direct naar inhoud van 4.5 Watertoets
Plan: Buitengebied Rietweg 30 (9015)
Status: ontwerp
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0303.9015-0ONH

4.5 Watertoets

Bij de totstandkoming van ruimtelijke plannen moet de watertoets worden toegepast. Dit houdt in dat alle ruimtelijke plannen een waterparagraaf moeten bevatten. De watertoets is het hele proces van vroegtijdig informeren, adviseren, afwegen en uiteindelijk beoordelen van waterhuishoudkundige aspecten in ruimtelijke plannen en besluiten. Het kader van de watertoets is vanaf 1 november 2003 wettelijk verankerd in het Besluit op de ruimtelijke ordening (Bro).

De watertoets is op 6 juni 2011 bij het Waterschap Zuiderzeeland ingediend. Het waterschap heeft een pré-wateradvies gegeven op 15 juli 2011. Vervolgens zijn op 25 januari 2012 en 20 september 2012 aanvullingen gedaan op de watertoets. In Bijlage 5is de uitgangspuntennotitie voor water opgenomen.

Watertoets in relatie tot voorgenomen ontwikkeling

Op basis van de digitale toetsing valt de voorgenomen ontwikkeling onder de korte procedure. Als onderdeel van de korte procedure beoordeelt het waterschap de informatie die is ingestuurd bij de digitale toetsing.

Het plangebied ligt niet buitendijks of in een keurzone van de waterkering. Het is daarom niet te verwachten dat het plan van invloed is op de veiligheid van een waterkering.

Voor dit plan wordt het principe 'waterneutraal bouwen' gevolgd. Dit wil zeggen dat, wanneer het verhard oppervlak toeneemt, compenserende maatregelen worden genomen om piekafvoeren op te vangen en infiltratie van water mogelijk te maken. In dit plan wordt gestreefd naar het principe "vasthouden-bergen-afvoeren". Bij het oplossen van waterhuishoudkundige problemen wordt afwenteling voorkomen.

Het verhard oppervlak neemt toe met circa 15.300 m2. Met het waterschap is overleg gevoerd over de waterbergingscapaciteit die moet worden gecompenseerd door de toename van het verharde oppervlak.

Bij een klein plan in het landelijk gebied wordt gebruik gemaakt van de vuistregel dat per 100 m2 verhard oppervlak gecompenseerd dient te worden met een bergingscapaciteit van 2,40 m3. Ter compensatie van de aan te leggen verharding moet daarom minimaal 153 x 2,40 m3 = 367 m3 bergingscapaciteit worden gerealiseerd

De bestaande sloot wordt over een lengte van 175 meter gedempt. Dit is een inhoud van 308 m3.

Het waterschap heeft aangegeven dat er een benodigde waterberging nodig is van (367 m3 + 308 m3) 675 m3. Deze berging wordt gerealiseerd door het verleggen van de kavelsloot. De bestaande kavelsloot wordt gedempt. De voorgenomen waterberging (kavelsloot) heeft een inhoud van 731 m3. De waterberging biedt dus voldoende capaciteit.

De profielen van de kavelsloot zijn weergegeven in de afbeelding "Profielen kavelsloot". De profielen zijn goedgekeurd door het waterschap. De slootbodem heeft een breedte van 1 meter, een doorsnede van 2,25 m2 en een lengte van 325 meter.

afbeelding "i_NL.IMRO.0303.9015-0ONH_0006.jpg"

Afbeelding 6: Profielen kavelsloot

Het stromingsprofiel van het water blijft ook na de voorgenomen ontwikkeling gewaarborgd.

Voor dit gebied geldt de afvoernorm voor landelijk gebied. De maximale afvoer uit het gebied is 1,5 l/s/ha bij een neerslagsituatie met een herhalingstijd van één jaar. Rekening houdend met de klimaatverandering wordt een correctiefactor van +10% toegepast op de maatgevende bui. De huidige afvoer van water wordt in de nieuwe situatie aangepast. Het streefpeil verandert niet als gevolg van het plan. Het plan heeft geen nadelige gevolgen voor en door (grond)water in de omgeving. Er worden geen uitlogende bouwmaterialen (zoals zinken dakgoten) gebruikt.

Ten behoeve van het drinkwater van de dieren en het reinigen van de stallen wordt gebruik gemaakt van grondwater dat van grote diepte wordt opgepompt. Aangezien de daarvoor te gebruiken pompcapaciteit kleiner is dan 10 m3/uur en er minder dan 100.000 m3 per jaar wordt opgepompt, is er in dit kader geen provinciale vergunning nodig. Het watergebruik op het bedrijf bestaat hoofdzakelijk uit drinkwater voor het vee. Dit drinkwater komt van een eigen bron op het bedrijf. Daarnaast wordt een klein gedeelte van het water gebruikt voor reinigingswerkzaamheden. Het water(ge)verbruik op het bedrijf is geminimaliseerd onder andere door het toepassen van drinknippels en vlotters. Voor het reinigen van de stallen wordt gebruik gemaakt van een hogedrukreiniger, deze heeft een hoog reinigingsrendement in relatie tot een laag watergebruik.