direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Bestemmingsplan Lidl Dronten West (D3002)
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0303.D3002-0ONH

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

In het noordwesten van de Kern Dronten bevindt zich ten noorden van wijkwinkelcentrum Dronten West een braakliggende locatie gelegen tussen de Beursstraat, Koopmansbeurs en Gildepenningdreef. Het voornemen is om hier nieuwbouw te plegen waarbij op de begane grond een Lidl supermarkt met een brutovloeroppervlakte van 2.000 m2 (exclusief laaddock, overkapping los-/laaddock en luifels) wordt ondergebracht. Op de eerste en tweede verdieping worden in totaal 18 appartementen gerealiseerd. Rondom het gebouw wordt een parkeervoorziening voor zowel de supermarkt als de appartementen aangelegd.

Om voorliggend initiatief mogelijk te maken is een bestemmingsplanherziening vereist. Voorliggend bestemmingsplan voorziet in de gewenste juridisch planologische kaders om de voorgenomen ontwikkeling mogelijk te maken. In dit plan wordt aangetoond dat er sprake is van 'een goede ruimtelijke ordening'.

1.2 Ligging plangebied

Het plangebied is gelegen aan de Beursstraat tussen de wijk De Munten en de wijk De Gilden. De locatie is ingeklemd tussen twee wegen; de Gildepenningdreef ten westen en de Beursstraat ten oosten. Aan de zuidkant van de kavel ligt de Koopmansbeurs en een reeds gerealiseerde ontwikkeling bestaande uit een Albert Heijn supermarkt en woningen. Aan de noordzijde liggen de Gildedreef en het spoor. In afbeelding 1.1 is de ligging van het plangebied globaal weergegeven ten opzichte van de kern Dronten en de directe omgeving. Voor de exacte begrenzing van het plangebied wordt verwezen naar de verbeelding.

afbeelding "i_NL.IMRO.0303.D3002-0ONH_0001.png"  
Afbeelding 1.1: Ligging van het plangebied (Bron: ArcGis)
 

1.3 Vigerend bestemmingsplan

1.3.1 Algemeen

Het plangebied is gelegen binnen de begrenzing van het bestemmingsplan "Dronten-West" vastgesteld op 26 oktober 1995 en goedgekeurd op 27 februari 1996. In afbeelding 1.2 is een uitsnede van het bestemmingsplan weergegeven en daarop met de rode cirkel het plangebied van voorliggend bestemmingsplan indicatief weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0303.D3002-0ONH_0002.png"  
Afbeelding 1.2: Uitsnede bestemmingsplan "Dronten-West" (Bron: Gemeente Dronten)  
1.3.2 Beschrijving bestemmingen

De in het plangebied begrepen gronden hebben de bestemming 'Stadsuitbreiding'. De bestemmingsomschrijving geeft aan dat deze gronden primair zijn bestemd voor woondoeleinden met bijbehorende verkeers- en groendoeleinden en maatschappelijke doeleinden/nutsvoorzieningen. Secundair zijn de gronden bestemd voor centrumdoeleinden, maatschappelijke doeleinden/buurt- en wijkvoorzieningen en sportvoorzieningen. De in het bestemmingsplan opgenomen maatregelen ten aanzien van bouwen en gebruik dienen primair de ontwikkeling van de woonwijk Dronten-West. In de voorschriften van het bestemmingsplan zijn uitwerkingsregels opgenomen voor de uitwerking van de in de bestemmingsomschrijving beschreven bestemmingen.

1.3.3 Strijdigheid

Op de locatie van het plangebied zijn op dit moment geen directe bouwmogelijkheden ten behoeve van een supermarkt en woonappartementen aanwezig. Het realiseren van voorgenomen ontwikkeling is niet in overeenstemming met het geldende bestemmingsplan. Dit bestemmingsplan voorziet in de gewenste juridisch planologische kaders op basis waarvan het voornemen mogelijk wordt gemaakt.

1.4 De bij het plan behorende stukken

Het bestemmingsplan “Lidl Dronten West (D3002)” bestaat uit de volgende stukken:

  • verbeelding (tek.nr. NL.IMRO.0303.D3002-ON01) en een renvooi;
  • regels (met bijbehorende bijlagen).

Op de verbeelding zijn de bestemmingen van de in het plan begrepen gronden weergegeven. In de regels zijn bepalingen opgenomen om de uitgangspunten van het plan zeker te stellen. Het plan gaat vergezeld van een toelichting. De toelichting geeft een duidelijk beeld van het bestemmingsplan en van de daaraan ten grondslag liggende gedachten maar maakt geen deel uit van het juridisch bindende deel van het bestemmingsplan.

1.5 Leeswijzer

Hoofdstuk 2 betreft een beschrijving en analyse van de bestaande situatie en een planbeschrijving. In Hoofdstuk 3 wordt het relevante beleid dat als basis dient voor dit plan besproken. De verschillende milieuaspecten die van belang zijn voor het plan worden besproken in Hoofdstuk 4. De wateraspecten worden apart behandeld in Hoofdstuk 5. In Hoofdstuk 6 wordt aandacht besteed aan de juridische planbeschrijving. Tot slot wordt in Hoofdstuk 7 de economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid van het plan aangetoond.

Hoofdstuk 2 Planbeschrijving

2.1 Bestaande situatie

Het plangebied bevindt zich in het noordwesten van de kern Dronten tussen de wijken De Munten en De Gilden maakt onderdeel uit van het wijkvoorzieningencluster. De omgeving van de plangebied is gelegen ten noorden van Lage Vaart en wordt door een viertal bruggen (waaronder één fiets-/voetgangersbrug) verbonden met de rest van de stad. Het plangebied wordt globaal begrensd door de Beursstraat in het noorden en oosten, de Koopmansbeurs ten zuiden en de Gildepenningdreef te westen. Het plangebied wordt aan de oost en westzijde omringd door woonbebouwing en daarbij behorend openbaar groen en water. Ten zuiden bevinden zich de Albert Heijn supermarkt en een scholencomplex. Direct ten noorden van het plangebied ligt een braakliggend terrein. Verder noordwaarts bevindt zich een rotonde waar de diverse wijkontsluitingswegen aantakken op één van de hoofdontsluitingswegen van de wijken De Munten en De Gilden, de Guldendreef.

Afbeelding 2.1 geeft een luchtfoto weer van het plangebied en de directe omgeving. Met de rode gestippelde lijn is de ligging van het plangebied weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0303.D3002-0ONH_0003.png"  
Afbeelding 2.1: Luchtfoto huidige situatie plangebied en directe omgeving (Bron: ArcGIS)  

De bestaande inrichting van het plangebied bestaat uit braakliggend terrein dat wacht op een geschikte invulling. In afbeelding 2.2 is een foto (genomen vanaf de hoek Beursstraat/Koopmansbeurs) van de bestaande situatie opgenomen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0303.D3002-0ONH_0004.png"  
Afbeelding 2.2: Foto huidige situatie plangebied (Bron: Google Streetview)  

2.2 Toekomstige situatie

Het concrete voornemen is om aan de Beursstraat, onderdeel uitmakend van het wijkwinkelcentrum Dronten West nieuwbouw te realiseren. Op de begane grond wordt een nieuwe Lidl-supermarkt gerealiseerd met een brutovloeroppervlakte van 2.000 m2 exclusief laaddock, overkapping los-/laaddock en luifels. Het verkoopvloeroppervlakte bedraagt 1200 m2. Op de eerste en tweede verdieping worden tevens 18 appartementen gerealiseerd. Rondom het gebouw wordt een parkeervoorziening voor zowel de supermarkt als de appartementen aangelegd. Met de realisatie van een supermarkt vindt er een kwalitatieve aanvulling op het wijkwinkelcentrum Dronten West plaats.

afbeelding "i_NL.IMRO.0303.D3002-0ONH_0005.png"  
Afbeelding 2.1: Inrichtingstekening Lidl Dronten (Bron: Korfker Architecten)  

De bebouwing is in de zuidwesthoek van het plangebied gepositioneerd. Aan de oost- en noordzijde is voor supermarktklanten een parkeergelegenheid met minimaal 120 parkeerplaatsen voorzien. Aan de westzijde van het pand is een aparte parkeergelegenheid met 30 openbare parkeerplaatsen voor de 18 woonappartementen geprojecteerd. Het laden en lossen vindt plaats op eigen terrein aan de zuidzijde van de supermarkt. Hier is een laaddock met luifel voorzien, zodat er overdekt geladen en gelost kan worden. Op de randen van het perceel worden enkele bomen gesitueerd.

Om de ontwikkeling ruimtelijk goed te integreren in de omgeving is een beknopt beeldkwaliteitsplan opgesteld, waarin de stedenbouwkundige randvoorwaarden met bijbehorende beeldkwaliteitseisen zijn opgenomen. Dit 'Beeldkwaliteitsplan supermarkt en appartementen aan de Beursstraat' gaat gelijktijdig met dit bestemmingsplan in procedure, wordt separaat vastgesteld door de gemeenteraad en vormt na vaststelling het welstandskader. Het beeldkwaliteitsplan is opgenomen in Bijlage 1 van deze toelichting. Hieronder wordt het kader in hoofdlijnen beschreven.

2.2.1 Haalbaarheidsonderzoek

Voor de hiervoor beschreven ontwikkeling zijn haalbaarheidsonderzoeken uitgevoerd in het kader van de ladder voor duurzame verstedelijking (marktruimte) en de verkeersafwikkeling.

Marktruimte

Via eigen onderzoek heeft Lidl aangetoond dat er marktruimte aanwezig is, dat er sprake is van een kwalitatieve meerwaarde en dat geen onevenredige verstoring van de detailhandelstructuur zal optreden. De gemeente Dronten heeft Goudappel Coffeng BV een second opinion op dit onderzoek laten uitvoeren. In paragraaf 3.1.3 wordt hier nader op ingegaan. De onderzoeksrapportage is opgenomen in Bijlage 3 van deze toelichting.

Verkeersafwikkeling

Omdat met de realisatie van de in dit bestemmingsplan besloten ontwikkeling de maximale capaciteit van de Beursstraat wordt bereikt heeft de gemeente Dronten een verkeerskundige toets laten uitvoeren door Mobycon. In paragraaf 2.2.3.2 wordt hier nader op ingegaan. De volledige onderzoeksrapportage is opgenomen in Bijlage 2.

2.2.2 Beeldkwaliteit (inpassing in omgeving)

De locatie ligt ingeklemd tussen twee wegen; de Gildepenningdreef ten westen en de Beursstraat ten oosten. Aan de zuidkant van de kavel ligt de Koopmansbeurs en een reeds gerealiseerde ontwikkeling bestaande uit een Albert Heijn supermarkt en woningen. Aan de noordzijde liggen de Gildedreef en het spoor. Tussen de Gildedreef en de locatie is er nog ruimte voor andere ontwikkelingen. Buiten de supermarkt ten zuiden van de kavel, zal de nieuwe ontwikkeling (voorlopig) dus relatief vrij komen te staan.

Het uitgangspunt voor de beeldkwaliteit is dat bij de ontwikkeling van de nieuwe supermarkt wordt voortgebouwd op de uitgangspunten van de bestaande ontwikkeling. Hierdoor zal samenhang aan zowel de Gildepenningdreef als de Beursstraat ontstaan. In opzet zal de nieuwe ontwikkeling veel lijken op de bestaande supermarkt, met appartementen aan de westzijde van de locatie en de supermarkt met bijbehorende parkeervoorzieningen aan de oostzijde van het terrein.

Voor de ontwikkeling is door BDP Stadsontwerp - Landschaparchictectuur - Architectuur een beeldkwaliteitsplan gemaakt. Deze zal gelijktijdig met het bestemmingsplan worden vastgesteld als aanvulling op de gemeentelijke welstandsnota. Het beeldkwaliteitsplan is opgenomen in bijlage 1 van deze toelichting.

2.2.3 Verkeer en parkeren
2.2.3.1 Ontsluiting en laden en lossen

De inrichting van het plangebied is zodanig vormgegeven dat de parkeerplaatsen van de supermarkt bereikbaar zijn via één ontsluiting aan de Beursstraat en twee ontsluitingen aan de Koopmansbeurs. De laad en losdock is aan de zuidzijde van de supermarkt gesitueerd aan de Koopmansbeurs. De parkeerplaatsen voor de appartementen bevinden zich aan de westzijde van het gebouw in de zuidwesthoek van het plangebied welke op de Koopmansbeurs ontsloten worden. Via de Beursstraat en Gildepenningdreef wordt het plangebied voor autoverkeer op de wijkontsluitingsweg Guldendreef ten noorden van het plangebied aangesloten. Vanuit het oogpunt van verkeersveiligheid en doorstroming moet vrachtverkeer zoveel mogelijk gescheiden blijven van het overige verkeer. Als oplossing hiervoor is gekozen voor een extra ontsluiting naar de Gildepenningdreef. Vrachtverkeer concentreert zich dan op de Koopmansbeurs en de Beursstraat en veroorzaakt minder (geluids)overlast voor de woningen aan de achterzijde van de nieuwe supermarkt. Verder ontstaat voor weggebruikers een logische situatie waarbij vrachtverkeer alleen inrijdt via de Gildepenningdreef/ Koopmansbeurs en wegrijdt over de Beursstraat. Door deze oplossing rijdt verkeer dus alleen in oostelijk richting over de Koopmansbeurs.

Voor langzaam verkeer is het plangebied bereikbaar via het fiets- en voetpad dat langs de Gildepenningdreef loopt ten westen van het plangebied. Langs de Beurstraat ten oosten van het plangebied loopt eveneens een voetpad. Ten slotte kan langzaamverkeer het plangebied bereiken via de openbare ruimte behorende bij de te zuiden gelegen centrum en maatschappelijke voorzieningen.

Binnen het plangebied zijn de parkeergelegenheden voor de supermarkt en appartementen van elkaar gescheiden en hebben - zoals hiervoor reeds aangegeven - een eigen ontsluiting. Er geldt binnen het plangebied geen vaste rijrichting.

2.2.3.2 Verkeersgeneratie

De verkeersgeneratie van een ruimtelijke ontwikkeling betreft het aantal extra vervoersbewegingen per weekdagetmaal die als gevolg van de ontwikkeling ontstaan. Op basis van de publicatie 'Kencijfers parkeren en verkeersgeneratie' (publicatie 317, oktober 2012) van het CROW kan de geschatte verkeersgeneratie van de ontwikkeling berekend worden. Het CROW ontwikkelt en publiceert kennis op onder andere het gebied van verkeer en parkeren. Specifiek voor verkeersgeneratie en parkeren heeft het CROW de publicatie, 'Kencijfers parkeren en verkeersgeneratie' opgesteld. Deze kencijfers zijn gebaseerd op literatuuronderzoek en praktijkervaringen van gemeenten. De kencijfers zijn landelijk (en juridisch) geaccepteerd en worden gezien als de meest betrouwbare gegevens met betrekking tot het bepalen van de verkeergeneratie en het benodigde aantal parkeerplaatsen. Overigens wordt opgemerkt dat bij iedere functie, in de CROW-publicatie, een maximum en minimum wordt genoemd. Dit is de bandbreedte. Veelal wordt bij nieuwe ontwikkelingen het gemiddelde gehanteerd.

