direct naar inhoud van TOELICHTING
Plan: Dronten - Hanzeweg 18 (D40001)
Status: vastgesteld
Plantype: wijzigingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0303.D40001-0ONH

TOELICHTING

Hoofdstuk 1 INLEIDING

1.1 Aanleiding

Aan de Hanzeweg 18 in Dronten staat een voormalige boerderij met de daarbij behorende bedrijfsgebouwen. Het perceel is onlangs in gebruik genomen ten behoeve van een zorgboerderij. De gemeente heeft onlangs voor dit gebruik een (tijdelijke) omgevingsvergunning verleend voor de periode van 01-06-2016 tot 01-06-2018.

In het geldende bestemmingsplan Buitengebied Dronten (D4000), is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen waarmee de bestaande agrarische bestemming gewijzigd kan worden naar de bestemming 'Maatschappelijk - Zorgboerderij'. De gemeente Dronten heeft aangegeven medewerking te willen verlenen aan het toepassen van deze wijzigingsbevoegdheid . Dit wijzigingsplan geeft hieraan invulling.

1.2 Ligging plangebied

Het plangebied ligt in het landelijk gebied van de gemeente Dronten, op ongeveer 1,5 kilometer ten oosten van Dronten. De begrenzing van het plangebied omvat de bedrijfskavel van het voormalige agrarisch bedrijf. In figuur 1 is de ligging van het plangebied op een luchtfoto weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0303.D40001-0ONH_0001.png"

1.3 Planologische regeling

Het vigerende bestemmingsplan Buitengebied Dronten (D4000) is op 30 april 2015 vastgesteld. In dit bestemmingsplan heeft het plangebied de bestemming 'Agrarisch' en de aanduidingen 'specifieke vorm van agrarisch - bedrijfskavel' en 'specifieke vorm van water - kavelsloot'.

Binnen de aanduiding specifieke vorm van agrarisch - bedrijfskavel is één agrarisch bedrijf toegestaan in combinatie met wonen ten behoeve van de agrarische bedrijfsvoering. Het oprichten van een zorgboerderij is niet toegestaan.

Tot slot zijn de regels van de gebiedsaanduiding 'geluidzone- weg' op het perceel van toepassing. De aanduiding is bedoeld voor het tegengaan van een te hoge geluidbelasting van geluidgevoelige gebouwen vanwege het wegverkeer. De geluidsbelasting mag niet hoger zijn dan de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde, of een verkregen hogere grenswaarde.

Binnen de bestemming 'Agrarisch' is een wijzigingsbevoegdheid (artikel 3.8, lid d) opgenomen om de bestemming te wijzigen naar 'Maatschappelijk - Zorgboerderij', ten behoeve van een functieverandering. Aan het toepassen van deze wijzigingsbevoegdheid is een aantal voorwaarden verbonden:

  • Binnen de functieverandering naar een maatschappelijke functie moet sprake zijn van een zorgboerderij of een naar de aard daarmee gelijk te stellen instelling;
  • De functieverandering mag niet leiden tot onevenredige afbreuk van de (agrarische) bedrijfsfunctie in de nabijheid, in die zin dat naburige (agrarische) bedrijven er door in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt;
  • Bij de functieverandering wordt ernaar gestreefd het voormalige boerderijpand of andere beeldbepalende bouwvormen, alsmede de erfsingelbeplanting, als landschappelijke verschijningsvorm te handhaven.;
  • Bij verandering naar een woonfunctie, dan wel een toegelaten bedrijfsfunctie, wordt er tevens naar gestreefd alle met het wonen of het bedrijf verbonden functies zoveel mogelijk onder te brengen in het hoofdgebouw, dat is de voormalige bedrijfswoning, en de daarbijbehorende bijgebouwen, aan- en uitbouwen en overkappingen;
  • De functieverandering moet in overeenstemming zijn met het bepaalde in artikel 14 van het bestaande Besluit externe veiligheid;
  • De wijzigingsbevoegdheid uitsluitend wordt toegepast ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - bedrijfskavel' en 'specifieke vorm van agrarisch - zoekgebied', met dien verstande dat de aanduidingen 'specifieke vorm van agrarisch - bedrijfskavel' en 'specifieke vorm van agrarisch - zoekgebied' worden verwijderd;

In dit wijzigingsplan is rekening gehouden met de genoemde eisen.

