet aangetast door het VKA. Het VKA sluit immers aan op de huidige beleid- en regelgeving ten aanzien van de hoogtes van de waterkeringen. Het VKA scoort dus neutraal (0) voor het effect op waterkeringen.

Aan het VKA worden de gebruikelijke eisen gesteld, die voorkómen dat verontreiniging van oppervlaktewater kan plaatsvinden. De invloed van het VKA op het aspect oppervlaktewaterkwaliteit is neutraal (0) beoordeeld. Overigens is het risico op blauwalgenbloei door het VKA nihil.

Landschap en cultuurhistorie

Als gevolg van het VKA zal de landschappelijke beleving wijzigen. Vanwege de kenmerkendheid van de omgeving van het plangebied, met zijn grote schaal van beleving, waaraan het VKA beperkt afbreuk aan doet, is de invloed van het VKA op de landschappelijke patronen, objecten en elementen als licht negatief (0/-) beoordeeld.

Als gevolg van het VKA wordt de voormalige graanschuur gesloopt en zal de contour van de jachthaven veranderen. Hierdoor is de invloed van het VKA op cultuurhistorische waarden als negatief (-) beoordeeld.

Verkeer en vervoer

De vormgeving van de wegen in het studiegebied is ruimschoots voldoende om de extra toename aan verkeersbewegingen, ook die in het hoogseizoen, te verwerken. Het verkeer bovenop de huidige intensiteiten zal geen noemenswaardige problemen opleveren. De invloed van het VKA op de verkeersafwikkeling is derhalve als neutraal (0) beoordeeld.

Het VKA is vanwege de afname van de verkeersveiligheid door de toename van het aantal verkeersbewegingen en het verkeersveiligheidsprobleem voor wat betreft de looproute tussen de voorzieningen op de landtong en het langparkeerterrein als negatief (-) beoordeeld op het aspect verkeersveiligheid.

Het aantal te realiseren parkeerplaatsen is voldoende om in de parkeerbehoefte van het VKA te voorzien. Het VKA is derhalve neutraal (0) beoordeeld op het aspect parkeercapaciteit.

Het VKA brengt geen extra risico's met zich mee op het gebied van nautische veiligheid. Het VKA is derhalve neutraal (0) beoordeeld op dit aspect.

Geluid

Het VKA zorgt door wegverkeer voor een lichte toename van het geluidbelast oppervlak. Dit is negatief beoordeeld (-).

Het aantal geluidgehinderden door wegverkeer blijft gelijk als gevolg van het VKA en scoort neutraal (0).

De toename aan wegverkeer als gevolg van het VKA veroorzaakt een toename van de geluidsbelasting op het stiltegebied Roggebotzand. Deze toename zal echter zeer beperkt zijn aangezien de extra verkeersbewegingen beperkt zijn en verspreid over de dag zullen plaatsvinden. Het door wegverkeer ontstaande effect van het VKA op de geluidsbelasting van het Roggebotzand is als licht negatief (0/-) beoordeeld.

Ook zorgt het VKA door pleziervaart voor een zeer beperkte toename van het geluidbelast oppervlak. Dit is licht negatief (0/-) beoordeeld.

Luchtkwaliteit

De invloed van het VKA is beoordeeld als “niet in betekenende mate”. Het VKA is derhalve neutraal (0) beoordeeld op het aspect luchtkwaliteit.

Externe veiligheid

Na realisatie van het VKA is er geen plaatsgebonden risico en groepsrisico aanwezig. Het VKA is derhalve neutraal beoordeeld op deze aspecten (0).

Recreatie en toerisme

Ten opzichte van de referentiesituatie draagt het VKA bij aan het verbreden van het recreatief aanbod. Het VKA is derhalve als positief (+) beoordeeld.

Andere gebruikers

Het effect van het VKA op Komeco BV is neutraal (0). Het VKA heeft geen effect op de ontwikkelingsmogelijkheden van de veehouderijen en is daarom neutraal (0) beoordeeld.

De jachthavenfaciliteiten van Stichting Jachthaven Ketelmeer blijven gelijk en worden niet aangetast door het VKA. Ook de uitvaarroute naar open water (Ketelmeer) blijft hetzelfde na uitbreiding van de jachthaven conform het VKA. Het VKA heeft daarom een neutraal (0) effect op Stichting Jachthaven Ketelmeer.

Het slibdepot IJsseloog kan ook in de toekomst bereikt worden en ook de aanlegsteiger kan in de toekomst gebruikt worden door Rijkswaterstaat. Het effect van het VKA op de bereikbaarheid slibdepot IJsseloog en aanlegsteiger is als neutraal (0) beoordeeld.

Het VKA zorgt ook niet voor hinder tijdens aanleg en ingebruiksfase voor de gebruikers van de huidige vaarweg en is op dit aspect als neutraal (0) beoordeeld.

Conclusie

Het VKA is uitvoerbaar in het licht van dit MER.

Procedure

De m.e.r.-procedure is officieel van start gegaan met een openbare kennisgeving en de ter inzage legging van de Notitie Reikwijdte en Detailniveau (NRD) in de periode van 10 januari tot en met 21 februari 2013. Door middel van de kennisgeving hebben Burgemeester en wethouders van Dronten bekend gemaakt dat de gemeente Dronten bezig is met het opstellen van een nieuw bestemmingsplan voor Ketelhaven buitendijks. Belanghebbenden zijn in de gelegenheid gesteld om met hun zienswijzen, een reactie te geven op de voorgestelde aanpak voor het MER. Naast de openbare kennisgeving en ter inzage legging zijn bij de planvorming betrokken bestuursorganen en wettelijk adviseurs direct geraadpleegd over de reikwijdte en het detailniveau van het MER.

Op de NRD zijn zienswijzen en adviezen ontvangen van betrokken bestuursorganen en belanghebbenden. Het Milieueffectrapport is opgesteld aan de hand van de NRD. Daarbij is rekening gehouden met de ingebrachte zienswijzen en adviezen.

4.3 Natuur

Om de effecten van de ontwikkeling op de natuur te beoordelen, zijn een natuurtoets en een passende beoordeling opgesteld. Deze worden hieronder achtereenvolgens besproken.

4.3.1 Natuurtoets

De natuurtoets is uitgevoerd aan de hand van een bureauonderzoek en een aantal veldbezoeken aan het plangebied. Tijdens het bureauonderzoek zijn de beschikbare verspreidingsgegevens van de te verwachten beschermde flora en fauna bestudeerd. Hiervoor zijn de Nationale Databank Flora en Fauna (NDFF) en verschillende verspreidingsatlassen en websites, evenals andere bronnen met verspreidingsgegevens van beschermde soorten in de omgeving van het plangebied geraadpleegd. De veldbezoeken hebben plaatsgevonden op 3 juli 2008, 11 september 2008 en 2 november 2012. Daarbij heeft een ecoloog van ARCADIS het plangebied beoordeeld op het (mogelijk) voorkomen van beschermde flora en fauna, op basis van aanwezige habitats (habitatgeschiktheidsbeoordeling). Tevens is gelet op aanwezigheid van beschermde soorten (zichtwaarnemingen en sporen). Het plangebied was toegankelijk en is in zijn geheel onderzocht.

Op 16 april 2014 heeft een uitgebreide inspectie plaatsgevonden op geschiktheid en aanwezigheid van vleermuizen en huismussen. In vervolg hierop is in de periode juni t/m september 2014 een uitgebreid vleermuisonderzoek uitgevoerd op basis van 6 veldbezoeken. Op 31 mei 2017 is opnieuw een inspecte ter plaatse uitgevoerd om de actuele situatie te beoordelen, mede in het kader van de veranderde wetgeving per 1 januari 2017 (vervanging Flora- en faunawet en Natuurbeschermingswet 1998 door de Wet natuurbescherming).

Na afronding van het bureau- en veldonderzoek is beoordeeld of beschermde soorten in het kader van de Flora- en faunawet negatieve effecten ondervinden van deze ingreep en of de wezenlijke kenmerken en waarden van het Natuurnetwerk Nederland (NNN) door deze ingreep worden aangetast. Aansluitend zijn de effecten getoetst aan de relevante natuurwet- en regelgeving (Flora- en faunawet en EHS). Tot slot is aangegeven of en zo ja, welke vervolgstappen noodzakelijk zijn om te voldoen aan de eisen vanuit de wet- en regelgeving.

De natuurtoets is opgenomen in Bijlage 3.

4.3.1.1 Natuurnetwerk Nederland

Het Natuurnetwerk Nederland (NNN, voorheen de Ecologische Hoofdstructuur, EHS) is een netwerk van bestaande en nieuw aan te leggen natuurgebieden waarmee de biodiversiteit behouden en versterkt wordt. Het NNN heeft als doel om bijzondere en beschermde natuurgebieden te vergroten en met elkaar te verbinden. Het NNN is beschermd via de regelgeving van de ruimtelijke ordening. In het kader van de Wet ruimtelijke ordening (Wro) is het beschermingsregime vastgelegd in het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro). De beleidsmatige verankering wordt gevormd door de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (Ministerie van Infrastructuur en Milieu, 2012). Het NNN is planologisch verankerd in het Omgevingsplan Flevoland 2006 en de partiële herziening hiervan uit 2015.

Het NNN in Flevoland bestaat uit bestaande natuur, nieuwe natuur, landgoederen en ecologische verbindingen (inclusief de robuuste verbinding). Het Rijk en de provincies hebben afspraken gemaakt over de planologische en kwalitatieve bescherming van het NNN. Deze afspraken zijn in overleg met gemeenten en maatschappelijke organisaties gemaakt en zijn verwerkt in de 'Spelregels EHS' (Ministerie van LNV et al. 2007). De Provincie Flevoland heeft de Spelregels EHS als uitwerking van het Omgevingsplan 2006 overgenomen in haar provinciaal beleid. In het document Spelregels EHS, EHS-kaart en EHS-doelbenadering van de Provincie Flevoland (2010) is dit beleid uitgeschreven. Dit beleid geldt onverkort voor de NNN. De regels zijn vastgelegd in artikel 10 van de Verordening voor de Fysieke Leefomgeving van de provincie Flevoland (2012).

De bescherming van de wezenlijke kenmerken en waarden in het NNN vindt plaats door toepassing van een specifiek afwegingskader: het 'Nee, tenzij'-regime. Dit regime houdt in dat ontwikkelingen in en nabij het NNN geen significant negatieve effecten mogen hebben op de wezenlijke kenmerken en waarden, tenzijn aangetoond wordt dat sprake is van groot openbaar belang, geen reële alternatieven aanwezig zijn én effecten worden voorkomen. Resteffecten moeten daarbij worden gecompenseerd. In het document 'Spelregels EHS, EHS-kaart en EHS-doelbenadering' van de Provincie Flevoland (2010) is dit compensatiebeleid nader uitgewerkt. Daarnaast is hierin beschreven onder welke voorwaarden en met welke instrumenten ruimtelijke ontwikkelingen in en nabij het NNN in beginsel wél mogelijk zijn. Twee instrumenten kunnen ingezet worden om de NNN-begrenzing aan te passen. Het betreft de instrumenten herbegrenzing en saldobenadering.

4.3.1.2 Wet natuurbescherming - Soortenbescherming

De Wet natuurbescherming (in werking getreden op 1 januari 2017) regelt de bescherming van in het wild voorkomende planten en dieren. Hierbij staat het behoud van de gunstige staat van instandhouding van soorten centraal. Het soortenbeschermingsdeel van de Vogel- en Habitatrichtlijn is in de wet opgenomen.

De Wet natuurbescherming kent een algemene zorgplicht. Deze houdt in dat iedereen voldoende zorg in acht moet nemen om schade aan plant- en diersoorten te voorkomen, ook voor soorten die niet beschermd zijn. Dit houdt in ieder geval in dat handelen of nalaten an handelen dat schadelijk kan zijn zo veel mogelijk achterwege gelaten dient te worden. De algemene zorgplicht geldt altijd en overal.

Naast de zorgplicht kent de wet een aantal verbodsbepalingen die ervoor moeten zorgen dat in het wild levende soorten zoveel mogelijk met rust worden gelaten. De wet maakt een onderscheid in drie categorieën van beschermde soorten: Vogelrichtlijnsoorten, Habitatrichtlijnsoorten en Andere soorten. De verbodsbepalingen verschillen per categorie.

De in het voorgaande beschreven verbodsbepalingen zijn niet van toepassing op handelingen die zijn beschreven in en aantoonbaar worden uitgevoerd volgens een door de minister van Economische Zaken vastgestelde gedragscode. Provinciale Staten en de minister van Economische Zaken kunnen vrijstelling verlenen van de verbodsbepalingen in het kader van ruimtelijke ontwikkeling en inrichting. Een vrijstelling mag alleen worden verleend wanneer aan bepaalde voorwaarden is voldaan. Voor welke soorten een vrijstelling geldt, verschilt per bevoegd gezag.

De provincie Flevoland heeft deze vrijstelling opgenomen in de Verordening uitvoering Wet natuurbescherming Flevoland 2016.

Voor soorten waarvoor (in de betreffende provincie) geen vrijstelling geldt, moet wanneer niet volgens een gedragscode wordt gewerkt een ontheffing worden aangevraagd wanneer er een handeling wordt uitgevoerd waardoor een verbodsbepaling van de Wnb wordt overtreden. Of deze ontheffing kan worden verleend, hangt af of voldaan wordt aan de voorwaarden. De voorwaarden waaraan moet worden voldaan, verschillen per categorie.

4.3.1.3 Mogelijke effecten

4.3.1.3 Mogelijke effecten

Als gevolg van de ontwikkeling van het plangebied kunnen de volgende effecten optreden:

  • Ruimtebeslag;
  • Verstoring door geluid, optische verstoring, licht en trilling;
  • (Per ongeluk) verwonden en/of doden van aanwezige dieren.

Overige effecten kunnen op voorhand worden uitgesloten.

De genoemde mogelijke effecten kunnen in ieder geval optreden in de gebruiksfase, na realisatie van het project. De maatregelen in de aanlegfase zijn nog niet in detail bekend. Hier zijn aannames voor gedaan voor de toets. Mocht hiervan worden afgeweken, dan is het noodzakelijk om dit opnieuw te bekijken en als de effecten aanzienlijk toenemen dan is een nieuwe toetsing vereist. Wel is er in deze beoordeling een inschatting gemaakt van de effecten. Wanneer de werkzaamheden tijdens de aanlegfase bekend zijn dienen de effecten tijdens de aanlegfase opnieuw te worden beoordeeld en getoetst in het kader van het NNN en de Wet natuurbescherming.

4.3.1.4 Conclusies en aanbevelingen

Natuurnetwerk Nederland

De aanleg van de parkeerplaats ter plaatse van het zuid-westelijke deel van het plangebied kan leiden tot een significante aantasting van de Ecologische verbindingszone (EVZ) Lage Vaart als gevolg van ruimtebeslag en verstoring. Door de voorgestelde mitigerende maatregelen te treffen, kunnen significant negatieve effecten op deze EVZ worden voorkomen.

Wanneer de voorgestelde mitigerende maatregelen worden getroffen, wordt aantasting van het NNN voorkomen, en zijn vervolgstappen in het kader van het Omgevingsplan Flevoland 2006 niet noodzakelijk.

In de planregels zijn de noodzakelijke mitigerende maatregelen opgenomen.

Wet natuurbescherming - soortenbescherming

De ontwikkeling van het recreatieplan Ketelhaven kan leiden tot negatieve effecten op de volgende beschermde soorten/soortgroepen: vleermuizen (meervleermuis, watervleermuis, ruige dwergvleermuis en gewone dwergvleermuis), bever, otter, algemene grondgebonden zoogdieren, huismus, overige broedvogels, reptielen (ringslang) en amfibieën (bastaardkikker, meerkikker, bruine kikker, gewone pad en kleine watersalamander).

Voor alle soort(groep)en worden mitigerende maatregelen voorgesteld. Door het uitvoeren van deze maatregelen is geen sprake van overtreding van verbodsbepalingen uit de Wet natuurbescherming. Een procedure in het kader van de Wet natuurbescherming is in dat geval voor deze soort(groep)en niet noodzakelijk.

4.3.1.5 Maatregelen ter voorkoming en mitigatie van effecten

Maatregelen in het kader van het Natuurnetwerk Nederland

Om te voorkomen dat de aanleg van de parkeerplaats leidt tot een significante aantasting van de EVZ Lage Vaart dienen de volgende mitigerende maatregelen te worden getroffen:

  • De parkeerplaats dient buiten de zone die begrensd is als Natuurnetwerk Nederland, op een afstand van enkele meters van de oeverzone van de EVZ Lage Vaart te worden aangelegd. Daarmee wordt aantasting als gevolg van ruimtebeslag op het NNN voorkomen.
  • Om verstoring vanuit de parkeerplaats naar de oeverzone van de Lage Vaart tot een minimum te beperken, dient een bufferzone tussen de parkeerplaats en de oeverzone (bovenkant talud) te worden aangelegd in de vorm van hoge struweelbeplanting of bomen met een dichte ondergroei (natuurlijke begroeiing zoals wilgen). Deze maatregel verhoogt tevens de ecologische waarde van de oeverzone.
  • Om lichtverstoring vanuit de parkeerplaats naar de EVZ Lage Vaart te voorkomen dient vleermuisvriendelijke verlichting te worden gebruikt, met een zo min mogelijk uitstralingseffect naar de omgeving. Vleermuisvriendelijke verlichting is amberkleurig; verlichting dient niet gericht te zijn op het wateroppervlak en de oeverzone.
  • In het bestemmingplan dient geregeld te worden dat de oeverstrook de bestemming groen, met dubbel-bestemming 'waarde-ecologische verbindingszone' krijgt.
  • De oeverstrook dient zodanig te worden beheerd, dat behoud van de ecologische waarden en de ecologische functionaliteit gehandhaafd blijven.
  • De oeverstrook mag niet gebruikt worden als werkstrook tijdens de aanlegwerkzaamheden van de parkeerplaats of als opslagplaats voor materiaal.

Maatregelen in het kader van de Wet natuurbescherming

Om overtredingen van de verbodsbepalingen van de Wet natuurbescherming te voorkomen, dienen de volgende maatregelen in acht te worden genomen:

Vleermuizen

Nader onderzoek verblijfplaatsen

De bestaande loods in de jachthaven kan mogelijk dienst doen als verblijfplaats voor vleermuizen. Als gevolg van het slopen van de loods kunnen daardoor mogelijk verblijfplaats(en) verdwijnen. In principe is de loods geschikt als verblijfplaats voor vleermuizen. In 2014 is gericht vleermuisonderzoek uitgevoerd op basis van het Vleermuisprotocol (NGB). Hierbij zijn géén verblijf- of baltsplaatsen van vleermuizen in de loods vastgesteld. Dit is nogmaals bevestigd bij een inspectie op 31 mei 2017. Indien de sloop in 2018 of later plaatsvindt, is opnieuw gericht vleermuisonderzoek als in 2014 noodzakelijk, omdat de resultaten van het onderzoek uit 2014 dan te gedateerd zijn. Geadviseerd wordt om in dat geval in het bestemmingsplan op te nemen, dat in de bestaande bebouwing in het havengebied en/of in de nieuwbouw vleermuisvoorzieningen worden aangebracht (vleermuiskasten), als mitigatie voor eventueel verlies van verblijfsplaatsen.

Maatregelen tegen verstoring

Om lichtverstoring vanuit de jachthaven naar de omgeving en vanuit de parkeerplaats naar de Lage Vaart en de oeverzone te voorkomen dient vleermuisvriendelijke verlichting te worden gebruikt, met een zo min mogelijk uitstralingseffect naar de omgeving.

In de uitvoering, planvorming en herinrichting dient verstoring van leefgebied voorkomen te worden door specifieke mitigerende maatregelen in de plannen te integreren. Deze maatregelen hebben betrekking op de tijdelijke en permanente verlichting (afgeschermd, functioneel en vleermuisvriendelijk) en op het behoud en het nieuw ontwikkelen van struweel en bomen. Directe verlichting of aanlichten van de bestaande strekdam westelijk van de landtong dient in zijn geheel vermeden te worden om verstoring van vliegroutes te voorkomen. Tevens dient bij de verlichting van de looproute naar de nieuwe parkeerplaats en op de nieuwe parkeerplaats zelf rekening te worden gehouden met de vliegroutefunctie van de beide kanalen en de oversteek via de sluis en openbare weg naar het open water langs de strekdam. Deze maatregelen dienen in de plannen opgenomen en geborgd te worden.

Grondgebonden zoogdieren

Bever en otter

Om te voorkomen dat de parkeerplaats in het zuidwestelijke deel van het plangebied leidt tot verstoring van het leefgebied van de Bever, en daarmee aantasting van de kwaliteit van het leefgebied, dient een bufferzone te worden aangelegd tussen de parkeerplaats en de oeverzone, in de vorm van hoge struweelbeplanting of bomen (natuurlijke begroeiing zoals wilgen). Deze maatregel verhoogt tevens de kwaliteit van de oeverzone als leefgebied voor de bever en otter.

Algemene grondgebonden zoogdieren

Om effecten op aanwezige algemeen voorkomende zoogdieren te voorkomen en daarmee aan de algemene zorgplicht (artikel 1.11 Wet natuurbescherming) te voldoen dienen de volgende maatregelen te worden getroffen:

  • Het werkgebied dient vooraf aan de werkzaamheden te worden gecontroleerd op aanwezigheid van zoogdieren.
  • Indien vooraf of tijdens de werkzaamheden zoogdieren in het werkgebied aanwezig zijn, dienen deze verplaatst te worden naar geschikt habitat in de directe omgeving, waar de dieren niet meer worden verstoord.
  • Om te garanderen dat de dieren op de juiste manier en naar geschikt habitat worden verplaatst adviseren we om dit uit te voeren onder begeleiding van een deskundig ecoloog.

Broedvogels

De werkzaamheden ten behoeve van de realisatie van het plan dienen bij voorkeur buiten het broedseizoen van vogels te worden uitgevoerd (circa half maart tot half augustus), om verstoring van broedvogels te voorkomen. Indien dit niet mogelijk is, dient de te verwijderen vegetatie buiten het broedseizoen te worden verwijderd, zodat het plangebied ongeschikt wordt gemaakt als broedgebied voor vogels. Uit voorzorg dient de te verwijderen vegetatie vooraf aan de werkzaamheden gecontroleerd te worden op het vóórkomen van broedgevallen. Indien bij de controle blijkt dat broedgevallen aanwezig zijn in de vegetatie, moet gewacht worden met het verwijderen tot na het broedseizoen van deze soort.