Uitgangspunten

Bij de berekening van de verkeersgeneratie worden de volgende uitgangspunten gehanteerd:

Supermarkt

  • Type: fullservice supermartkt (laag en middellaag prijsniveau)
  • Verstedelijkingsgraad: matig stedelijk (bron: Nota parkeernormen Dronten 2016)
  • Stedelijke zone: rest bebouwde kom

De verkeersgeneratie per 100 m2 bvo (minimaal-maximaal) op basis van de opgesomde uitgangspunten is: 92,3 - 133,9 (gemiddeld 113,1) vervoersbewegingen per weekdagetmaal.

Appartementen

  • Type: huur etage (midden/goedkoop)
  • Verstedelijkingsgraad: matig stedelijk (bron: Nota parkeernormen Dronten 2016)
  • Stedelijke zone: rest bebouwde kom

De verkeersgeneratie per woning (minimaal-maximaal) op basis van de opgesomde uitgangspunten is: 3,2 - 4 (gemiddeld 3,6) vervoersbewegingen per weekdagetmaal.

Berekening verkeersgeneratie

De ontwikkeling betreft enerzijds een nieuwe supermarkt van 2.000 m2 bvo. Dit genereert op basis van bovengenoemde uitgangspunten circa 2.260 vervoersbewegingen per weekdag/etmaal. Gelet op de ligging van de nieuwe Lidl-supermarkt direct tegenover een bestaande Albert Heijn Supermarkt en bezoekers meerdere winkels aandoen als ze dichtbij elkaar gelegen zijn, zal er sprake zijn van overlap in verkeersbewegingen. In voorliggend geval wordt uitgegaan van een overlap 33%, 33 procent van de bezoekers van de Albert Heijn gaan ook naar de Lidl en andersom. Het aantal nieuwe vervoersbewegingen als gevolg van de supermarkt zal dan ook circa 1.514 vervoersbewegingen per weekdag/etmaal bedragen.

Er worden daarnaast 18 appartementen gerealiseerd die bij elkaar op basis van bovengenoemde uitgangspunten circa 65 vervoersbewegingen per weekdag/etmaal genereren. Bij elkaar veroorzaakt de ontwikkeling een verkeersgeneratie van circa 1.579 vervoersbewegingen per weekdag/etmaal.

In november 2016 heeft er een verkeerstelling plaatsgevonden. Het aantal motorvoertuigen op een weekdag op de Beursstraat lag op 2.700 motorvoertuigen. Met de komst van de supermarkt en 18 appartementen gaat de verkeersintensiteit op de Beursstraat omhoog van 2.700 motorvoertuigen naar circa 4.200 motorvoertuigen op een weekdag. Volgens de richtlijnen Duurzaam Veilig (CROW) kan een erftoegangsweg met 30 km per uur tussen de 3.500 – 4.500 motorvoertuigen afwikkelen.

Omdat met de realisatie van de in dit bestemmingsplan besloten ontwikkeling de maximale capaciteit van de Beursstraat wordt bereikt heeft de gemeente Dronten een verkeerskundige toets laten uitvoeren door Mobycon. Hieronder wordt ingegaan op de resultaten van het onderzoek. Het volledige onderzoek is opgenomen in Bijlage 2.

Onderzoeksresultaten verkeerstoets

In het onderzoek is de verkeersgeneratie over 10 jaar in twee scenario's doorgerekend:

  • Scenario 0, Huidig + autonome groei: 3698 mvt/etmaal
  • Scenario 1, Toevoegen supermarkt en appartementen + woningen: 6691 mvt/etmaal

Op basis van het keuzeschema uit de Ontwerpwijzer Fietsverkeer is duidelijk dat alleen als niets wordt ontwikkeld en er dus alleen autonome groei van autoverkeer plaatsvindt een erftoegangsweg (30 km/uur) kan worden gerealiseerd waarbij gemengd verkeer mogelijk is, met zowel fietsers als motorvoertuigen op de rijbaan. Wanneer nieuwe functies aan het gebied worden toegevoegd wordt de grens van 4000 mvt/etmaal zeer ruim overschreden. Dat leidt er dan automatisch toe dat een fietsstrook of fietspad langs de erftoegangsweg moet worden aangelegd.

Om te kunnen beantwoorden of de Beursstraat als erftoegangsweg gebruik kan worden is van belang dat juiste invulling wordt gegeven aan drie hoofdaspecten:

  • Leefbaarheid: dit heeft voornamelijk betrekking op lucht en geluid. Normaliter vormt dit geen probleem bij een intensiteit van 6691 mvt/etmaal. Indien hier toch twijfels over zijn moet dit apart worden onderzocht.
  • Bereikbaarheid: bij erftoegangswegen horen verkeersbewegingen zoals inparkeren, laden en lossen en in- of uitrijden van erven. Dit past juist veel minder goed op een gebiedsontsluitingsweg. Dat dit soms tot (korte) opstopping leidt is inherent aan de functie van de weg. Op het vlak van bereikbaarheid ziet Mobycon dan ook geen probleem.
  • Verkeersveiligheid: zoals ook uit onze analyse blijkt is het op basis van de te verwachten intensiteit noodzakelijk om een fietspad of fietsstrook aan te leggen. Als dat aanwezig is, verwachten Mobycon geen problemen met de verkeersveiligheid.

De conclusie van het onderzoek is dat het inrichten van de Beursstraat als erftoegangsweg past bij de te verwachten intensiteit, mits voor fietsers een fietspad of fietsstrook wordt aangelegd en goede oversteekvoorzieningen worden aangebracht.

Verder moet vrachtverkeer uit het oogpunt van verkeersveiligheid en doorstroming zoveel mogelijk gescheiden blijven van het overige verkeer. De oplossing waarbij wordt gekozen voor een extra ontsluiting naar de Gildepenningdreef verdient hierbij de voorkeur. Vrachtverkeer concentreert zich dan op de Koopmansbeurs en de Beursstraat en veroorzaakt minder (geluids)overlast voor de woning aan de achterzijde van de nieuwe supermarkt. Verder ontstaat voor weggebruikers een logische situatie waarbij vrachtverkeer alleen inrijdt via de Gildepenningdreef/ Koopmansbeurs en wegrijdt over de Beursstraat. Door deze oplossing rijdt verkeer dus alleen in oostelijk richting over de Koopmansbeurs.

Zoals blijkt uit paragraaf 2.2.2 onder het kopje 'Ontsluiting kavel' en de inrichtingstekening figuur 2.1 wordt uitgegaan van de hier voorgestelde verkeerskundige oplossing. Geconcludeerd wordt dat de reeds aanwezige wegenstructuur met enige aanpassingen toekomstige verkeersstroom veilig kan afwikkelen.

2.2.3.3 Parkeren

Vanaf 1 juli 2018 zijn gemeenten verplicht de parkeereis te hebben geregeld via het bestemmingplan, omdat de stedenbouwkundige bepalingen (waaronder artikel 2.5.30) uit de bouwverordening komen te vervallen. Vanaf 29 november 2014 dient bij nieuwe bestemmingsplannen of bij bestemmingsplannen die nog niet zijn vastgesteld de parkeerverplichting in deze plannen te worden geregeld (middels een voorwaardelijke verplichting). De gemeente Dronten heeft als leidraad hiervoor een Nota Parkeernormen opgesteld waar in bestemmingsplannen naar kan worden verwezen.

De nota maakt onderscheid tussen nieuwbouwplannen en verbouwplannen. Voor nieuwbouwplannen zoals in voorliggende situatie het geval is gelden uiteenlopende parkeernormen per type winkel gedefinieerd in het aantal parkeerplaatsen per 100 m2 brutovloeroppervlak. Voor woningen is het aantal parkeerplaatsen per type woning aangegeven.

Uitgangspunten

Bij de berekening van de parkeerbehoefte worden de volgende uitgangspunten gehanteerd:

Supermarkt

  • Type: discounter/fullservice supermarkt
  • Verstedelijkingsgraad: matig stedelijk (bron: Nota parkeernormen Dronten 2016)
  • Stedelijke zone: rest bebouwde kom

Op basis van bovengenoemde uitgangspunten is de parkeernorm per 100 m2 bvo voor een discountersupermarkt is 6,5 parkeerplaats. Voor een fullservice supermarkt geldt een norm van 5,2 parkeerplaats. Omdat de Lidl-formule tussen een echte discountersupermarkt en een full servicesupermarkt in staat is hier uitgegaan van het gemiddelde: 5,85 parkeerplaats per 100 m2 bvo.

Appartementen

  • Type: koop, appartement (goedkoop)
  • Verstedelijkingsgraad: matig stedelijk (bron: Nota parkeernormen Dronten 2016)
  • Stedelijke zone: rest bebouwde kom

De parkeernorm per appartement op basis van bovengenoemde uitgangspunten is 1,6 parkeerplaats.

Berekening parkeerbehoefte

De ontwikkeling betreft enerzijds een supermarkt van 2.000 m2 bvo. Dit betekent dat op basis van bovengenoemde uitgangspunten circa 117 parkeerplaatsen noodzakelijk zijn om de parkeerbehoefte van de supermarkt op te kunnen vangen. Uit de inrichtingstekening (zie afbeelding 2.1) blijkt dat er 120 parkeerplaatsen voor de supermarkt worden gerealiseerd, hiermee wordt voldaan aan de parkeernorm.

Daarnaast worden er 18 appartementen gerealiseerd waarvoor bij elkaar op basis van bovengenoemde uitgangspunten afgerond 29 parkeerplaatsen benodigd zijn. Uit de inrichtingstekening (zie afbeelding 2.1) blijkt dat er 30 parkeerplaatsen voor de appartementen worden gerealiseerd, hiermee wordt voldaan aan de parkeernorm.

Door de nieuwe uitsluiting op de Gildepenningdreef vallen drie parkeerplaatsen die horen bij de woonappartementen boven de ten zuiden gelegen Albert Heijn supermarkt weg. Deze drie parkeerplaatsen worden opgevangen binnen het plangebied van de Lidl,aan de noordkant van de 30 parkeerplaatsen is nog ruimte om een aantal extra parkeerplaatsen ter compensatie te realiseren.

Hoofdstuk 3 Beleidskader

3.1 Rijksbeleid

3.1.1 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR)

Op 13 maart 2012 is de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte vastgesteld. De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) geeft een totaalbeeld van het ruimtelijk- en mobiliteitsbeleid op rijksniveau en vervangt de Nota Ruimte, de Structuurvisie Randstad 2040, de Nota Mobiliteit, de MobiliteitsAanpak en de Structuurvisie voor de Snelwegomgeving. Tevens vervangt het een aantal ruimtelijke doelen en uitspraken in onder andere de Agenda Landschap en de Agenda Vitaal Platteland. Daarmee wordt de SVIR het kader voor thematische of gebiedsgerichte uitwerkingen van rijksbeleid met ruimtelijke consequenties.

In de SVIR heeft het Rijk drie rijksdoelen om Nederland concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig te houden voor de middellange termijn (2028):

  • Het vergroten van de concurrentiekracht van Nederland door het versterken van de ruimtelijk-economische structuur van Nederland;
  • Het verbeteren, instandhouden en ruimtelijk zekerstellen van de bereikbaarheid waarbij de gebruiker voorop staat;
  • Het waarborgen van een leefbare en veilige omgeving waarin unieke natuurlijke en cultuurhistorische waarden behouden zijn.
3.1.2 Besluit algemene regels ruimtelijke ordening

De borging van de uitspraken uit de SVIR heeft in juridische zin plaatsgevonden in het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro). Deze is op 30 december 2011 in werking getreden. In het Barro zijn de verschillende nationale belangen vastgelegd die doorwerking moeten krijgen bij lagere overheden. Het gaat om de volgende nationale belangen: rijksvaarwegen, project Mainportontwikkeling Rotterdam, kustfundament, grote rivieren, Waddenzee en waddengebied, defensie, Ecologische Hoofdstructuur, erfgoederen van universele waarden, hoofdwegen en hoofdspoorwegen, elektriciteitsvoorziening, buisleidingen van nationaal belang voor vervoer van gevaarlijke stoffen, primaire waterkeringen buiten het kustfundament en het IJsselmeergebied.

3.1.3 Ladder voor duurzame verstedelijking

In de SVIR wordt de ladder voor duurzame verstedelijking geïntroduceerd. Deze ladder is per 1 oktober 2012 als motiveringseis in het Besluit ruimtelijke ordening (artikel 3.1.6, lid 2) opgenomen. Op 1 juli 2017 is de Ladder in het Besluit ruimtelijke ordening gewijzigd. Aanleiding voor de wijziging waren de in de praktijk gesignaleerde knelpunten bij de uitvoering van de Ladder en de wens om te komen tot een vereenvoudigt en geoptimaliseerd instrument.

Doel van de ladder voor duurzame verstedelijking is een goede ruimtelijke ordening door een optimale benutting van de ruimte in stedelijke gebieden. Hierbij geldt een motiveringsvereiste voor het bevoegd gezag als nieuwe stedelijke ontwikkelingen planologisch mogelijk worden gemaakt.

Teneinde een ontwikkeling adequaat te kunnen toetsen aan de ladder is het noodzakelijk inzicht te geven in de begrippen 'bestaand stedelijk gebied' en 'stedelijke ontwikkeling'.

In de Bro zijn in artikel 1.1.1 definities opgenomen voor:

bestaand stedelijk gebied: 'bestaand stedenbouwkundig samenstel van bebouwing ten behoeve van wonen, dienstverlening, bedrijvigheid, detailhandel of horeca, alsmede de daarbij behorende openbare of sociaal culturele voorzieningen, stedelijk groen en infrastructuur'.

stedelijke ontwikkeling: ´ruimtelijke ontwikkeling van een bedrijventerrein of zeehaventerrein, of van kantoren, detailhandel, woningbouwlocaties of andere stedelijke voorzieningen.´

Bij het beschrijven van de behoefte dient te worden uitgegaan van het saldo van de aantoonbare vraag naar de voorgenomen ontwikkeling (de komende tien jaar, zijnde de looptijd van het bestemmingsplan) verminderd met het aanbod in planologische besluiten, ook als het feitelijk nog niet is gerealiseerd (harde plancapaciteit).

Toetsing van het initiatief aan de Ladder voor duurzame verstedelijking

Het plangebied is gelegen temidden van de wijken De Munten en De Gilden en maakt onderdeel uit van bestaand stedelijk gebied. Gelet op de omvang van de ontwikkeling kan gesteld worden dat er sprake is een stedelijke ontwikkeling als bedoeld in artikel 1.1.1 van het Bro, zodat de laddertoets doorlopen dient te worden.

Beschrijving van de behoefte aan de voorgenomen detailhandelontwikkeling

Lidl wil graag een supermarkt van circa 2.000 m2 bvo (1.200 m2 vvo) ontwikkelen in het wijkwinkelcentrum 'Dronten-West'. De belangrijkste trekker van dit wijkwinkelcentrum is op dit moment de reeds aanwezige Albert Heijn supermarkt. De beoogde Lidl-vestiging is direct naast de Albert Heijn aan de Beursstraat gelegen. Via eigen onderzoek heeft Lidl aangetoond dat er marktruimte aanwezig is, dat er sprake is van een kwalitatieve meerwaarde en dat geen onevenredige verstoring van de detailhandelstructuur zal optreden. De gemeente Dronten heeft Goudappel Coffeng BV een second opinion op dit onderzoek laten uitvoeren. Dit onderzoek is opgenomen in Bijlage 3 van deze toelichting.

