direct naar inhoud van 4.4 Natuur, landschap en archeologie
Plan: Buitengebied Rietweg 30 (9015)
Status: ontwerp
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0303.9015-0ONH

4.4 Natuur, landschap en archeologie

4.4.1 Natuur

In het kader van de voorgenomen ontwikkeling moet rekening worden gehouden met het aspect ecologie. Bij elk ruimtelijk plan dient, met het oog op de natuurbescherming, rekening te worden gehouden met de Natuurbeschermingswet en de Flora- en faunawet. Hierbij wordt onderscheid gemaakt in gebiedsbescherming en soortenbescherming.

Gebiedsbescherming

Voor de gebiedsbescherming zijn in het kader van de Europese richtlijnen in Nederland speciale beschermingszones aangewezen met een hoge wettelijke bescherming. Hiervoor zijn Natura 2000-gebieden en gebieden onderdeel uitmakend van de Ecologische Hoofdstructuur (EHS) opgenomen.

Een planologische ontwikkeling mag geen significante gevolgen hebben voor een te beschermen gebied.

Het plangebied ligt niet in de nabijheid van de EHS en Natura 2000-gebieden. Op een afstand van ruim 3 kilometer ligt een ecologische verbindingszone. Op circa 8,4 kilometer ligt het Natura 2000-gebied Veluwerandmeren. In de m.e.r.-beoordeling, zie hiervoor paragraaf 4.3 en Bijlage 2, is aandacht besteed aan de ligging van het plangebied ten opzichte van het Natura 2000-gebied. Hierbij is aangegeven dat in het kader van de voorgenomen ontwikkeling een Natuurbeschermingswetvergunning wordt aangevraagd.

Soortbescherming

Op basis van de Flora- en faunawet zijn gebieden aangewezen voor de bescherming van dier- en plantensoorten. De werkingssfeer van de Flora- en faunawet is niet beperkt tot of gerelateerd aan speciaal aangewezen gebieden, maar geeft soorten overal in Nederland bescherming. Op grond van de Flora- en faunawet gelden algemene verboden tot het verwijderen van groeiplaatsen van beschermde plantensoorten en het beschadigen of verstoren van voortplantings- of vaste rust- of verblijfplaatsen van beschermde diersoorten.

In de wet is een differentiatie aangebracht in niveau van bescherming. Op 23 februari 2005 is de zgn. "AMvB art. 75" van de Flora- en faunawet in werking getreden, waarin dit verschil is verwoord:

  • alle soorten, opgenomen in Habitat richtlijn bijlage IV, de Vogelrichtlijn en beschermde soorten van de Rode Lijst zijn beschermd onder het zwaarste regime (soorten van tabel 3);
  • soorten met vrijstelling bij een vastgestelde gedragscode (soorten van tabel 2);
  • soorten waarvoor een algemene vrijstelling geldt.

Met de uitbreiding van het agrarische bedrijf gaan geen grootschalige ingrepen in natuurwaarden gepaard. In verband met de te realiseren bebouwing zullen de erfsingels worden verwijderd.

Om uit te sluiten of beschermde diersoorten in de singel aanwezig zijn, is een flora- en faunascan uitgevoerd door Landschapsbeheer Flevoland, zie hiervoor Bijlage 3. In deze scan zijn de noord- en westzijde onderzocht. Er zijn geen holtes gevonden in de bomen. Hierdoor kunnen vleermuizen deze bomen niet gebruiken als mogelijke verblijfplaats. Bij een aanvullend bezoek op 5 juli 2011 is ook de oostzijde onderzocht. De bomen aan deze zijde zijn te jong om noemenswaardige holtes te hebben die door vleermuizen kunnen worden gebruikt. In het gehele plangebied zijn geen andere tabel 2 soorten en tabel 3 soorten gevonden, waardoor een ontheffing in het kader van de Flora- en faunawet niet nodig is. Wel dient rekening te worden gehouden met de zorgplicht uit de Flora- en faunawet. Het is onmogelijk om goed vast te stellen welke vogels er broeden in verband met de dichtheid van de coniferen. Als de kap van de singel na oktober plaatsvindt dan is de kans erg klein nog broedende vogels aan te treffen. Voorafgaand aan de kap moet de singel worden gecontroleerd op broedende vogels. Broedende vogels zijn altijd beschermd.