Huismus

In de loods broeden 10 paartjes huismus. De directe omgeving met struweel en bomen wordt benut als leefgebied en schuilplaats. Aangezien er geen bomen worden gekapt en dekking en foerageergebied in stand blijft, is uitsluitend sprake van verlies van nestgelegenheid als gevolg van de sloop. Behoud van nestgelegenheid wordt gewaarborgd door het tijdig aanbieden van voldoende nieuwe huisvestingsmogelijkheden in de vorm van nestkasten, neststenen, vogelvides e.d. Voor elke vernietigde verblijfplaats moeten minimaal twee nieuwe verblijfplaatsen worden gerealiseerd (Ministerie van EL&I, 2011). Op basis van het maximaal aantal van 10 broedparen (Arcadis, 2014) dienen derhalve 20 nieuwe verblijfplaatsen te worden gerealiseerd in het plangebied.

Bij de sloop van de loods dient voorkomen te worden dat huismussen, nesten, eieren of jongen sneuvelen. Dit kan alleen door de sloop plaats te laten vinden buiten de kwetsbare periode van de voortplanting. In de regel loopt deze van april tot en met half augustus. Echter, deze periode kan zowel eerder als later beginnen en/of eindigen afhankelijk van de lokale klimatologische omstandigheden en van de meteorologische omstandigheden voorafgaand en tijdens de werkzaamheden. De sloop dient derhalve te worden begeleid door een ter zake kundige ecoloog. Geadviseerd wordt in het bestemmingsplan op te nemen, dat in de bestaande bebouwing in het havengebied en in de nieuwbouw tijdelijke resp. permanente voorzieningen worden aangebracht voor huismus (nestkasten), als mitigatie voor verlies van verblijfplaatsen.

Er is een ontheffingsprocedure artikel 3.3 met bijkomend mitigatieplan noodzakelijk om de sloop conform de bepalingen uit de Wet natuurbescherming uit te mogen voeren. Aangezien er voor vogels geen erkend belang is gediend, zal de aanvraag resulteren in een zogenaamde positieve afwijzing.

Reptielen en amfibieën

Om effecten op aanwezige beschermde soorten reptielen (ringslang) of amfibieën (meerkikker) te voorkomen dienen de volgende maatregelen te worden getroffen:

  • Aantasting van de oeverstrook van de Lage Vaart dient te worden voorkomen. Indien dit niet mogelijk is, dient dit buiten de winterperiode plaats te vinden, wanneer winterplekken van de ringslang aanwezig zijn.
  • Het werkgebied dient vooraf aan de werkzaamheden te worden gecontroleerd op aanwezigheid van beschermde reptielen en/of amfibieën.
  • Indien vooraf of tijdens de werkzaamheden reptielen en/of amfibieën in het werkgebied aanwezig zijn, dienen deze verplaatst te worden naar geschikt habitat in de directe omgeving, waar de dieren niet meer worden verstoord.
  • Om te garanderen dat de dieren op de juiste manier en naar geschikt habitat worden verplaatst, dient dit te worden uitgevoerd onder begeleiding van een deskundig ecoloog.

Met deze maatregelen wordt tevens voldaan aan de zorgplicht van de door de provincie Flevoland vrijgestelde soorten bastaardkikker, bruine kikker, gewone pad en kleine watersalamander.

4.3.2 Passende beoordeling

Het plangebied overlapt deels met het Natura 2000-gebied Ketelmeer & Vossemeer. Omdat op voorhand niet kon worden uitgesloten dat de voorgenomen planontwikkeling negatieve gevolgen zou hebben voor dit Natura 2000-gebied, is in 2008 een Voortoets opgesteld (ARCADIS, 2008). In de betreffende Voortoets is een eerste beoordeling van de effecten op het Natura 2000-gebied uitgevoerd, met als doel te onderzoeken of significant negatieve effecten op de instandhoudingsdoelstellingen van dit gebied al dan niet kunnen worden uitgesloten. Uit deze Voortoets blijkt dat er mogelijk sprake is van een significant negatief effect op de kwaliteit van het leefgebied van de voor het gebied aangewezen vogelrichtlijnsoorten, als gevolg van een toename van verstoring door waterrecreatie. Om die reden is het in het kader van de Wet natuurbescherming verplicht om een Passende Beoordeling op te stellen, waarin de effecten nader worden onderzocht.

Doel van de Passende beoordeling is om aan te geven of er (significant) negatieve effecten te verwachten zijn op de instandhoudingsdoelstellingen van het Natura 2000-gebied Ketelmeer & Vossemeer en het Natura 2000-gebied het IJsselmeer, als gevolg van de voorgenomen ontwikkeling. Daarnaast wordt in deze Passende Beoordeling getoetst of de begrenzing van de jachthaven kan worden aangepast tot in het Natura 2000- gebied Ketelmeer & Vossemeer.


Voor deze beoordeling worden de volgende onderdelen inzichtelijk gemaakt:

  • Gebiedsbeschrijvingen en soorten waarvoor de gebieden zijn aangewezen;
  • De reikwijdte van effecten als gevolg van voorgenomen project;
  • Relevante instandhoudingsdoelstellingen n.a.v. mogelijke effecten;
  • Ruimtelijke verspreiding van relevante soorten;
  • Gebruik van het gebied door deze soorten;
  • Ecologische kenmerken en eisen van deze soorten;
  • Huidig recreatief gebruik;
  • Kengetallen van Ketelhaven;
  • Schatting van gebruik nieuwe ligplaatsen Ketelhaven;
  • Effectbeoordeling en toetsing uitbreiding Ketelhaven.


Het plangebied ligt deels binnen de begrenzing van het Natura 2000-gebied Ketelmeer & Vossemeer. De afstand van het plangebied tot de andere in de omgeving aanwezige Natura 2000-gebieden is:

  • IJsselmeer, op een afstand van circa 8,5 km van het plangebied;
  • Uiterwaarden IJssel, op een afstand van circa 800 meter van het plangebied;
  • Zwarte meer, op een afstand van circa 6 km van het plangebied;
  • Veluwerandmeren, op een afstand van circa 9 km van het plangebied.

Recreatie en extra vaarbewegingen in de gebruiksfase zijn beperkt tot de locaties in het oostelijk deel van het Ketelmeer (recreatie) en vaarroutes door het Ketelmeer naar het IJsselmeer. In de gebruiksfase kunnen daarom zowel effecten optreden in het Ketelmeer & Vossemeer, als in het Natura 2000-gebied het IJsselmeer. Toename van recreatie naar de Veluwerandmeren, IJsselmonding en het Zwarte meer is zeer beperkt. Daarom zijn effecten op deze gebieden uitgesloten.

De passende beoordeling is opgenomen in Bijlage 4.

4.3.2.1 Effectbeschrijving en beoordeling

In dit onderdeel zijn de effecten van de voorgenomen ontwikkeling van het buitendijks recreatieplan Ketelhaven per storingsfactor beschreven en beoordeeld. De genoemde mogelijke effecten kunnen in ieder geval optreden in de gebruiksfase, na realisatie van het project. Van de aanlegfase is op dit moment nog te weinig bekend om een goede beoordeling uit te voeren van mogelijke effecten. Wel is er in voorliggende passende beoordeling een inschatting gemaakt van de te verwachten effecten. Wanneer de werkzaamheden tijdens de aanlegfase bekend zijn dienen de effecten tijdens de aanlegfase opnieuw te worden beoordeeld en getoetst in het kader van Natura 2000.

Ketelmeer & Vossemeer

  • a. Effecten door ruimtebeslag

De voorziene uitbreiding van Ketelhaven in oostelijke richting betreft een ruimtebeslag van 23.872m2 (zie afbeelding hierna) op het Natura 2000-gebied Ketelhaven & Vossemeer. Hierdoor kan een deel van het foerageergebied voor watervogels verloren gaan. Het gebied heeft echter nauwelijks een foerageerfunctie, doordat voedselbronnen (mosselen en andere benthos) hier vanwege de bodemgesteldheid vrijwel afwezig zijn. De voornaamste voedselbronnen liggen elders in het Ketelmeer. De uitbreiding leidt niet tot significant verlies van foerageergebied. Ook kan de rustplek aan de oostzijde van Ketelhaven verloren gaan. Door het treffen van maatregelen in de vorm van een natuurinclusief ontwerp met een nieuwe strekdam kunnen deze effecten volledig gemitigeerd worden.

afbeelding "i_NL.IMRO.0303.8070-VO01_0022.png"

Ontwikkeling Ketelhaven (oranje is gedeelte binnen Natura2000-gebied)

Effecten verlies rustplaats

In de huidige situatie fungeert het water aan de oostzijde van de jachthaven, dus ten oosten van de oostelijke strekdam, als rustgebied voor watervogels, zoals kuifeend, tafeleend, meerkoet, fuut en incidenteel ook zaagbekken. Deze vogels rusten achter de strekdam, omdat hier bij westelijke wind luwe omstandigheden zijn. Daarnaast rusten deze vogels ook in grote aantallen langs de zuidelijke Ketelmeer-dijk. Met name in situaties met harde (noord)westelijke winden kunnen de vogels langs de dijk echter niet terecht vanwege golfslag. Sinds de aanleg van slibeiland IJsseloog zijn er overigens meer, grotere en betere beschutte locaties waar duikeenden kunnen rusten.


De uitbreiding van Ketelhaven in het Natura 2000-gebied leidt mogelijk tot het verlies van een rustplaatsen van aanwijzingssoorten. De effecten van het ruimtebeslag zijn echter beperkt omdat er onder normale omstandigheden alternatieve rustplekken voorhanden zijn. De functie die de rustplek heeft bij harde wind moet echter niet onderschat worden. Negatieve effecten van het mogelijk verlies van deze rustlocatie kunnen volledig gemitigeerd worden door maatregelen te treffen. Een van deze maatregelen, namelijk het aanleggen van een strekdam aan de oostzijde van de haven, zal opgenomen worden in het natuurinclusief ontwerp. De dam moet zodanig aangelegd worden dat schepen niet het rustgebied in kunnen varen en de schepen ook aan het zicht van de vogels worden onttrokken. Door de aanleg van deze dam zal een nieuw rustgebied ontstaan in de luwte van deze dam. Hierdoor zijn effecten door ruimteverlies van rustplaatsen enkel van tijdelijke aard in de aanlegfase. Effecten van ruimtebeslag de rustfunctie van de haven op watervogels zijn uitgesloten door maatregelen in het natuurinclusief ontwerp.


Effecten afname voedselaanbod

Uitbreiding van Ketelhaven zal niet leiden tot een afname van het voedselaanbod. Kuifeend, tafeleend en meerkoet zijn benthos-eters, die met name zoetwatermossels (driehoeks- of quagga-mosselen) eten. In mindere mate eten ze ook slakjes en muggenlarven, of plantaardig materiaal. Bekend is dat driehoeksmosselen met name aanwezig zijn in de zone rond de Ketelbrug. De bovengenoemde soorten zullen hierdoor geen effecten ondervinden op hun foerageergebied of voedselaanbod. Mosselbanken liggen met name in het westelijk Ketelmeer en zeker niet op de uitbreidingslocatie. Spiering bevindt zich voornamelijk in het westelijk deel van het Ketelmeer. Dit is de voornaamste voedselbron voor futen en zaagbekken. Zij eten uitsluitend vis, die ze op open water vangen. Effecten op het foerageergebied of voedselaanbod van futen en spiering zijn eveneens uitgesloten. De belangrijkste voedselbronnen voor driehoeksmosseleters en viseters worden met uitbreiding van de ligplaatsen niet of nauwelijks aangetast. Effecten op waterplanteneters zijn mogelijk, maar zeer beperkt.


Op basis van verspreidingskaarten van waterplanten kan gesteld worden dat in Ketelhaven waterplanten voorkomen. Het bedekkingspercentage is gemiddeld < 15%, zie navolgende afbeelding. De afbeelding geeft tevens weer dat een groot deel van de aanwezige waterplanten overlapt met de huidige ligplaatsen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0303.8070-VO01_0023.png"
Aanwezigheid waterplanten in en nabij het plangebied (rode cirkel). Een groot deel van de oppervlakte wordt reeds ingenomen door ligplaatsen

Het betreft een zeer beperkte afname van het voedselaanbod, immers het bedekkingspercentage is laag en daarbij betreft het een verwaarloosbare hoeveelheid ten opzichte van het totaalaanbod voor waterplanteneters. Bovendien is de haven enkele meters diep en zijn de waterplanten door de diepte in de winter niet bereikbaar voor waterplanteneters.

De meeste waterplanten en daarmee ook foerageergebied voor waterplanteneters, bevinden zich rond Oostelijk Ketelmeer & Vossemeer, zie ook Afbeelding 48. Effecten als gevolg van afname van voedselaanbod zijn uit te sluiten.

  • b. Effecten optische- en geluidsverstoring

Voor vogels worden verstoringseffecten veelal uitgedrukt in verstoringafstand, zoals omschreven in het rapport 'Vogels en recreatie; handvat ter voorkoming van verstoring' (Vogelbescherming, 2004). De verstoringafstand verschilt per soort en ligt tussen de 50 meter en 450 meter. De afstand wordt mede bepaald door de groepsgrootte, aard van de verstoring (motorboot, zeilboot, surfplank, roeiboot, oeverrecreatie) en locatie op het meer (vaargeul, ondiepe en windstille plekken). De uitbreiding van de Ketelhaven richt zich uitsluitend op (ten opzichte van sommige andere vaartuigen relatief stille) motorjachten en zeiljachten. Deze vaartuigen zijn vanwege hun diepgang geheel gebonden aan de bestaande vaargeulen en kunnen dus niet in voor vogels belangrijke ondiepe wateren komen. Verstoring zal dan ook uitsluitend op dieper, open water op kunnen treden, daar waar zich reeds bestaande vaarroutes bevinden. Geluidseffecten zijn dan ook zeer beperkt en optische verstoring zal maatgevend zijn boven geluidsverstoring. Aangezien Ketelmeer & Vossemeer echter al zeer druk bevaren worden is de vraag of een toename in vaarbewegingen nog leidt tot additionele verstoring van vogels van open water.


Verstoring heiwerkzaamheden (aanlegfase)

Bij aanleg wordt er waarschijnlijk geheid. Hoewel dit een tijdelijk effect is dat alleen in de aanlegfase optreedt, zorgt het heien wel voor productie van bovenwater en onderwatergeluid. Onderwatergeluid zal met name duikende watervogels kunnen verstoren tijdens het foerageren. Dit zal echter zeer beperkt zijn omdat de vogels zich makkelijk verplaatsen zodra de verstoring opdoet. Bovenwatergeluid kan rustende, foeragerende en broedende watervogels verstoren. Optische verstoring door de aanwezigheid van een heikraan is uitgesloten gezien deze constructie wegvalt tegen de op de achtergrond aanwezige bebouwing en bedrijvigheid. Bovendien zullen vogels hier snel aan wennen.


Uit een informatieblad van Arbouw en de website van Stichting Bouwresearch zijn meetwaardes verkregen van geluidsniveau en afstanden van de bron van de heiwerkzaamheden. Hieruit blijkt dat met ongedempt heien de geluidsproductie op een afstand van 300 tot 500 meter 65 dB(A) betreft. Hoewel niet toegespitst op onregelmatig hei-geluid kan uit de studie van Krijgsveld et al (2008) een indicatie worden verkregen van de reactie van broedvogels op 65 dB(A). Hieruit blijkt dat 55% tot 75% van groepen rustende eenden wordt verstoord bij geluidsniveaus boven de 65 dB(A). Op een afstand van 3 kilometer is de geluidsemissie gedaald tot 45 dB(A) waarbij er voor broedende, rustende en foeragerende vogels geen geluidsverstoring meer plaatsvindt. Het is nu zaak om geluidsverstoring door heiwerkzaamheden te voorkomen dus een bindende fasering van deze werkzaamheden, zodat het heien plaatsvindt buiten verstoringsgevoelige periodes. Dit dient opgenomen te worden in een pakket van mitigerende maatregelen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0303.8070-VO01_0024.png"
Ketelmeer met de potentiele verstoringsafstand ten aanzien van de hei-werkzaamheden. De rode cirkel is de 45 dB(A) contour.


Er bevinden zich geen belangrijke broedlocaties van aanwijzingssoorten binnen de 3 kilometer contour. Andere broedvogels (bijvoorbeeld op IJsseloog) kunnen wel verstoord worden door het geluid van heiwerkzaamheden, hetgeen strijdig is met de Wet natuurbescherming. Het is dus zaak om heiwerkzaamheden uit te voeren buiten het broedseizoen (broedseizoen loopt van 15 maart-15 augustus). Wanneer dat gebeurt, zijn er geen negatieve effecten op broedvogels meer te verwachten. Effecten op broedvogels door heiwerkzaamheden zijn daarom uitgesloten.


Heiwerkzaamheden zullen uitsluitend overdag worden uitgevoerd, terwijl de meeste foeragerende watervogels 's nachts actief zijn. Bovendien zijn de effecten zeer tijdelijk van aard. Voor foeragerende/duikende watervogels geldt dat tijdens de heiwerkzaamheden dat een deel van het foerageergebied tijdelijk ongeschikt zal zijn. Er is echter voldoende alternatief rust- en foerageergebied is binnen het Ketelmeer & Vossemeer. De meeste watervogels zijn aanwezig in de winter, dus wanneer de heiwerkzaamheden goed gefaseerd worden uitgevoerd zal het effect van geluidsverstoring beperkt zijn. Dit betekent dat heien het beste in het zomerhalfjaar uitgevoerd kan worden, en wel na het broedseizoen (zie boven). Effecten op ruiende kuifeenden in het IJsseloog en Keteldiep kunnen dan nog niet worden uitgesloten . Het gebied is van groot belang voor Kuifeend als ruilocatie, hoewel de aantallen relatief klein zijn (500 vogels). Ruiende watervogels zijn zeer gevoelig voor verstoring omdat zij niet kunnen vliegen en dus een verstoringszone niet snel kunnen ontvluchten. Kuifeenden ruien voornamelijk in de periode eind juni tot half augustus, dus groten deels in het hoogseizoen van de waterrecreatie, maar wel in de bouwvakvakantie. Ruiende Kuifeenden eten in de zomer veel minder mosselen, maar juist kleinere en zachtere macro-benthos, zoals muggenlarven, kreeft-achtigen en kleine slakjes. De vogels maken dan gebruik van het hele Ketelmeer. Als heiwerkzaamheden worden uitgevoerd buiten de ruitijd van Kuifeenden zijn er geen negatieve effecten van de aanlegwerkzaamheden te verwachten. Effecten op ruiende kuifeenden door heiwerkzaamheden kunnen dan worden uitgesloten.


Verstoring gebruiksfase

In het Ketelmeer & Vossemeer liggen zeer druk bevaren vaarwegen, enerzijds door de beroepsscheepvaart, anderzijds door de recreatievaart. Grofweg gaat het in de winter om ca. 100 vaarbewegingen per dag, vrijwel uitsluitend door het Ketelmeer en voornamelijk beroepsvaart. In het zomerhalfjaar neemt dit aantal toe door de recreatievaart tot een piek in juli en augustus van ca. 300 vaarbewegingen per dag door het Ketelmeer (100 bewegingen/dag beroepsvaart en additioneel 200 bewegingen/dag recreatievaart), en daarnaast ca. 200 vaarbewegingen/dag in het Vossemeer (voornamelijk recreatievaart). Uitbreiding van Ketelhaven (recreatievaart) zal uitsluitend leiden tot een toename van vaarbewegingen in het zomerhalfjaar, dat wil zeggen in de periode april-oktober, maar vooral in juli en augustus. Motor- en zeiljachten uit Ketelhaven blijken voor ca. 80% uit te varen richting IJsselmeer (dus in westelijke richting), en voor 20% in oostelijke richting naar Vossemeer en de overige randmeren (en deels richting Kampen).


In het westelijk deel van het Ketelmeer is er in de zomer nauwelijks sprake van een toename van verstoring doordat boten op een vaste vaarroute varen als doorvaart naar het IJsselmeer, en omdat het westelijk deel van het Ketelmeer dan niet van belang is voor rustende en broedende vogels. Bovendien is de verwachte toename van vaarbewegingen slecht 3 à 4%, hetgeen niet meer bijdraagt aan effecten op watervogels door de al aanwezige verstoringsdruk.


In het oostelijk Ketelmeer & Vossemeer zijn kwalificerende watervogels vrijwel het gehele jaar aanwezig. Verstoring door recreatievaart treedt in het winterhalfjaar niet op, maar gelet op de verlenging van het vaarseizoen tot in oktober kan verstoring in die periode in principe wel optreden. Motor- en zeiljachten uit Ketelhaven kunnen in het Vossemeer uitsluitend via de vaargeul langs de dijk van Oostelijk Flevoland varen. Dat is op veilige afstand van de rustende en foeragerende watervogels die in de ondieptes van het Vossemeer aan de oude land zijde verblijven. Bovendien is de verwachtte toename van vaarbewegingen in het Vossemeer ook beperkt, en zal niet verder bijdragen aan effecten op watervogels als gevolg van verstoring door de reeds aanwezige recreatievaart.


In de huidige situatie is er sprake van een beperkte mate van verstoring in het oostelijk deel van het Ketelmeer door kanoën, windsurfen en motorbootjes, wat in het voorseizoen en in het hoogseizoen plaatsvindt. De uitbreiding van Ketelhaven richt zich nadrukkelijk niet op deze vorm van waterrecreatie en een toename van effecten van dit type vaartuigen als gevolg van het huidige voornemen is dan ook niet aan de orde.


Effecten op rustende en foeragerende trekvogels zoals de kwalificerende grutto en reuzenstern zullen naar verwachting niet optreden. De grutto is met name in maart (buiten het recreatieseizoen) aanwezig. In de nazomer verzamelen zich echter ook groepen grutto's en dan ook sterk wisselende (kleine) aantallen reuzensterns in het gebied. Deze soorten bevinden zich op droogvallende delen van de IJsseldelta en het oostelijk Vossemeer, waarbij de afstand tot bestaande vaargeulen (daar waar motor- en zeiljachten varen) zodanig groot is dat deze de verstoringsafstanden voor deze soorten overtreffen en de vogels geen negatieve invloed ondervinden van een geringe toename van vaarbewegingen van jachten.