Uit de second opinion analyse van Goudappel Coffeng blijkt dat gelet op de verwachte bevolkingsgroei van Dronten richting 2023, er kwalitatief uitbreidingsruimte is voor de supermarktsector in Dronten. Dit houd in dat een regionale behoefte voor de nieuwe supermarkt rekentechnisch te verantwoorden is. Belangrijker is de kwalitatieve behoefte. Het aandeel discountsupermarkten in Dronten - zoals de Lidl getypeerd kan worden - is laag te noemen, terwijl het gemiddelde bestedingsniveau van inwoners van Dronten juist ook lager is dan het landelijk gemiddelde.

Ook in de rapportage ‘Dronten, Voorzieningenvisie analyse (BRO, januari 2018) wordt herhaaldelijk aangegeven dat de toevoeging van een discount supermarkt aan het wijkwinkelcentrum Dronten-West een versterking van de consumentenverzorging vormt. De kans op het ontstaan van leegstand is uiterst klein. Weliswaar treden verspreid over enkele winkels en winkelgebieden enkele verdringingseffecten op, er is voldoende marktruimte aanwezig voor bestaande aanbieders om rendabel de bedrijfsvoering te kunnen voortzetten.

Om deze reden vormt de realisatie van een Lidl supermarkt (tussen pure discount en fullservicesupermarkt in) een welkome kwalitatieve aanvulling voor een kern als Dronten. De bevolking krijgt hiermee meer keuzemogelijkheden.

Beschrijving van de behoefte aan de voorgenomen ontwikkeling van woonappartementen

In de 'Woonvisie 2016-2020' heeft de gemeente Dronten haar prioriteiten voor de periode 2016-2021 vastgelegd. Het doel is het verder versterken en uitbouwen van de waarden van Dronten als woongemeente, zodat Dronten een fijne woongemeente blijft voor haar huidige inwoners en ook (meer dan) de moeite waard is voor toekomstige inwoners. Uit de woonvisie blijkt dat er in Dronten behoefte is aan nieuwe woningen en specifiek dat de behoefte aan appartementen in zowel de huur- als koopsector toeneemt als gevolg van toenemende vergrijzing. Onder senioren bestaat de behoefte om vanuit een eengezinswoning door te stromen naar een huur- of koopappartement.

In paragraaf 3.3.3 wordt nader ingegaan op de gemeentelijke woonvisie en de gemaakte prestatieafspraken en wordt in afbeelding 4.2 wordt de kwalitatieve behoefte aan huur- en koopappartementen in de periode 2015-2030 schematisch in beeld gebracht. Voorliggend plan voorziet in de invulling van deze kwalitatieve woningbehoefte door 18 huurappartementen te realiseren boven de lidl-supermarkt op zeer korte afstand van de wijkvoorzieningen.

Binnen of buiten bestaand stedelijk gebied

De ontwikkeling vindt plaats op een braakliggend terrein in bestaand stedelijk gebied gelegen tussen de wijken De Gilden en De Munten. Hiermee is sprake van zuinig en zorgvuldig ruimtegebruik, indachtig het doel van de ladder voor duurzame verstedelijking, waarbij wordt gestreefd naar een optimale benutting van de ruimte in stedelijk gebied. Met de ontwikkeling is een passende invulling van het plangebied gevonden en wordt het wijkwinkelcentrum kwalitatief versterkt.

3.1.4 Conclusie toetsing aan rijksbeleid

Geconcludeerd kan worden dat het relevante ruimtelijke ordeningsbeleid op rijksniveau de voorgenomen ontwikkeling niet in de weg staat.

3.2 Provinciaal beleid

3.2.1 Omgevingsvisie FlevolandStraks

De Omgevingsvisie FlevolandStraks geeft de langetermijnvisie van de provincie Flevoland op de toekomst van dit gebied. Het gaat over de periode tot 2030 en verder. Het geeft aan welke kansen, opgaven en uitdagingen er voor Flevoland liggen. Er zijn drie kernopgaven:

  • Het Verhaal van Flevoland (fysieke omgeving),
  • Krachtige Samenleving (sociaal-economische omgeving),
  • Ruimte voor Initiatief (bestuurlijke omgeving).

Deze opgaven vormen de kern voor alle ontwikkelingen waar de provincie Flevoland bij betrokken is. Zowel voor de strategische opgaven uit de Omgevingsvisie, als andere vraagstukken van de provincie Flevoland. In de strategische opgaven staan de belangrijkste vraagstukken en ambities voor de toekomst beschreven. Het gaat om de volgende opgaven:

  • Duurzame Energie
  • Regionale Kracht
  • Circulaire Economie
  • Landbouw: Meerdere Smaken

De voorgenomen ontwikkeling gaat uit van het realiseren van een nieuwe supermarkt met daarboven 18 woonappartementen in Dronten, waarmee de plaatselijke keuzemogelijkheden voor boodschappen worden verruimd en wordt ingespeeld op de lokale woningbehoefte. Gelet op vorenstaande sluit het voornemen goed aan bij de uitgangspunten van de Omgevingsvisie FlevolandStraks (specifiek 'Het Verhaal van Flevoland'). Vooralsnog is de beleidsmatige kant van de Omgevingsvisie FlevolandStraks in uitwerking. Daarom wordt wat betreft het beleid nog verwezen naar het omgevingsplan Flevoland 2006.

3.2.2 Omgevingsplan Flevoland 2006

In het Omgevingsplan Flevoland (vastgesteld door Provinciale Staten op 2 november 2006) is het omgevingsbeleid van de provincie Flevoland voor de periode 2006-2015 neergelegd, met een doorkijk naar 2030. Het Omgevingsplan is een bundeling van de vier wettelijke plannen op provinciaal niveau: Streekplan, Milieubeleidsplan, Waterhuishoudingsplan en Provinciaal Verkeers- en Vervoersplan (PVVP). Ondanks dat de planperiode is verstreken, geldt het nog als provinciaal beleidskader. Omdat beleid niet statisch is, zijn er sinds de vaststelling op 2 november 2006 veel beleidsaanpassingen en actualisaties geweest in de vorm van partiële herzieningen, uitwerkingen en afwijkingen waaronder experimenten. Voor inzicht in het actuele beleid moet het Omgevingsplan en alle uitwerkingen, afwijkingen en partiële herzieningen afzonderlijk worden bekeken. Dit is inefficiënt en verhoogt de kans op fouten. Als oplossing hiervoor heeft de provincie Flevoland in 2012 een geconsolideerde versie van het Omgevingsplan gemaakt, waarin de gevolgen van alle partiële herzieningen, uitwerkingen en afwijkingen zijn verwerkt. Deze geconsolideerde versie heeft geen juridische status. Momenteel werkt de provincie aan het opstellen van een Omgevingsvisie, de opvolger van het Omgevingsplan uit 2006.

Uitgangspunten Wonen

Dronten valt onder de stedelijke hoofdstructuur in de provincie en heeft als kern langs een ontwikkelingsas een opvangtaak voor de woningbehoefte. De kern Dronten heeft hiermee een verzorgingsfunctie voor het omliggende gebied.

In het Omgevingsplan streeft de provincie naar een voortgaande groei in Flevoland zodanig dat inwonertal, verbindingen, voorzieningenniveau, werkgelegenheid en inkomensvorming goed op elkaar zijn afgestemd. Diverse voorzieningen in wijken zijn medebepalend voor de leefbaarheid in stadswijken en woonkernen. Voor de sociale ontwikkeling van Flevoland wil de provincie bevorderen dat er een voorzieningenpatroon wordt gecreëerd en in stand wordt gehouden. Het voorzieningenpatroon moet naar omvang, samenhang en ruimtelijke spreiding aansluiten bij de behoeften van de bevolking en bijdragen aan een goed woon- en leefklimaat.

Uitgangspunten detailhandel

Voor detailhandel is de het omgevingsplan opgenomen beleidsregel 'Locatiebeleid Stedelijk Gebied' en 'Partiele herziening werklocaties' van toepassing. Hierin wordt aangegeven dat vestiging van detailhandel uitsluitend dient te worden geaccommodeerd in of aansluitend aan bestaande bebouwde gebieden. De vestiging van zogenaamde weidewinkels wordt uitgesloten. In het landelijk gebied is detailhandel wel beperkt toegestaan voor de verkoop van eigen gekweekte of vervaardigde producten of verkoop van producten met een directe binding aan bepaalde toeristisch-recreatieve voorzieningen. De detailhandelsstructuur is complementair opgebouwd naar functionele en aan locatiegebonden winkelcentra. De functie van een winkelcentrum is afhankelijk van de positie van de kernen in de (provinciale) stedelijke hoofdstructuur en de locatie binnen de kernen. Binnen de detailhandel zijn sterke veranderingen in vraag en aanbod gaande. De provincie wil daaraan ruimte bieden en bepalen waar de bovenlokale belangen liggen. Het gaat daarbij om onderzoek naar ontwikkelingen in de detailhandel zoals de opkomst van branchevervaging, megasupermarkten, grootschalige thematische ontwikkelingen (sport en vrije tijd), aan de rand van steden te vestigen winkelcentra en detailhandel vanuit groothandelsbedrijven. Dit kan leiden tot aanpassing van de beleidsregel Locatiebeleid Stedelijk gebied. Uitgangspunt daarbij is dat de detailhandelstructuur niet duurzaam wordt aangetast. Er dient zoveel mogelijk te worden aangesloten op bestaande detailhandelconcentraties. Als dat niet mogelijk is, zal op plekken in of aansluitend aan bestaande bebouwde gebieden ruimte worden geboden.

Met de 'Partiele herziening werklocaties' is het provinciaal beleid met betrekking tot detailhandel als volgt aangevuld:

  • Er wordt inzicht verlangd in de bestaande en geplande omvang van bedrijvigheid. Per locatie dient aangegevente worden welke locatietype(n) het betreft en welke typen bedrijven zich kunnen vestigen. Hierover dient afstemming tussen de gemeenten plaats te vinden;
  • Voor het aanwijzen van vestigingslocaties moet de SER-ladder (eerst intensiveren en herstructureren, dan pas nieuwe locaties ontwikkelen) worden toegepast. Voor elke vestigingslocatie moet de ligging, omvang en categorie worden aangegeven.
  • Het locatiebeleid voor het stedelijk gebied is gericht op een voldoende gedifferentieerd aanbod van werklocaties in Flevoland, zodat er voor ieder bedrijf en instelling een geschikte locatie gevonden kan worden. Met het locatiebeleid streeft de provincie naar een zodanige vestiging van bedrijven, kantoren en voorzieningen, dat een optimale bijdrage wordt geleverd aan de vitaliteit van steden en dorpen.
3.2.3 Toetsing initiatief aan Omgevingsplan Flevoland

Het provinciaal beleid van Flevoland heeft als doel ontwikkelingen mogelijk te maken aansluitend op de aanwezige behoefte en met oog voor de ruimtelijke kwaliteit en het woon- en leefklimaat. In paragraaf 3.1.3 is reeds ingegaan op de kwantitatieve en kwalitatieve behoefte aan detailhandel en appartementen in Dronten in het kader van de Ladder voor duurzame verstedelijking. Verder is hier sprake van de ontwikkeling van een braakliggende locatie te midden van bestaande stedelijk gebied ter versterking van het aanwezig wijkwinkelcentrum. De ontwikkeling is daarmee in overeenstemming met het uitgangspunt van zuinig en zorgvuldig ruimtegebruik en voorziet in het versterken van het voorzieningenniveau.

3.2.4 Conclusie toetsing provinciaal beleid

Geconcludeerd wordt dat de in voorliggend bestemmingsplan besloten ruimtelijke ontwikkeling in overeenstemming is met het provinciaal beleid.

3.3 Gemeentelijk beleid

3.3.1 Structuurvisie Dronten 2030
3.3.1.1 Algemeen

Op 29 november 2012 heeft de gemeenteraad van Dronten de Structuurvisie Dronten 2030 vastgesteld. De structuurvisie schetst het ruimtelijk en economisch perspectief tot aan 2030 en beschrijft de toekomst van de gemeente op het gebied van wonen, recreatie, de agrarische sector, natuur, infrastructuur, economie en het voorzieningenniveau van de kernen. De visie geeft op al die ruimtelijk economische thema’s een duidelijke richting en laat zien hoe de gemeente de kwaliteiten die zij heeft, toekomstbestendig maakt. Dit gebeurt onder meer door zorgvuldig en stapsgewijs te bouwen en de bestaande woonwijken te verbeteren. In de periode tot 2030 groeit Dronten door als stedelijke hoofdkern, met een regionale verzorgingsfunctie. Die centrumfunctie wordt mede versterkt door de verbeterde bereikbaarheid via de N307 en de Hanzelijn. In de dynamische uitvoeringsparagraaf is vastgelegd hoe de doelen verwezenlijkt kunnen worden en hoe invulling gegeven kan worden aan de mogelijkheden te verevenen.

Op de structuurvisiekaart staat het plangebied aangegeven als bestaand woongebied, er geldt geen specifieke opgave voor de locatie. Over commerciële voorzieningen in de vorm van detailhandel wordt aangeven dat deze zoveel mogelijk worden geconcentreerd. Supermarkten blijven bij voorkeur in de centra van de kernen gesitueerd ten bate van de leefbaarheid en levendigheid van dorpscentra. Dronten vormt nu en in de toekomst de hoofdkern van de gemeente met een regionaal voorzieningenniveau met niet-dagelijkse voorzieningen en grootschalige accommodaties geconcentreerd in het centrum. In Dronten-West en Dronten-Zuid zijn subcentra aanwezig. Voor wat betreft de dagelijkse voorzieningen is het uitgangspunt om deze verdeling te behouden. Niet-dagelijkse voorzieningen zouden echter alleen of zoveel mogelijk in de kern Dronten geconcentreerd moeten worden. Wel zal worden bezien met welke maatregelen de genoemde subcentra hun aantrekkingskracht kunnen vergroten.

3.3.1.2 Toetsing van het initiatief aan de 'Structuurvisie Dronten 2030'

In de structuurvisie wordt aangegeven dat het winkelaanbod binnen de kernen door de gemeente moeilijk te sturen is; dit is immers afhankelijk van economische processen en commerciële overwegingen en trends. Desalniettemin kan de gemeente wel zo optimaal mogelijk faciliteren en met een gerichte kwaliteitsimpuls en heldere beleidskeuzes trachten het winkelaanbod binnen de gemeente zo compleet mogelijk te houden/maken. De komst van de Lidl is een gewenste aanvulling op het supermarktaanbod (discount) en de consumentenverzorging. Uit onderzoek is gebleken dat er nog een kwalitatieve behoefte (discount) is binnen Dronten. Met de komst van de Lidl als discounter wordt het winkelaanbod binnen de gemeente gecompleteerd. Voor het faciliteren van de Lidl is eerst gekeken naar andere locatie (waaronder het centrum van Dronten). Vanwege de locatievoorwaarden van de Lidl voldeden deze locaties niet. Daarom is gekozen voor Dronten-West. Met de komst van de Lidl in Dronten-West faciliteert de gemeente een gewenste marktpartij die het winkelaanbod completeert. Tevens is de komst van de Lidl in Dronten-West een maatregel om de aantrekkingskracht van het subcentra Dronten-West te vergroten. De ontwikkeling is dan ook niet in strijd met de structuurvisie. Hieronder wordt nader ingegaan op de passenheid van de ontwikkeling (detailhandel en woningen) binnen het gemeentelijk retail- en woonbeleid.