1.4 Leeswijzer

In het volgende hoofdstuk van dit wijzigingsplan wordt het plan beschreven. Daarbij komt de huidige situatie aan bod en wordt vervolgens ingegaan op de nieuwe situatie. Daarna wordt de nieuwe situatie getoetst aan de voorwaarden van de wijzigingsbevoegdheden. In hoofdstuk 3 wordt het beleidskader geschetst dat relevant is voor het plan. Daarbij wordt ingegaan op het provinciaal en gemeentelijk beleid. Onderwerp van hoofdstuk 4 zijn de omgevingsaspecten waaraan de nieuwe ontwikkeling is getoetst. In hoofdstuk 5 wordt de uitvoerbaarheid van het plan toegelicht. Dit is opgesplitst in maatschappelijke uitvoerbaarheid en economische uitvoerbaarheid. Tenslotte is in hoofdstuk 6 de juridische regeling opgenomen.

Hoofdstuk 2 PLANBESCHRIJVING

2.1 Het initiatief

Dit wijzigingsplan heeft betrekking op een voormalig agrarisch erf aan de Hanzeweg 18 te Dronten. Op de noordzijde van het erf staat een voormalige bedrijfswoning, met daarachter een drietal loodsen. Recentelijk is de bedrijfswoning uitgebreid met aanbouw. Het erf is omsingeld met erfbeplanting. Een luchtfoto van de huidige situatie is weergegeven in figuur 2. Een aantal foto's van aanzichten op het perceel zijn weergeven in figuur 3 en 4.

Grenzend aan het plangebied, op het perceel Hanzeweg 20, is een agrarisch akkerbouwbedrijf gevestigd. Verder ligt het plangebied in het open agrarisch landschap met een rationele bebouwing langs de Hanzeweg (N307). Het betreffen voornamelijk agrarische- en woonfuncties. Een luchtfoto van de directe omgeving van het plangebied is weergegeven in figuur 5.

Onlangs zijn de aanvragers van start gegaan met de bedrijfsactiviteiten ten behoeve van de zorgboerderij. Initiatiefnemers willen persoonlijke, integrale en effectieve zorg onder één dak gaan aanbieden. De primaire doelgroep bestaat uit kinderen (4-18 jaar) met een psychische, psychosociale of verstandelijke beperking. De activiteiten bestaan uit preventie, dagbesteding, behandeling, kortdurend verblijf en gezinshuis, ofwel sociaal-medische opvang van personen.

De dagbesteding vindt plaats in een landelijke en natuurrijke omgeving. De activiteiten die bij de zorgboerderij plaatsvinden zijn als volgt:

  • Dieractiviteiten
  • Natuuractiviteiten
  • Sport en spel
  • Zwemmen (gedurende de zomer in buitenzwembad van Zorgplein Dronten)
  • Schilderen, tekenen, kleien
  • Muziek
  • Bakken van brood, cake, koekjes etc.
  • Klussen
  • Tuinieren
  • Biologische groente telen in de tuin

Het plan omvat kort gezegd het realiseren van een kleinschalige zorgvoorziening in de vorm van een woonzorgboerderij, waarbij ook verbouw van de gebouwen achter op het perceel op de locatie kunnen plaatsvinden. Aan de ontsluiting en het parkeerterrein worden geen wijzigingen voorgesteld.

Uitgangspunten bij de zorgboerderij is dat de zorg in de aanbouw van de bestaande bedrijfswoning plaats gaat vinden. Het aantal cliënten kan per dag variëren van 3 tot 10 personen. In het weekend kan sprake zijn van een kortdurend verblijf van circa 3 tot 7 cliënten. De overnachtingen vindt plaats op de eerste 1e etage. Hier bevinden zich drie slaapkamers.