4.4.2 Landschap

Het plangebied ligt in de polderzone van de gemeente Dronten. De zone wordt gevormd door verschillende vlakken. De vlakken bestaan uit de gestandaardiseerde polderverkavelingen, de bouwstenen van de structuur. De omgeving betreft een open ruimte met erven als "groene eilanden", vanwege de kleinere plukjes boombeplanting van de houtsingels om de erven. De lijnstructuren van de wegen worden benadrukt door de dubbele boombeplanting van deze wegen. De onregelmatigheden in het verkavelingspatroon komen voort uit de knikken van de wegen en kanalen.

De voorgenomen ontwikkeling past bij het landschappelijk beeld. De vorm van het bouwperceel blijft gelijk, namelijk rechthoekig. Met het materiaalgebruik en de kleurstelling van de nieuw te bouwen stal zal rekening worden gehouden met de landelijke omgeving. Van agrarische stallen is bekend dat deze voor lichtvervuiling kunnen zorgen. In dit geval is het de bedoeling om de nieuwe stal te verlichten met natuurlijk wit licht. De verlichting zal rond 23.00 uur uit gaan zodat het behoudens enkele nachtlampen donker is. De lampen worden zodanig opgehangen dat de uitstraling naar de omgeving zo veel mogelijk wordt geminimaliseerd. Om het perceel wordt een groene wal aangelegd zodat er naar de omgeving geen lichtuitstraling kan plaatsvinden.

De erfbeplanting wordt gekapt en nieuwgeplant (door het aanleggen van een nieuwe erfsingel) in het jaar na afronding van de bouw. De aanleg zal gebeuren op basis van de aanwijzingen van Landschapsbeheer Flevoland, zoals vastgelegd in het rapport “Beplantingsplannen boerenerven gemeente Dronten”, zie hiervoor Bijlage 4. In het plangebied is het beplantingsschema voor “Kleigrond Biddinghuizen” van toepassing. Dit beplantingsschema is opgenomen in het beplantingsplan. Uit de flora- en faunascan, zie ook paragraaf 4.4.1, is gebleken voor de kap van de bestaande erfbeplanting geen ontheffing in het kader van de Flora- en faunawet nodig is. Wel dient rekening te worden gehouden met de zorgplicht uit de Flora- en faunawet. Voorafgaand aan de kap moet de singel worden gecontroleerd op broedende vogels. Broedende vogels zijn altijd beschermd.

Door de hierboven genoemde maatregelen wordt zorg gedragen voor een goede inpassing in het landschap.

4.4.3 Archeologie

Op grond van het Verdrag van Malta en de daaruit voortvloeiende Wet op de archeologische monumentenzorg (Wamz), dient te worden gekeken naar de archeologische waarden in het plangebied. De archeologische waarden- en verwachtingskaart van de gemeente Dronten laat zien dat het plangebied ligt in een gebied met een gematigde archeologische verwachtingswaarde. Volgens de archeologische beleidskaart ligt het plangebied in archeologisch waardevol gebied 4. De beleidsdoelstelling voor deze categorie is archeologisch vooronderzoek om vast te stellen of sprake is van behoudenswaardige archeologische waarden. Archeologisch vooronderzoek is echter alleen nodig in geval van grootschalige ruimtelijke ontwikkelingen. De vrijstellingscriteria die gelden voor categorie 4-gebieden zijn:

  • oppervlakte plangebied tot 1,7 hectare;
  • diepte bodemingreep afhankelijk van vrijstellingsdiepte.

De kleinste agrarische bouwpercelen in de opzet van Oostelijk Flevoland hebben een grootte van 0,8 hectare, terwijl de maximale vergroting van een bouwperceel in het bestemmingsplan voor het buitengebied is bepaald op 2,5 hectare. Een bouwperceel kan hierdoor maximaal met 1,7 hectare worden uitgebreid worden en blijft met betrekking tot het regime van Archeologisch waardevol gebied 4 binnen het vrijstellingscriterium.

De locatie heeft volgens de archeologische beleidskaart een vrijstellingsdiepte van 40 centimeter.

Bij de voorgenomen ontwikkeling is de uitbreiding van het bouwperceel 1,7 hectare. De diepte is meer dan 40 centimeter.

Vestigia heeft aangegeven dat archeologisch onderzoek niet nodig is, indien aan tenminste één van de vrijstellingscriteria wordt voldaan. Aangezien aan het oppervlaktecriterium voor vrijstelling wordt voldaan, geldt een vrijstelling. Archeologisch onderzoek is niet noodzakelijk. Aan het bepaalde omtrent archeologie wordt dan ook voldaan.

Conclusie

Ten aanzien van het aspect archeologie zijn er geen belemmeringen voor de voorgenomen ontwikkeling.