3.3.2 Retailvisie Dronten 2018
3.3.2.1 Algemeen

Op 9 oktober 2018 heeft het college de nieuwe visie “Dronten, Retailvisie 2018” vastgesteld. Deze visie geeft uitvoering aan de motie van 9 november 2017 (VVD, Leefbaar Dronten, Groen Links, PvdA en D66) waarin zij het college hebben gevraagd samen met onder andere de inwoners, winkeliers en gemeenteraad een detailhandelsvisie op te stellen. In de motie verzoekt de raad het college om de actualisatie van detailhandelsvisie in de vorm van een raadsinformatiebrief aan te bieden omdat het om een uitwerking van de Sociaal Economische Visie 2016-2020 gaat. Van de retailvisie heeft de gemeenteraad op 31 januari 2019 kennis genomen. Deze visie is een uitwerking van de Sociaal Economische Visie 2016 – 2020 en komt in de plaats van het detailhandelsbeleid uit 2006. De Retailvisie onderschrijft de komst van een discounter naar Dronten-west. In de visie is hier het volgende over opgenomen: “Het discountsegment is momenteel beperkt aanwezig. Het toevoegen van discountaanbod in de dagelijkse artikelensector zal een bijdrage leveren aan de consumentenverzorging, omdat de keuzemogelijkheden toenemen voor de consumenten”. Voorts wordt in de retailvisie aangegeven: “Op verzoek van stakeholders is door BRO advies gegeven over de theoretisch meest ideale supermarktstructuur. Dit plaatje moet worden beschouwd als de meest ideale structuur, zonder dat er rekening is gehouden met de feitelijke situatie en autonome ontwikkelingen. Belangrijke ontwikkeling is wat dat betreft de komst van een discountsupermarkt in Dronten West, waarvoor vergaande plannen zijn uitgewerkt en waarvoor een bestemmingsplanprocedure wordt voorbereid en nog besluitvorming door de gemeenteraad gaat plaatsvinden. Deze ontwikkeling is buiten deze ideale supermarktstructuur gelaten, maar mag niet onvermeld blijven.”

In de volgende paragrafen wordt ingegaan op de voor Dronten-west relevante onderdelen uit de retailvisie.

3.3.2.2 Visie op boodschappenstructuur

In de Retailvisie 2018 zijn de volgende uitgangspunten geformuleerd:

  • In de gemeente Dronten zijn 47 dagelijkse artikelenzaken aanwezig, met een totale omvang van 14.154 m² wvo. Dit is vergelijkbaar met het landelijk gemiddelde.
  • Het boodschappen aanbod is vooral sterk op het gebied van het supermarktaanbod. De omvang van de winkelruimte ligt momenteel ook iets bovengemiddeld.
  • Er is sprake van een fijnmazige supermarktstructuur, waardoor de consument boodschappen kan doen binnen aanvaardbare afstand tot de eigen woning.
  • Het supermarktaanbod bestaat primair uit (full)service supermarkten. In Dronten-centrum (vier supermarkten) en Biddinghuizen (twee supermarkten) is sprake van een complementair supermarktaanbod, wat positief is voor de aantrekkingskracht en het combinatiebezoek. De buurtcentra Dronten-West en –Zuid hebben ieder één fullservice supermarkt. Swifterbant heeft twee supermarkten, maar deze zijn niet complementair aan elkaar.
  • Het boodschappenaanbod in de kern Dronten functioneert rond het landelijk gemiddelde. Dit betekent dat het aanbod momenteel in evenwicht is. In de dorpen functioneert het aanbod beneden het landelijk gemiddelde. Dit is echter normaal voor supermarkten in kleinere dorpen. Met name het functioneren van de supermarkten in Swifterbant staat momenteel onder druk.
  • Op basis van een gemiddelde bevolkingsgroei en een versterking van het aanbod in de kern Dronten is beperkte distributieve uitbreidingsruimte te berekenen.
  • Een discountsupermarkt is voornemens zich te vestigen in DrontenWest. Het college van burgemeester en wethouders staat positief tegenover het initiatief, maar heeft wel voorwaarden gesteld, zoals een maximale omvang (maximaal 1.200 m² wvo) en dat appartementen gerealiseerd moeten worden.

Dronten-West heeft momenteel een fullservice supermarkt. Vanuit het perspectief van de theoretisch ideale supermarktstructuur is het behoud van een supermarkt het uitgangspunt, om de inwoners van de omliggende wijk (en beoogde nieuwbouw) voldoende te kunnen voorzien van dagelijkse artikelen. Het discountsegment is momenteel echter beperkt aanwezig. Het toevoegen van discount aanbod in de dagelijkse artikelensector zal een bijdrage leveren aan de consumentenverzorging, omdat de keuzemogelijkheden toenemen.

3.3.2.3 Toetsing intiatief aan Retailvisie Dronten 2018

In de Retailvisie 2018 is opgenomen dat er een beperkte kwantitatieve uitbreiding niet uitgesloten is, mits de effecten van deze uitbreiding positief bijdragen aan een duurzame boodschappenstructuur en consumentenverzorging. Onderzoek van de Lidl en de second opinion van Goudappel Coffeng BV onderbouwen deze behoefte. De vraag waar een dergelijke discountsupermarkt gevestigd moet gaan worden is, met inachtneming van de locatie eisen van de Lidl alsmede de door hen eerder onderzocht locaties te beantwoorden met het gegeven dat in het centrum van Dronten-West een belangrijke ontwikkelopgave ligt en hier bevindt zich tevens het zwaartepunt van de bevolkingsgroei.

De ontwikkeling van een Lidl supermarkt met een wvo van 1,200 m2 in combinatie met appartementen in het subwinkelcentrum Dronten-West is op basis van de Retailvisie 2018 passend en betreft een kwalitatieve aanvulling op het bestaande winkelaanbod voor de dagelijkse voorzieningen. De ontwikkeling zal de aantrekkingskracht van het wijkwinkelcentrum vergroten en de inwoners meer keuzevrijheid geven. Gesteld kan worden dat de ontwikkeling in overeenstemming is met de Retailvisie 2018

3.3.3 Woonvisie 2016-2021 en prestatieafspraken corporatie
3.3.3.1 Algemeen

In de woonvisie heeft de gemeente Dronten haar prioriteiten voor de periode 2016-2021 vastgelegd. Het doel is het verder versterken en uitbouwen van de waarden van Dronten als woongemeente, zodat Dronten een fijne woongemeente blijft voor haar huidige inwoners en ook (meer dan) de moeite waard is voor toekomstige inwoners. Vanzelfsprekend is ook gekeken naar de lange termijnontwikkelingen. Keuzes in het woonbeleid hebben immers vaak een veel langere doorwerking dan de looptijd van een woonvisie. Om goed zicht te krijgen op ontwikkelingen, ook op de lange termijn is samen met de Drontense woningbouwcorporatie OFW een woningmarktonderzoek uitgevoerd. De concrete doelen zijn echter gericht op de komende vijf jaar. De visie is géén gedetailleerde opsomming van activiteiten voor de komende jaren. Er is gekozen voor een dynamische opzet van de visie. De woonvisie is het 'kompas' waarmee de gemeente aangeeft hoe het aankijkt tegen de opgaven in het woonbeleid en de doelen die men wil bereiken. Om flexibel te kunnen inspelen op nieuwe ontwikkelingen en kansen die zich voordoen, is de woonvisie uitgewerkt in een uitvoeringsagenda die jaarlijks wordt geactualiseerd. In de uitvoeringsagenda legt de gemeente vast welke activiteiten ze oppakt, uitwerkt en/of uitvoert en welke instrumenten daarvoor worden ingezet.

3.3.3.2 Dronten

In de woonvisie in de woningvraag per kern van de gemeente Dronten in beeld gebracht. Hierbij is uitgegaan van drie scenario's te weten de 'Autonome groei', 'Trendscenario' en 'Trendscenario plus'. Bij de trendscenario's wordt rekening gehouden met instroom van nieuwe inwoners. In Dronten gaat het om 1.210 tot 2.390 woningen. Of de verdeling aansluit bij de woningvraag van nieuwe vestigers hangt af van de mate waarin het aanbod kwalitatief aansluit bij de woonwensen. In afbeelding 3.1 is de kwantitatieve woningbehoefte per kern voor de periode 2015-2035 weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0303.D3002-0ONH_0006.png"  
Afbeelding 3.1: Kwantitatieve woningbehoefte gemeente Dronten per kern 2015-2035  

De kwalitatieve woonvraag neemt in de periode tot 2030 in bijna alle segmenten toe. De instroom van nieuwe huishoudens in de gemeente bestaat voornamelijk uit gezinnen die zich richten op de koopwoningsector. We zien de vraag naar koopwoningen in alle categorieën hierdoor toenemen. Ook de vraag naar appartementen (huur en koop) neemt toe. Dit is vooral het gevolg van de toenemende vergrijzing. Alleen de vraag naar eengezinswoningen in de sociale huursector zal afnemen. Dit is deels het gevolg van de vergrijzing maar ook niet oudere (kleinere) huishoudens zullen binnen het sociale huursegment meer belangstelling hebben voor een appartement. In afbeelding 3.2 is op basis van het trendscenario de verwachte kwalitatieve woonvraag in de periode 2015-2030 weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0303.D3002-0ONH_0007.png"  
Afbeelding 3.2: Kwalitatieve woningbehoefte gemeente Dronten per kern 2015-2035  

3.3.3.3 Toetsing van het initiatief aan de 'Woonvisie 2016'

Uit het de voorgaande blijkt dat er in Dronten kwalitatief vraag is naar nieuwe woningen en dat de vraag naar appartementen in zowel de huur- als koopsector toeneemt als gevolg van toenemende vergrijzing. Met voorliggend plan voor het realiseren van 18 huurappartementen op zeer korte afstand van wijkvoorzieningen wordt op deze vraag ingespeeld.

3.3.4 Welstandsnota 2013
3.3.4.1 Algemeen

De gemeente Dronten heeft welstandsbeleid geformuleerd in de Welstandsnota 2013 (geactualiseerd vastgesteld 27 juni 2013). Daarmee wil zij aan burgers duidelijkheid geven over de koers die de gemeente vaart met haar welstandstoezicht. Het belangrijkste onderdeel van de Welstandnota 2013 bestaat uit de welstandscriteria. Hierbij wordt onderscheid gemaakt in criteria ‘op maat’ en sneltoetscriteria. In de vernieuwde welstandsnota zijn er geen eensluidende welstandscriteria opgesteld voor de hele gemeente Dronten. De criteria zijn afgestemd op de karakteristiek van een gebied.

Er is gekeken welke locaties beeldbepalend zijn (zichtlocaties zoals de centra van de kernen Dronten, Biddinghuizen en Swifterbant, de entreegebieden en de zones langs de belangrijkste ontsluitingswegen in de verschillende kernen) en welke locaties niet beeldbepalend zijn. Voor beeldbepalende locaties geldt vervolgens een zwaarder welstandsregime dan voor niet beeldbepalende locaties. Daarnaast is er een aantal gebieden welstandsvrij verklaard, zoals de Golfresidentie aan de zuidzijde van Dronten en Ketelhaven.

De welstandsnota is uitsluitend opgesteld voor de gerealiseerde delen van het stedelijke gebied en voor de bebouwing in het buitengebied. Voor nieuw te ontwikkelen gebieden en bedrijventerreinen zijn of worden beeldkwaliteitsplannen opgesteld.

3.3.4.2 Toetsing van het initiatief aan het 'Welstandsnota 2013'

Voor het plangebied zijn in de Welstandsnota 2013 nog geen concrete welstandscriteria opgesteld. Voor de ontwikkeling is een specifiek beeldkwaliteitsplan opgesteld welke reeds is behandeld in Hoofdstuk 2. Voor een nadere toelichting hierop wordt verwezen naar het complete beeldkwaliteitsplan welke is opgenomen in Bijlage 1 bij deze toelichting.

3.3.5 Nota parkeernormen Dronten 2016
3.3.5.1 Algemeen

Vanaf 1 juli 2018 zijn gemeenten verplicht de parkeereis te hebben geregeld via het bestemmingplan, omdat de stedenbouwkundige bepalingen (waaronder artikel 2.5.30) uit de bouwverordening komen te vervallen. Vanaf 29 november 2014 dient bij nieuwe bestemmingsplannen of bij bestemmingsplannen die nog niet zijn vastgesteld de parkeerverplichting in deze plannen te worden geregeld (middels een voorwaardelijke verplichting). De gemeente Dronten heeft als leidraad hiervoor een Nota Parkeernormen opgesteld waar in bestemmingsplannen naar kan worden verwezen.

3.3.5.2 Toetsing initiatief aan de 'Nota parkeernormen Dronten 2016'

In paragraaf 2.2.3 van deze toelichting is reeds ingegaan op de verkeer- en parkeermaatregelen die met de voorgenomen ontwikkeling gemoeid gaan. De Nota parkeernormen Dronten 2016 is hierbij als uitgangspunt gehanteerd. In Artikel 10van de regels zijn parkeerbepalingen opgenomen, teneinde de aanleg van voldoende parkeerplaatsen te verzekeren.

3.3.6 Gemeentelijk verkeers- en vervoersplan 2017-2027
3.3.6.1 Algemeen

In het Gemeentelijk Verkeers- en Vervoersplan(GVVP) 2017-2027 is het gemeentelijk beleid voor verkeer, vervoer en infrastructuur voor de komende tien jaar vastgelegd. De ambitie is om de groei van economie en ruimtelijke voorzieningen binnen lokale en regionale schaal ruimte te geven om de samenleving op een duurzame wijze te faciliteren. Dit komt terug in de kenmerken van het verkeers- en vervoersbeleid. Het doel van het verkeers- en vervoersbeleid is om voor nu en in de toekomst een doelmatig, veilig en duurzaam en samenhangend verkeers- en vervoersysteem te realiseren en het goede te behouden. Een systeem dat zich organisch ontwikkelt wat maakt dat het Drontens beleid is dat de bereikbaarheid en de leefbaarheid van de gemeente Dronten optimaliseert en meegroeit met de behoeften van onze inwoners. Het GVVP is gebaseerd op een analyse van de huidige situatie en de te verwachten ontwikkelingen. Het is in samenhang met andere beleidsvelden en de grotere gemeentelijke projecten tot stand gekomen.

3.3.6.2 Toetsing van het initiatief aan het 'Gemeentelijk verkeers- en vervoersplan"

In paragraaf 3.3 is reeds ingegaan op verwachte de verkeersgeneratie en ontsluiting in de nieuwe situatie en is geconcludeerd dat de huidige wegenstructuur met enige verkeerskundige aanpassingen de extra verkeersgeneratie aan kan.

3.3.7 Archeologiebeleid

3.3.7.1 Algemeen

In 2009 heeft de gemeente Dronten het ‘Archeologiebeleid gemeente Dronten’ opgesteld. De gemeente wil met het archeologiebeleid bereiken, dat:

  • Bij ruimtelijke ontwikkelingen zorgvuldig wordt omgegaan met archeologische waarden, zodat deze waar mogelijk behouden blijven voor toekomstige generaties;
  • Archeologische waarden meer worden ingezet ter versterking van de ruimtelijke kwaliteit, de identiteit en de cultuurbeleving.