Aanverwante activiteiten met betrekking tot zorg vinden zoveel mogelijk plaats binnen de bestaande bebouwing. Deze activiteiten hebben betrekking op de ondersteunende functies ten aanzien van de zorg. Deze vindt zowel plaats in het zorggebouw als de drietal loodsen aan de achterzijde van het erf. In de toekomst kunnen de loodsen ook gebruikt gaan worden voor de zorgfunctie.

afbeelding "i_NL.IMRO.0303.D40001-0ONH_0002.png"Figuur 2 Huidige situatie

afbeelding "i_NL.IMRO.0303.D40001-0ONH_0003.png"

Figuur 3 Vooraanzicht bestaande bedrijfswoning (links de aanbouw, rechts het woonhuis)

afbeelding "i_NL.IMRO.0303.D40001-0ONH_0004.png"

Figuur 4 Aanzicht op de bestaande loodsen

afbeelding "i_NL.IMRO.0303.D40001-0ONH_0005.png"

Figuur 5 Luchtfoto directe omgeving plangebied

2.2 Verkeer en parkeren

Doordat in de meeste gevallen de cliënten per groep (dus gezamenlijk) worden vervoerd is sprake van een beperkte verkeersintensiteit.

Het aantal cliënten kan per dag variëren van 3 tot 10. Deze worden doorgaans met een busje opgehaald en teruggebracht. Uitgaande van maximaal drie groepen per dag is sprake van 9 verkeersbewegingen (heen en terug) voor de cliënten per dag.

Voor wat betreft het aantal medewerkers (begeleiders/ therapeuten) ligt dit aantal op 1 tot 3, waarvan 2 permanent op het perceel aanwezig zijn. Het aantal verkeersbewegingen betreft medewerkers komt hierbij neer op 2 per dag (heen en terug).

Daarnaast dient rekening te houden geworden met verkeersintensiteiten van bezoek en incidentele overige verkeersintensiteiten. Hiervoor wordt rekening gehouden met 6 verkeersbewegingen per dag.

Het eten wordt tot slot intern (in de keuken van Zorgplein Dronten) bereid, dit heeft geen invloed op de verkeersgeneratie.

Afgerond ligt het aantal verkeersbewegingen per dag op circa 20 bewegingen per dag. Volgens akoestisch onderzoek (zie bijlage 2) vindt in de huidige situatie over de Hanzeweg circa 18.000 verkeersbewegingen per etmaal plaats. Met onderhavige ontwikkeling is daarom sprake van een beperkte toename van de verkeersintensiteit.

De Provinciale weg Hanzeweg betreft een belangrijke ontsluitingsroute tussen Dronten en Kampen. Deze 80-km weg heeft ruim voldoende capaciteit voor de nieuwe functie van het perceel. Er wordt gebruik gemaakt van een bestaande parallelweg van deze weg. Aan deze weg worden geen aanpassingen voorgesteld. Het plan vormt geen belemmering voor de verkeersveiligheid.

Het parkeren vindt plaats op het bestaande terrein. Op het erf is voldoende ruimte om aan de nodige parkeerbehoefte te voldoen.

2.3 Planologische inpasbaarheid

De functiewijziging van 'Agrarisch' naar 'Maatschappelijke - Zorgboerderij' wordt planologisch geregeld door het toepassen van een wijzigingsbevoegdheid die is opgenomen in artikel 3.8 lid d, van het bestemmingsplan Buitengebied (D4000). Hiermee kan het bestemmingsplan door Burgemeester en Wethouders, overeenkomstig artikel 3.6 lid 1 sub a van de Wro worden gewijzigd.

Aan de toepassing van de wijzigingsbevoegdheid zijn enkele voorwaarden verbonden:

Er moet sprake zijn van een zorgboerderij of of een naar de aard daarmee gelijk te stellen instelling.