Effecten van de uitbreiding van Ketelhaven op kwalificerende watervogels zijn in de winter nihil, omdat er dan vrijwel geen recreatievaart is. Omdat het recreatieseizoen tegenwoordig wat langer is dan voorheen en bij gunstige weersomstandigheden door kan lopen tot in oktober, treedt vooral een overlap op met de aanwezigheid van Kuifeenden, die dan al terug zijn. Kuifeenden zijn echter nacht-actief (worden niet verstoord bij het foerageren) en rusten overdag langs de zuidelijke Ketelmeerdijk of bij IJsseloog, waar de verstoringsdruk beperkt is. De grootste concentraties zijn vanwege de aanwezigheid van mosselbanken te verwachten in het westelijk Ketelmeer. Gelet op de grote hoeveelheid vaarbewegingen in de huidige situatie zal een toename van 3 à 4% vaarbewegingen naar verwachting niet meer leiden tot additionele verstoring van Kuifeenden of andere rustende vogels.


Effecten op kwalificerende broedvogels in de zomer zijn ook nihil, omdat het type vaartuigen waarop de uitbreiding van Ketelhaven gericht is, niet in de buurt van de broedlocaties (rietmoerassen) van deze soorten in het oostelijk Ketelmeer en Vossemeer kunnen komen, vanwege een te grote diepgang. Motor- en zeiljachten zijn beperkt tot bestaande vaargeulen.


Het enige effect dat door een toename van het aantal recreatievaarbewegingen mogelijk veroorzaakt zou kunnen worden is de verstoring van dag-actieve, foeragerende vogels van open water. Voor het Ketelmeer & Vossemeer betreft dit foeragerende Aalscholvers, afkomstig van de broedkolonie uit Wanneperveen en - bij slechte weersomstandigheden (harde wind)- uit de kolonies van de Oostvaardersplassen en Lepelaarsplassen. Bij slecht weer wordt er echter vrijwel niet uitgevaren. Foeragerende Aalscholvers kennen twee strategieën: solitair vissen lang de dijken (geen verstoring) of sociaal jagen in grote groepen op open water, waarbij scholen vis naar de oppervlakte gejaagd worden. De locaties waar dit optreedt wisselen elkaar snel af, afhankelijk van waar de visscholen zich bevinden. Bij verstoring door scheepvaart moet een groep Aalscholvers weliswaar verplaatsen, maar dat gebeurt sowieso voortdurend bij deze jachtstrategie en op open water in grote meren zijn meestal voldoende alternatieven voorhanden.


Effecten van een (relatief beperkte) toename de recreatievaart en het bijbehorende aantal vaarbewegingen in het Ketelmeer & Vossemeer zijn uitgesloten.

  • c. Effecten verstoring door licht

Op basis van de lichtemissiekaart kan gesteld worden dat het gebied Ketelmeer weinig lichtemissie kent. Ter hoogte van Ketelhaven is de lichtemissie 5-25 * 10-10 W/cm2/sr (stralingsvermogen).

afbeelding "i_NL.IMRO.0303.8070-VO01_0025.png"
Lichtemissie 2012; (eenheid 10-10 W/cm2/sr) (Bron: Atlas Leefomgeving).


Mogelijke effecten van verlichting zijn:

  • verstoring waakslaapritme;
  • verstoring seizoenritme;
  • hinder en afstoting;
  • aantrekking;
  • verblinding;
  • ontregeling verre oriëntatie.


Rustende watervogels zijn aanwezig aan de oostzijde van Ketelhaven. Deze locatie fungeert als rustgebied voor watervogels zoals kuifeend, tafeleend, meerkoet en fuut. Deze zijn voornamelijk en in grote aantallen aanwezig in de winter, als er weinig recreatieactiviteit is. De zuidelijke Ketelmeerdijk, IJsseloog en het uitgestrekte platengebied in het oosten van het Ketelmeer zorgen voor alternatieve beschutte rustgebieden voor deze soorten. Broedvogels zijn niet aanwezig nabij het plangebied.


Realisatie van 3 bouwvolumes met een hoogte van 30 meter en nieuwe ligplaatsen met drijvende steigers met verlichting zal leiden tot een toename van zowel lichtbronnen als verstrooiing van licht. De beperkte uitbreiding van de ligplaatsen zal nauwelijks leiden tot een toename van verstrooiing. Alleen nacht-actieve niet-broedvogels ondervinden hier mogelijk hinder van, maar mits het lichtniveau beperkt is zal er ook gewenning optreden. Van nacht-actieve niet-broedvogels gaat het om vogels die nabij het plangebied foerageren en soorten die trekken tussen foerageergebieden. In de huidige situatie is de Ketelhaven al een plaats waar meer licht wordt uitgestoten dan in de rest van het Ketelmeer. De belangrijkste voedselbronnen (mosselen en waterplanten) en dus foerageergebieden liggen op grote afstand van Ketelhaven (buiten de invloedssfeer van verstrooid licht). De derde voedselbron -vis- wordt overdag benut en visetende watervogels zullen dus niet beïnvloed worden door lichtbronnen in Ketelhaven. Nacht -actieve vogels zijn verder veelal watervogels, zoals kuifeend, tafeleend en meerkoet. Deze soorten zullen wanneer zij zich rond de havens bevinden om te foerageren mogelijk hinder ondervinden van het strooilicht. Nacht- actieve watervogels foerageren echter op tast en niet op zicht, effecten op de foerageersnelheid zijn daarom uitgesloten. Bovendien trekken zij veelal 's nachts van de rustplaatsen langs de havens en dijken weg om te foerageren op open water. Verder zijn er geen belangrijke trekroutes over de Ketelhaven, maar komen de meeste soorten vanuit het noorden en noordoosten het gebied binnen. De uitbreiding van verlichting zorgt dus niet voor een barrière, aangezien er geen trekbaan ligt. Bij verplaatsingen tussen rust- en foerageergebieden kan Ketelhaven verder gemakkelijk omzeild worden. Hierdoor is het effect op nacht-actieve vogels beperkt. Toch is het van belang om verlichting in de bebouwing en op de steigers te beperken en naar de grond te richten zodat uitstraling van licht en mogelijke negatieve effecten beperkt worden.


De toename in lichtuitstoot zal geen effecten hebben op broed- en rustgebieden of op de foerageersnelheid of effectiviteit van kwalificerende watervogels. Effecten door verlichting zijn daarom uitgesloten.

  • d. Effecten verstoring door trillingen

In de aanlegfase van de nieuwe strekdam, de bebouwing en de aanlegsteigers zal geheid gaan worden. Effecten van heien zijn tijdelijk. Heien produceert naast geluid ook trillingen, ook onder water. Het invloedsgebied van deze trillingen onder water is naar verwachting circa 1 kilometer. Voor vissen belangrijke paaigebieden liggen buiten deze invloedssfeer. Het effect op vissen binnen het invloedsgebied is beperkt aangezien het trillingsniveau dat wordt veroorzaakt door de vaarbewegingen van de beroepsvaart al hoog is. De trillingen veroorzaakt door standaard heimethoden reiken ook minder ver dan de effecten van geluid. Effecten van geluidsproductie en verstoring op vogels zijn daarbij maatgevend boven die van trillingen. Effecten van trillingen op vissen en watervogels zijn dan ook niet nader beoordeeld.

IJsselmeer

  • a. Effecten optische en geluidsverstoring

Het geluid en de visuele effecten door aanwezigheid van waterrecreatie (boten) leiden tot een gecombineerd verstoringeffect. De ene soort is daarbij vooral gevoelig voor geluid en de andere meer voor de aanwezigheid en beweging van de verstoringbron. Voor vogels wordt het effect veelal uitgedrukt in verstoringafstand, zoals omschreven in het rapport 'Vogels en recreatie; handvat ter voorkoming van verstoring' (Vogelbescherming, 2004). De verstoringafstand verschilt per soort en ligt tussen de 50 meter en 450 meter. De afstand wordt mede bepaald door de groepsgrootte, aard van de verstoring (motorboot, zeilboot, surfplank, roeiboot, oeverrecreatie) en locatie op het meer (vaargeul, ondiepe en windstille plekken). De uitbreiding van Ketelhaven betreft een uitbreiding van ligplaatsen ten behoeve van motor- en zeiljachten. Geluidsverstoring door dit type vaartuigen is zeer beperkt. Voor de onderstaande effectbeoordeling is daarom voornamelijk visuele verstoring aan de orde.


In de toekomstige situatie zal in het zomerseizoen sprake zijn van een toename van ongeveer 3-4% extra vaarbewegingen vanuit Ketelhaven naar het oostelijk deel van het IJsselmeer. Jachten zullen na het passeren van de Ketelbrug voornamelijk afbuigen richting Urk of Lelystad. Buiten de driehoek Ketelbrug-Lelystad-Urk zal de merkbare toename van het aantal vaarbewegingen snel verdunnen.


In de zomer zijn het met name vis-etende watervogels die mogelijk effecten ondervinden van de recreatievaart. Het gaat dan om aalscholver, fuut en visdief. Voor visdief en fuut geldt dat zij bij het zien van een boot deze uit de weg gaan, waarna zij bij het passeren weer gebruik kunnen maken van het gebied rond de vaarroute. Futen kunnen hierbij het duiken om te foerageren combineren met het passeren van een boot. De grootste concentraties visdieven zijn in de buurt van de broedkolonies (zoals de Kreupel). Ruiende futen komen vooral voor aan de Friese kust. Een geringe toename van het aantal vaarbewegingen vanuit Ketelhaven heeft hierop geen effect, aalscholvers broeden in grote kolonies rondom het IJsselmeer (vroeger vooral Oostvaardersplassen, Lepelaarsplassen en Naardermeer, tegenwoordig echter ook op de Kreupel en langs de kust van Noord-Holland). Voor de aalscholver geldt dat zij een grote actieradius hebben en foerageren langs grote delen van het IJsselmeer. Een aalscholver heeft een actieradius tussen de 10 en 70 km en zal zijn foerageerlocatie kunnen aanpassen aan de hand de intensiteit van recreatie en vaarbewegingen in een gebied (Witteveen+Bos, 2008). Voor broedende aalscholvers is het vangstsucces van vis in het IJsselmeer bepalend voor het succes om jongen groot te brengen. Aalscholvers die in het oostelijk IJsselmeer voorkomen broeden de afgelopen jaren niet erg succesvol, maar dat is vooral het gevolg van het ineenstorten van de spieringstand en overbevissing van andere prooivis door de IJsselmeervissers. Groepen sociaal vissende aalscholvers kunnen extra verstoord worden door een toename van vaarbewegingen vanuit Ketelhaven. Deze toename beperkt zich tot 3-4% en in het IJsselmeer is deze toename alleen merkbaar in de driehoek Ketelbrug-Lelystad-Urk, relatief ver van de meeste broedkolonies. Vaarbewegingen vinden vooral plaats op bestaande routes. Verstoring leidt ertoe dat een groep aalscholvers moet verplaatsen, hetgeen echter past bij de jachttechniek. Buiten de vaarroutes is echter een groot areaal alternatief jachtgebied voorhanden. Het is aannemelijk dat de aalscholvers in het hoogseizoen vooral daar vissen, vanwege de al hoge verstoringsdruk op de bestaande vaarroutes. Effecten van de uitbreiding van Ketelhaven op broedende aalscholvers in het IJsselmeer zijn dan ook niet aanwezig of hooguit verwaarloosbaar klein. Effecten op broedvogels en niet-broedvogels op het IJsselmeer zijn uitgesloten.

4.3.2.2 Conclusies en aanbevelingen

Conclusies

Negatieve effecten van de uitbreiding Ketelhaven ten aanzien van instandhoudingsdoelstellingen van de Natura 2000-gebieden in de omgeving zijn uitgesloten. Dit geldt zowel voor de aanlegfase, waarin bouwwerkzaamheden plaatsvinden en de uitbreiding gerealiseerd wordt (alleen Ketelmeer & Vossemeer), als de voor de gebruiksfase, waarin een lichte toename van de recreatievaart plaatsvindt in zowel Ketelmeer & Vossemeer, alsook in het IJsselmeer. De toename in recreatievaart zal niet leiden tot additionele verstoring, omdat het vaarbewegingen betreft van motorjachten en zeiljachten die 1) alleen de bestaande vaarroutes en -geulen benutten en 2) door het intensieve vaarverkeer in de huidige situatie geen extra verstoring van vogels teweeg brengen, meer dan in de huidige situatie al het geval is. Wel zijn een aantal aanvullende maatregelen van belang bij de realisatie van de uitbreiding en moet navolging gegeven worden aan het hier voorgestelde natuurinclusief ontwerp, dit om het ruimtebeslag en de mogelijke verstoring van een rustplek van watervogels aan de oostzijde van Ketelhaven te mitigeren.


Randvoorwaarden

Aan de volgende randvoorwaarden moet worden voldaan om negatief (significante) effecten te voorkomen:

  • Aanleg van een nieuwe strekdam aan de oostzijde van de uit te breiden jachthaven. Middels een natuurinclusief ontwerp in de vorm van een strekdam, die zo ontworpen is dat de recreatievaart niet zichtbaar is voor de vogels en die tevens zorgt dat de nieuwe rustlocatie niet binnen te varen is door boten. Op deze wijze kan eenvoudig voorkomen worden dat de vogels na uitbreiding van de jachthaven niet meer kunnen rusten, en worden significante effecten op de rustfunctie voorkomen.


Maatregelen

Om negatieve effecten als gevolg van de werkzaamheden of de gebruiksfase op aanwezige soorten te beperken, zijn de onderstaande mitigerende maatregelen noodzakelijk:

  • Werkzaamheden die geluidsverstoring veroorzaken (bijvoorbeeld heiwerkzaamheden) moeten gefaseerd uitgevoerd worden, zodanig dat ze vallen buiten verstoringsgevoelige periodes voor vogels. Er moet daarom in elk geval niet gewerkt worden in het broedseizoen en ook niet in periodes dat er grote aantallen trek- en wintervogels in een straal van 3 km rond de Ketelhaven aanwezig zijn.
  • Er dient gebruik te worden gemaakt van geluid beperkende hei-methoden, zoals gedempt heien, trillen of boren. Daarnaast moet van technieken gebruik gemaakt worden die soorten in staat stelt het gebied tijdig te ontvluchten, denk hierbij aan ramping- up en slow start technieken.
  • Het is van belang om verlichting in de bebouwing en op de steigers te beperken en naar de grond te richten zodat effecten van uitstraling op de omgeving beperkt worden.

4.4 Water

Sinds 1 november 2003 is de toepassing van de watertoets wettelijk verplicht door de verankering in het Besluit op de ruimtelijke ordening 1985. De watertoets heeft betrekking op alle grond- en oppervlaktewateren en behandelt alle van belang zijnde waterhuishoudkundige aspecten (naast veiligheid en wateroverlast ook bijvoorbeeld waterkwaliteit en verdroging). De watertoets is een belangrijk procesinstrument om het belang van water een evenwichtige plaats te geven in de ruimtelijke ordening. Uit de waterparagraaf die in 2013 is opgesteld, het resultaat van de Watertoets, blijkt de betrokkenheid van de waterbeheerder in het planproces en de wijze waarop het wateradvies van de waterbeheerder is meegenomen in de uitwerking van het recreatieplan.

Het planvoornemen bestaande uit het buitendijks recreatieplan Ketelhaven is op 5 december 2013 ingediend bij www.dewatertoets.nl. Hiermee is het planvoornemen kenbaar gemaakt bij de waterbeheerders. Uit de indiening blijkt dat de 'normale procedure' gevolgd dient te worden, waarbij actieve betrokkenheid van waterschap Zuiderzeeland nodig is. Hiertoe is een overleg met het waterschap belegd op 10 maart 2014 (zie Bijlage 5). Bij de indiening van het planvoornemen bij www.dewatertoets.nl is een uitgangspuntennotitie verkregen, waarvan de resultaten zijn verwerkt in deze waterparagraaf. In de uitgangspuntennotitie staat vermeld welke wateraspecten relevant zijn en hoe hiermee om te gaan. Inmiddels is er enige tijd verstreken sinds het opstellen van de waterparagraaf, waardoor een actualisatie heeft plaatsgevonden.

Naast het bestemmingsplan is er ook een MER opgesteld voor het planvoornemen. In het MER zijn ook de waterhuishoudkundige aspecten beoordeeld. Op de Notitie Reikwijdte en Detailniveau die is opgesteld is het kader van de te doorlopen m.e.r.-procedure, zijn een aantal water-gerelateerde zienswijzen gekomen, die in deze waterparagraaf zijn verwerkt.

Bij dit plan zijn naast de gemeente Dronten een drietal waterbeheerders betrokken: waterschap Zuiderzeeland, provincie Flevoland en Rijkswaterstaat. Rijkswaterstaat is waterbeheerder (kwantiteit, kwaliteit en waterveiligheid) van de buitendijkse gebieden (exclusief de waterkering). Provincie Flevoland is verantwoordelijk voor het aanwijzen en normeren van de waterkeringen in dit gebied. Waterschap Zuiderzeeland is waterbeheerder voor het binnendijkse gebied inclusief de waterkering (kwantiteit, kwaliteit en waterveiligheid). Ook is het waterschap verantwoordelijk voor de vergunningverlening binnendijks en ten aanzien van de waterkering.

4.4.1 Beleid

Het streven naar een veilig, gezond en duurzaam waterbeheer staat landelijk in de belangstelling. Thema's zoals 'water in de stad' en 'water als ordenend principe' zijn als speerpunten aangegeven in het vigerende beleid zoals vastgelegd in de SVIR, de Handreiking Watertoets (VROM), het Omgevingsplan Flevoland (Provincie Flevoland) en het Waterbeheersplan (Waterschap Zuiderzeeland).

Op 22 december 2009 is de Waterwet in werking getreden. De Waterwet regelt het beheer van oppervlaktewater en grondwater, en verbetert ook de samenhang tussen waterbeleid en ruimtelijke ordening.

Europese Kaderrichtlijn Water

Op Europees, nationaal en stroomgebiedsniveau geldt de Kaderrichtlijn Water (KRW).

Provincie Flevoland wil mooi en schoon water voor een gezonde en aantrekkelijke leefomgeving. De basis voor de kwaliteit van het Flevolandse water is geregeld in de Europese Kaderrichtlijn Water. Dit is verder uitgewerkt in de Partiële herziening Omgevingsplan Flevoland water 2015.

Om aan de KRW te voldoen worden oevers natuurvriendelijk aangelegd en beheerd. De meeste maatregelen staan in het Waterbeheerplan 2016 en worden uitgevoerd door Waterschap Zuiderzeeland. De provincie is verantwoordelijk voor de aanleg van natuurvriendelijke oevers langs de provinciale vaarwegen.

De KRW heeft als doel om de kwaliteit van alle Europese wateren in een goede toestand te brengen en te houden, met een focus op de goede ecologische kwaliteit van oppervlaktewateren. In dit kader zijn uniforme methodieken ontwikkeld om grond- en oppervlaktewaterlichamen te definiëren, stroomgebieden te karakteriseren, monitoringsprogramma's op te stellen en een uitvoeringsprogramma te maken. In het tweede programma (2016- 2021) is de aandacht gericht op resterende knelpunten in waterkwaliteit, nieuwe inzichten en de maatregelen die in deze periode moeten worden genomen. Conform de Kaderrichtlijn Water (KRW) bevinden alle grond- en oppervlaktewaterlichamen zich uiterlijk in 2027 in een 'goede toestand'.

Provincie Flevoland

De provincie is verantwoordelijk voor de vertaling van het rijksbeleid naar een regionaal beleidskader en voor strategische regionale opgaven. De Provincie is opsteller van het Omgevingsplan Flevoland. Onderdeel van dit plan zijn de structuurvisie, het milieubeleidsplan, het regionaal waterplan en het verkeer- en vervoersplan. Op deze manier werkt de provincie aan een integrale benadering van de duurzame fysieke leefomgeving.

Het waterbeleid van Provincie Flevoland is gericht op het tot ontplooiing laten komen van een robuust watersysteem: vitaal, duurzaam, veilig, toegankelijk, aantrekkelijk en schoon. Wat er hieraan kan worden bijgedragen staat in de Partiële herziening Omgevingsplan water 2015, waarin de Kaderrichtlijn Water is geïmplementeerd en waarin een kader voor de wateropgave is gegeven. Het plan kent 5 thema's: functies, waterveiligheid, waterkwantiteit, waterkwaliteit en grondwater.

Bij het vormgeven van ruimtelijke ontwikkelingen wordt rekening gehouden met de eisen die het watersysteem aan de functies stelt. Het waterbeleid is gericht op:

  • het voorkomen van overlast door overschot of tekort aan water, waarbij de gebieden waar de bodem daalt bijzondere aandacht vragen.
  • het ontwikkelen en beschermen van een goede waterkwaliteit (chemisch/ecologisch) voor alle wateren;
  • de bescherming tegen buitendijks overstromingsgevaar;
  • het 'klimaatbestendig' maken van de ruimtelijke inrichting van Flevoland.


Eén van de uitgangspunten hierbij is het duurzaam en robuust maken van het watersysteem. Een robuust watersysteem is in staat om zelfstandig extremen op te vangen zonder dat problemen in andere gebieden of later in de tijd ontstaan. Het betreft niet alleen extreme neerslag, maar ook hittestress en langdurige droogte. De ontwikkeling van een duurzaam, robuust watersysteem is een belangrijke maatschappelijke investering.

Waterschap Zuiderzeeland

Het Waterbeheerplan 2016-2021 beschrijft hoe het waterschap nu en in de toekomst blijft zorgen voor veiligheid en voor voldoende en schoon water. Ook maakt het duidelijk wat inwoners, overheden en belangenorganisaties van het waterschap mogen verwachten. Het waterbeheerplan vormt daarmee het contract met de samenleving.

Naast het uitvoeren van de kerntaken blijft het waterschap de komende jaren vooruit én om zich heen kijken. Zo wordt er verder gezocht naar kostenbesparingen, onder andere door het energiegebruik te verminderen. Ook worden juist innovatieve oplossingen gezocht om energie en grondstoffen terug te winnen uit het afvalwater. Omdat het klimaat verandert, wordt er gewerkt aan nieuwe oplossingen om steden klimaatbestendig te maken.