Ten behoeve hiervan heeft de gemeente de archeologische waarden en verwachtingen die binnen de gemeentegrenzen voorkomen zoveel mogelijk geïnventariseerd en op een 'Archeologische waarden en verwachtingenkaart' gevisualiseerd. Deze kaart is doorvertaald in een archeologische beleidskaart en voorbeeldplanregels. De archeologische beleidskaart moet worden betrokken bij plan-m.e.r.’s, besluit-m.e.r.’s, gemeentelijke structuurvisies, bestemmingsplannen (inclusief uitwerkingen, wijzigingen en ontheffingen), beheersverordeningen, projectbesluiten en bouw- & aanlegvergunningen. De implementatie en effectuering van het gemeentelijk archeologiebeleid in het ruimtelijk beleid vindt dus via deze planvormen en vergunningen plaats.

3.3.7.2 Toetsing initiatief aan het 'Archeologiebeleid'

Voor de vertaling van het archeologisch beleid in dit bestemmingsplan wordt verwezen naar paragraaf 4.4.

3.3.8 Groenbeleidsplan 2017
3.3.8.1 Algemeen

Het groenbeleidsplan 2017 van de gemeente Dronten betreft een integraal beleidsplan waarin het voorheen geldende groenbeleidsplan, het beleidsplan dorpsbossen en bomenbeleidsplan zijn samengebracht tot één beleidsdocument. Het groenbeleidsplan geeft de gemeentelijke ambities ten aanzien van inrichting en beheer van openbaar groen weer. Groen is belangrijk voor de identiteit van de stad Dronten en zorgt daarmee voor een fijne woonomgeving voor inwoners, een aantrekkelijk vestigingsklimaat voor bedrijven en een mooie toeristische bestemming voor toeristen. Het plan kent vier belangrijke pijlers:

  • Behouden en versterken van de groene identiteit van de kernen;
  • Divers en structurerend openbaar groen;
  • Een toegankelijke openbare ruimte voor iedereen;
  • De gebruiker betrekken bij het groen.

3.3.8.2 Toetsing van het intiatief aan het 'Groenbeleidsplan 2017'

De ontwikkeling betreft de realisatie van een supermarkt met daarboven woonappartementen en daarbijbehorende parkeergelegenheid. In het beeldkwaliteitsplan dat specifiek voor deze ontwikkeling is opgesteld is aandacht besteed aan een goede ruimtelijke inpassing van de ontwikkeling in de omgeving.

3.3.9 Conclusie toetsing aan gemeentelijk beleid

Geconcludeerd wordt dat de in dit plan besloten ruimtelijke ontwikkeling in overeenstemming is met het gemeentelijk beleid zoals in de voorgaande paragrafen verwoord.

 

Hoofdstuk 4 Onderzoek/verantwoording

4.1 Geluid

4.1.1 Algemeen

De Wet geluidhinder (Wgh) bevat geluidnormen en richtlijnen over de toelaatbaarheid van geluidniveaus als gevolg van rail- en wegverkeerslawaai en industrielawaai. De Wgh geeft aan dat een akoestisch onderzoek moet worden uitgevoerd bij het voorbereiden van de vaststelling van een bestemmingsplan of het nemen van een omgevingsvergunning indien het plan een geluidgevoelig object mogelijk maakt binnen een geluidszone van een bestaande geluidsbron of indien het plan een nieuwe geluidsbron mogelijk maakt. Het akoestisch onderzoek moet uitwijzen of de wettelijke voorkeursgrenswaarde bij geluidgevoelige objecten wordt overschreden en zo ja, welke maatregelen nodig zijn om aan de voorkeursgrenswaarde te voldoen.

4.1.2 Situatie plangebied

In voorliggende situatie is railverkeerslawaai niet aan de orde, de dichtsbijzijnde spoorweg ligt op ruime afstand. De aspecten wegverkeerslawaai en industrielawaai (geluid vanuit de inrichting/nieuwe winkel) zijn wel van belang. Op het geluid vanuit de inrichting wordt in paragraaf 5.2. 'Bedrijven en milieuzonering' nader ingegaan. Buijvoets Bouw- en Geluidsadvisering heeft een akoestisch onderzoek verricht naar wegverkeerslawaai op de nieuw te bouwen woonappartementen. Hieronder worden de onderzoeksresultaten behandeld. De volledige onderzoeksrapportage is opgenomen in Bijlage 4.

4.1.2.1 Onderzoeksresultaten akoestisch onderzoek wegverkeerslawaai

In het onderzoek is gebruik gemaakt van weg- en verkeersgegevens van de gemeente Dronten en de door adviesbureau Mobycon uitgevoerde verkeerstoets.

Uit het onderzoek is gebleken dat de geluidbelasting ten gevolge van de Beursstraat maximaal 39 dB bedraagt en ruim onder de voorkeursgrenswaarde van 48 dB ligt. De geluidbelasting ten gevolge van de Gildepenningdreef bedraagt maximaal 44 dB bij een verkeersintensiteit van 2300 motorvoertuigen/etmaal. De voorkeursgrenswaarde van 48 dB wordt bereikt bij een intensiteit van 5750 motorvoertuigen/etmaal. Het is niet realistisch dat op de Gildepenningdreef binnen 10 jaar een hogere verkeersintensiteit dan 2300 motorvoertuigen/etmaal voorkomt. De weg is als erftoegangsweg niet geschikt voor hogere intensiteiten dan 4000 motorvoertuigen/etmaal. Voor de geplande woonappartementen is voor het aspect wegverkeerslawaai sprake van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat.

4.1.3 Conclusie

De Wet geluidhinder vormt geen belemmering voor de uitvoering van de in dit bestemmingsplan besloten ontwikkeling.

4.2 Bedrijven en milieuzonering

4.2.1 Algemeen

Zowel de ruimtelijke ordening als het milieubeleid stellen zich ten doel een goede kwaliteit van het leefmilieu te handhaven en te bevorderen. Dit gebeurt onder andere door milieuzonering. Onder milieuzonering verstaan we het aanbrengen van een voldoende ruimtelijke scheiding tussen milieubelastende bedrijven of inrichtingen enerzijds en milieugevoelige functies als wonen en recreëren anderzijds. De ruimtelijke scheiding bestaat doorgaans uit het aanhouden van een bepaalde afstand tussen milieubelastende en milieugevoelige functies.

Voor het bepalen van de aan te houden afstanden wordt de VNG-uitgave 'Bedrijven en Milieuzonering' uit 2009 gehanteerd. Deze uitgave bevat een lijst, waarin voor een hele reeks van milieubelastende activiteiten (naar SBI-code gerangschikt) richtafstanden zijn gegeven ten opzichte van milieugevoelige functies. De lijst geeft richtafstanden voor de ruimtelijk relevante milieuaspecten geur, stof, geluid en gevaar. De grootste van de vier richtafstanden is bepalend voor de indeling van een milieubelastende activiteit in een milieucategorie en daarmee ook voor de uiteindelijke richtafstand. De richtafstandenlijst gaat uit van gemiddeld moderne bedrijven. Indien bekend is welke activiteiten concreet zullen worden uitgeoefend, kan gemotiveerd worden uitgegaan van de daadwerkelijk te verwachten milieubelasting, in plaats van de richtafstanden. De afstanden worden gemeten tussen enerzijds de grens van de bestemming die de milieubelastende functie(s) toelaat en anderzijds de uiterste situering van de gevel van een milieugevoelige functie die op grond van het bestemmingsplan mogelijk is.

4.2.2 Gebiedstypen

In de VNG-uitgave 'Bedrijven en Milieuzonering' is een tweetal gebiedstypen te onderscheiden; 'rustige woonwijk' en 'gemengd gebied'. Een rustige woonwijk is een woonwijk die is ingericht volgens het principe van functiescheiding. Overige functies komen vrijwel niet voor. Langs de randen is weinig verstoring van verkeer. Op basis van de VNG-uitgave wordt het buitengebied gerekend tot een met het omgevingstype 'rustige woonwijk' vergelijkbaar omgevingstype.

Het omgevingstype 'gemengd gebied' wordt in de VNG-uitgave 'Bedrijven en milieuzonering' als volgt omschreven: 'Een gemengd gebied is een gebied met een matige tot sterke functiemenging. Direct naast woningen komen andere functies voor zoals winkels, horeca en kleine bedrijven. Ook lintbebouwing in het buitengebied met overwegend agrarische en andere bedrijvigheid kan als gemengd gebied worden beschouwd. Gebieden die direct langs de hoofdinfrastructuur liggen, behoren eveneens tot het omgevingstype gemengd gebied. Hier kan de verhoogde milieubelasting voor geluid de toepassing van kleinere richtafstanden rechtvaardigen. Geluid is voor de te hanteren afstand van milieubelastende activiteiten veelal bepalend.'

De richtafstanden (met uitzondering van het aspect gevaar) uit het omgevingstype rustige woonwijk kunnen, zonder dat dit ten koste gaat van het woon- en leefklimaat, met één afstandsmaat worden verlaagd indien sprake is van gemengd gebied. Daarbij wordt in de VNG-uitgave 'Bedrijven en milieuzonering' opgemerkt dat het vanuit het oogpunt van efficiënt ruimtegebruik de voorkeur verdient functiescheiding niet verder door te voeren dan met het oog op een goed woon- en leefklimaat noodzakelijk is.

Het plangebied is gelegen te midden van een woonwijk, maar maakt onderdeel uit van het wijkvoorzieningencluster waar sprake is van functiemenging (detailhandel, maatschappelijke voorzieningen, wonen). Gelet hierop wordt in dit geval uitgegaan van het omgevingstype 'gemengd gebied'. Onderstaande tabel geeft de richtafstanden weer voor de verschillende omgevingstypes.

afbeelding "i_NL.IMRO.0303.D3002-0ONH_0008.png"  

4.2.3 Situatie plangebied

Aan de hand van vorenstaande regeling is onderzoek verricht naar de feitelijke situatie. De VNG uitgave "Bedrijven en Milieuzonering" geeft een eerste inzicht in de milieuhinder van inrichtingen.

Zoals al hiervoor genoemd wordt bij het realiseren van nieuwe bestemmingen gekeken te worden naar de omgeving waarin de nieuwe bestemmingen gerealiseerd worden. Hierbij spelen twee vragen een rol:

    • 1. past de nieuwe functie in de omgeving? (externe werking);
    • 2. laat de omgeving de nieuwe functie toe? (interne werking).

Externe werking

Hierbij gaat het met name om de vraag of de voorgenomen ruimtelijke ontwikkeling leidt tot een situatie die, vanuit hinder of gevaar bezien, in strijd is te achten met een goede ruimtelijke ordening. Daarvan is sprake als het woon- en leefklimaat van omwonenden wordt aangetast.

De gewenste ontwikkeling betreft de realisatie van een supermarkt met op de eerste en tweede verdieping een 18-tal woonappartementen. De functie 'wonen' is niet milieubelastend voor de omgeving. Er is wat betreft deze functie geen sprake van aantasting van het woon- en leefklimaat van omwonenden.

Een supermarkt betreft een lichte vorm van detailhandel en valt in milieucategorie 1. Op basis van het omgevingstype gemengd gebied geldt voor deze functie geen richtafstand. Wel wordt opgemerkt dat bij supermarkten in sommige gevallen sprake kan zijn van enige geluidsbelasting op de omgeving, daarom is in voorliggend geval door Buijvoets bouw- en geluidsadvisering een akoestisch onderzoek uitgevoerd. Hieronder worden de onderzoeksresultaten behandeld. Het volledige onderzoek is opgenomen in Bijlage 5.

Onderzoeksresultaten geluid supermarkt

Uit het onderzoek blijkt dat de geluidbelasting Langtijdgemiddeld beoordelingsniveau LAr,LT en piekgeluid LAmax bij de woninggevels voldoet aan de norm van de VNG en het Activiteitenbesluit Milieubeheer.

Conform de Wet milieubeheer mag van een bedrijf worden verwacht dat de geluidemissie van akoestisch relevante geluidbronnen binnen redelijke grenzen en de stand der techniek zo veel mogelijk worden geminimaliseerd (het BBT-principe = best beschikbare techniek). Bij het bedrijf is geen sprake van dominante geluidbronnen met een onnodige hoge geluidemissie, waardoor maatregelen niet nodig zijn. De installaties op het dak zijn geluidarm. Het laden/lossen van vrachtwagens gebeurd in het overdekte perron, waardoor de rolcontainers direct via het laadperron op een gladde vloer vrijwel geruisloos rijden. Door de luifel over de laaddock wordt het geluid naar de bovenwoningen voldoende afgeschermd.

Interne werking

Hierbij gaat het om de vraag of de nieuwe functie binnen het plangebied hinder ondervindt van bestaande functies in de omgeving. De 18 appartementen betreffen nieuwe milieugevoelige objecten. Alleen ten zuiden van het plangebied bevinden zich hinderveroorzakende functies, de Albert Heijn supermarkt en het scholencomplex.

De supermarkt ligt binnen een centrumbestemming gelegen op circa 10 meter van het plangebied. Binnen deze centrumbestemming zijn op de eerste bouwlaag detailhandel, dienstverlening, kantoren, maatschappelijke voorzieningen en lichte horeca toegestaan. Deze functies vallen allen in milieucategorie 1. Op basis van het omgevingstype gemengd gebied geldt voor deze functies geen richtafstand.

Het scholencomplex ligt op circa 85 meter van het plangebied. Onderwijsinstellingen vallen in milieucategorie 2. Op basis van het omgevingstype gemengd gebied geldt voor deze functie een richtafstand van 10 meter op basis van geluid. Deze afstand wordt ruimschoots gehaald.

Omliggend bedrijvigheid vormt geen belemmering voor de uitvoering van het gewenste plan. Opgemerkt wordt dat bij het ontwerpen van het gebouw rekening is gehouden met de eisen vanuit het Bouwbesluit wat betreft scheiding woon- en werkfuncties. Het realiseren van appartementen boven de supermarkt is dan ook mogelijk.

4.2.4 Conclusie

Milieuzonering vormt geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan.

4.3 Bodem

4.3.1 Algemeen

Bij de vaststelling van een bestemmingsplan dient te worden bepaald of de aanwezige bodemkwaliteit past bij het toekomstige gebruik van die bodem en of deze optimaal op elkaar kunnen worden afgestemd. Om hierin inzicht te krijgen, dient doorgaans een bodemonderzoek te worden verricht.

4.3.2 Situatie plangebied

Rouwmaat Groep heeft in het plangebied een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd. De resultaten en conclusies van dit onderzoek zijn opgenomen in deze paragraaf. Voor een nadere toelichting hierop wordt verwezen naar het onderzoeksrapport welke is opgenomen in Bijlage 6 bij deze toelichting.

Onderzoekshypothese

Op basis van vooronderzoek zijn binnen het plangebied twee deellocaties met een verschillende onderzoekshypothese te onderscheiden:

  • 1. Voormalige weg met een oppervlakte van circa 100 m2. Strategie: verdacht, diffuse bodembelasting, heterogene verontreiniging;
  • 2. Overig terrein met een oppervlakte van circa 2.800 m2. Strategie: onverdacht.

Onderzoeksresultaten en conclusies

Uit het uitgevoerde bodemonderzoek kan het volgende worden geconcludeerd:

  • In geen van de geanalyseerde parameters in zowel grond als grondwater is de waarde voor nader onderzoek (tussenwaarde) en/of de interventiewaarde overschreden.
  • De aangetroffen licht verhoogde gehalten in de grond en in het grondwater vormen geen belemmering voor het toekomstige gebruik.
  • De onderzoekshypothese voor deellocatie A (voormalige weg): “De deellocatie A kan op basis van het vooronderzoek als heterogeen verdacht worden beschouwd” wordt verworpen. Er zijn namelijk geen sporen aangetroffen van de voormalige weg.
  • De hypothese voor deellocatie B (overig terrein): “De gehele onderzoekslocatie kan op basis van het vooronderzoek als niet-verdacht worden beschouwd” wordt grotendeels aangenomen.
4.3.3 Conclusie

De bodemkwaliteit vormt geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van voorliggend bestemmingsplan.