In paragraaf 2.1 is beschreven dat de toekomstige functie een zorgboerderij betreft. De zorgfunctie is hierbij de hoofdtaak waarbij de sociaal-medische opvang van personen, al dan niet in de vorm van het ter plaatse woonachtig zijn, gecombineerd wordt met agrarische activiteiten, in die zin dat de personen behulpzaam zijn bij de agrarische of natuurbeherende activiteiten plaatsvindt.

De functie mag niet leiden tot onevenredige afbreuk van de (agrarische) bedrijfsfunctie in de nabijheid.

De functie leidt niet tot onevenredige afbreuk van de bedrijfsfuncties in de nabijheid. Het agrarisch bedrijf aan de Hanzeweg 20 is het meest nabijgelegen object. Dit perceel grenst direct ten oosten aan het plangebied. Een zorgboerderij valt onder milieucategorie 2. Hiervoor geldt een richtafstand van 30 meter, ten aanzien van geluid. De afstand van de aanbouw aan de bedrijfswoning Hanzeweg 18 tot de locatie waar overeenkomstig het bestemmingsplan bebouwing op het perceel Hanzeweg 20 mogelijk is, bedraagt 27 m. Dit is kleiner dan de richtafstand van 30 m. In hoeverre in deze situatie sprake is van een goede ruimtelijke ordening kan bepaald worden door het verschil in geluidsafname tussen bron tot 30 en bron tot 27 m te beschouwen. Het verschil in geluidafname tussen een situatie bron tot 30 m en bron tot 27 m bedraag 20*log 30 – 20*log 27 = 0,9 dB(A). Dit verschil is voor het menselijk oor niet waarneembaar. Gezien deze beschouwing en gezien de huidige bestemming / gebruik van de aanbouw, is gebruik van de aanbouw als zorgfunctie in overeenstemming met een goede ruimtelijke ordening.

Om te voorkomen dat Hanzeweg 20 in de ontwikkelingsmogelijkheden wordt belemmerd vanuit milieuzonering wordt in het wijzigingsplan een aanduiding “specifieke vorm van maatschappelijk - erf” binnen de bestemming “Maatschappelijk – Zorgboerderij” (Hanzeweg 18) opgenomen. Deze aanduiding voorkomt dat nieuwe bebouwing voor de zorgboerderij dichter dan 30 m tot het bebouwingsgebied van het naastgelegen agrarisch bedrijf (Hanzeweg 20) komt. Ter hoogte van de aanbouw is de begrenzing van deze aanduiding de aanbouw, omdat deze 3 m binnen de 30 m staat en zoals eerder gemotiveerd wel voldoet aan een goede ruimtelijke ordening.

Op deze manier kan het agrarisch bedrijf op Hanzeweg 20 in de toekomst gebruik blijven maken van de mogelijkheden die de bestemming “Agrarisch” biedt. Tevens heeft de zorgboerderij op Hanzeweg 18 ook nog mogelijkheden om in de toekomst uit te breiden binnen de mogelijkheden van de bestemming “Maatschappelijk - Zorgboerderij” en buiten het aanduidingsvlak, ondanks dat het bebouwingsgebied kleiner is gemaakt door opname van het aanduidingsvlak.

Binnen deze aanduiding mogen geen gebouwen voor maatschappelijke voorzieningen en verblijfsruimten ten behoeve van de bedrijfswoning worden gebruikt. Dit houdt tevens in dat er hiervoor ook niet gebouwd mag worden. Bebouwing welke geen geluidsgevoelig object zijn, zoals dierenverblijven, mogen wel binnen deze aanduiding aanwezig zijn.

In paragraaf 4.1 komt het aspect milieuzonering uitgebreider aan bod.

Handhaven van de aanwezige bebouwing, alsmede de erfsingelbeplanting

De ontwikkeling vindt plaats in de bestaande bebouwing. De bestaande bebouwing blijft dan ook gehandhaafd. De bestaande ruimtelijke kwaliteit wijzigt niet. Kenmerkend voor Dronten is het open agrarische landschap en de systematisch aangebrachte beplanting rondom de erven. De bestaande beplanting blijft in de nieuwe situatie behouden en daarmee ook de landschappelijke waarden van deze beplantingen.