Het waterschap vindt het belangrijk dat er draagvlak is bij zijn inwoners en partners voor het werk dat het uitvoert. Uit de reacties op het plan maakt het waterschap op dat er breed draagvlak is voor de uitgezette koers. Het waterschap zal de verbinding blijven zoeken met zijn inwoners en partners bij de uitvoering van het plan. Daarbij zal voortdurend gekeken worden naar mogelijkheden om maatregelen duurzamer en efficiënter uit te voeren.

Het buitendijkse gebied waar de voorgenomen ontwikkeling is gepland, is beschermd door een regionale waterkering met een overschrijdingskans van eens per 25 jaar. Dit is opgenomen in de provinciale “Verordening voor de Fysieke Leefomgeving Flevoland”. Conform het Omgevingsplan Flevoland 2006 en het beleid van waterschap Zuiderzeeland, dient voor een buitendijks gebied, waar grootschalige ontwikkelingen plaats zullen vinden, de veiligheidsnorm te worden verscherpt naar stedelijk grondgebruik (overschrijdingskans van eens per 1000 jaar).

Aan de hand van deze waterparagraaf wordt duidelijk gemaakt hoe het vigerend waterbeleid is vertaald naar waterhuishoudkundige inrichtingsmaatregelen in het buitendijks recreatieplan Ketelhaven, hoe met water in dit planvoornemen wordt omgegaan en op welke wijze de inrichtingsmaatregelen bijdragen aan 'Veiligheid, Voldoende en Schoon Water'.

4.4.2 Huidige situatie

Bij de beschrijving van de huidige situatie is gebruik gemaakt van gegevens van de website van waterschap Zuiderzeeland, het Dinoloket van TNO en de Bodemkaart van Nederland.

Het plangebied ligt aan de primaire waterkeringen Ketelmeerdijk en Vossemeerdijk Ketelhaven. Het toekomstige parkeerterrein ligt deels in de buitenbeschermingszone van de primaire waterkering. De minimaal vereiste kruinhoogte van de primaire waterkering is + 3,87 m NAP. De primaire waterkering heeft een veiligheidsnorm van eens per 4000 jaar.

Het buitendijkse gebied van de haven wordt beschermd door een regionale waterkering. Deze waterkering heeft een veiligheidsnorm van eens per 25 jaar bij een overslagcriterium van 1 l/s/m. De plannen ten noorden van de Vossemeerdijk liggen buitendijks.

afbeelding "i_NL.IMRO.0303.8070-VO01_0026.png"

Ligging primaire en regionale waterkeringen (Bron: Waterbeheerplan Zuiderzeeland (links) en Provinciale Verordening Fysieke Leefomgeving (rechts)).

afbeelding "i_NL.IMRO.0303.8070-VO01_0027.png"

Toelichting beschermingszones waterkeringen (bron: Waterbeheerplan Zuiderzeeland).

Ten oosten van het toekomstige parkeerterrein ligt de Lage Vaart. Deze vaart en het gebied ten westen hiervan heeft een zomer- en winterpeil van – 6,20 m NAP. Ten oosten van de Lage Vaart is het zomer- en winterpeil – 5,20 m NAP. Ten noorden van de Vossemeerdijk ligt het IJsselmeer/Ketelmeer met een zomerpeil van – 0,20 m NAP en een winterpeil van – 0,40 m NAP. Tussen de Lage Vaart en het Ketelmeer staat het gemaal Colijn. Ten oosten van het gemaal zijn een keersluis en een inlaatwerk gelegen.

Op de Bodemkaart van Nederland is het gebied gekarteerd als een kalkrijke Drechtvaaggrond van zavel. Er wordt moerig materiaal aangetroffen dieper dan 0,8 m-mv en tot onder 1,2 m-mv. Het gebied is gekarteerd met grondwatertrap VI en V*. Dit betekent dat de gemiddelde hoogste grondwaterstand circa 0,25 tot 0,8 m-mv is. De gemiddelde laagste grondwaterstand is dieper dan 1,2 m-mv.

Het plangebied is niet gelegen in een boringsvrije zone of waterwingebied. Het gebied is evenmin aangeduid als gebied met kans op wateroverlast. Het gedeelte ten westen van het plangebied is aangeduid als een gebied met kwetsbaar water van het middelste ecologische niveau. Het plangebied zelf maakt hier geen deel van uit. Uit de aanmelding bij www.dewatertoets.nl blijkt dat men rekening moet houden met een opbarstrisico.

4.4.3 Toekomstige situatie

In het planvoornemen krijgt water een duurzame en afgewogen plek. Het planvoornemen wordt dusdanig ingericht dat het voornemen geen waterproblemen veroorzaakt op andere plaatsen, op andere tijden of in andere compartimenten. Hieronder is beschreven hoe aan de thema's veiligheid, voldoende water en schoon water invulling is gegeven.

Waterveiligheid

Gezien de ligging aan de dijk van het Ketelmeer is waterveiligheid een belangrijk item. Het planvoornemen ligt niet in de kernzone van de dijk, maar wel in de beschermingszone. Het noordelijk deel van het planvoornemen ligt buitendijks. Buitendijkse ontwikkelingen die een stedelijke functie krijgen, dienen conform het beleid van de provincie Flevoland en waterschap Zuiderzeeland een beschermingsniveau van eens per 1000 jaar te krijgen. Dit zijn in dit plan de woonblokken. Dit veiligheidsniveau komt overeen met 2,4 m+NAP in de huidige situatie (zonder met het meestijgen met de zeespiegel rekening te houden). Daarnaast dient rekening gehouden te worden met een golfoverslagcriterium, aan te geven door het Waterschap. Voor het realiseren van de bebouwing op de landtong ten noorden van de Vossemeerdijk dient bij het waterschap een ontheffing of vergunning te worden aangevraagd. Deze locatie ligt namelijk deels in de binnenbeschermingszone en deels in de buitenbeschermingszone. Het nieuwe parkeerterrein aan de Ketelmeerdijk ligt deels binnen, deels buiten de buitenbeschermingszone.

Hoewel mogelijkheden tot bouwen binnen de binnenbeschermingszones en tussenbeschermingszones van waterkeringen beperkt zijn, wordt de mogelijkheid voor ruimtelijke ontwikkelingen door het waterschap open gehouden indien zorgvuldig wordt omgegaan met waterveiligheid. Bijvoorbeeld een op hoogte aangelegde ontwikkeling. Om deze reden wordt de bebouwing op de landtong op voldoende hoogte aangelegd. Een belangrijke voorwaarde daarbij is dat het waterkeringsbelang en het beheer en onderhoud niet in het geding komen. Voor bouwactiviteiten in de binnenbeschermingszone en tussenbeschermingszone dient een ontheffing bij het waterschap te worden aangevraagd. Er is geen (keur)beperking voor bouwactiviteiten, in dit geval een deel van het nieuwe parkeerterrein, in de buitenbeschermingszone.

Naast de waterkering speelt het oppervlaktewaterpeil ook een rol in de waterveiligheid. Het vigerend beleid gaat uit van een peilstijging van 1 m (ten opzichte van huidig streefpeil) op het Ketelmeer. Richting het jaar 2100 gaat Rijkswaterstaat (RWS) voor het IJsselmeer (inclusief het Ketelmeer) uit van het meestijgen met de zeespiegel tot NAP + 0,3 m als worst-case scenario als gevolg van de klimaatsontwikkeling. In het planvoornemen wordt rekening gehouden met een stijging van de zeespiegel tot NAP + 0,3 m. Daarnaast dient waarschijnlijk rekening gehouden te worden met een golfoverslagcriterium.

Veiligheid wordt in dit planvoornemen gewaarborgd door de aanleghoogte van de bebouwing op de landtong aan te passen aan de geldende veiligheidsnormen en de waterpeilen op het IJsselmeer. Daarnaast worden de stabiliteit en het faalmechanisme van de waterkeringen niet aangetast door het planvoornemen.

Voldoende water

Het waterschap streeft naar een robuust watersysteem dat de effecten van toekomstige klimaatveranderingen en bodemdaling kan opvangen. Het planvoornemen is gelegen in een watersysteem dat op basis van de toetsing in 2012 voldoet aan de normering voor wateroverlast. Een dergelijk systeem kan het water verwerken tegen maatschappelijk aanvaardbare kosten.

Met het planvoornemen wordt er netto geen verhard oppervlak aan het gebied ten noorden van de Vossemeerdijk toegevoegd. Het parkeerterrein aan de zuidzijde van de Ketelmeersdijk is (deels) wel nieuwe verharding. Het verharden van grond met bebouwing of bestrating leidt tot een versnelling van de afvoer van neerslag naar het watersysteem. Waar het verharde oppervlak als gevolg van een ruimtelijke ontwikkeling meer dan 2.500 m² toeneemt, dienen volgens het beleid van het Waterschap Zuiderzeeland compenserende maatregelen te worden genomen om piekafvoeren te verwerken. Afwenteling op omliggende gebieden wordt voorkomen en de bergingsruimte in het watersysteem blijft behouden. Compensatie dient binnen hetzelfde peilgebied plaats te vinden of eventueel benedenstrooms. De berging wordt niet later gerealiseerd dan de uitvoering van de rest van het planvoornemen. De reeds aanwezige ruimte voor berging mag niet afnemen. In dit gebied dient 5% van de netto toename verharding te worden gecompenseerd als open water of dient het water in een oppervlakkige berging of wadi te worden opgevangen. Voor dit gebied geldt de afvoernorm voor landelijk gebied. De maximale afvoer uit het gebied is 1,5 l/s/ha bij een neerslagsituatie met een herhalingstijd van één jaar.

Het plangebied is gelegen in een gebied met een risico op opbarsten van de grond. Indien grond wordt ontgraven dan is gericht onderzoek naar het opbarstrisico ter plaatse noodzakelijk. Opbarsten of (bijna) aansnijden van het pleistocene zandpakket dient zoveel mogelijk voorkomen te worden vanwege de kans op instabiliteit van de bodem of ongewenste kwel of inzijging. Indien toch gegraven dient te worden, dan dient in de nadere uitwerking van het planvoornemen opgenomen te worden hoe de negatieve effecten van het opbarstrisico ondervangen worden.

Schoon water

Conform de Waterwet (Ww) is het verboden om afvalstoffen, verontreinigende of schadelijke stoffen in welke vorm dan ook te brengen in oppervlaktewateren, zonder vergunning. Schoon regenwater mag zonder vergunning direct geloosd worden op het oppervlaktewater. Lozingen op oppervlaktewater als gevolg van uitlogende materialen verwerkt in bouwwerken (bijvoorbeeld zinken of koperen daken) zijn vergunningsplichtig. Het water van parkeerterreinen wordt gezuiverd alvorens het loost op oppervlaktewater, aangezien het gaat om meer dan 50 parkeerplaatsen. Deze zuivering kan bijvoorbeeld door een bodem- of bermpassage worden vormgegeven. Lozingen op kwetsbaar water (ten westen van het parkeerterrein) van alle typen oppervlakken zijn door het waterschap niet toegestaan.

Er zijn geen, voor dit project relevante, KRW-maatregelen op of rond het plangebied.

4.4.4 Wateradvies

In het kader van artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening is het bestemmingsplan, inclusief waterparagraaf voorgelegd aan de waterbeheerders.

PM

4.5 Cultuurhistorie en archeologie

4.5.1 Cultuurhistorie

Ketelhaven is het unieke begin van de polder. Hier ligt de kern van de aanleg; de werkhaven. Hier komen de Lage en Hoge Vaart samen en wordt een deel van het water uit de polder gemalen. Het gebied met het gemaal, de zichtassen en de werkhaven vormen een cultuurhistorisch waardevolle en beeldbepalende structuur.

In mei 2011 heeft de gemeenteraad van Dronten het besluit genomen om het cultureel erfgoed een plaats te geven in het ruimtelijk beleid van de gemeente. Door Het Oversticht (december 2010) is een inventarisatie gemaakt van de waardevolle gebouwen en ruimtelijke structuren. Bij de inventarisatie is gebruik gemaakt van een aantal criteria voor het beoordelen van gebouwen en ruimtelijke structuren:

  • architectonische waarde
  • cultuurhistorische waarde
  • stedenbouwkundige waarde
  • gaafheid
  • zeldzaamheid

In Ketelhaven zijn het gemaal Colijn en de eerste woningen op de Vossemeerdijk als gemeentelijk monument aangewezen. Het gemaal heeft nog een puntgaaf interieur en geïntegreerde kunstwerken in de gevel. De betreffende woningen zijn de eerste woningen van de Oostelijke Flevopolder (1953) en gebouwd in de stijl van de Delftse school.

Daarnaast is besloten om waardevolle ruimtelijke structuren, zoals de zichtlijnen Lage Vaart, Hoge Vaart, Ketelmeer inclusief groen- en waterstructuur een beschermde status te geven en dit vast te leggen in het bestemmingsplan. Hier begon de drogglegging van de Oostelijke flevopolder. Het betreft her de vorkstructuur van Hoge vaart, Lage Vaart, werkhaven, de uitmonding van het gemaal met de sluis en de ophaalbrug.

Bij het ontwerpen van nieuwe ontwikkelingen kan rekening gehouden worden met het aanwezige waardevolle erfgoed. Het kan zelfs oriëntatiepunt of houvast zijn voor ontwerpen. Het is overigens niet de bedoeling dat erfgoed een obstakel wordt voor nieuwe ontwikkelingen. Soms is het redelijk en verdedigbaar om in nieuwe ontwerpen de historie los te laten.

afbeelding "i_NL.IMRO.0303.8070-VO01_0028.png"   afbeelding "i_NL.IMRO.0303.8070-VO01_0029.png"  

Ruimtelijk erfgoed Ketelhaven

4.5.2 Archeologie

Archeologiebeleid gemeente Dronten

In 2009 is de gemeentelijke archeologische beleidskaart en voorbeeldplanregels ten behoeve van bestemmingsplannen opgesteld. De gemeente wil met het archeologiebeleid bereiken, dat:

  • bij ruimtelijke ontwikkelingen zorgvuldig wordt omgegaan met archeologische waarden, zodat deze waar mogelijk behouden blijven voor toekomstige generaties;
  • archeologische waarden meer worden ingezet ter versterking van de ruimtelijke kwaliteit, identiteit en cultuurbeleving.

Ten behoeve hiervan heeft de gemeente de archeologische waarden en verwachtingen die binnen de gemeentegrenzen voorkomen zoveel mogelijk geïnventariseerd en op een Archeologische waarden en verwachtingenkaart gevisualiseerd. Deze kaart is doorvertaald in een Archeologische beleidskaart en voorbeeldplanregels.

Het doel van het gemeentelijk archeologiebeleid is het behoud van belangrijke archeologische waarden, zonder daarbij andere belangen uit het oog te verliezen. Het beleid beperkt zich daarom tot archeologische terreinen waarvan de behoudenswaardigheid al is aangetoond en tot reële archeologische verwachtingen. Gebieden met een lage archeologische verwachting en gebieden waarvan bekend is dat de bodem al is verstoord, vallen buiten de reikwijdte van het gemeentelijk archeologiebeleid (beleidscategorie “Archeologievrij gebied”).

Voor het aspect archeologie is in het kader van de voorgenomen ontwikkeling de gemeentelijke archeologische verwachtingenkaart en beleidskaart geraadpleegd. Tevens is gekeken naar reeds bekende acrehologische monumenten en waarden in Archis 2.

Gemeentelijke verwachtingskaart

Uit de gemeentelijke archeologische verwachtings- en beleidskaart (Archeologiebeleid gemeente Dronten, Vestigia, 13 oktober 2009) blijkt dat de landtong en de bestaande havens zich in archeologievrij gebied bevinden.

Voor de binnendijkse parkeerplaats geldt een gematigde verwachting (archeologisch waardevol gebied 4). Hiervoor geldt dat archeologisch onderzoek uitgevoerd dient te worden indien het te vergraven gebied groter is dan 1,7 ha is en de bodemverstoring dieper dan 1.00m onder maaiveld zal reiken. Het binnendijkse parkeerterrein krijgt een oppervlakte van ca. 6.200 m², tevens wordt er vooralsnog vanuit gegaan dat de bodemverstoring niet dieper dan 1.00m beneden maaiveld zal plaatsvinden.

Voor de nieuwe jachthaven geldt een specifieke verwachting waterbodems en is aangemerkt als archeologisch waardevol gebied 5. Deze beleidscategorie omvat de randmeerzone van het gemeentelijk grondgebied. Hiervan is een eerste inzicht gekregen in de archeologische verwachting aan de hand van sonaronderzoek. Bodempenetrerende technieken zijn niet toegepast. Voor deze zone blijft dan ook een verhoogde archeologische verwachting gelden op het aantreffen van scheepswrakken. De beleidsdoelstelling voor deze categorie is om in het geval van grootschalige bodemverstoringen onderzoek uit te laten voeren om de archeologische verwachting verder te specificeren. Afhankelijk hiervan kunnen nadere onderzoeks- en behoudsmaatregelen worden overwogen. De volgende vrijstellingscriteria zijn op deze categorie van toepassing:

  • oppervlakte plangebied tot 1,7 ha;
  • diepte bodemingreep afhankelijk van vrijstellingsdiepte.

afbeelding "i_NL.IMRO.0303.8070-VO01_0030.png"

Uitsnede archeologische verwachtingenkaart

afbeelding "i_NL.IMRO.0303.8070-VO01_0031.png"

Uitsnede kaart beleidscategorieën

Monumenten

Binnen het plangebied en het ruimere onderzoeksgebied (straal 500 meter) bevinden zich geen archeologische monumenten.

Vondstmeldingen en waarnemingen

Binnen het plangebied en het ruimere onderzoeksgebied (straal 500 meter) bevinden zich geen vondstmeldingen en/of waarnemingen.

Uitgevoerde onderzoeken

Binnen het plangebied en het ruimere onderzoeksgebied (straal 500 meter) zijn geen archeologische onderzoeken verricht. Op het Ketelmeer zijn echter wel meerdere onderzoeken verricht bestaande uit bureauonderzoeken, sonaronderzoeken en duikinspecties.

Uit de reeds eerder uitgevoerde bureauonderzoeken is gebleken dat er een kans is op het aantreffen van resten van scheepswrakken op de bodem van het Ketelmeer (Brenk & Waldus 2009; Kroes 2011a). Deze kans is echter niet bijzonder hoog. Afgaande op het aantal scheepswrakken dat tot dusverre op drooggelegde IJsselmeerbodem is aangetroffen (435 volgens www.ookflevoland.nl/nl/historie/scheepswrakken) en de gezamenlijke oppervlakte van de Flevopolders (1430 km² volgens gegevens uit Wikipedia) kan een dichtheid aan scheepswrakken van 0,3042 per km² worden verwacht. In een plangebied van 6,86 hectare zou dan sprake zijn van een trefkans van 0,021 wrakken. De kans op géén scheepswrakken in het gebied is dan ruim 97%.

Bureauonderzoek kan echter niet uitwijzen of dit daadwerkelijk het geval is. Voor meerdere delen van het Ketelmeer is sonar onderzoek uitgevoerd. Dit sonar onderzoek laat objecten zien die uit het bodemoppervlak steken.

Voor het plangebied Ketelhaven West werden op deze wijze 12 locaties aangewezen waar zich mogelijk archeologische resten bevonden. Bij nadere inspectie d.m.v. duikinspecties is gebleken dat alle locaties recente deposities (olievaten, stenen etc.) ophogingen betreffen (van Campenhout & van Lil 2010). Uit dit onderzoek is tevens gebleken dat de bodem van het Ketelmeer bedekt is geraakt met een laag slib van 10-15 cm. dikte. Eventueel aanwezige scheepswrakken zullen hierdoor geheel bedekt zijn. Door de geringe stroming zullen deze wrakken niet aan het oppervlak zichtbaar worden.

Voor het plangebied 'Zandwingebied Ketelmeer' zijn bij sonaronderzoek 56 anomaliën waargenomen waarvan 17 locaties zijn aangewezen als mogelijk archeologische resten (Kroes 2011a). Bij nadere inspectie d.m.v. duikinspecties zijn geen archeologisch relevante locaties aangetroffen. Slechts op één locatie zijn houtresten aangetroffen die mogelijk los wrakhout betreffen. Een belangrijke conclusie uit dit onderzoek is dat er op de onderzoekslocaties geen archeologische waarden zijn aangetroffen die overeenkomen met de verwachtingen op basis van het vooronderzoek.

Bronnen

  • Brenk, S. van den & W.B. Waldus, 2009: Bureauonderzoek Ketelmeer-West (Periplus Archeomare Rapport 09_A004).
  • Campenhout, K. van & R. van Lil, 2010: Ketelmeer West. Inventariserend Veldonderzoek (onderwaterfase verkennend) door middel van duikinspecties (Periplus Archeomare rapport 10_A023).
  • Kroes, R.A.C., 2011a: Zandwingebied Ketelmeer, gemeente Dronten en Kampen; archeologisch vooronderzoek: een inventariserend veldonderzoek, verkennende fase op water (RAAP-notitie 3.940).
  • Kroes, R.A.C., 2011b: Zandwingebied Ketelmeer, gemeente Dronten en Kampen; archeologisch vooronderzoek: een inventariserend veldonderzoek onder water, verkennende fase (RAAP-notitie 3.941).

Conclusie

De landtong en de bestaande havens liggen in archeologievrij gebied. Hiervoor gelden geen archeologische restricties. De binnendijkse parkeerplaats ligt binnen een zone waarvoor de ondergrenzen (oppervlakte en diepte) in principe niet zullen worden overschreden. Om de gematigde archeologische waarden te beschermen is een dubbelbestemming 'waarde archeologie 4' op het betreffende gebied geplaatst.

Voor de nieuwe jachthaven geldt het beleidsadvies 'archeologisch waardevol gebied 5'. Dit betekent dat zich hier archeologische resten onder water kunnen bevinden. In de directe omgeving van het plangebied bevinden zich geen reeds bekende archeologische waarden. Eventuele scheepswrakken op het Ketelmeer worden niet zichtbaar door sonaronderzoek. Aangezien eventuele scheepswrakken niet zichtbaar zijn aan het oppervlak, kan ook de afwezigheid ervan niet worden aangetoond.