4.4 Archeologische en cultuurhistorische waarden

4.4.1 Archeologie
4.4.1.1 Algemeen

Initiatiefnemers hebben op basis van de Erfgoedwet een archeologische zorgplicht bij projecten waarbij de bodem wordt verstoord. Hiervoor is onderzoek noodzakelijk: het archeologisch vooronderzoek. Als blijkt dat in het plangebied behoudenswaardige archeologische vindplaatsen aanwezig zijn, dan kan de initiatiefnemer verplicht worden hiermee rekening te houden. Dit kan leiden tot een aanpassing van de plannen, waardoor de vindplaatsen behouden blijven, of tot een archeologische opgraving en publicatie van de resultaten.

In paragraaf 3.3.7 is reeds aan bod gekomen dat de gemeente Dronten heeft haar eigen archeologiebeleid heeft met bijbehorende 'archeologische beleidskaart'. Hieronder wordt de ontwikkeling aan deze kaart getoetst.

4.4.1.2 Situatie plangebied

Op de archeologische beleidskaart is het plangebied deels gelegen in gebied 4 en deels in archeologievrij gebied. In afbeelding 4.1 is een uitsnede van de archeologische beleidskaart weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0303.D3002-0ONH_0009.png"  
Afbeelding 4.1: Uitsnede archeologische beleidskaart (Bron: gemeente Dronten)  

Voor gebied 4 geldt een ruime onderzoeksverplichting, bij bodemingrepen groter dan 1,7 hectare moet archeologisch onderzoek plaatsvinden. In archeologievrij gebied geldt, zoals de naam al suggereert, geen onderzoeksverplichting voor bodemingrepen. De bodemingreep die gemoeid gaat met de in dit bestemmingsplan besloten ontwikkeling blijft ver beneden de onderzoeksgrens van gebied 4. Voor dit plan is daarom geen onderzoek noodzakelijk. Ter bescherming van de archeologische waarde van gebied 4 is een dubbelbestemming opgenomen op de verbeelding en in de planregels

4.4.2 Cultuurhistorie
4.4.2.1 Algemeen

Onder cultuurhistorische waarden worden alle structuren, elementen en gebieden verstaan die cultuurhistorisch van belang zijn. Zij vertellen iets over de ontstaansgeschiedenis van het Nederlandse cultuurlandschap. Vaak is er een sterke relatie tussen aardkundige aspecten en cultuurhistorische aspecten.

In de Bro is sinds 1 januari 2012 (artikel 3.1.6, vijfde lid, onderdeel a) opgenomen dat een bestemmingsplan "een beschrijving van de wijze waarop met de in het gebied aanwezige cultuurhistorische waarden en in de grond aanwezige of te verwachten monumenten rekening is gehouden" dient te bevatten.

4.4.2.2 Situatie plangebied

Er bevinden zich, op basis van de Cultuurhistorische Waardenkaart Flevoland, in en rondom het plangebied geen rijks- danwel gemeentelijke monumenten. In het plangebied of in de directe nabijheid van het plangebied is er geen sprake van bijzondere cultuurhistorische waarden. Ten noorden van Dronten ligt wel cultuurhistorisch kenmerkende 'open polderlandschap'. De ontwikkeling is hier echter niet van invloed op. Gesteld wordt dat het aspect cultuurhistorie geen belemmering vormt met betrekking tot voorliggend plan.

4.4.3 Conclusie

Geconcludeerd kan worden dat er geen archeologisch onderzoek benodigd is en dat er geen cultuurhistorische waarden in of nabij het plangebied aanwezig zijn.

4.5 Ecologie

Bescherming in het kader van de natuur wet- en regelgeving is op te delen in gebieds- en soortenbescherming. Bij gebiedsbescherming heeft men te maken met de Wet natuurbescherming en het Nederlands Natuurnetwerk (voorheen EHS). Soortenbescherming gaat uit van de bescherming van dier- en plantensoorten. Sinds 1 januari 2017 is het wettelijk kader ten aanzien van gebieds- en soortenbescherming vastgelegd in de Wet natuurbescherming.

4.5.1 Gebiedsbescherming
4.5.1.1 Natura 2000-gebieden

Sinds 1 januari 2017 is het wettelijk kader ten aanzien van gebieds- en soortenbescherming vastgelegd in de Wet natuurbescherming. Nederland zal aan de hand van een vergunningenstelsel de zorgvuldige afweging waarborgen rond projecten die gevolgen kunnen hebben voor Natura 2000-gebieden.

Het plangebied is niet gelegen binnen of op korte afstand van een Natura 2000-gebied. Het dichtstbijzijnde Natura 2000-gebied Ketelmeer en Vossemeer is gelegen op een afstand van circa 6 kilometer. Gezien de ruime afstand tot Natura 2000-gebieden en de aard en omvang van de ontwikkeling, wordt geconcludeerd dat er geen sprake is van significant negatieve effecten op Natura 2000-gebieden.

4.5.1.2 Natuurnetwerk Nederland

Provincies zijn verantwoordelijk voor de veiligstelling en ontwikkeling van het Natuurnetwerk Nederland (NNN). Het ruimtelijk beleid voor het NNN is gericht op 'behoud, herstel en ontwikkeling van de wezenlijke kenmerken en waarden van het NNN' waarbij tevens zoveel mogelijk rekening gehouden dient te worden met de andere belangen die in het gebied aanwezig zijn. De kernkwaliteiten binnen het NNN zijn natuurkwaliteit, landschappelijke kwaliteiten en beleving van rust. Voor ontwikkelingen die niet passen binnen de doelstelling van het NNN is geen ruimte, tenzij er sprake is van een zwaarwegend maatschappelijk belang waar niet op een andere manier aan kan worden voldaan. Daarbij worden de zogenaamde NNN-spelregels gehanteerd: herbegrenzing van het NNN, saldering van negatieve effecten en toepassing van het compensatiebeginsel.

Het plangebied behoort niet tot het NNN. Gronden die tot NNN behoren liggen op minimaal 829 meter afstand ten zuiden van het plangebied (zie afbeelding 4.2). Gezien de aard en omvang van de ontwikkeling en de onderlinge afstand tot de NNN is geen sprake van een aantasting van de wezenlijke kenmerken en waarden.

afbeelding "i_NL.IMRO.0303.D3002-0ONH_0010.png"  
Afbeelding 4.2: Plangebied ten opzichte van Natuurnetwerk Nederland  

4.5.1.3 Conclusie

De Wet natuurbescherming en het beleid van de provincie met betrekking tot gebiedsbescherming staan de uitvoering van het plan niet in de weg.

4.5.2 Soortenbescherming
4.5.2.1 Algemeen

Sinds 1 januari 2017 is de Wet natuurbescherming van kracht. Het is verboden om alle soorten die beschermd zijn volgens de Vogelrichtlijn, Habitatrichtlijn, het Verdrag van Bern en het Verdrag van Bonn, evenals de in paragraaf 3.2 en 3.3 van de Wet natuurbescherming genoemde soorten te doden en te verwonden, evenals het beschadigen en vernielen van voortplantingsplaatsen of rustplaatsen. Bij ruimtelijke ontwikkelingen dient te worden getoetst of er sprake is van negatieve effecten op de aanwezige natuurwaarden. In voorliggend geval is door Natuurbank Overijssel een natuurwaarden onderzoek uitgevoerd. Het volledige onderzoeksrapport is opgenomen in Bijlage 7. Hierna wordt ingegaan op de bevindingen.

4.5.2.2 Situatie plangebied

Het plangebied behoort vermoedelijk tot het functionele leefgebied van sommige beschermde grondgebonden zoogdier-, amfibieën- en vogelsoorten. Voorgenoemde soorten benutten het plangebied hoofdzakelijk als foerageergebied, maar mogelijk bezetten sommige grondgebonden zoogdiersoorten er een rust- en/of voortplantingslocatie.

Voor de grondgebonden zoogdiersoorten die een rust- en/of voortplantingslocatie in het plangebied bezetten, geldt een vrijstelling van de verbodsbepalingen 'doden en verwonden' en het 'beschadigen en vernielen van rust- en voortplantingslocaties'. De functie van het plangebied als foerageergebied is voor de in het plangebied voorkomende amfibieën-, vogel- en grondgebonde zoogdiersoorten, niet beschermd. Vleermuizen bezetten geen verblijfplaats in het plangebied en benutten het plangebied niet als foerageergebied.

4.5.3 Conclusie

Het aspect ecologie staat de uitvoerbaarheid van dit plan niet in de weg. Er hoeft geen nader onderzoek uitgevoerd te worden en er hoeft geen ontheffing aangevraagd te worden. Door uitvoering van de quickscan natuurwaarden heeft de initiatiefnemer voldaan aan de onderzoeksplicht.

4.6 Luchtkwaliteit

4.6.1 Algemeen

Om een goede luchtkwaliteit in Europa te garanderen heeft de Europese unie een viertal kaderrichtlijnen opgesteld. De hiervan afgeleide Nederlandse wetgeving is vastgelegd in hoofdstuk 5, titel 2 van de Wet milieubeheer. Deze wetgeving staat ook bekend als de Wet luchtkwaliteit.

In de Wet luchtkwaliteit staan ondermeer de grenswaarden voor de verschillende luchtverontreinigende stoffen. Onderdeel van de Wet luchtkwaliteit zijn de volgende Besluiten en Regelingen:

  • Besluit en de Regeling niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen);
  • Besluit gevoelige bestemmingen (luchtkwaliteitseisen).

Besluit en de Regeling niet in betekenende mate bijdragen

Het Besluit niet in betekenende mate bijdragen (NIBM) staat bouwprojecten toe wanneer de bijdrage aan de luchtkwaliteit van het desbetreffende project niet in betekenende mate is. Het begrip “niet in betekenende mate” is gedefinieerd als 3% van de grenswaarden uit de Wet milieubeheer. Het gaat hierbij uitsluitend om stikstofdioxide (NO2) en fijn stof (PM10). Toetsing aan andere luchtverontreinigende stoffen uit de Wet luchtkwaliteit vindt niet plaats.

In de Regeling NIBM is een lijst met categorieën van gevallen (inrichtingen, kantoor- en woningbouwlocaties) opgenomen die niet in betekenende mate bijdragen aan de luchtverontreiniging. Enkele voorbeelden zijn:

  • woningen: 1500 met een enkele ontsluiting;
  • woningen: 3000 met twee ontsluitingswegen;
  • kantoren: 100.000 m2 bruto vloeroppervlak met een enkele ontsluitingsweg.

Als een ruimtelijke ontwikkeling niet genoemd staat in de Regeling NIBM kan deze nog steeds niet in betekenende mate bijdragen. De bijdrage aan NO2 en PM10 moet dan minder zijn dan 3% van de grenswaarden.

Besluit gevoelige bestemmingen

Dit besluit is opgesteld om mensen die extra gevoelig zijn voor een matige luchtkwaliteit aanvullend te beschermen. Deze 'gevoelige bestemmingen' zijn scholen, kinderdagverblijven en verzorgings-, verpleeg- en bejaardentehuizen. Woningen en ziekenhuizen/klinieken zijn geen gevoelige bestemmingen.

De grootste bron van luchtverontreiniging in Nederland is het wegverkeer. Het Besluit legt aan weerszijden van rijkswegen en provinciale wegen zones vast. Bij rijkswegen is deze zone 300 meter, bij provinciale wegen 50 meter. Bij realisatie van 'gevoelige bestemmingen' binnen deze zones is toetsing aan de grenswaarden die genoemd zijn in de Wet luchtkwaliteit nodig.

4.6.2 Situatie plangebied

Gelet op de aard en omvang van voorliggende ontwikkeling is een NIBM-tool berekening uitgevoerd. In deze berekening zijn de vervoersbewegingen zoals aangegeven in paragraaf 3.3. overgenomen, waarbij vanwege de supermarktfunctie is uitgegaan van 0,2 % vrachtverkeer. De berekening laat het volgende beeld zien.

afbeelding "i_NL.IMRO.0303.D3002-0ONH_0011.png"  
Afbeelding 4.3: Berekening Nibm-tool (Bron: ministerie van Infrastructuur en Milieu)  

Uit de berekening blijkt dat voorliggend plan 'niet in betekenende mate bijdraagt' aan de luchtverontreiniging. Vervolgonderzoek naar effecten op de luchtkwaliteit is niet noodzakelijk. Tot slot wordt geconcludeerd dat de ontwikkeling niet wordt aangemerkt als een gevoelige bestemming in het kader van het 'Besluit gevoelige bestemmingen'.

4.6.3 Conclusie

Het aspect luchtkwaliteit vormt geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van voorgenomen ontwikkeling.

4.7 Externe veiligheid

4.7.1 Algemeen

Externe veiligheid is een beleidsveld dat is gericht op het beheersen van risico's die ontstaan voor de omgeving bij de productie, de opslag, de verlading, het gebruik en het transport van gevaarlijke stoffen. Bij nieuwe ontwikkelingen moet worden voldaan aan strikte risicogrenzen. Een en ander brengt met zich mee dat nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen moeten worden getoetst aan wet- en regelgeving op het gebied van externe veiligheid. Concreet gaat het om risicovolle bedrijven, vervoer gevaarlijke stoffen per weg, spoor en water en transport gevaarlijke stoffen via buisleidingen. Op de diverse aspecten van externe veiligheid is afzonderlijke wetgeving van toepassing. Voor risicovolle bedrijven gelden onder meer:

  • het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi);
  • de Regeling externe veiligheid inrichtingen (Revi);
  • het Registratiebesluit externe veiligheid;
  • het Besluit risico's zware ongevallen 2015 (Brzo 2015);
  • het Vuurwerkbesluit.

Voor vervoer van gevaarlijke stoffen geldt de 'Wet Basisnet vervoer gevaarlijke stoffen' (Wet Basisnet). Dat vervoer gaat over water, spoor, wegen of door de lucht. De regels van het Basisnet voor ruimtelijke ordening zijn vastgelegd in: 

  • het Besluit externe veiligheid transportroutes (Bevt);
  • de Regeling basisnet;
  • de (aanpassing) Regeling Bouwbesluit (veiligheidszone en plasbrandaandachtsgebied).

Het vervoer van gevaarlijke stoffen per buisleiding is geregeld in het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb).

Het doel van wetgeving op het gebied van externe veiligheid is risico's waaraan burgers in hun leefomgeving worden blootgesteld vanwege risicovolle inrichtingen en activiteiten tot een aanvaardbaar minimum te beperken. Het is noodzakelijk inzicht te hebben in de kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten en het plaatsgebonden en het groepsrisico.