Het zoveel mogelijk onderbrengen van de bedrijfsfunctie in het hoofdgebouw.

Bij verandering naar de zorgfunctie wordt gestreefd naar het zoveel mogelijk onderbrengen van de functies in het hoofdgebouw (voormalige bedrijfswoning, en de daarbijbehorende bijgebouwen, aan- en uitbouwen en overkappingen). In paragraaf 2.1 is beschreven dat de nieuwe zorgfunctie wordt ondergebracht in de aanbouw (bijgebouw) van de voormalige bedrijfswoning.

De functie moet in overeenstemming zijn met het bepaalde in artikel 14 van het bestaande Besluit externe veiligheid.

Artikel 14 van het bestaande besluit Externe veiligheid heeft betrekking op het plaatsgebonden risico en het groepsrisico. Plaatsgebonden risico is de plaatsgebonden kans per jaar dat een onbeschermd persoon komt te overlijden ten gevolge van een ongeval met gevaarlijke stoffen. Het plaatsgebonden risico (PR) is weer te geven met een contour rondom een activiteit.


Het groepsrisico geeft de kans per jaar aan dat een groep personen van een bepaalde grootte (bijvoorbeeld 10, 100 of 1000 personen tegelijk slachtoffer wordt van een ongeval met gevaarlijke stoffen. Het groepsrisico (GR) wordt weergegeven in een curve waarin het aantal personen is afgezet tegen de kans per jaar op (tegelijk) overlijden.

In paragraaf 4.9 komt het aspect externe veiligheid aanbod. Geconcludeerd wordt dat de ontwikkeling in overeenstemming is met het Besluit externe veiligheid.

Conclusie

Geconstateerd kan worden dat de functiewijziging voldoet aan alle daarvoor gehanteerde criteria. Er zijn dan ook geen belemmeringen voor toepassing van de wijzigingsbevoegdheid.

Hoofdstuk 3 BELEIDSKADER

3.1 Rijksbeleid

Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte

De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) is op 13 maart 2012 door de Minister vastgesteld. Met de Structuurvisie zet het kabinet het roer om in het nationale ruimtelijke beleid. Om de verantwoordelijkheden te leggen waar deze het beste passen brengt het Rijk de ruimtelijke ordening meer over aan gemeenten en

provincies. Het Rijk kiest voor een selectievere inzet van rijksbeleid op slechts 14 nationale belangen. Voor deze belangen is het Rijk verantwoordelijk en wil het resultaten boeken. Buiten deze 14 belangen hebben decentrale overheden beleidsruimte voor het faciliteren van ontwikkelingen.

Besluit algemene regels ruimtelijke ordening

Het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) stelt regels omtrent de 14 aangewezen nationale belangen zoals genoemd in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR). Dit wijzigingsplan raakt geen rijksbelangen zoals deze genoemd zijn in het Barro.

Ladder voor duurzame verstedelijking

In de SVIR is 'de ladder voor duurzame verstedelijking' geïntroduceerd. De ladder is ook als procesvereiste opgenomen in het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). Deze ladder bestaat uit de drie treden die doorlopen moeten worden. Dat betekent dat overheden nieuwe stedelijke ontwikkelingen moeten motiveren met oog het aantonen van de regionale behoefte (trede 1), de beschikbare ruimte binnen het bestaande stedelijke gebied (trede 2) en multimodale ontsluiting (trede 3).

Het betreft hier een ontwikkeling in het landelijk gebied, waarbij gebruikt wordt gemaakt van bestaande bebouwing. Er is geen sprake van verstedelijking zoals bedoeld in het Bro. De Ladder voor duurzame verstedelijking is hiermee niet van toepassing.

3.2 Provinciaal beleid

Omgevingsplan Flevoland 2006

In het Omgevingsplan Flevoland (vastgesteld door Provinciale Staten op 2 november 2006) is het omgevingsbeleid van de provincie Flevoland voor de periode 2006-2015 neergelegd, met een doorkijk naar 2030. Het Omgevingsplan is een bundeling van de vier wettelijke plannen op provinciaal niveau: Streekplan, Milieubeleidsplan, Waterhuishoudingsplan en Provinciaal Verkeers- en Vervoersplan (PVVP).