De ingreep omvat het plaatsen van diverse steigerpalen met een dikte van ca. 40 cm om de steigers te geleiden, waarbij de verstoringsoppervlakte minder zal zijn dan 1,7 hectare. De betreffende ondergrenzen worden zodoende niet overschreden. Dit neemt niet weg dat in geval van het aantreffen van archeologische resten tijdens het plaatsen van deze steigerpalen een meldingsplicht geldt conform paragraaf 7 in artikel 53 van de Monumentenwet. Om het melden van toevalsvondsten te borgen dient voor aanvang van aanlegwerkzaamheden een meldingsprotocol te worden opgesteld.

4.6 Bodem

Verkennend bodemonderzoek

In de periode november/december 2013 is een verkennend milieukundig bodemonderzoek conform NEN 5740 en een verkennend asbestonderzoek conform NEN 5707 verricht ter plaatse van de Vossemeerdijk 21 en 25 te Ketelhaven (gemeente Dronten). Voor de bepaling van de onderzoeksstrategie is een vooronderzoek uitgevoerd gebaseerd op het onderzoeksprotocol NEN 5725 (Strategie voor het uitvoeren van vooronderzoek bij verkennend en nader onderzoek). Hierbij zijn o.a. de in het verleden op de locatie uitgevoerde activiteiten en de resultaten van in het verleden (in de omgeving) uitgevoerde bodemonderzoeken geïnventariseerd.

Doel van het onderzoek is inzicht te verkrijgen in de huidige milieuhygiënische bodemkwaliteit van de onderzoekslocatie. In het kader van het onderzoek zijn de volgende werkzaamheden verricht:

  • vooronderzoek conform NEN 5725;
  • veldonderzoek;
  • laboratoriumonderzoek;
  • toetsing en interpretatie van de analyseresultaten.

Het verkennend bodem- en asbestonderzoek is opgenomen in Bijlage 6.

Hoewel het bodemonderzoek op zorgvuldige wijze is voorbereid en uitgevoerd, kan niet worden uitgesloten dat er in werkelijkheid afwijkingen optreden ten opzichte van de in dit rapport gepresenteerde resultaten. Immers, elk bodemonderzoek is gebaseerd op het nemen van een aantal steekproeven, welke representatief worden geacht voor het onderzochte gebied, maar waarbij (lokale) afwijkingen niet volledig kunnen worden uitgesloten.

Bodemkwaliteitskaart

De gemeente Dronten beschikt over een bodemkwaliteitskaart (dd. 11-2-2013). De onderzoekslocatie is gelegen in de bodemfunctieklasse Overig (Landbouw/Natuur). De ontgravingskwaliteit van de boven- en ondergrond is 'achtergrondwaarde'. De toepassingskwaliteit voor de boven- en ondergrond is achtergrondwaarde''.

Conclusies

Op basis van de resultaten van het vooronderzoek, veldwerkgegevens en chemische analyses wordt het volgende geconcludeerd:

  • Op vrijwel de gehele locatie is de bovengrond licht verontreinigd (>AW) met PCB's. In de ondergrond zijn geen verontreinigingen aangetoond;
  • Ter plaatste van de voormalige HBO-tank zijn geen verontreinigingen met minerale olie of vluchtige aromaten aangetoond;
  • Aan de noordzijde van de museumloods is de bodem tot minimaal 0,5 m-mv sterk verontreinigd met PCB's (>I). De omvang in het horizontale en verticale vlak, is niet vastgesteld in het kader van onderhavig onderzoek;
  • De bodem is indicatief onderzocht op asbest. Visueel en analytisch is geen asbest aangetoond;
  • Het grondwater nabij het restaurant is licht verontreinigd met zink (>Aw), ter plaatse van het overige terreindeel zijn geen verontreinigingen in het grondwater aangetoond (<Aw);
  • In het kader van onderhavig onderzoek is geen bodemonderzoek uitgevoerd onder de aanwezige bebouwingen. Bij eerder onderzoek in de museumloods werden geen tot licht verhoogde gehalten aangetoond.

Aanbevelingen

  • Aanbevolen wordt nader bodemonderzoek uit te laten voeren naar de omvang van de aangetoonde sterke verontreiniging met PCB's aan de noordzijde van de museumloods (grond en grondwater, vaststellen of sprake is van een ernstig geval van bodemverontreiniging).
  • Geadviseerd wordt na sloop van de opstallen verkennend bodemonderzoek uit te voeren naar de kwaliteit van de bodem en het grondwater ter plaatse van de bebouwingen.
  • Bij toekomstige (her)ontwikkelingen moet rekening worden gehouden met de aanwezige verontreiniging (plaatselijk bodemkwaliteitsklasse "niet toepasbaar").
  • Uit terreininspectie en archiefonderzoek is gebleken dat de daken van de museumloods en het restaurant (gedeeltelijk) zijn voorzien van asbestplaten. Aanbevolen wordt bij een toekomstige sloop na uitvoering van de asbestinventarisatie conform SC 540 de platen op een zorgvuldige manier te laten verwijderen door een erkende en gecertificeerde aannemer (SC 5430) en de platen op een verantwoorde wijze af te laten voeren.

Nader bodemonderzoek naar omvang verontreiniging

In juni 2017 is nader bodemonderzoek (volgens NTA 5755) uitgevoerd aan de noordzijde van de voormalige museumloods (zie Bijlage 7). Doel van het nader bodemonderzoek is het vaststellen van de omvang van de verontreiniging met pcb's>I, en het vaststellen of sprake is van een geval van ernstige bodemverontreiniging.

Er zijn drie boringen rond de verontreiniging geplaatst en tevens is een peilbuis geplaatst om de kwaliteit van het grondwater ter plaatse vast te stellen. (Maandag 12 juni en monstername grondwater 22 juni 2017).

Conclusie

Middels nader bodemonderzoek is vastgesteld dat geen sprake is van een geval van ernstige bodemverontreiniging. Alleen bij 013 is sprake van een sterke verontreiniging met pcbs >I , ingeschat 10 m³. De verontreiniging is gerelateerd aan de vroegere bedrijfsactiviteiten op de locatie en vermoedelijk van voor 1987.

De boven- en ondergrond is licht verontreinigd(>Aw). Indicatief getoetst aan het besluit Bodemkwaliteit betreft het klasse industrie-materiaal tot plaatselijk klasse wonen-materiaal.

Het grondwater ter plaatse is heel licht verontreinigd met xylenen. Bij eerder onderzoek is aangetoond dat de bovengrond en het grondwater lichte verontreinigingen bevat(>Aw).

Er is geen verontreiniging met asbest aangetoond.

Geadviseerd wordt na sloop van de opstallen en verwijdering van vloeren een verkennend bodemonderzoek uit te voeren naar de kwaliteit van de bodem en het grondwater ter plaatse van de gebouwen. Er zijn milieuhygiënisch gezien, geen belemmeringen voor het ontwikkelen van de locatie, uitgezonderd bij boring 013 waar plaatselijk sprake is van een verontreiniging met pcbs in de vaste bodem tot boven de interventiewaarde (circa 10 m³). Er is geen sprake van een geval van ernstige bodemverontreiniging in het kader van de Wbb. Bij toekomstig grondverzet moet, naast niet toepasbare grond, verder rekening worden gehouden met de aanwezigheid van klasse industriegrond (niet vrij toepasbaar).

Beoordeling bevoegd gezag

De Omgevingsdienst Flevoland & Gooi en Vechtstreek heeft het nader bodemonderzoek beoordeeld (zie Bijlage 8 bij deze toelichting). Met het advies van Arcadis om een verkennend bodemonderzoek uit te voeren bij de sloop van de opstallen en de verwijdering van de vloeren, kan worden ingestemd. Er zijn milieuhygiënisch gezien, geen belemmeringen voor het ontwikkelen van de locatie met uitzondering van boring 13 (verkennend bodemonderzoek) waar plaatselijk sprake is van een sterke verontreiniging met PCB's in de vaste bodem. Bij herontwikkeling van het terrein dient met bevoegd gezag Wet bodembescherming, provincie Flevoland, de plannen voor sanering te worden afgestemd.

Vrijkomende grond dient bij voorkeur op het eigen perceel te worden hergebruikt. Indien, als gevolg van de bouw, grond vrijkomt en hergebruik van deze grond op een andere locatie nodig is, is het Besluit Bodemkwaliteit van toepassing. De eigenaar van de locatie waar de grond wordt toegepast of als deze wordt afgevoerd naar een grondbank kan laatstgenoemde verzoeken om aanvullend een partijkeuring uit te voeren.

4.7 Verkeer en parkeren

Het primaire doel van het gemeentelijk Verkeer- en Vervoerplan (GVVP 2017-2027) is:

  • het vastleggen van de functie van wegen en straten binnen de totale verkeerskundige en ruimtelijke structuur;
  • het ontwikkelen van een toetsingskader om een verantwoorde keuze van de oplossingsrichtingen te maken bij het ontwerpen van (toekomstige) verkeersmaatregelen;
  • verkrijgen van inzicht in de benodigde maatregelen, prioriteiten en kosten.

Als beleidsdoelstelling is geformuleerd 'om voor nu en in de toekomst een doelmatig, veilig en duurzaam en samenhangend verkeers- en vervoersysteem te realiseren en het goede te behouden'.

Door de gemeente Dronten is in 1999 een wegencategorisering vastgesteld. Deze categorisering is in het kader van het GVVP opnieuw bekeken en op onderdelen bijgesteld. Binnen de gemeente Dronten kent de A6 een stroomwegfunctie. De wegen in een 30 km/uur-zone zijn wegen met een erftoegangsfunctie. De overige wegen zijn wegen met een gebiedsontsluitende functie.

4.7.1 Verkeer

Wegenstructuur

In deze paragraaf wordt de wegenstructuur rondom Ketelhaven beschreven. De toekomstige voorzieningen in het gebied trekken extra bezoekers aan. Onderzocht dient te worden of de huidige wegenstructuur geschikt is voor deze extra stroom bezoekers.

Functie en gebruik

Het gebied is bereikbaar via de Vossemeerdijk, Colijnweg en Ketelmeerdijk. De Colijnweg is een gebiedsontsluitingsweg buiten de bebouwde kom (snelheidsregime 80 km/uur). De Vossemeerdijk en de Ketelmeerdijk zijn erftoegangswegen buiten de bebouwde kom. Ketelhaven is ontsloten op de Colijnweg. Deze weg vormt een directe verbinding van Ketelhaven met Dronten.

Direct rondom de Ketelhaven is een maximumsnelheid van 50 km/uur ingesteld. Dit gebied betreft het studiegebied van de verkeerstoets.

afbeelding "i_NL.IMRO.0303.8070-VO01_0032.png"

Ligging Ketelhaven in zijn omgeving

De Colijnweg vormt als gebiedsontsluitingsweg de verbinding met Dronten voor de bewoners in het gebied. De Ketelmeerdijk en de Vossemeerdijk zijn bedoeld voor verkeer dat een herkomst of bestemming heeft in de directe omgeving. Daarnaast hebben deze wegen ook een recreatieve functie. Alle drie de wegen hebben lage verkeersintensiteiten (zie 'Huidige verkeersintensiteiten').

Vormgeving

De Vossemeerdijk en de Ketelmeerdijk zijn volgens het gemeentelijke beleid aangeduid als erftoegangswegen buiten de bebouwde kom, maar niet ingericht conform de richtlijnen. De maximumsnelheid is 80 km/uur (in plaats van 60 km/uur). De Colijnweg is een gebiedsontsluitingsweg buiten de bebouwde kom, conform de richtlijnen 80 km/uur. De wegen zijn voorzien van doorgetrokken asmarkering; kantmarkering ontbreekt. Aan één zijde van de weg bevindt zich een vrijliggend tweerichtingen fietspad. Kruisingen zijn vormgegeven als voorrangskruising. Er zijn geen snelheidsremmende maatregelen.

In het GVVP 2017-2027 geeft de gemeente Dronten aan dat vrijwel alle erftoegangswegen buiten de bebouwde kom een maximumsnelheid van 80 km/uur en vrijliggende fietspaden hebben, en dat deze maximumsnelheid niet verlaagd wordt naar 60 km/uur omdat dit ongeloofwaardig is, o.a. vanwege de lange rechtstanden (en de inspanningen om dit aan te passen zijn een opgave waarvan de voordelen niet opwegen tegen het te behalen resultaat).

Binnen het studiegebied geldt een maximumsnelheid van 50 km/uur. Op de Vossemeerdijk is geen vrijliggend fietspad aanwezig; fietsers rijden op de rijbaan. De inrichting van de weg voldoet niet aan de richtlijnen in CROW publicatie 315 'Basiskenmerken wegontwerp - Categorisering en inrichting van wegen' (oktober 2012). Vormgeving (als gebiedsontsluitingsweg) en functie (plaatselijke uitwisseling van verkeer) sluiten hier niet op elkaar aan.

afbeelding "i_NL.IMRO.0303.8070-VO01_0033.png"

Uitsnede wegencategorisering GVVP 2017-2027; stroomwegen in rood, gebiedsonsluitingswegen buiten bebouwde kom in oranje

Op basis van een inventarisatie via GlobeSpotter (Cyclomedia) worden de volgende problemen gesignaleerd:

  • fietsers hebben geen eigen plek op de wegen binnen het studiegebied;
  • de huidige fietsersoversteek op de Vossemeerdijk (zie foto hierna) heeft geen opstelruimte voor fietsers die het vrijliggende fietspad op willen rijden;
  • de vrije rechtsaffer op de Vossemeerdijk voor verkeer vanuit oostelijke richting naar Ketelhaven is niet gewenst vanwege gevaar voor afdekongevallen. Bovendien ontstaat voor rechtdoor gaande fietsers een potentieel conflict met rechts afslaand verkeer;
  • de vormgeving van de weg is binnen en buiten het studiegebied hetzelfde, terwijl de maximumsnelheid van 80 km/uur naar 50 km/uur gaat: automobilisten ervaren mogelijk door de omgeving wel een prikkel om hun snelheid te verlagen, echter niet door de vormgeving van de weg.

afbeelding "i_NL.IMRO.0303.8070-VO01_0034.png"

Vossemeerdijk: overgang van vrijliggend fietspad naar fietsers op rijbaan

Om deze knelpunten op te lossen, wordt aanbevolen de wegen binnen het studiegebied in te richten – conform de Basiskenmerken wegontwerp (CROW publicatie 315) – als erftoegangsweg buiten de bebouwde kom, met maximumsnelheid 60 km/uur (zone) en gelijkwaardige kruisingen. Daarmee wordt het volgende bereikt:

  • de rijloper zorgt voor een optische versmalling van de weg en creëert ook ruimte op de weg voor fietsers;
  • de vrije rechtsaffer voor verkeer van de Vossemeerdijk richting Ketelhaven kan verwijderd worden, waardoor geen gevaar voor afdekongevallen meer bestaat;
  • de gelijkwaardige kruisingen zorgen ervoor dat automobilisten moeten afremmen bij het naderen van de kruisingen.

Het gaat hierbij dus alleen om de Vossemeerdijk ter hoogte van Ketelhaven, vanaf de fietsoversteek in het oosten tot de kruising met de Ketelmeerdijk/Colijnweg in het westen. De Vossemeerdijk en de Ketelmeerdijk kunnen buiten Ketelhaven gehandhaafd blijven als erftoegangsweg buiten de bebouwde kom met maximumsnelheid van 80 km/uur.

Het is van belang dat de overgang van gebiedsontsluitingsweg naar erftoegangsweg attentieverhogend wordt ingericht conform richtlijnen van Duurzaam Veilig en dat op de Vossemeerdijk een veilige oversteek voor fietsers wordt gerealiseerd.

De weg die vanaf de Vossemeerdijk toegang geeft tot de landtong van Ketelhaven, kent een duidelijke verblijfsfunctie. Uit de 'Notitie Reikwijdte en Detailniveau Buitendijks Recreatieplan Ketelhaven' blijkt dat op de landtong sprake is van de activiteiten wonen, recreëren, sporten en spelen (er worden speelplaatsen voor kinderen gerealiseerd). Het is daarmee van belang dat de snelheid van gemotoriseerd verkeer laag blijft. Deze weg kan binnen de 60 km/h zone gebracht worden, echter 60 km/uur is voor dit gebied nog steeds een te hoge snelheid. Daarom wordt aanbevolen de Ketelhaven zelf in te richten als verblijfsgebied met zone maximumsnelheid 30 km/uur. Dit is niet volgens de richtlijnen Duurzaam Veilig, aangezien Ketelhaven buiten de bebouwde kom ligt. Echter gezien de omgeving wel de uitstraling heeft van een bebouwde kom, en het voor de verkeersveilgheid van belang is dat de snelheden laag blijven, wordt er toch voor gekozen om hier af te wijken van de richtlijnen en een maximumsnelheid van 30 km/u aan te bevelen.

Openbaar vervoer

Ketelhaven is niet bereikbaar met het openbaar vervoer. Er zijn ook geen plannen om Ketelhaven met het openbaar vervoer bereikbaar te maken.

Conclusie

De wegen naar Ketelhaven zijn erftoegangswegen en een gebiedsontsluitingsweg buiten de bebouwde kom en zijn binnen het studiegebied niet ingericht volgens de Basiskenmerken wegontwerp (CROW publicatie 315, 2012): bij Ketelhaven is de maximumsnelheid verlaagd naar 50 km/uur zonder dat het wegprofiel is aangepast en rijden fietsers op de rijbaan. Herinrichting van deze weg als erftoegangsweg buiten de bebouwde kom, met maximumsnelheid van 60 km/uur, is wenselijk. De inrichting sluit dan beter aan bij de functie en het gebruik van de weg.

Aanbevolen wordt om de wegen binnen het studiegebied in te richten als 60 km/uur zone met een duidelijke plaats op de weg voor fietsverkeer en veilig vormgegeven overgangen naar de aansluitende gebiedsontsluitingswegen en erftoegangswegen met maximumsnelheid van 60 km/uur. Daarnaast wordt aanbevolen om Ketelhaven zelf in te richten als een zone met maximumsnelheid 30 km/uur. Deze aanbeveling is niet in lijn met de richtlijnen voor duurzaam veilig, echter wordt hiervoor gekozem vanwege het belang van lage snelheden op Ketelhaven om de verkeersveiligheid te waarborgen. Ten slotte dient op de Vossemeerdijk een veilige oversteek voor fietsers te worden gerealiseerd op de locatie waar het vrijliggende fietspad begint/eindigt.

Verkeersgeneratie

In het plangebied worden 60 recreatieappartementen gebouwd en 360 tot 410 extra ligplaatsen in de haven gerealiseerd. Daarnaast zijn nog voorzieningen gepland. Voor het bepalen van de verkeersgeneratie wordt aangenomen dat deze voorzieningen alleen gebruikt worden door bewoners van de appartementen en bezoekers van de jachthaven. Deze voorzieningen hebben daarmee geen eigen verkeersgeneratie.

Verkeersgeneratie recreatieappartementen

Voor het bepalen van de verkeersgeneratie van de 60 recreatieappartementen is gebruik gemaakt van de CROW kencijfers verkeersgeneratie (CROW publicatie 317 'Kencijfers parkeren en verkeersgeneratie').

Gemeente Dronten is een weinig stedelijke gemeente (Demografische kerncijfers per gemeente 2015, CBS), en Ketelhaven ligt in het buitengebied van de gemeente.

De recreatieappartementen in Ketelhaven vallen onder 'Horeca en (verblijfs)recreatie'. De verkeersgeneratie van een bungalowpark / huisjescomplex in een weinig stedelijk buitengebied is 2,6 tot 2,8 verkeersbewegingen per bungalow per weekdag. Hierbij is rekening gehouden met een aandeel bezoekers van 89%. Hierbij is uitgegaan van het hoogste kengetal omdat het gebied rond Ketelhaven niet bereikbaar is per openbaar vervoer.

Het totaal aantal motorvoertuigbewegingen per recreatieappartement is daarmee 60 x 2,8 = 168 extra verkeersbewegingen per weekdag.

Verkeersgeneratie jachthaven

Jachthavens vallen bij de CROW kencijfers verkeersgeneratie (CROW publicatie 317 'Kencijfers parkeren en verkeersgeneratie') onder 'Sport, cultuur en ontspanning'. De verkeersgeneratie van een jachthaven per 100 ligplaatsen in weinig stedelijk buitengebied is 26,6 verkeersbewegingen per weekdag. Hierbij wordt aangegeven dat een forse marge in acht genomen moet worden. Watersport is seizoensrecreatie, en een jachthaven kent daarom forse pieken in het hoogseizoen, terwijl men in de winter de jachthaven alleen bezoekt om de boot te verplaatsen of onderhoud te plegen.

“Er mag vanuit gegaan worden dat in het hoogseizoen op alle bezette ligplaatsen 100% van de dagen mensen aanwezig zijn. De verkeersgeneratie per weekdag is in het hoogseizoen een factor 8,3 hoger dan het jaargemiddelde van de verkeersgeneratie per weekdag (CROW publicatie 272, 2008).” Dit leidt tot 8,3 x 26,6 - 221 ritten per 100 ligplaatsen.

De jachthaven wordt uitgebreid met 360 tot 410 extra ligplaatsen. Dit zorgt voor 4 x 26,6 = 106 extra verkeersbewegingen per weekdag. Voor het hoogseizoen moet rekening gehouden worden met 4 x 221 = 883 extra verkeersbewegingen per weekdag.

Totaal

In totaal zorgt de ontwikkeling van Ketelhaven in Dronten voor een weekdaggemiddelde verkeersgeneratie van circa 300 (circa 168 ritten door bewoners van de appartementen en circa 106 ritten voor de jachthaven) extra motorvoertuigen per weekdag bovenop de verkeersgeneratie van de bestaande verenigingshaven en restaurant. Voor het hoogseizoen moet rekening gehouden worden met circa 1.100 (168 + 883) motorvoertuigen per weekdag.

Bezoekers van Ketelhaven zullen uit Dronten, Kampen en vanuit het westen (Lelystad, de A6) komen. De toename van 300 mvt/etmaal zal zich daarom verdelen over de drie toeleidende wegen.

Verkeersafwikkeling

Met behulp van de totale toegenomen verkeersintensiteit door de ontwikkelingen rondom Ketelhaven, de huidige verkeersintensiteit en de capaciteit van de toegangswegen tot Ketelhaven, wordt hier getoetst in hoeverre de ontwikkeling van het gebied rond Ketelhaven zorgt voor verkeersproblemen in de toekomst.