4.7.2 Situatie plangebied

Aan hand van de Risicokaart is een inventarisatie verricht van risicobronnen in en rond het plangebied. Op de Risicokaart staan meerdere soorten risico's, zoals ongevallen met brandbare, explosieve en giftige stoffen, grote branden of verstoring van de openbare orde. In totaal worden op de Risicokaart dertien soorten rampen weergegeven. In afbeelding 4.4 is een uitsnede van de Risicokaart met betrekking tot het plangebied en de omgeving weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0303.D3002-0ONH_0012.png"  
Afbeelding 4.4: Uitsnede Risicokaart (Bron: Risicokaart.nl)  

Uit de inventarisatie blijkt dat het plangebied:

  • zich niet bevindt binnen de risicocontour van Bevi- en Brzo-inrichtingen danwel inrichtingen die vallen onder het Vuurwerkbesluit (plaatsgebonden risico);
  • zich niet bevindt binnen een gebied waarbinnen een verantwoording van het groepsrisico nodig is;
  • niet is gelegen binnen de veiligheidsafstanden van het vervoer gevaarlijke stoffen;
  • niet is gelegen binnen de veiligheidsafstanden van buisleidingen voor het vervoer van gevaarlijke stoffen.
4.7.3 Conclusie

Een en ander brengt met zich mee dat de ontwikkeling vanuit het oogpunt van externe veiligheid verantwoord is.

4.8 Besluit milieueffectrapportage

4.8.1 Algemeen

De milieueffectrapportage is een wettelijk instrument met als doel het aspect milieu een volwaardige plaats in deze integrale afweging te geven. Een bestemmingsplan kan op drie manieren met milieueffectrapportage in aanraking komen:

  • Op basis van artikel 7.2a, lid 1 Wm (als wettelijk plan); Er ontstaat een m.e.r.-plicht wanneer er een passende beoordeling op basis van art. 2.8, lid 1 Wet natuurbescherming nodig is.

  • Op basis van Besluit milieueffectrapportage (bestemmingsplan in kolom 3); Er ontstaat een m.e.r.-plicht voor die activiteiten en gevallen uit de onderdelen C en D van de bijlage van dit besluit waar het bestemmingsplan genoemd is in kolom 3 (plannen).

  • Op basis van Besluit milieueffectrapportage (bestemmingsplan in kolom 4); Er ontstaat een m.e.r.-(beoordelings)plicht voor die activiteiten en gevallen uit de onderdelen C en D van de bijlage van dit besluit waar het bestemmingsplan genoemd is in kolom 4 (besluiten).

In het Besluit m.e.r. neemt het bestemmingsplan een bijzondere positie in, want het kan namelijk tegelijkertijd opgenomen zijn in zowel kolom 3 als in kolom 4 van het Besluit m.e.r.. Of het bestemmingsplan in deze gevallen voldoet aan de definitie van het plan uit kolom 3 of aan de definitie van het besluit uit kolom 4 is afhankelijk van de wijze waarop de activiteit in het bestemmingsplan wordt bestemd. Als voor de activiteit eerst één of meerdere uitwerkings- of wijzigingsplannen moeten worden vastgesteld dan is sprake van 'kaderstellend voor' en voldoet het bestemmingsplan aan de definitie van het plan. Is de activiteit geheel of gedeeltelijk als eindbestemming opgenomen voldoet het aan de definitie van het besluit.

Een belangrijk element in het Besluit m.e.r.. is het (in feite) indicatief maken van de gevalsdefinities (de drempelwaarden in kolom 2 in de D-lijst). Dit betekent dat het bevoegd gezag meer moet doen dan onder de oude regelgeving. Kon vroeger worden volstaan met de mededeling in het besluit dat de omvang van de activiteit onder de drempelwaarde lag en dus geen m.e.r. (beoordeling) noodzakelijk was, onder de nu geldende regeling moet een motivering worden gegeven. Voor deze toets wordt de term vormvrije m.e.r.-beoordeling gehanteerd.

4.8.2 Situatie plangebied

Voor de ontwikkeling is een aanmeldnotitie vormvrije m.e.r.-beoordeling opgesteld. De conclusie van deze vormvrije m.e.r.-beoordeling is dat de milieueffecten als gevolg van de voorgenomen ontwikkeling beperkt zijn en dat er geen sprake is van een bijzondere omstandigheid die het opstellen van een plan-m.e.r. noodzakelijk maakt. De aanmeldnotitie vormvrije m.e.r.-beoordeling is opgenomen in Bijlage 8.

4.8.3 Conclusie

Een en ander brengt met zich mee dat de ontwikkeling vanuit het oogpunt van milieueffecten verantwoord is.

Hoofdstuk 5 Wateraspecten

5.1 Algemeen

In het moderne waterbeheer (waterbeheer 21e eeuw) wordt er gestreefd naar duurzame, veerkrachtige watersystemen met minimale risico's op wateroverlast of watertekorten. Belangrijk instrument hierbij is de watertoets, die sinds 1 november 2003 in ruimtelijke plannen is verankerd. Het doel van de watertoets is te garanderen dat waterhuishoudkundige doelstellingen expliciet en op een evenwichtige wijze in het plan worden afgewogen. Deze waterhuishoudkundige doelstellingen betreffen zowel de waterkwantiteit (veiligheid, wateroverlast, tegengaan verdroging) als de waterkwaliteit (riolering, omgang met hemelwater, lozingen op oppervlaktewater).

5.2 Beleidskaders

5.2.1 Waterbeheersplan 2016-2021

Het Waterbeheerplan 2016-2021 (WPB3) is de opvolger van WPB2+ en bevat langetermijndoelen (zichtjaar 2050), doelen voor de planperiode (2016-2021) en maatregelen die het waterschap (samen met gebiedspartners) uit gaat voeren.

De doelen en maatregelen hebben betrekking op de kerntaken van het waterschap (waterveiligheid, schoon water, voldoende water) en het thema 'water en ruimte'. Hierbij gaat het om reguliere werkzaamheden, zoals peilbeheer, onderhoud aan dijken en het zuiveren van afvalwater en om nieuwe ontwikkelingen.

5.2.2 Stroomgebiedsvisie Flevoland (2003)

Dronten is gelegen binnen het plangebied van de stroomgebiedsvisie Flevoland. In de watervisie voor 2015 wordt het plangebied aangeduid als een gebied met een vitaal watersysteem.

Voor de gemeente Noordoostpolder zijn de wateropgaven onderverdeeld in een aantal generieke maatregelen en in de resterende wateropgave. De generieke maatregelen houden onder andere in:

  • afvoerblokkering in natuurgebieden;
  • vasthouden van water in natuurgebieden en landbouwgebied;
  • realisatie van duurzame oevers.

Oplossingsrichtingen voor de resterende wateropgave zijn onder andere bergen in open water en efficiënt uitmalen.

5.3 Watertoetsproces

Het waterschap Zuiderzeeland is geïnformeerd over het plan door gebruik te maken van de digitale watertoets. De beantwoording van de vragen heeft er toe geleid dat de 'normale procedure' van toepassing is. De uitgangspuntennotitie voor de normale procedure van de watertoets is opgenomen in Bijlage 9 van deze toelichting. Aanvullend op de digitale watertoets is het kader van het ambtelijk vooroverleg, als bedoeld in artikel 3.1.1. van het Besluit Ruimtelijke ordening, een wateradvies aangevraagd bij Waterschap Zuiderzeeland. Dit positieve wateradvies is opgenomen in Bijlage 10. Hieronder wordt aan de hand van de uitgangspuntennotitie en het wateradvies ingegaan op de situatie in het plangebied.

5.3.1 Situatie plangebied

Hieronder worden aan de hand van thema's de relevante uitgangspunten van het Waterschap Zuiderzeeland behandeld en aangegeven hoe hier in het plangebied mee wordt omgegaan.

Veiligheid

Het plangebied ligt niet buitendijks en niet in een keurzone van de waterkering. Op basis van de ingevoerde gegevens over het plangebied zijn er geen uitgangspunten voor het thema veiligheid van toepassing.

Wateroverlast

Het watersysteem, zowel in landelijk als in stedelijk gebeid, is in 2015 op orde. Het hele beheergebied voldoet aan de vastgestelde normen. Het waterschap streeft naar een robuust watersysteem dat de effecten van toekomstige klimaatveranderingen en bodemdaling kan opvangen.

De planontwikkeling is gelegen in een watersysteem dat op basis van de toetsing in 2012 voldoet aan de normering voor wateroverlast. Een dergelijk systeem kan het water verwerken tegen maatschappelijk aanvaardbare kosten.

Ontwerprichtlijnen compensatie toename verharding

De oppervlakte te realiseren waterberging is gerelateerd aan de maximaal toelaatbare peilstijging in het peilvak en de netto oppervlakte nieuw te realiseren verharding. Uw plangebied is gelegen in een peilgebied waarbij 5,0% van de netto toename aan verharding als open water moet worden gecompenseerd. Bij de hantering van de bergingsnorm (onderdeel van beleidsregel compensatie toename verharding en versnelde afvoer) gaat het om het benodigde oppervlak open water op de hoogte van het streefpeil.

Oplossingen voor eventuele waterhuishoudkundige problemen dienen bij voorkeur in het eigen projectgebied gevonden te worden. Indien dit niet mogelijk is, dient dichtbij het projectgebied compensatie gezocht te worden. Dit moet binnen hetzelfde peilgebied zijn of eventueel benedenstrooms. De compensatie wordt niet later gerealiseerd dan de uitvoering van de rest van het plan. De reeds aanwezige ruimte voor berging mag niet afnemen.

Situatie plangebied

Met de planontwikkeling wordt in totaal 9.050 m2 terrein verhard (dakoppervlak 2.450 m2 en 6.600 m2 verharding. Toepassing van de 5% norm voor watercompensatie komt meer op 543 m2 te compenseren waterbergingscapaciteit. Aan de oostzijde van het plangebied wordt in 2019 een riante waterberging gerealiseerd (zie afbeelding 5.1), waarmee het wateroppervlak in de omgeving van het plangebied toeneemt met 3.150 m2. Hier wordt de watercompensatie van nieuwe Lidl en de nog te bebouwen ruimte ten noorden gecompenseerd.

afbeelding "i_NL.IMRO.0303.D3002-0ONH_0013.png"  
Afbeelding 5.1: Geplande waterberging Beursstraat Dronten West (bron: gemeente Dronten)  

Opbarstrisico

Deels geldt een groot opbarstrisico voor het plangebied (bij minder dan 1 m afgraving onder maaiveld). Het waterschap adviseert om hier zo nodig nader onderzoek naar te doen wanneer de civieltechnische uitvoering hiertoe aanleiding geeft.

Goed functionerend watersysteem

Het watersysteem zorgt in normale situaties voor een goede doorstroming en afwatering in het beheergebied en maakt het realiseren van het (maatschappelijk) gewenste grond- en oppervlaktewaterwaterregime (GGOR) mogelijk. Waterschap Zuiderzeeland streeft er naar dat de feitelijke situatie van het watersysteem overeenkomt met de legger. Op die manier kan het waterschap weloverwogen anticiperen op en reageren in extreme situaties.

Het waterschap streeft naar grote peilvakken. Versnippering van het watersysteem is een ongewenste situatie. Nieuwe ontwikkelingen sluiten aan op bestaande peilvakken en de inrichting wordt afgestemd op de functie van het water. Op de internetsite www.zuiderzeeland.nl/voldoende_water/peilbeheer is hierover informatie te vinden. In nieuwe watersystemen wordt gestreefd naar aaneengesloten waterelementen met een minimum aantal duikers en/of andere kunstwerken en zonder doodlopende einden. Het watersysteem wordt dusdanig ingericht dat het goed controleerbaar en beheersbaar is.

Met het oog op de uiteindelijke overname van het beheer en onderhoud van nieuw stedelijk water is het nodig dat het waterschap betrokken wordt bij de uitwerking van een plangebied naar een definitieve ontwerp van het watersysteem. Dit definitieve ontwerp behoeft de ambtelijke goedkeuring van het waterschap om overname uiteindelijk mogelijk te maken.

Kunstwerken

De maximaal toelaatbare gemiddelde stroomsnelheid bij maatgevende afvoer (13 mm/dag) voor duikers en onbeschoeide watergangen bedraagt:

  • 0,60 - 0,80 m/s voor kleigrond;
  • 0,30 - 0,60 m/s voor zavel en veen;
  • 0,20 - 0,50 m/s voor grof zand;
  • 0,15 - 0,30 m/s voor fijn zand.

Anticiperen op watertekort

Het waterschap wil een robuust watersysteem dat voorbereid is op de effecten van toekomstige klimaatveranderingen. Tot nu toe ligt de nadruk bij klimaatveranderingen met name op meer extreme neerslag en stijging van de zeespiegel. Ook extreem droge periodes zullen echter vaker voor komen. Het robuuste watersysteem dat het waterschap nastreeft moet hier ook op anticiperen.

Ten behoeve van de planontwikkeling is geen bronnering van grondwater nodig. Er wordt in het plan geen gebruikt gemaakt van bodemenergie, ofwel warmte koude opslag. Bij deze planontwikkeling zal geen grondwater worden onttrokken ten behoeve van beregening, veedrenking of bedrijfsmatige toepassingen.

Schoon water/waterkwaliteit

Het waterschap streeft naar goede leef, verblijf- en voortplantingsmogelijkheden voor de aquatische flora en fauna in het beheergebied.

Het grond- en oppervlaktewater biedt leef-, verblijf-, en voortplantingsmogelijkheden voor de (aquatische) flora en fauna in het beheergebied. De chemische toestand van deze wateren vormt hier geen belemmering voor.

Situatie plangebied

Bij de realisatie worden geen uilogende bouwmaterialen toegepast, waardoor de waterkwaliteit niet wordt aangetast.

Goed omgaan met afvalwater

Veel menselijke activiteiten hebben een negatief effect op de kwaliteit van het water doordat ze water verontreinigen. Het waterschap zorgt met de behandeling van afvalwater dat zo veel mogelijk van deze effecten teniet worden gedaan.

Voor bestaande gebieden wordt gestreefd naar het afkoppelen van verhard oppervlak. Het ombouwen van bestaande stelsels naar "zuiverend" gescheiden stelsels heeft een sterke voorkeur. Afstromend regenwater van vervuilde oppervlakken wordt gezuiverd. Verontreinigingen door afvalwater (huishoudelijk afvalwater en bedrijfsafvalwater) worden voorkomen.

Randvoorwaarde(n)

In bestaand gebied wordt ernaar gestreefd om schoon regenwater af te koppelen van het rioolstelsel. Onder schoon hemelwater wordt verstaan:

  • Hemelwater van verhardingen met een verkeersintensiteit lager dan 1000 voertuigen per dag;
  • Hemelwater vanaf parkeerplaatsen met minder dan 50 plaatsen;
  • Hemelwater van daken/woningen waarbij geen voor het watersysteem; schadelijke uitloogbare stoffen zijn gebruikt;
  • Hemelwater van onverhard terrein;
  • Hemelwater van centrumgebieden (m.u.v. marktterreinen).

Het hemelwater stroomt onder vrij verval af, direct of indirect (eventueel via een lokale zuivering) richting open water. Het afstromend hemelwater wordt vanaf de erfgrens, en waar mogelijk, bovengronds aangeboden. Vuil hemelwater is afstromend hemelwater dat niet onder schoon is vermeld. Verharde oppervlakken die vervuild zijn of waar de kans op vervuiling groot is worden afgevoerd via een (in)filtratievoorziening, (in)filtratieberm en/of slibafscheider. Een bodempassage wordt gedimensioneerd volgens de Leidraad Riolering. De afvoer van minder schone verharde oppervlakken via het rioolstelsel vindt plaats op basis van expert-judgement.