De provincie wil de vitaliteit van het landelijk gebied vergroten en de gebruiksmogelijkheden ervan meer afstemmen op de maatschappelijke behoeften. Door de schaalvergroting in de landbouw komen veel agrarische bouwpercelen vrij. De provincie wil naast de landbouw ruimte bieden aan nieuwe functies in het landelijk gebied ter verbreding van het economisch draagvlak.

Als vrijkomende agrarische bouwpercelen of gedeelten daarvan een ander gebruik krijgen, dan mogen deze nieuwe (niet-agrarische of agrarisch aanverwante) functies de landschappelijke en cultuurhistorische kernkwaliteiten van het gebied niet aantasten. Ook moet rekening worden gehouden met de landschappelijke en cultuurhistorische basiskwaliteiten. Vestiging van activiteiten die bij uitstek thuishoren op een bedrijventerrein of in of aansluitend aan het bebouwde gebied wordt in principe niet toegestaan. De activiteiten moeten in principe kleinschalig van karakter zijn. De bebouwingsmogelijkheden moeten hierop zijn afgestemd. Milieuhygiënisch, landschappelijk en verkeerskundig (veiligheid en verkeersaantrekkende werking) ongewenste effecten moeten worden voorkomen.

Het voorgenomen plan past binnen het omgevingsplan Flevoland 2006. De ontwikkeling is kleinschalig van aard. In hoofdstuk 2 is al beschreven dat door de ontwikkeling geen ongewenste landschappelijke en verkeerskundige effecten ontstaan. Paragraaf 4.1 beschrijft dat het plan geen milieu hygiënische belemmeringen veroorzaakt.

Kleinschalige ontwikkelingen in het landelijk gebied

De beleidsregel 'kleinschalige ontwikkelingen in het landelijk gebied' biedt het kader voor verschillende ontwikkelingen in het landelijk gebied. Deze beleidsregel maakt het mogelijk om een zorgboerderij te bouwen op bestaande (voormalige) agrarische bouwpercelen. De zorgboerderij mag hierin de landschappelijk en cultuurhistorische kernkwaliteiten van het gebied niet aantasten. De ontwikkeling vindt plaats in de bestaande bebouwing. Er vindt daarom geen aantasting van de genoemde kernkwaliteiten plaats. Tevens is de ontwikkeling kleinschalig van aard.

Het vergroten van het bouwperceel is mogelijk, mits de ruimtelijke mogelijkheden van het bebouwingspercentage zijn verkend en te beperkt bevonden zijn. Daarnaast dient de noodzaak van de gevraagde vergroting voor de ontwikkeling aangegeven te worden. Voor niet agrarische activiteiten mag in totaal maximaal 30% van het (voormalig) agrarisch bouwperceel bebouwd worden.

De voorgenomen ontwikkeling past binnen de kaders van de beleidsregel 'Kleinschalige ontwikkelingen in het landelijk gebied'.

3.3 Gemeentelijk beleid

Bestemmingsplan Buitengebied Dronten (D4000)

Het gemeentelijk beleid met betrekking tot het plangebed is neergelegd in het bestemmingsplan Buitengebied Dronten (D4000). In het bestemmingsplan is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen die het mogelijk maakt om de agrarische bestemming te wijzigen naar een maatschappelijke bestemming. Dit plan voorziet in een toepassing van de wijzigingsbevoegdheid en past dan ook volledig in het beleid van de gemeente.

Structuurvisie Dronten 2030

Op 29 november 2012 is de Structuurvisie Dronten 2030 vastgesteld. Deze vervangt de Structuurvisie Dronten 2020. De structuurvisie is een ruimtelijke ontwikkelingsvisie, waarin de huidige en gewenste waarden en kwaliteiten worden beschreven. De visie heeft als doel om de verschillende belangen, bijvoorbeeld tussen landschap, kernen en gemeenschap, zorgvuldig af te wegen en hieruit een integrale richting te bepalen voor de periode tot 2030.