Huidige verkeersintensiteiten

Voor de analyse van de huidige verkeersintensiteiten is gebruik gemaakt van recente verkeerstellingen (november 2015) van de Vossemeerdijk, Colijnweg en Ketelmeerdijk. De gemiddelde intensiteiten in mvt/etmaal voor werkdagen, weekenddagen en weekdagen staan vermeld in de volgende tabel.

Meetpunt   Gemiddelde
werkdag  
gemiddelde weekenddag   gemiddelde weekdag  
Vossemeerdijk   796   702   769  
Colijnweg   1.430   925   1.286  
Ketelmeerdijk   608   381   543  

Gemiddelde werk- en weekenddagintensiteiten in twee richtingen (verkeerstelling november 2015).

De capaciteit van de wegen is afhankelijk van de capaciteit van de kruispunten, echter gebiedsontsluitingswegen buiten de bebouwde kom kunnen intensiteiten van circa 15.000 mvt/etmaal goed afwikkelen (Handboek Wegontwerp 2013, CROW). Erftoegangswegen buiten de bebouwde kom kunnen 6.000 tot 7.000 mvt/etmaal afwikkelen. De huidige intensiteiten op de Vossemeerdijk, Colijnweg en Ketelmeerdijk van circa 400 tot 1.500 mvt/etmaal vormen dus geen enkel probleem.

Toekomstige verkeersintensiteiten

Verwacht wordt, dat de verkeersintensiteiten op de Ketelmeerdijk, de Colijnweg en de Vossemeerdijk stijgen in de toekomst. In onderstaande tabel zijn de verkeersintensiteiten in 2028 (afgerond op honderdtallen) weergegeven, uitgaande van een autonome groei van 1% per jaar. De verkeersgeneratie als gevolg van de planrealisatie is gelijk verdeeld over de drie toeleidende wegen.

intensiteit (werkdag) in mvt/etmaal   2012   2028   planrealisatie   2028 plus planrealisatie  
Vossemeerdijk   800   900   100   1.000  
Colijnweg   1.400   1.600   100   1.700  
Ketelmeerdijk   600   700   100   800  

Autonome groei verkeersintensiteit en planrealisatie (afgerond op honderdtallen)

De functies van Ketelhaven hebben in het hoogseizoen pieken die hoger liggen dan de in de tabel hierboven gehanteerde getallen. Zoals eerder werd genoemd moet voor het hoogseizoen rekening worden gehouden met een toename van circa 1.100 mvt/etmaal. Onderstaande tabel geeft de intensiteiten in 2028 voor het hoogseizoen weer.

intensiteit (werkdag) in mvt/etmaal   2012   2028   planrealisatie   2028 plus planrealisatie  
Vossemeerdijk   800   900   400   1.300  
Colijnweg   1.400   1.600   400   2.000  
Ketelmeerdijk   600   700   400   1.100  

Autonome groei verkeersintensiteit en planrealisatie (hoogseizoen)

De toekomstige verkeersintensiteiten zijn dusdanig laag dat deze goed kunnen worden afgewikkeld op de huidige wegen. Toename als gevolg van de uitbreiding van Ketelhaven maakt daarvoor geen verschil. Ook in het hoogseizoen kunnen de wegen de hoeveelheid verkeer nog goed verwerken.

Erftoegangswegen buiten de bebouwde kom kunnen 6.000-7.000 mvt/etmaal afwikkelen. Herinrichting van de wegen binnen het studiegebied als erftoegangsweg zal, ook na de ontwikkeling van het recreatiepark Ketelhaven, niet tot doorstromingsproblemen leiden. Ook wanneer bij Ketelhaven evenementen plaatsvinden, zoals zeilwedstrijden, hebben de Vossemeerdijk, Colijnweg en Ketelmeerdijk voldoende capaciteit om die pieken op te vangen.

Conclusie

De toegangswegen tot Ketelhaven zijn de Vossemeerdijk, Colijnweg en Ketelmeerdijk. De Vossemeerdijk en Ketelmeerdijk zijn erftoegangswegen buiten de bebouwde kom. De Colijnweg leidt naar Dronten en is een gebiedsontsluitingsweg buiten de bebouwde kom. Volgens verkeerstellingen rijden er minder dan 1.500 mvt/etmaal op deze wegen. De vormgeving van deze wegen is ruimschoots voldoende om de extra toename van circa 300 verkeersbewegingen als gevolg van de ontwikkelingen bij Ketelhaven af te wikkelen. Dit geldt zowel voor de huidige vormgeving als gebiedsontsluitingsweg als voor de vormgeving na eventuele herinrichting als erftoegangsweg buiten de bebouwde kom. Ook de pieken in het hoogseizoen van circa 1.100 mvt/etmaal bovenop de huidige intensiteiten zullen naar verwachting geen noemenswaardige problemen opleveren.

4.7.2 Parkeren

Geplande parkeervoorzieningen

In het plangebied zijn 410 parkeerplaatsen gepland. Om te bepalen of dit aantal voldoende is, zullen alle voorzieningen moeten worden beschouwd, inclusief de huidige. De bestaande parkeerplaatsen verdwijnen als gevolg van de ontwikkelingen in het gebied.

Op de landtong worden circa 150 parkeerplaatsen gerealiseerd, waarbij rekening gehouden wordt met de bereikbaarheid van logistiek verkeer. De parkeerplaatsen op de landtong zijn bestemd voor kort parkeren en voor parkeren van bewoners van de appartementen. Dit parkeerterrein is afgesloten met een slagboom. Parkeren op dit terrein is de eerste uren gratis, daarna (bijv. na 4 uur) moet men betalen. Dit om te voorkomen dat het parkeerterrein wordt gebruikt door langparkeerders (auto's die dagen/weken blijven staan als de eigenaar is gaan varen). Op een perceel dat binnendijks gelegen is, wordt een parkeerterrein voor langparkeren gerealiseerd dat in circa 260 gratis parkeerplaatsen voorziet. Uitgangspunt is dat bezoekers van Ketelhaven op één van beide parkeerterreinen parkeren en niet in de bermen of elders. Wanneer blijkt dat er toch onveilige situaties ontstaan door parkeren in de berm, kan de gemeente Dronten een parkeerverbod instellen. De gemeente dient hiervoor een verkeersbesluit te nemen. De bestaande verenigingshaven voorziet (als heden) in haar eigen parkeerbehoefte. In de volgende afbeelding is de ligging van de parkeerterreinen weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0303.8070-VO01_0035.png"

Parkeerterreinen

Bij de huidige wegstructuur worden verkeersveiligheidsproblemen voorzien wat betreft de looproute tussen de haven en het langparkeerterrein. Op het betreffende deel van de Vossemeerdijk is namelijk geen enkele voorziening voor fietsers, noch voor voetgangers. Daarom wordt aanbevolen om een voetpad aan te leggen langs de Colijnweg/Vossemeerdijk, met een voetgangersoversteekplaats nabij de T-splitsing. De oversteek kan in twee delen worden opgesplitst door het aanbrengen van een steunpunt in de as van de weg. Dit vergroot de veiligheid van de oversteek.

Parkeernormen

Het parkeerbeleid van de gemeente Dronten staat in de Nota Parkeernormen Dronten 2016 (Gemeente Dronten, 29 september 2016).

De gemeente Dronten valt qua stedelijkheidsgraad, in zijn geheel, in de categorie 'weinig stedelijk'. Echter het buitengebied heeft een veel lagere omgevingsadressendichtheid dan het centrum van Dronten. Daarom geldt voor Dronten (bebouwde kom) de stedelijkheidsgraad 'matig stedelijk' en voor de rest van de gemeente de stedelijkheidsgraad 'niet stedelijk'.

Ketelhaven ligt buiten de bebouwde kom van de kern Dronten en wordt daardoor gecategoriseerd als 'niet stedelijk'. De stedelijke zone van Ketelhaven is, conform de Nota Parkeernormen Dronten 2016: 'rest bebouwde kom'.

De gemeente Dronten werkt met vaste parkeernormen (zonder bandbreedte). Bij de toepassing van parkeernormen voor functies die niet in de tabellen zijn opgenomen, dient gebruik te worden gemaakt van de gemiddelde kencijfers zoals beschreven in CROW publicatie 317 'Kencijfers parkeren en verkeersgeneratie'.

De parkeerbalans is op basis van bovenstaande uitgangspunten berekend voor de verschillende onderdelen van Ketelhaven:

  • Recreatieappartementen
  • Jachthaven
  • Restaurant

Recreatieappartementen

De recreatieappartementen in Ketelhaven vallen onder 'Horeca en (verblijfs)recreatie'. Het parkeerkencijfer van een bungalowpark/huisjescomplex in stedelijk gebied en in stedelijke zone 'rest bebouwde kom' is 1,7 (gemiddeld kencijfer) parkeerplaatsen per appartement. De combinatie van stedelijkheidsgraad 'niet stedelijk' en stedelijke zone 'rest bebouwde kom' komt niet voor in paragraaf 3.4 van de Nota Parkeernormen Dronten 2016, daarom is uitgegaan van het gemiddelde kencijfer in deze categorie in CROW publicatie 317. Daarmee komen we uit op 60 x 1,7 = 102 parkeerplaatsen.

Jachthaven

De jachthaven valt onder 'Sport, cultuur en ontspanning'. Voor deze categorie wordt in de Nota Parkeernormen Dronten 2016 verwezen naar CROW publicatie 317. Het parkeerkencijfer voor een jachthaven in niet stedelijke gebied in rest bebouwde kom is 0,6 parkeerplaats per ligplaats.

Het maximum aantal boten is 480. Dit betekent 480 x 0,6 = 288 parkeerplaatsen voor de jachthaven.

Restaurant

Het Café Restaurant Lands End heeft een capaciteit van 200 tot 240 zitplaatsen met een groot terras met 140 tot 180 zitplaatsen met een panorama uitzicht over het Ketelmeer. Het bruto vloeroppervlak van Café Restaurant Lands End (inclusief terras) is circa 700 m2.

Het parkeerkencijfer voor een restaurant in één van de overige kernen (Ketelhaven, Swifterbant, Biddinghuizen) is conform de Nota Parkeernormen 15 parkeerplaatsen per 100 m2 bvo (bruto vloer oppervlakte). Daarmee kom je op 15 x 7 = 105 parkeerplaatsen.

Totaal

Het volgens de richtlijnen benodigd aantal parkeerplaatsen is weergegeven in de volgende tabel.

Functie   benodigd aantal parkeerplaatsen  
recreatie appartementen   102  
jachthaven   288  
restaurant   105  
totaal   495  

Het totaal benodigde aantal van 495 parkeerplaatsen is meer dan het geplande aantal van 410 parkeerplaatsen.

Gecombineerd gebruik

In onderstaande tabel is met behulp van aanwezigheidspercentages uit de Nota Parkeernormen Dronten 2016 bepaald in hoeverre gecombineerd gebruik van parkeerplaatsen een rol speelt. Per functie en per periode is het aanwezigheidspercentage aangegeven. De rijen onder de percentages geven de parkeervraag (het aantal gebruikte parkeerplaatsen) weer in die periode. De onderste rij van de tabel geeft de totale parkeervraag voor de recreatieappartementen, de jachthaven en het restaurant per periode weer. De parkeervraag is het grootst op zondagmiddag. Dit is de maatgevende periode voor de parkeerbalans. Zonder gecombineerd gebruik is de parkeervraag 495. Door gecombineerd gebruik mee te nemen blijkt dat 402 parkeerplaatsen voldoende zijn.

Functie   werkdag
ochtend  
werkdag middag   werkdag avond   werkdag nacht   zaterdagmiddag   zaterdag avond   zondag middag  
recreatie appartementen   50%   50%   90%   100%   60%   80%   70%  
  51   51   92   102   62   82   72  
jachthaven   25%   25%   50%   0%   100%   25%   100%  
  72   72   144   0   288   72   288  
restaurant   5%   25%   90%   0%   40%   100%   40%  
  6   27   95   0   42   105   42  
               
totaal   129   150   331   102   392   259   402  

Er zijn 410 parkeerplaatsen gepland, wat iets meer is dan het benodigde aantal van 402.

Er zijn dus voldoende parkeerplaatsen gepland binnen de voorgenomen ontwikkeling.

Parkeren gehandicapten

In de CROW publicatie 311 Handboek Parkeren is opgenomen dat voor grote (openbare) parkeerterreinen 2% van het totaal aantal parkeerplaatsen een gehandicaptenparkeerplaats moet zijn. Voor de maatvoering van deze parkeerplaatsen wordt verwezen naar het ASVV 2012.

Bij de ontwikkeling van buitendijks recreatiegebied Ketelhaven dient rekening gehouden te worden met 8 gehandicapten parkeerplaatsen. Deze parkeerplaatsen moeten gesitueerd worden op het terrein van Ketelhaven zelf, zodat de afstand tot de voorzieningen klein blijft.

Conclusie

Bij buitendijks recreatiegebied Ketelhaven zijn 410 parkeerplaatsen gepland. Daarvan zijn er circa 150 gesitueerd op de Landtong. Deze parkeerplaatsen zijn bedoeld voor kort parkeren, waarbij de eerste uren gratis zijn, waarna betaald moet worden. Aan de overkant van de Vossemeerdijk zijn nog circa 260 gratis parkeerplaatsen gepland. Beide parkeerplaatsen samen hebben voldoende capaciteit om in de parkeerbehoefte van de recreatieappartementen, de jachthaven en het restaurant te voorzien.


Om een veilige looproute te realiseren tussen de parkeerplaats langs de Colijnweg/Vossemeerdijk en Ketelhaven bevelen wij aan een voetpad aan te leggen langs de Vossemeerdijk, met een voetgangersoversteekplaats nabij de T-splitsing. De oversteek kan in twee delen worden opgesplitst door het aanbrengen van een steunpunt in de as van de weg. Dit vergroot de veiligheid van de oversteek.

4.8 Geluid

In het kader van de bestemmingsplanprocedure voor het plan Ketelhaven te Dronten is een akoestisch onderzoek (Bijlage 9) verricht naar de geluidbelasting ter plaatse van de nieuwe recreatieappartementen. Doel van het onderzoek is het vaststellen van de geluidbelasting ten gevolge van het wegverkeer over nabijgelegen wegen. De berekende geluidbelasting wordt getoetst aan de grenswaarden uit de Wet geluidhinder.

Onderdeel van het plan is de ontwikkeling van recreatiewoningen die in het kader van de Wet geluidhinder niet als geluidgevoelig zijn aan te merken. Echter in het kader van een goede ruimtelijke ordening is de geluidbelasting vanwege wegverkeer en overige activiteiten wel beoordeeld.

Het plan is gelegen binnen de invloedssfeer van de wegen Vossemeerdijk, Colijnweg en Ketelmeerdijk.

Het onderzoek en de beoordeling van de resultaten zijn gebaseerd op de vigerende Wet geluidhinder. Een berekening van de geluidbelasting dient ingevolge artikel 110d en 110e Wgh te geschieden conform het “Reken- en meetvoorschrift geluidhinder 2012”; voor wegverkeer is bijlage III van dat voorschrift van toepassing.

Rekenresultaten wegverkeer

Uit de rekenresultaten blijkt dat ter plaatse van de nieuwe appartementen de geluidbelasting vanwege het wegverkeer over de beschouwde wegen nergens de voorkeursgrenswaarde van 48 dB overschrijdt. Vanwege de Vossemeerdijk is een hoogste geluidbelasting berekend van 36 dB, vanwege de Ketelmeerdijk van 33 dB en vanwege de Colijnweg vanb 30 dB. Dit betekent dat er sprake is van een goed woon- en leefklimaat, zodat het aspect wegverkeerslawaai geen belemmering vormt voor de planontwikkeling.

Depot IJsseloog

Op enige afstand van het plangebied (ca. 2,3 kilometer) ligt het Depot IJsseloog waar zandwinningsactiviteiten plaatsvinden. Uit het jaarverslag 2008 van het depot blijkt dat het geluidvermogen van de installaties op het IJsseloog in de richting van de haven 107 dB(A) bedraagt. De afstand tot de haven en de nieuwe recreatiewoningen bedraagt ruim meer dan 2.000 meter. Daaruit volgt dat de geluidbelasting van de nieuwe recreatiewoningen circa 30 dB(A) bedraagt. Deze waarde is ruim voldoende laag om hinder te voorkomen, de installaties op het IJsseloog zullen bij enig achtergrondniveau (bv wind) zelfs niet hoorbaar zijn. In het kader van de ruimtelijke ordening is daarmee sprake van een goed woon- en leefklimaat.

Daarnaast kan worden opgemerkt dat ter plaatse van bestaande woningen aan de Vossemeerdijk, op enkele meters ten zuiden van het plan, een vergunningpunt van de inrichting op het IJsseloog is gelegen. De realisatie van de recreatiewoningen heeft geen gevolgen voor de vergunning van het IJsseloog want deze recreatiewoningen bevinden zich slechts circa 200 meter dichter bij het IJsseloog dan de bestaande woningen. Dit betekent dat de geluidbelasting vrijwel gelijk is aan die van de bestaande woningen (minder dan 1 dB verschil). Daarenboven zijn de geprojecteerde recreatiewoningen (woontorens) in het kader van de milieu wetgeving niet als geluidgevoelig aan te merken. De realisatie van deze recreatiewoningen heeft dan ook geen gevolgen voor de vergunning van het depot.

Naast het wegverkeer en het depot IJsseloog zijn navolgende overige aspecten beoordeeld:

  • Het klapperen van de tuien van aangemeerde boten leidt tot pieken in de geluidemissie en wordt uitgedrukt in de beoordelingsgrootheid LAmax; dit betreft dus het maximale geluidniveau. Deze beoordelingsgrootheid is in de huidige en toekomstige situatie gelijk en leidt dus niet tot een andere situatie.
  • Uit het MER onderzoek blijkt dat de geprojecteerde woontorens niet binnen de relevante geluidcontouren (48 dB-contour) vanwege de binnenvaart zijn gelegen. De woontorens zijn eveneens niet binnen de relevante geluidcontouren (48 dB-contour) vanwege de toegenomen pleziervaart in de toekomstige situatie gelegen. Dit betekent dat de uitbreiding van de jachthaven met betrekking tot de toegenomen vaarbewegingen in het kader van een goede ruimtelijke ordening geen invloed heeft op het woon-en leefklimaat ter plaatse van de woontorens.
  • In het plan is een botenhuis met havenfaciliteiten en kleine incidentele onderhoudsvoorzieningen aanwezig. Er vinden hier geen werf- en reparatieactiviteiten plaats. Ook vindt er geen onderhoud aan motoren of aan de huid van boten plaats. Dit leidt niet tot een relevante geluidemissie. In de publicatie “Bedrijven en milieuzonering” van de VNG is voor jachthavens een hinderafstand van 30 meter aangegeven. De geprojecteerde woontorens zijn buiten deze afstand gelegen.
  • In de huidige situatie en in de planontwikkeling is er sprake van horecavoorzieningen. De capaciteit van de bestaande horecavoorziening Lands-End zal niet veranderen ten opzichte van de huidige situatie. Binnen het plan zal een klein café/brasserie gerealiseerd worden. Deze nieuwe horecavoorziening zal geen relevante geluiduitstraling naar de omgeving toe veroorzaken. Conform de publicatie “Bedrijven en milieuzonering” van de VNG is de hinderafstand voor een dergelijke voorziening maximaal 30 meter. Daarbij is de analogie getrokken met de categorie “Theaters en evenementenhallen”. De geprojecteerde woontorens zijn buiten deze afstand gelegen. Er zal dus vanwege de horeca voorzieningen geen hinder te verwachten zijn.
  • In het verkeersonderzoek is rekening gehouden met de verkeersaantrekkende werking van het plan. De verkeersintensiteiten uit dit verkeersonderzoek zijn gebruikt in dit onderzoek naar wegverkeerslawaai. Zodoende is het aspect verkeersaantrekkende werking voldoende meegewogen in het onderzoek.

Overige geluidaspecten zoals geluid afkomstig van de binnenvaart en in de nabijheid gelegen bedrijfsmatige activiteiten vormen eveneens geen belemmering voor de planontwikkeling.

4.9 Luchtkwaliteit

Ten behoeve van het bestemmingsplan Ketelhaven te Dronten heeft een beoordeling van de luchtkwaliteit plaatsgevonden. Het toetsingskader wordt gevormd door de milieukwaliteitseisen als bedoeld in hoofdstuk 5 van de Wet milieubeheer.

Het plan omvat ondermeer de realisatie van nieuwe appartementen en uitbreiding van een jachthaven.

Deze ontwikkelingen leiden tot een (beperkte) toename van het aangetrokken verkeer en hebben daarmee een invloed op de luchtkwaliteit.

Milieukwaliteitseisen luchtkwaliteit

In hoofdstuk 5, titel 2 van de Wet milieubeheer (Wm) zijn de nederlandse luchtkwaliteitseisen opgenomen; deze eisen zijn gebaseerd op Europese regelgeving.

Conform artikel 5.16 van de Wm zijn bestuursorganen verplicht om bij de uitoefening van hun bevoegdheden de grenswaarden van de in de Wet genoemde stoffen in acht te nemen. In dit artikel is tevens opgenomen dat, zolang normen niet overschreden worden (lid 1 onder a) of plannen “niet in betekenende mate” (nibm) bijdragen (lid 1 onder c), bestuursorganen hun bevoegdheden mogen blijven uitoefenen en de planontwikkeling dus doorgang mag vinden.

Om welke bevoegdheden het gaat is expliciet vastgelegd in de Wm. In het kader van het huidige project gaat het om een bestemmingsplanprocedure op grond van de Wet Ruimtelijke Ordening.

Om de invloed van het huidige plan te beoordelen is gebruik gemaakt van het nibm- criterium.

Niet in betekenende mate

Het begrip “niet in betekenende mate” is gedefinieerd als 3% van de grenswaarde voor NO2 en PM10 (Besluit nibm, artikel 2). Indien de invloed van een plan minder dan 3% van de grenswaarde bedraagt, is er sprake van een bijdrage die nibm is.

Indien er sprake is van een nibm bijdrage dan kan een ruimtelijke ontwikkeling op grond van artikel 5.16, eerste lid, onder c, van de Wet milieubeheer respectievelijk het "Besluit niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen)" zonder verdere toetsing aan de grenswaarden voor het aspect luchtkwaliteit uitgevoerd worden.