In het geval huishoudelijk- of bedrijfsafvalwater niet wordt aangeboden via het bestaande rioolstelsel denkt het waterschap graag mee over de verwerking van dit afvalwater. U wordt verzocht contact op te nemen met Team Waterprocedures van het waterschap. Er wordt de volgende voorkeursvolgorde in het omgaan met afvalwater gehanteerd:

  • 1. Lozingen / emissies worden voorkomen.
  • 2. Afvalwater wordt vergaand hergebruikt.
  • 3. Aansluiting afvalwaterstroom op riolering.
  • 4. Afvoer per as (transport).
  • 5. Opslag en gelijkmatige verspreiding

Situatie plangebied

Qua waterhuishouding in het plangebied kan worden aangegeven dat hemel- en vuilwater via een gescheiden riool worden afgevoerd. Er wordt geen hemelwater afgevoerd/geinfiltreerd ter plaatse van het parkeerterrein. De totaal mogelijke bebouwing van het gehele onbebouwde oppervlak Dronten West (Lidl inclusief de terreinen ernaast en erboven, dus groter dan huidig aangegeven plangebied) is circa 35.000 m2 (te groot aangehouden). De waterpartij de Munten wordt vergoot en naar de huizen toegetrokken en aan beide uiteinde van het huizenblok komt een verbreding van de huidige waterpartij, een toename aan water van circa 3.500 m2(te klein aangehouden).

Niet geheel duidelijk is of de waterberging binnen het plangebied in het verleden is meegenomen in de berekening voor de waterpartij de Munten, maar er is alsnog een overcapaciteit (berging) van circa 10 %, waardoor ruimschoots wordt voldaan aan de eis van benodigde waterberging van 5%.

In het plan worden geen maatregelen in het kader van klimaatadaptatie overwogen.

Hoofdstuk 6 Juridische planopzet

6.1 Inleiding

In de voorgaande hoofdstukken is ingegaan op het plangebied, het relevante beleid en de milieu- en omgevingsaspecten. De informatie uit deze hoofdstukken is gebruikt om keuzes te maken bij het opstellen van het juridische deel van het bestemmingsplan: de verbeelding en de regels. In dit hoofdstuk wordt dieper ingegaan op de opzet van dit juridische deel. Daarnaast wordt een verantwoording gegeven van de gemaakte keuzes op de verbeelding en in de regels. Dat betekent dat er wordt aangegeven waarom een bepaalde functie ergens is toegestaan en waarom bepaalde bebouwing daar acceptabel is.

6.2 Opbouw van de regels

In de Wet ruimtelijke ordening (Wro) die op 1 juli 2008 in werking is getreden, is de verplichting opgenomen om ruimtelijke plannen en besluiten digitaal vast te stellen. De digitaliseringsverplichting geldt vanaf 1 januari 2010. In de ministeriële Regeling standaarden ruimtelijke ordening is vastgelegd dat de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP) de norm is voor de vergelijkbaarheid van bestemmingsplannen. Naast de SVBP zijn ook het Informatiemodel Ruimtelijke Ordening en de Standaard Toegankelijkheid Ruimtelijke Instrumenten normerend bij het vastleggen en beschikbaar stellen van bestemmingsplannen.

De SVBP geeft normen voor de opbouw van de planregels en voor de digitale verbeelding van het bestemmingsplan. Dit bestemmingsplan is opgesteld conform de normen van de SVBP2012.

Het juridisch bindend gedeelte van het bestemmingsplan bestaat uit planregels en bijbehorende verbeelding waarop de bestemmingen zijn aangegeven. De verbeelding en de planregels dienen in samenhang te worden bekeken.

De regels zijn onderverdeeld in vier hoofdstukken:

  • 1. Inleidende regels;
  • 2. Bestemmingsregels;
  • 3. Algemene regels;
  • 4. Overgangs- en slotregels.
6.2.1 Inleidende regels

Hoofdstuk 1 bevat de inleidende regels. Deze regels gelden voor het gehele plangebied en bevatten:

In dit artikel zijn definities van de in de regels gebruikte begrippen opgenomen. Hiermee is een eenduidige interpretatie van deze begrippen vastgelegd.

Om op een eenduidig manier afstanden, oppervlaktes en inhoud van gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde, te bepalen wordt in de wijze van meten uitleg gegeven wat onder de diverse begrippen wordt verstaan.

6.2.2 Bestemmingsregels

Hoofdstuk 2 van de regels bevat de juridische vertaling van de in het plangebied voorkomende bestemmingen. De regels zijn onderverdeeld in o.a.:

  • Bestemmingsomschrijving: omschrijving van de activiteiten die zijn toegestaan;
  • Bouwregels: eisen waaraan de bebouwing moet voldoen (bouwhoogte, inhoudsmaat, etc.);
  • Specifieke gebruiksregels: welk gebruik van gronden en opstallen in ieder geval strijdig zijn;
  • Omgevingsvergunning ten behoeve van het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde of van werkzaamheden:

In paragraaf 6.3 worden de bestemmingen nader toegelicht.

6.2.3 Algemene regels

Hoofdstuk 3 bevat de algemene regels. Deze regels gelden voor het gehele plangebied. Dit hoofdstuk is opgebouwd uit:

Deze regel is opgenomen om een ongewenste verdichting van de bebouwing te voorkomen. Deze verdichting kan zich met name voordoen, indien een perceel of een gedeelte daarvan, meer dan één keer betrokken wordt bij de berekening van een maximaal bebouwingspercentage.

In dit artikel worden de algemene gebruiksregels beschreven waarbij wordt ingegaan op hetgeen wordt verstaan onder verboden gebruik.

In dit artikel worden de algemene afwijkingsregels beschreven. Deze regels maken het mogelijk om op ondergeschikte punten van de regels in het bestemmingsplan af te wijken.

In dit artikel wordt aangegeven dat de wettelijke regelingen waar in de regels wordt naar verwezen, gelden zoals deze luiden op het moment vaststelling van dit plan.

6.2.4 Overgangs- en slotregels

In Hoofdstuk 4 staan de overgangs- en slotregels. In de overgangsregels is aangegeven wat de juridische consequenties zijn van bestaande situaties die in strijd zijn met dit bestemmingsplan. In de slotregel wordt aangegeven hoe het bestemmingsplan wordt genoemd.

6.3 Verantwoording van de regels

Kenmerk van de Nederlandse ruimtelijke ordeningsregelgeving is dat er uitgegaan wordt van toelatingsplanologie. Een bestemmingsplan geeft aan welke functies waar zijn toegestaan en welke bebouwing mag worden opgericht. Bij het opstellen van dit bestemmingsplan zijn keuzes gemaakt over welke functies waar worden mogelijk gemaakt en is gekeken welke bebouwing stedenbouwkundig toegestaan kan worden.

Het is noodzakelijk dat het bestemmingsplan een compleet inzicht biedt in de bouw- en gebruiksmogelijkheden binnen het betreffende plangebied. Het bestemmingsplan is het juridische toetsingskader dat bindend is voor de burger en overheid en geeft aan wat de gewenste planologische situatie voor het plangebied is.

Artikel 3 Centrum

De voor 'Centrum' aangewezen gronden zijn bestemd voor diverse functies met de daarbij behorende tuinen, erven en terreinen. Hierbij wordt onderscheid wordt gemaakt tussen de eerste bouwlaag en de tweede en hogere bouwlagen. De volgende functies zijn mogelijk:

  • detailhandel (alleen de eerste bouwlaag);
  • dienstverlening (alleen de eerste bouwlaag);
  • kantoren met een baliefunctie (alleen de eerste bouwlaag);
  • maatschappelijke voorzieningen (alleen de eerste bouwlaag);
  • horeca uit categorie 1 en 2 (alleen de eerste bouwlaag);
  • woningen, voor zover het de tweede en hogere bouwla(a)g(en) betreft, met daaraan ondergeschikt aan-huis-verbonden beroepen en/of bedrijven.

Gebouwen en overkappingen dienen binnen het aangegeven bouwvlak te worden gebouwd met inachtneming van de op de verbeelding aangegeven maximum bouwhoogte. Ten behoeve van winkelwagenvoorzieningen mogen buiten het bouwvlak gebouwen c.q. overkappingen worden gerealiseerd met een maximum bouwhoogte van 3 meter.

De onderbouwing in het voorliggende bestemmingsplan, waaronder het verkeers- en parkeeronderzoek, is gebaseerd op de realisering van maximaal 18 appartementen. Dit aantal is om die reden vastgelegd als maximum.

Artikel 4 Groen

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor groenvoorzieningen, speelvoorzieningen, verkeers- en verblijfsvoorzieningen, water- en waterhuishoudkundige voorzieningen, incidentele evenementen, nutsvoorzieningen kleinschalige duurzame energieopwekking met de daarbij behorende bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, waaronder kunstwerken en kunstobjecten.

Binnen de bestemmingen mogen geen gebouwen of overkappingen worden gebouwd. Voor bouwwerken, geen gebouwd zijnde gelden specifieke regels.

Artikel 5 Verkeer - Verblijf

De voor 'Verkeer - Verblijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor wegen met hoofdzakelijk een functie voor verkeer en verblijf en parkeervoorzieningen. Ondergeschikt hieraan zijn voorzieningen ten behoeve van het openbaar vervoer, fietsenstallingen, tuinen, nutsvoorzieningen, groenvoorzieningen, water en waterhuishoudkundige voorzieningen met de daarbij behorende bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, waaronder kunstwerken en kunstobjecten mogelijk

Voor het bouwen van gebouwen en overkappingen geldt dat er uitsluitend fietsenstallingen, winkelwagenvoorzieningen, nutsvoorzieningen, bijbehorende bouwwerken bij de woningen worden gebouwd.

De gronden waarop het bestaande transformatorstation aanwezig is zijn opgenomen in deze bestemming. Het transformatorstation betreft een vergunningsvrij bouwwerk.

Artikel 6 Waarde - Archeologisch waardevol gebied 4

De voor 'Waarde - Archeologisch waardevol gebied 4' aangewezen gronden zijn, mede bestemd voor het behoud en de bescherming van de mogelijk te verwachten gematigde/ middelhoge archeologische waarden van de gronden. In geval van strijdigheid van regels gaan de regels van de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologisch waardevol gebied 4' vóór de regels die ingevolge andere artikelen op de desbetreffende gronden van toepassing zijn.

Hoofdstuk 7 Uitvoerbaarheid

7.1 Economische haalbaarheid

Artikel 6.12 van de Wet ruimtelijke ordening stelt dat de gemeenteraad gelijktijdig met de vaststelling van het bestemmingsplan moet besluiten om al dan niet een exploitatieplan vast te stellen. Hoofdregel is dat een exploitatieplan moet worden vastgesteld bij elk bestemmingsplan. Er zijn echter uitzonderingen. Het is mogelijk dat de raad verklaart dat met betrekking tot een bestemmingsplan geen exploitatieplan wordt vastgesteld indien het verhaal van kosten van de grondexploitatie anderszins is verzekerd of het stellen van nadere eisen en regels niet noodzakelijk is.

In het voorliggende geval is een anterieure overeenkomst gesloten tussen initiatiefnemer en de gemeente. Hierin is tevens het risico van planschade opgenomen zodat het kostenverhaal voor de gemeente volledig is verzekerd. Dit brengt met zich mee dat vaststelling van een exploitatieplan achterwege kan blijven.

7.2 Maatschappelijke haalbaarheid

7.2.1 Vooroverleg en inspraak

Het voorontwerpbestemmingsplan Lidl Dronten West (D3002) heeft van 26 juli 2018 tot en met 26 september 2018 (9 weken in verband met de vakantieperiode) ter inzage gelegen voor één ieder. In dezelfde periode zijn de vooroverlegpartners uitgenodigd om deel te nemen aan het vooroverleg.

Gedurende de inspraakperiode zijn er twee inspraakreacties ingediend en is door zeven vooroverlegpartners een vooroverlegreactie ingediend. Een aantal van de reacties heeft geleid tot aanpassing van het plan. De reactienota Lidl Dronten West is opgenomen in bijlage 11 van deze toelichting. Hieronder wordt kort ingegaan op de wettelijke vooroverlegpartners en hun reacties.

7.2.1.1 Het Rijk

In het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) zijn de nationale belangen die juridische borging vereisen opgenomen. Het Barro is gericht op doorwerking van nationale belangen in gemeentelijke bestemmingsplannen. Geoordeeld wordt dat dit bestemmingsplan geen nationale belangen schaadt. Daarom is afgezien van het voeren van vooroverleg met het Rijk.

7.2.1.2 Provincie Flevoland

In het kader van het vooroverleg, als bedoeld in artikel 3.1.1. van het Besluit Ruimtelijke ordening, heeft de gemeente Dronten een reactie van provincie Flevoland gevraagd op het voorontwerp bestemmingsplan. De provincie heeft hierop gereageerd en aangegeven dat het bestemmingsplan in overeenstemming is met het provinciale beleid en voldoet aan de voorwaarden zoals die door de Ladder wordt gesteld aan nieuwe stedelijke ontwikkelingen. Verder had de provincie geen inhoudelijke op- of aanmerkingen.

7.2.1.3 Waterschap zuiderzeeland

In het kader van de watertoets heeft er een digitale watertoets plaatsgevonden via de website www.dewatertoets.nl. De uitkomsten van deze watertoets hebben geleid tot de 'Normale procedure'. Aanvullend op de digitale watertoets is in het kader van het ambtelijk vooroverleg, als bedoeld in artikel 3.1.1. van het Besluit Ruimtelijke ordening, een wateradvies aangevraagd bij Waterschap Zuiderzeeland. Het waterschap heeft op 28 augustus 2018 haar advies uitgebracht. Het advies heeft geleid tot een aantal aanpassingen in de waterparagraaf van het plan. Het wateradvies is opgenomen in Bijlage 10.

7.2.1.4 Brandweer Flevoland

In het kader van het vooroverleg, als bedoeld in artikel 3.1.1. van het Besluit Ruimtelijke ordening, heeft de gemeente Dronten een reactie van Brandweer Flevoland gevraagd op het voorontwerp bestemmingsplan. De brandweer heeft aangeven geen op- of aanmerkingen te hebben op het bestemmingsplan.

7.2.2 Zienswijzen

Het ontwerpbestemmingsplan “Bestemmingsplan Lidl Dronten West (D3002)” heeft met toepassing van de coördinatieregeling ex paragraaf 3.6.1 van de Wet ruimtelijke ordening samen met de omgevingsvergunning van 13 juni tot en met 24 juli 2019 ter inzag gelegen. Tijdens de periode van terinzagelegging was een ieder in de gelegenheid een zienswijze op het ontwerpbestemmingsplan en/of omgevingsvergunning kenbaar te maken. Er zijn 13 zienswijzen ingediend.

Twee van de ingediende zienswijzen zijn gegrond verklaard en hebben geleid tot aanpassingen op het bestemmingsplan en een gewijzigde vaststelling door de gemeenteraad op 28 november 2019. De wijzigingen hebben betrekking op:

  • aanpassing van het verkeersonderzoek

Naar aanleiding van de bezwaren op het verkeersonderzoek dat in bijlage 2 van de toelichting bij het bestemmingsplan is opgenomen, is besloten het onderzoek aan te vullen. De uitkomsten naar aanleiding van de aanpassingen en aanvullingen hebben niet geleid tot andere conclusies en inzichten.

  • het vastleggen van het maximum aantal woningen (18) in de regels van het bestemmingsplan

De zienswijzennota is opgenomen in Bijlage 12 van deze toelichting.

7.2.3 Beroep

Het bestemmingsplan is gewijzigd vastgesteld op 28 november 2019 en is nogmaals zes weken ter inzage gelegd. Tijdens deze periode bestaat de mogelijkheid tot het indienen van beroep bij de Raad van State.