Nibm tool

Voor kleinere ruimtelijke en verkeersplannen die effect kunnen hebben op de luchtkwaliteit heeft het voormalig ministerie van VROM in samenwerking met InfoMil een specifieke rekentool ontwikkeld. Daarmee kan op een eenvoudige en snelle manier worden bepaald of een plan (niet) in betekenende mate bijdraagt aan de concentratie van een stof in de buitenlucht.

In de tool dienen het extra aantal voertuigbewegingen en het aandeel vrachtverkeer te worden ingevoerd. Voor de overige invoergegevens wordt in de tool uitgegaan van worst-case uitgangspunten en wordt berekend of op 7.5 meter van de weg sprake is van een invloed die niet in betekenende mate is.

Grenswaarden

Maatgevende stoffen

In Nederland zijn de maatgevende luchtverontreinigende stoffen stikstofdioxide (NO2) en fijn stof (PM10). De normen (grenswaarden) voor deze maatgevende stoffen zijn als volgt:

  • Huidige grenswaarden (2017):
    • 1. fijn stof (PM10): jaargemiddelde concentratie 40 µg/m3. 
    • 2. fijn stof (PM2,5): jaargemiddelde concentratie 25 µg/m3.
    • 3. aantal toegestane overschrijdingen van de 50 µg/m3 PM10 grenswaarde voor het 24-uursgemiddelde: 35 dagen per jaar.
    • 4. stikstofdioxide (NO2): jaargemiddelde concentratie 40 µg/m3 .

Overige stoffen

Overige stoffen waarvoor grenswaarden gelden, leiden in Nederland niet tot overschrijding van normen. Dat geldt ook voor de uurgemiddelde concentratie van NO2 die sinds 1 januari 2010 geldt voor drukke wegen (> 40.000 motorvoertuigen per etmaal).

PM2,5 

In de Europese richtlijn (2008/50/EG) uit 2008 is de grenswaarde voor de jaargemiddelde concentratie en gemiddelde stedelijke achtergrondconcentratie van PM2,5 ingevoerd. Deze grenswaarde geldt vanaf 1 januari 2015 en bedraagt 25 µg/m3, gedefinieerd als jaargemiddelde concentratie.

Tot 1 januari 2015 blijft het toetsen aan de grenswaarde buiten beschouwing bij de uitoefening van een bevoegdheid of toepassing van een wettelijk voorschrift. Dit is ongeacht of een besluit van vóór 1 januari 2015 ook na de genoemde datum gevolgen voor de luchtkwaliteit heeft of kan hebben (zie Wet milieubeheer, bijlage 2 voorschrift 4.4, lid 2).

Beoordelingslocatie

Op grond van artikel 5.19 van de Wm vindt geen beoordeling van de luchtkwaliteit plaats op locaties die zich bevinden in gebieden waartoe leden van het publiek geen toegang hebben en waar geen vaste bewoning is.

De invloed van de gemotoriseerde pleziervaart strekt zicht alleen uit over het water, omdat hier geen vaste bewoning is, is in de bestemmingsplanprocedure geen toetsing van de pleziervaart op het water noodzakelijk.

Beoordeling plan

Aanpak

Invloed op de luchtkwaliteit ten gevolge van het BP Ketelhaven kan optreden door extra verkeer op de aan- en afvoerwegen. De invloed hiervan is beoordeeld aan de hand van de nibm-tool.

Verkeer

De verkeersintensiteit op de openbare weg is ontleend aan het separate verkeersonderzoek nummer 077425178. Daaruit blijkt dat in het hoogseizoen gerekend wordt op 1.100 extra motorvoertuigen per weekdag, de grootste toename vindt plaats op de Vossemeerdijk (tussen Ketelhaven en Colijnweg). Op dit wegvak is er sprake van een toename met 719 motorvoertuigen per etmaal.

Nibm tool

In de bijlage is een berekening met behulp van de nibm tool opgenomen. Hieruit blijkt dat de invloed van het plan minder dan 1,2 mg/m3 bedraagt en daarmee als niet in betekenende mate is te beoordelen.

Dat wil zeggen dat geen aanvullend onderzoek noodzakelijk is aangezien en een beroep gedaan kan worden op de Wm artikel 5.16, lid 1 onder c.

Voor een nibm project moet rekening gehouden worden met de anticumulatieregeling. In dit geval is er geen relevant project in de omgeving dat gebruik maakt van dezelfde ontsluitingsweg. De betreffende bepalingen zijn derhalve niet aan de orde.

Heersende luchtkwaliteit

Achtergrondconcentratie

In het kader van een goede ruimtelijke ordening is tevens de heersende luchtkwaliteit ter plekke van het plan beschouwd.

Door het RIVM zijn kaarten gemaakt van de achtergrondconcentratie in Nederland, deze worden aangeduid met Grootschalige Concentratie- en Depositiekaarten Nederland (GCN en GDN). Hieruit blijkt het volgende voor het plangebied in Dronten in 2020 (zonder correctie voor zeezout):

  • Achtergrondconcentratie NO2: < 10 mg/m3 
  • Achtergrondconcentratie PM10: < 18 mg/m3

Beoordeling achtergrond

Het blijkt dat de heersende achtergrondconcentratie ruim lager is dan de milieukwaliteitsnorm.

In de jaren na 2020 neemt de achtergrondconcentratie af of neemt in elk geval niet significant toe. De afname wordt met name veroorzaakt door generieke (overheids)maatregelen en door een verdere afname van de emissies van industrie en verkeer. Aangezien de achtergrondconcentratie thans ruim aan de normen voldoet is dat in latere jaren ook het geval.

Conclusie

Geconcludeerd wordt dat de invloed van het plan op de omgeving als niet in betekenende mate beoordeeld kan worden. De heersende luchtkwaliteit in en rond het plangebied voldoet ruimschoots aan de geldende en toekomstige normen.

Aldus is er vanuit het milieuaspect luchtkwaliteit geen belemmering voor de planontwikkeling.

4.10 Geurhinder

4.10.1 Gemeenschappelijke visie en ambitie van de provincie en de gemeente

De provinciale ontwikkelingsgedachte voor Ketelhaven is voor zowel het binnendijkse als het buitendijkse gebied neergelegd in het Omgevingsplan Flevoland 2006. In dat verband kan bijvoorbeeld verwezen worden naar paragraaf 4.1.6: Stedelijke profielen op pagina's 87-88 onder het kopje 'Dronten':

(…) “De verdeling van woningen over Dronten, Swifterband en Biddinghuizen beschouwt de provincie als een gemeentelijke aangelegenheid. Ketelhaven wordt gekenmerkt door een grote mate van permanente bewoning en wordt daardoor aangemerkt als (kleine) woonkern. De verdere ontwikkeling van Ketelhaven dient vooral binnendijks en ook in recreatief opzicht plaats te vinden. Buitendijks ligt vooral een opgave voor uitbreiding en kwalitatieve verbetering van watersportgebonden activiteiten” (…)

Die ontwikkelingsambitie is ook terug te vinden in de provinciale Ontwikkelingsvisie 2030 alsmede in het Provinciaal beleids- en actieplan recreatie en toerisme (BART 2002) en in de gemeentelijke structuurvisies Dronten 2020 en 2030 (die laatste is door de gemeenteraad op 29 november 2012 is vastgesteld). Ketelhaven zal ontwikkeld worden tot een toeristisch-recreatief knooppunt en als (kleine) woonkern van Dronten, zowel conform de ambitie van de provincie als die van de gemeente. Dat is eveneens terug te vinden in onder meer de Toekomstvisie 2025: “Dronten ontdek die ruimte”, het Beleidsplan Recreatie en Toerisme 2001, het Ontwikkelingsplan Ketelhaven 2000 en tenslotte de gemeentelijke Beleidsnota 'Ontwikkeling Ketelhaven, Visie en randvoorwaarden' d.d. 8 februari 2008.

Uit deze beleidsdocumenten volgt dat de provincie en de gemeente dezelfde ruimtelijke en recreatieve ontwikkelingen ter plaatse van Ketelhaven nastreven.

De provincie streeft naar een geïntegreerde gebiedsaanpak in samenwerking met betrokken partijen, waarbij ook samenwerking met private partijen niet wordt uitgesloten. De provincie ziet het gebied van de randmeren, waaronder Ketelmeer en Ketelhaven als een multifunctioneel gebied in de vorm van een uitgestrekte recreatiezone met enkele concentraties van verblijfsrecreatieve voorzieningen en enkele dagrecreatieve voorzieningen. De provincie zoekt naar verbreding van het economisch draagvlak om de vitaliteit van het gebied te versterken en ziet in deze oostelijke randzone belangrijke kansen voor de verdere ontwikkeling van verblijfsrecreatie en waterrecreatie. In de oostrand wordt dan ook actief gestreefd naar verweving van functies waarin de kwaliteiten van natuur, water en landschap op harmonieuze wijze gecombineerd worden met landbouw, een sterke recreatieve sector en beperkte mogelijkheden voor landelijk wonen en werken.

De gemeente Dronten wil in de komende jaren het belang van de oostrand voor recreatie en toerisme vergroten en het gebied nog meer als toeristische regio of landstreek op de kaart zetten. De hele randmeerzone, inclusief Ketelmeer en Ketelhaven, is van belang voor zowel recreatie als natuur. Recreatie en toerisme vormen de belangrijkste dragers van identiteit van Ketelhaven. Vooral de verbinding met het IJsselmeer, Ketelmeer, Vossemeer, Drontermeer en Veluwemeer maakt Ketelhaven geliefd als watersportkern.

Het hiervoor geschetste beleid van de provincie en de gemeente past bij de wijze waarop met het hieronder beschreven provinciale geurbeleid dient te worden omgegaan.

4.10.2 Respecteren van de geurcontour

De met deze bestemmingsplanprocedure beoogde buitendijkse planologische en recreatieve ontwikkelingen betreffende Ketelhaven vinden plaats op een afstand van circa 800 meter van het mestverwerkingsbedrijf Komeco dat is gevestigd aan de Colijnweg 2 te Dronten. Provincie en gemeente zijn zich ervan bewust dat vanwege de aanwezigheid van dit bedrijf hierbij rekening dient te worden gehouden met geur als het belangrijkste milieucompartiment.

Aan Komeco is op 10 juni 2014 een omgevingsvergunning verleend voor milieuactiviteiten. Volgens het daarbij gestelde geurvergunningsvoorschrift 9.2.1 is de vergunde geurcontour voor Komeco bepaald op de geurnorm van 1.4 ouE/m³ als 98 percentiel. (Dit komt overeen met de volgens provinciaal geurbeleid c.q. de 'Beleidsregels voor de beoordeling van geurhinder 2008 van de Provincie Flevoland', PB 2008-30, nr. 696478, in beleidsregel 4 gestelde maximale geurconcentratie bij een gevoelige bestemming in een bestaande situatie.) De berekening van die geurcontour is uitgevoerd aan de hand van de op dat moment meest recente en nauwkeurige berekeningsmethodiek (KEMA STACKS VERSIE 2013.1) en wordt door de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (ABRvS) geaccepteerd als een betrouwbare en representatieve methodiek om een geurcontour of geurzone te bepalen. Gezien het milieuspoor kan voor het gebied buiten deze contour worden aangenomen dat daar in ieder geval sprake is van een aanvaardbaar hinderniveau.

4.10.3 De VNG-Handreiking en het borgen van een goed woon- en leefklimaat

In het ruimtelijke ordeningsspoor c.q. binnen het onderhavige bestemmingsplankader dient dat hinderniveau in de vorm van die vergunde geurcontour betrokken te worden bij het bepalen en borgen van een goed woon- en leefklimaat. Volgens de gemeente is hier relevant de (mede) door INFOmil tot stand gebrachte Handleiding geur: bepalen van het aanvaardbaar hinderniveau van industrie en bedrijven (niet veehouderijen) en met name Hoofdstuk 5: Ruimtelijke ordening, in het bijzonder op p. 45 e.v. Volgens deze Handleiding geur is ter zake de navolgende Afdelingsrechtspraak van belang: ABRvS 24 oktober 2007, ECLI:NL:RVS:2007:BB6345: Noord-Brabant, de r.o. 2.23 en 2.26. Uit deze uitspraak volgt dat bij het bepalen van de geurhindercircel of een geurzone in het ruimtelijk spoor de vergunde geurcontour als uitgangspunt dient te worden genomen. In relatie met deze vergunde geurcontour dienen bij het bepalen van de borging van een goed woon- en leefklimaat volgens de Afdeling daarbij nog de indicatieve richtafstanden voor geur meegewogen te worden die voortvloeien uit VNG-Handreiking '' Bedrijven en milieuzonering' (editie 2009). Dit is voor de onderhavige plansituatie een 'belangrijke standaard'- uitspraak van de Afdeling om te bepalen of kan worden voldaan aan een goed woon- en leefklimaat met het oog op de bouw van nieuwe (recreatie)woningen.

Gelet op de SBI-codes van de VNG-Handreiking op pagina's 120 en 121: 1993:9002.2 en 2008:382; A1-mestverwerking/korrelfabrieken, categorie 5.1 geldt in principe voor geur een richtafstand van 500 m. Die richtafstand wordt volgens pag. 77 van de VNG-Handreiking '' Bedrijven en milieuzonering' (editie 2009) bepaald door enerzijds de grens van de bestemming die bedrijven (of andere milieubelastende functies) toelaat en anderzijds de uiterste situering van de gevel van een woning die volgens het bestemmingsplan of via vergunningsvrij bouwen mogelijk is. Voor zover het bij de ontwikkeling van het gebied Ketelhaven gaat om een zogenoemd 'gemengd gebied' mag een reductie met één afstandsstap worden toegepast (zie o.a. pag. 30 en 31 van de VNG-handreiking). Die correctie komt dan neer op een richtafstand van 400 m. In hoofdstuk 4.2 'Bestemmingsplannen voor woningbouw nabij bedrijven', op pagina's 50 en 51 van de VNG-Handreiking wordt dat aan de hand van een 3-stappenplan uitgewerkt. Veiligheidshalve zal de gemeente hier de ruime richtafstand van 500 meter aanhouden. Het gaat hier evenwel om een afstand tussen een bestaande geurbelastende bestemming en mogelijk te ontwikkelen geurgevoelige bestemmingen binnen het plangebied die circa 800 meter bedraagt. Gelet op deze afstand ligt geurhinder niet in de rede en kan ter plaatse van de nieuwe ontwikkelingen een goed woon- en leefklimaat worden aangenomen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0303.8070-VO01_0036.png"  

Feitelijk geprojecteerde afstanden (ruim 800 meter) tussen terrein Komeco en de dichtstbij aan te leggen recreatieve voorziening. Afstand van circa 300 meter tussen terrein Komeco en dichtstbij gelegen bestaande woonwijk.

afbeelding "i_NL.IMRO.0303.8070-VO01_0037.png"  

400- en 500-meter contour op basis van de VNG- richtafstanden tussen terrein Komeco en bouwproject. Gevisualiseerd wordt dat binnen 400 meter vanaf de grens van de inrichting van Komeco circa 15 woningen staan binnen de kern Ketelhaven en binnen 500 meter circa 35 woningen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0303.8070-VO01_0038.png"  

Geurcontour 99,5-percentiel 1,4 OUe/m3, op basis van de maximale geurconcentratie voor een gevoelige bestemming in een nieuwe situatie zoals beschreven in beleidsregel 4 van de 'Beleidsregels voor beoordeling van Geurhinder 2008'.

afbeelding "i_NL.IMRO.0303.8070-VO01_0039.png"

Geurcontour 98-percentiel 1,4 OUe/m3, op basis van de aan Komeco verleende omgevingsvergunning voor milieuactiviteiten.

4.10.4 Geen beperking bedrijfsvoering voor Komeco

In het kader van het bestemmingsplan dient ook te worden meegewogen dat Komeco niet wordt gehinderd in haar bedrijfsuitoefening . Er is voldoende ruimte om via het bestemmingsplan te borgen dat het bedrijf niet wordt gehinderd in zijn bedrijfsuitoefening. Komeco kan namelijk blijven voldoen aan de bij haar omgevingsvergunning gestelde geur(doel)voorschriften) en tevens kan gelet op de ruim aangehouden richtafstand van de VNG-handreiking van 500 meter een goed woon- en leefklimaat worden nagekomen (zie bijv. ABRvS 19 december 2012, ECLI:NL:RVS:2012:BY6774, StAB 2013, pag. 82-84: Coevorden II) en ABRvS 1 juni 2011, ECLI:NL:RVS:2011: BQ6838: Tholen). Een beperking voor Komeco in haar bedrijfsvoering speelt in dit verband evenmin waar binnen een contour van 400 meter al circa 9 woningen staan.

4.10.5 Ruimte binnen de provinciale geurbeleidsregels

De 'Beleidsregels voor de beoordeling van geurhinder 2008. '(PB.2008-30) bieden – hoewel volgens de gemeente voor het onderhavige geval té streng – eveneens mogelijkheden om het onderhavige project planologisch in te passen. Beleidsregel 4 van Flevoland is niet uitputtend bedoeld en ook indicatief geformuleerd, zeker gezien de Toelichting bij die regel op pagina 10 onder “Toetsingscriteria”. Het is dan niet uitgesloten dat in een nieuwe situatie op grond van een afweging van maatschappelijke belangen meer geurhinder aanvaardbaar zou kunnen zijn. De gemeente vindt dat dit project mede in het licht van de provinciale en gemeentelijke visie en ambitie, zoals hierboven onder 4.10.1 is benoemd, een maatschappelijk belang dient. Voorts kan – zo nodig – nog worden gedacht aan aanvullend geuronderzoek, aangezien volgens de Toelichting op de Beleidsregels in de vorm van aanvullend onderzoek gemotiveerd van rekenwaarden kan worden afgeweken. Nieuwe situaties behoeven volgens het provinciale beleid ook niet volledig “geurvrij” te zijn. Geringe geurconcentraties worden zelfs toelaatbaar geacht mits deze niet tot “geurhinder” leiden. Binnen het kader van die Beleidsregel 4 kan aan onderzoeken worden gedacht in de sfeer van aanvullend onderzoek zoals olfactometrisch onderzoek, organoleptisch onderzoek (snuffelploegmetingen), telefonisch leefsituatieonderzoek (TLO).

In Beleidsregel 5 is een zekerheidscorrectie opgenomen. Die kan leiden tot een 'verdubbeling' van de vergunde geurcontour. Het zonder meer toepassen hiervan zou leiden tot een volledig planologisch bevriezen van alle ontwikkelingen binnen het gebied Ketelhaven. Gelet op de beleidsuitgangspunten van zowel de provincie als de gemeente betreffende de voorgestane ontwikkelingen van dat gebied, kan dat niet de bedoeling zijn. Deze beleidsregel – die niet binnen andere provincies wordt gehanteerd – ziet overigens alleen op berekeningen met een “grotere onzekerheid”. Dat is volgens de gemeente hier niet het geval. Zoals hierboven al is aangegeven voldoet de geurrapportage namens Komeco en de daaruit af te leiden vergunde geurcontour aan de meest betrouwbare en actuele meet- en rekenmethodieken. Er is geen aanleiding voor gerede twijfel aan de juistheid van dat geuronderzoek. Niettemin heeft de gemeente zekerheidshalve in samenspraak met de ontwikkelaar en ARCADIS Nederland B.V. door een onafhankelijke deskundige c.q. een daartoe gecertificeerd bureau een zogeheten 'Snuffelploegonderzoek' rond het bedrijf Komeco laten uitvoeren. Zie Bijlage 10: Snuffelploegonderzoek rond de mestdrogerij te Dronten d.d. 6 september 2017 van Witteveen + Bos Raadgevende ingenieurs B.V. Kort gezegd: de bevindingen van dat onderzoek bevestigen de juistheid van de vergunde geurcontour van Komeco. Daarmee is tevens aangetoond dat er geen gegronde redenen aanwezig zijn voor het toepassen van de zekerheidscorrectie.

4.10.6 Conclusie

Gezien de juistheid van de vergunde geurcontour, de VNG-Handreiking met richtafstanden, de Handleiding geur en de daar weergeven Afdelingsrechtspraak alsmede de mogelijkheden binnen het kader van provinciale geurbeleidsregels, kan volgens de gemeente een goed woon- en leefklimaat ter plaatse van het onderhavige plangebied voldoende worden verzekerd. De uitvoering van dit bestemmingsplan zal evenmin een beperking in de bedrijfsvoering van Komeco opleveren.

Op 18 oktober 2017 is door de Omgevingsdienst Flevoland & Gooi en Vechtstreek een positief advies ontvangen inzake het uitgevoerde snuffelploegonderzoek en zijn bij nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen de geurcontouren zoals vastgesteld in de omgevingsvergunning milieu leidend.

4.11 Externe veiligheid

Doel van het onderzoek externe veiligheid is het in kaart brengen van de externe veiligheidsrisico's ten behoeve van de voorgenomen ontwikkeling. Omdat Ketelhaven aansluit op een vaarweg waar gevaarlijke stoffen worden vervoerd, is externe veiligheid één van de thema's die onderzocht moeten worden ten behoeve van de bestemmingsplanprocedure.

Het transport van gevaarlijke stoffen kan immers externe veiligheidsrisico's opleveren voor de mensen in het plangebied. In het kader hiervan dient de gemeente de verantwoordingsplicht groepsrisico te doorlopen. Hierin wordt onder meer aandacht besteed aan de mogelijkheden voor hulpverlening en zelfredzaamheid. De zwaarte van deze verantwoordingsplicht is afhankelijk van de hoogte van externe veiligheidsrisico's en of de geplande ontwikkelingen hierin veranderingen teweeg brengt.

Wettelijk kader

Bij externe veiligheid wordt onderscheid gemaakt in de richtlijnen voor stationaire bronnen en transportassen. De richtlijnen voor stationaire bronnen zijn vastgelegd in het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) en de Regeling externe veiligheid inrichtingen (Revi). Het transport van gevaarlijke stoffen zijn vastgelegd in het Besluit externe veiligheid transportroutes (Bevt), Regeling externe veiligheid transportroutes (Revt) en de hieraan gerelateerde Regeling Basisnet.

Resultaten risicoberekeningen

Plaatsgebonden risico

Het plaatsgebonden risico wordt beïnvloed door de aard en intensiteiten van het transport van gevaarlijke stoffen en de kenmerken van de vaarweg. In het Basisnet staat aangegeven dat het plaatsgebonden risico bij zwarte vaarwegen niet verder reikt dan de oeverlijn. De voorzieningen waar mensen verblijven, zullen op de landtong gerealiseerd worden en daarmee buiten de oeverlijn, wat betekent dat het plaatsgebonden risico niet tot deze voorzieningen zal reiken. Uit de risicoberekeningen is gebleken dat er geen PR 10-6 contour aanwezig is. Zodoende levert het plaatsgebonden risico geen beperkingen op voor de ontwikkeling van het Buitendijks Recreatieplan.

Groepsrisico

Het groepsrisico wordt naast de hierboven genoemde kenmerken ook beïnvloed door het aantal mensen in het invloedsgebied van de vaarweg. Uit de berekeningen is gebleken dat zowel in de huidige als de toekomstige situatie geen groepsrisico aanwezig is. Het plangebied (de landtong) ligt op ongeveer 240 meter van de dichtstbijzijnde zijde van de vaarweg waarover gevaarlijke stoffen worden vervoerd (info afkomstig van de "legger" van RWS). Het vervoer van gevaarlijke stoffen bestaat uit ontvlambare en licht ontvlambare vloeistoffen (Bron CRNVGS). Voorstaande is dan ook de reden dat het groepsrisico zo laag is dat het niet in een getal is uit te drukken.

De toename van het aantal mensen in het invloedsgebied leidt dus niet tot hogere risico's.

Bouwstenen verantwoordingsplicht groepsrisico

Doordat hier sprake is van een omgevingsbesluit dat in een invloedsgebied ligt van een risicobron dient de gemeente de verantwoordingsplicht groepsrisico te doorlopen. De zwaarte van deze verantwoording is afhankelijk van de uitkomsten van de risicoberekeningen.

Externe veiligheidsrisico's

Een mogelijk scenario als gevolg van een incident met brandbare vloeistoffen op de vaarweg is een plasbrand, waarbij hittestraling kan vrijkomen. Het kan echter zijn dat er zeer incidenteel schepen langs varen die andere stoffen vervoeren dan brandbare vloeistoffen. De afstand tussen de vaarweg en het buitendijks recreatieplan Ketelhaven is dusdanig groot dat de effecten van een incident met gevaarlijke stoffen nauwelijks of niet merkbaar zullen zijn voor de mensen in het plangebied. Dit blijkt ook uit de risicoberekeningen, waaruit geconcludeerd kan worden dat het plaatsgebonden risico en groepsrisico niet aanwezig zijn. Het groepsrisico verandert niet als gevolg van het buitendijks recreatieplan Ketelhaven. Zodoende leveren de externe veiligheidsrisico's geen beperkingen op aan de geplande ontwikkeling en zijn risicoverlagende maatregelen niet noodzakelijk.

Hulpverlening

Bij hulpverlening gaat het om de bereikbaarheid van het plangebied voor de hulpverleningsdiensten en de aanwezigheid van voldoende opstelplaatsen en bluswatervoorzieningen. Het plangebied is bereikbaar via de Vossemeerdijk en de Ketelmeerdijk, die beiden aansluiten op de Colijnweg. De dichtstbijzijnde brandweerkazerne ligt in Dronten. De Colijnweg wordt daarom gezien als de meest voordehand liggende aanrijdroute voor de brandweer. Er zijn geen belemmeringen voor de bereikbaarheid van het plangebied geconstateerd.

Of er voldoende voorzieningen zijn om het primaire bluswater op aan te sluiten dient in nader overleg met de brandweer te worden bepaald. Hetzelfde geldt voor de ruimte voor de opstelplaatsen. Hiervoor wordt aanbevolen een overleg te organiseren tussen de initiatiefnemer, de gemeente en de hulpverleningsdiensten.

Zelfredzaamheid

Bij zelfredzaamheid gaat het om de mogelijkheden waarop mensen zelfstandig kunnen besluiten en in staat zijn het gebied te ontvluchten. Hierbij wordt ervan uitgegaan dat verminderd zelfredzame personen hiertoe niet of moeilijk in staat zijn. Kinderen, ouderen en minder validen (rolstoelers) zijn voorbeelden van verminderd zelfredzame mensen. Gezien de functies van het gebied worden hier weinig verminderd zelfredzame mensen verwacht. Een uitzondering hierop kunnen ouderen zijn die incidenteel aanwezig zijn om gebruik te maken van de recreatievoorzieningen. Vanwege de afstand van de vaarroute tot het plangebied hebben de mensen in het plangebied bij incidenten met gevaarlijke stoffen voldoende tijd en gelegenheid het gebied te ontvluchten.

Het volledige onderzoek externe veiligheid is opgenomen als Bijlage 12.

4.12 Milieuzonering

Bij het opstellen van dit bestemmingsplan is de invloed van bestaande bedrijvigheid op de leefomgeving afgewogen. Hiervoor wordt gebruik gemaakt van de lijst van bedrijfstypen uit de brochure Bedrijven en Milieuzonering (uitgave 2009, Sdu Uitgevers) van de VNG. In deze basiszoneringslijst zijn vrijwel alle algemeen voorkomende bedrijfstypen ondergebracht volgens de SBI van het Centraal Bureau voor de Statistiek. Elk type bedrijf is op deze wijze voorzien van een SBI-Code. In de VNG-brochure zijn de bedrijfsactiviteiten, al naar gelang de te verwachten belasting voor het milieu, ingedeeld in een aantal categorieën. Voor de indeling in de categorieën zijn de volgende ruimtelijk relevante milieuaspecten gebruikt: geur, stof, geluid en gevaar (met name brand- en explosiegevaar).

De richtafstanden uit de basiszoneringslijst zijn afgestemd op de omgevingskwaliteit zoals die wordt nagestreefd in een rustige woonwijk of een vergelijkbare omgevingstype. Deze richtafstanden kunnen, zonder dat dit ten koste gaat van het woon- en leefklimaat, met één afstandsstap worden verlaagd indien sprake is van een omgevingstype gemengd gebied, zoals in Ketelhaven.

Verdere reducties zijn niet te verantwoorden omdat in algemene zin niet aannemelijk kan worden gemaakt dat het woon- een leefklimaat niet wordt aangetast en het functioneren van bedrijven niet in gevaar wordt gebracht. De reductie met één afstandstrap leidt niet tot een lager beschermingsniveau voor gevaar, omdat voor activiteiten, waarbij gevaar maatgevend is voor de richtafstanden, vrijwel altijd specifieke regelgeving (zoals het Bevi en het Vuurwerkbesluit) geldt.

Recreatiewoningen zijn geen geluidsgevoelige objecten in het kader van de Wet geluidhinder.Echter in het kader van een goede ruimtelijke ordening wordt in deze paragraaf aandacht besteed aan de aanvaardbaarheid van de geluidbelasting op de recreatieappartementen door de omliggende bedrijvigheid. Recreatiewoningen zijn wel geurgevoelige objecten.

Jachtservicepunt

Op grond van de brochure valt het bestaande jachtservicepunt te rangschikken onder SBI-code 962G. Hiervoor geldt een minimale afstand van 50 meter voor het aspect geluid. (30 meter voor gemengd gebied) tot de gevel van geluidgevoelige gebouwen.

De geprojecteerde recreatiewoningen zijn op voldoende afstand gesitueerd.

Restaurant, café/brasserie

Op grond van de brochure vallen het bestaande restaurant en het nieuwe café/brasserie te rangschikken onder de SBI-codes 561 en 563-2 met een grootste afstand van 10 meter voor het aspect geluid (0 meter voor gemengd gebied) tot de gevel van geluidgevoelige bestemmingen.

De geprojecteerde recreatiewoningen zijn op voldoende afstand gesitueerd.

Jachthavens met diverse voorzieningen

Op grond van de brochure vallen de bestaande en nieuwe jachthavens met bijbehorende voorzieningen te rangschikken onder SBI-code 932-G met een grootste afstand van 30 meter voor het aspect geluid (10 meter voor gemengd gebied) tot de gevel van geluidgevoelige bestemmingen.

De geprojecteerde recreatiewoningen zijn op voldoende afstand gesitueerd.

Overige nautische voorzieningen

Op grond van de brochure vallen de nieuwe nautische voorzieningen te rangschikken onder SBI-code 47-A (detailhandel) met een grootste afstand van 10 meter voor het aspecte geluid (0 meter voor gemengd gebied) tot de gevel van geluidgevoelige bestemmingen.

De geprojecteerde recreatiewoningen zijn op voldoende afstand gesitueerd.

Komeco

Ten zuiden van de voorgenomen ontwikkeling ligt mestdrogerij Komeco. Op grond van de VNG-uitgave "Bedrijven en Milieuzonering" valt dit bedrijf te rangschikken onder SBI-code 382-A1 met een grootste afstand van 500 meter voor geur.

De voorgenomen ontwikkeling is ruim buiten deze richtafstand gelegen. Voor een nadere toelichting op het aspect geur wordt verwezen naar paragraaf 4.10 Geurhinder.

Rond het terrein van Komeco bevindt zich eveneens geluidszone. De geluidszone is niet gelegen over het onderhavige plangebied.

4.13 Schaduwwerking

Inleiding

Ten behoeve van de voorgenomen ontwikkeling is door Architkon aarchitecten een onderzoek naar de beschaduwing door de nieuwe gebouwen op de omgeving verricht. In Nederland zijn er geen wettelijke eisen of publiekrechtelijke normen voor beschaduwing.

Beschaduwing wordt in een stedelijke omgeving veelal niet alleen door een enkel gebouw veroorzaakt, maar vanwege de wisselende zonnestand per jaar en per dag door vrijwel alle omringende gebouwen. Door de realisatie van een nieuw gebouw kan er wel een reductie van de zonbestraling op een gevel van een ander gebouw of een terrein optreden. Voor de beschaduwing zijn de volgende beoordelingsdatums gehanteerd:

21 maart

21 juni

21 september

21 december

Toets

De beschaduwingen zijn gebaseerd op het plan van Archikon architecten (juli 2017).

Er is gekeken naar de schaduwwerking in de omgeving van het plan, waarbij rekening is gehouden met de beschaduwing van het nieuwe plan maar ook met de beschaduwing van reeds bestaande gebouwen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0303.8070-VO01_0040.png"

Schaduwwerking voorgenomen ontwikkeling Ketelhaven

De nieuwe gebouwen voor de recreatieappartementen staan aan de westzijde van de landtong om zodoende de schaduwwerking voor de bestaande jachthaven aan de oostzijde van de landtong te beperken. Daarbij is er bewust voor gekozen om ruimte tussen de gebouwen te houden, zodat er (zon)licht tussendoor kan komen.

Uit de afbeeldingen blijkt dat de jachthavens aan de oost- en westzijde vooral in de ochtend en avonduren schaduwwerking ondervinden van de 3 nieuwe gebouwen op de landtong, met uitzondering van de zomerperiode. In de zomermaanden reikt de schaduwwerking niet tot de boten die in de bestaande jachthaven aan de oostzijde liggen.

In de winterperiode reikt de schaduwwerking tot ver over de ligplaatsen, echter in dit seizoen wordt er amper tot geen gebruik gemaakt van de watersportfaciliteiten die deze havens bieden.

De schaduwwerking vormt geen belemmering voor deze ontwikkeling. Geedurende de dagperiode krijgen beide jachthavens, met name in de zomerperiode, voldoende zonlicht om optimaal gebruik te kunnen maken van de watersportfaciliteiten die beide havens bieden.

Hoofdstuk 5 Juridische toelichting

5.1 Algemeen

Op 1 juli 2008 is de nieuwe Wet ruimtelijke ordening (Wro) in werking getreden. Het bestemmingsplan Ketelhaven-Buitendijks 8070 is opgesteld conform de vereisten die de wet daaraan stelt. De opzet van het bestemmingsplan is in overeenstemming met de Standaard Vergelijkbare BestemmingsPlannen 2012 (SVBP 2012).

5.2 Planregels

5.2.1 Inleidende regels

Het hoofdstuk over de Inleidende regels omvat de artikelen met betrekking tot de 'begrippen' en de 'wijze van meten'. In artikel 1 'begrippen' worden de begrippen uit de planregels verklaard. In artikel 2 'wijze van meten' wordt beschreven, hoe de maatvoering (bijvoorbeeld de goothoogte en de bouwhoogte) moet worden gemeten.

5.2.2 Bestemmingsregels

In dit hoofdstuk zijn de bestemmingen en dubbelbestemmingen opgenomen. De op de verbeelding aangegeven bestemmingen worden nader beschreven en er wordt bepaald op welke wijze gronden en opstallen gebruikt mogen worden.

Het bestemmingsplan Ketelhaven-Buitendijks 8070 bestaat uit de volgende bestemmingen:

  • Bedrijf - Jachtservicepunt, dit betreft het bedrijf aan de zuidwestzijde van het plangebied.
  • Groen, dit betreft het openbare groen in het gebied.
  • Recreatie - watersport 1, deze bestemming ziet toe op de bestaande voorzieningen (parkeren, bedrijfswoning, havenmeestergebouw) voor de aanliggende Stichtingshaven.
  • Recreatie - watersport 2, deze bestemming omvat het bestaande restaurant Land's End, de parkeerplaats alsmede de beoogde 3 recreatieappartementengebouwen en de (commerciële) voorzieningen ten behoeve van de nieuwe jachthaven.
  • Verkeer, dit betreft de ontsluiting van de landtong en het nabijgelegen parkeerterrein alsmede de ontsluiting van het parkeerterrein. Ter plaatse van het parkeerterrein worden ook een buitenpandige winterberging voor boten en een kleine opslag- annex kantoorruimte mogelijk gemaakt.
  • Water, dit betreft een deel van de Lage Vaart ter hoogte van het parkeerterrein.
  • Water - Meren, deze bestemming is gericht op instandhouding, herstel en ontwikkeling van de natuurlijke en landschappelijke waarden, conform Natura2000. Binnen deze bestemming zijn de drie jachthavens geregeld, het overige water alsmede twee sanitaire gebouwen ten behoeve van jachthaven 3. Tevens mogen de balkons van de recreatiewoningen maximaal 1 meter binnen deze bestemming worden gerealiseerd.
  • Wonen ,dit betreft de bestaande woning gelegen ten zuiden van de Stichtingshaven.

En de volgende dubbelbestemmingen:

  • Waarde - Archeologie 4 en Waarde - Archeologie 5: om de mogelijk aanwezige archeologische waarden in het gebied te beschermen is een tweetal dubbelbestemmingen opgenomen. De regeling ten aanzien van de bescherming in deze bestemmingen is afgestemd op het gemeentelijk archeologiebeleid.
  • Waarde - Ecologische verbindingszone: om de waarden van de ecologische verbindingszones langs de Hoge en de Lage vaart te beschermen is een dubbelbestemming Waarde- Ecologische verbindingszone opgenomen.
  • Waterstaat - Waterkering: via deze dubbelbestemming is de bestaande waterkering beschermd.

5.2.3 Algemene regels

In het hoofdstuk Algemene regels is onder meer de anti-dubbeltelbepaling opgenomen. Deze is verplicht gesteld in het Besluit ruimtelijke ordening. Daarnaast zijn algemene aanduidingsregels opgenomen die betrekking hebben op de geluidzone van de aanliggende weg.

Bovendien zijn er algemene aanduidingsregels opgenomen Om de stabiliteit van de primaire waterkering te garanderen geldt aan weerszijden van de dijk een terughoudend bouwbeleid. Daarbij wordt een onderscheid gemaakt in een binnenbeschermingszone en een buitenbeschermingszone. De aanduiding 'Vrijwaringszone - Dijk 1', heeft betrekking op de binnenbeschermingszone en reikt 20 meter vanaf de teen van de dijk. Bouwplannen binnen deze zone moeten worden afgestemd met het waterschap. De aanduiding 'Vrijwaringszone - Dijk 2' is van toepassing op de buitenbeschermingszone. Binnendijks heeft deze zone een omvang van 80 meter. Buitendijks gaat het om een zone van 155 meter. In de buitenbeschermingszone geldt geen beperking voor bouwactiviteiten. Wel geldt er een verbod op diepe ontgrondingen. Voor deze vrijwaringszones geldt tevens de Keur van het Waterschap Zuiderzeeland;

Ten slotte zijn algemene gebruiksregels opgenomen, die het strijdig gebruik regelen en algemene afwijkingsregels. die regelen dat kan worden afgeweken van de regels voor bijvoorbeeld het overschrijden van bebouwingsgrenzen.

5.2.4 Overgangs- en slotregels

Tot slot zijn in het hoofdstuk Overgangs- en slotregels het verplichte overgangsrecht, conform het Besluit ruimtelijke ordening, en de slotregel opgenomen.

5.2.5 Handhavingsparagraaf

Een bestemmingsplan is voor de gemeente een belangrijk instrument om haar ruimtelijk beleid vorm te geven. Door middel van een combinatie van positieve bestemmingen en het uitsluiten van bepaalde activiteiten en functies kan sturing plaatsvinden van gewenste en ongewenste ontwikkelingen. Een belangrijk aspect hierbij is de handhaving en het toezicht op de naleving van het bestemmingsplan. Deze handhaving is van cruciaal belang om de in het plan opgenomen ruimtelijke kwaliteiten ook op langere termijn daadwerkelijk te kunnen vasthouden. Daarnaast is de handhaving van belang uit een oogpunt van rechtszekerheid: alle bewoners en gebruikers dienen door de gemeente op eenzelfde wijze daadwerkelijk aan het plan worden gehouden. In dit bestemmingsplan is daarom allereerst gestreefd naar een zo groot mogelijke eenvoud van in het bijzonder de regels. Hoe groter de eenvoud (en daarmee de toegankelijkheid en leesbaarheid), hoe groter in de praktijk de mogelijkheden om toe te zien op de naleving van het plan. Hoe minder knellend de regels zijn, hoe kleiner de kans dat het met de regels wat minder nauw wordt genomen. In de praktijk worden op den lange duur immers ook alleen die regels gerespecteerd waarvan door de betrokkenen de noodzaak en de redelijkheid wordt ingezien. In de bebouwingsregels zijn maten opgenomen die van toepassing zijn op gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde. Te realiseren gebouwen en andere bouwwerken moeten voldoen aan deze maatvoering, zo niet, dan kan het college van burgemeester en wethouders geen omgevingsvergunning voor het bouwen verlenen. Gebruiksregels worden opgenomen om gewenste ontwikkelingen mogelijk te maken en ongewenste ontwikkelingen uit te sluiten. Toetsing aan de gebruiksregels is aan de orde bij functiewisseling of nieuwvestiging. De doelstellingen van het ruimtelijke beleid kunnen slechts verwezenlijkt worden, indien de regels van het bestemmingsplan worden nageleefd. De gemeente dient op de eerste plaats zelf haar regels na te leven en vervolgens dient de gemeente er zorg voor te dragen dat anderen deze regels naleven.

Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid

6.1 Economische uitvoerbaarheid

Op grond van artikel 3.1.6 onder 1 van het Besluit ruimtelijke ordening dient in het kader van de bestemmingsplanprocedure de economische uitvoerbaarheid van het plan te worden onderzocht. Daartoe dient de gemeenteraad een exploitatieplan vast te stellen als er gronden in het bestemmingsplan worden betrokken waarop een bouwplan als bedoeld in artikel 6.2.1. Bro is voorzien.

In afwijking hierop kan de gemeenteraad bij een besluit tot vaststelling van een bestemmingsplan besluiten geen exploitatieplan vast te stellen indien het verhaal van kosten van de grondexploitatie over de in het plan begrepen gronden anderszins verzekerd is.

Aangezien voor onderhavig plan het verhaal van kosten tussen gemeente en initiatiefnemer middels een anterieure overeenkomst afdoende is verzekerd kan de vaststelling van een exploitatieplan achterwege blijven. Tevens zal een planschadeovereenkomst worden getekend. De ontwikkeling heeft voor de gemeente Dronten geen negatieve financiële gevolgen. Het bestemmingsplan is hiermee financieel uitvoerbaar.

6.2 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

6.2.1 Vooroverleg

Op grond van artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening is het bestuursorgaan dat is belast met de voorbereiding van een bestemmingsplan verplicht om daarbij overleg te plegen met de besturen van betrokken gemeenten, waterschappen en die diensten van provincie en Rijk die betrokken zijn bij de zorg voor de ruimtelijke ordening. Het bestemmingsplan is daartoe verzonden naar de volgende instanties:

  • PM

De instanties voorzien van een * hebben een reactie ingediend. De ingediende reacties zijn voorzien van een gemeentelijk antwoord en opgenomen in bijlage @@ van deze toelichting. De reacties zijn, voor zover ruimtelijk relevant, in het ontwerp bestemmingsplan verwerkt.

6.2.2 Inspraak

Het voorontwerp bestemmingsplan Ketelhaven-buitendijks (8070) heeft conform de door de raad vastgestelde inspraakverordening in de periode van @@ tot en met @@ voor eenieder ter inzage gelegen, met de mogelijkheid schriftelijke reacties in te dienen tot en met @@. Op @@ heeft een door de gemeente georganiseerde informatieavond plaatsgevonden.

In een separate inspraaknota zijn de reacties inhoudelijk weergegeven en is een reactie terzake gegeven. De inspraaknota voorontwerp bestemmingsplan Ketelhaven-buitendijks (8070) is opgenomen in bijlage @@.

6.2.3 Zienswijzen

Op de voorbereiding van het besluit omtrent de aanpassingen is de in artikel 3.8 Wro geregelde procedure van toepassing, dat wil zeggen dat het ontwerp gedurende zes weken ter inzage dient te liggen, waarbinnen eenieder zijn zienswijze kenbaar heeft kunnen maken.

Het ontwerp bestemmingsplan heeft ingevolge artikel 3.8 van de Wet ruimtelijke ordening in de periode van @@ tot en met @@ ter inzage gelegen, met de mogelijkheid (schriftelijke) zienswijzen in te dienen tot en met @@.

In een separate zienswijzennota zijn de ingekomen zienswijzen inhoudelijk weergegeven en is een reactie terzake gegeven. Daarnaast komen ook de ambtshalve wijzigingen aan bod De zienswijzennota is opgenomen in bijlage @@.