Onder andere door wettelijke veranderingen krijgt de gemeente de komende jaren meer zorgtaken. Nieuwe combinaties van zorg/opvang op lokaal niveau geven kansen waardoor wellicht bestaande accommodaties kunnen worden ingezet. Ook de toenemende vergrijzing vraagt om andere dan wel aangepaste voorzieningen voor bewoners. Hier zal aandacht aan gegeven dienen te worden in zowel de voorzieningen- als de woonsfeer. Uitgangspunt is en blijft dat passende zorg ook in de toekomst voor iedereen - jong en oud - bereikbaar is. Dit wijzigingsplan speelt hierop in.

Archeologiebeleid gemeente Dronten

De gemeente Dronten heeft archeologiebeleid, waarmee zij wil bereiken, dat:

  • bij ruimtelijke ontwikkelingen zorgvuldig wordt omgegaan met archeologische waarden, zodat deze waar mogelijk behouden blijven voor toekomstige generaties;
  • archeologische waarden meer worden ingezet ter versterking van de ruimtelijke kwaliteit, identiteit en cultuurbeleving.

Ten behoeve daarvan heeft de gemeente de archeologische waarden en verwachtingen die binnen de gemeentegrenzen voorkomen zoveel mogelijk geïnventariseerd en op een Archeologische waarden- en verwachtingenkaart gevisualiseerd. Deze kaart is doorvertaald in een Archeologische beleidskaart en voorbeeldplanregels.

De Archeologische beleidskaart dient te worden betrokken bij ruimtelijke plannen. De implementatie en effectuering van het gemeentelijk archeologiebeleid in het ruimtelijk beleid vindt dus via deze planvormen en vergunningen plaats.

Het doel van het gemeentelijk archeologiebeleid is het behoud van belangrijke archeologische waarden, zonder daarbij andere belangen uit het oog te verliezen. Het beleid beperkt zich daarom tot archeologische terreinen waarvan de behoudenswaardigheid al is aangetoond en tot reële archeologische verwachtingen.

Hoofdstuk 4 OMGEVINGSASPECTEN

4.1 Milieuzonering

Tussen bedrijfsactiviteiten en hindergevoelige functies (waaronder wonen) is een goede afstemming nodig. Het doel daarbij is het voorkomen van onacceptabele hinder ter plaatse van woningen, maar ook om te zorgen dat bedrijven niet worden beperkt in de bedrijfsvoering en ontwikkelingsmogelijkheden. Bij de afstemming wordt gebruik gemaakt van de richtafstanden uit de VNG-brochure 'Bedrijven en milieuzonering'. Een richtafstand wordt beschouwd als de afstand waarbij onaanvaardbare milieuhinder redelijkerwijs is uitgesloten. Deze afstand wordt gemeten tussen de bestemmingen van bedrijven en de gevels van geluidsgevoelige objecten. Bedrijfsactiviteiten zijn daarvoor ingedeeld in een aantal milieucategorieën.

De zorgboerderij is een milieugevoelige functie. Van belang is dat deze functie niet leidt tot onevenredige afbreuk van de bestaande bedrijvigheid in de nabijheid, in die zin dat naburige (agrarische) bedrijven er door in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt. Hierbij wordt rekening gehouden met de planologische mogelijkheden. De dichtstbijzijnde bedrijfsactiviteit bevindt zich op het perceel Hanzeweg 20 direct aangrenzend ten oosten van het plangebied. Hier is een akkerbouwbedrijf gevestigd. De agrarische bestemming op het perceel Hanzeweg 20 maakt een akkerbouwbedrijf met daarvoor benodigde bebouwing mogelijk (en geen veehouderij). Hiervoor geldt een milieucategorie van 2, met een richtafstand van 30 meter voor het aspect geluid.

De bestemming "Maatschappelijk - Zorgboerderij" maakt het mogelijk om gebouwen en overkappingen te realiseren, en daarmee aanwezigheid van gevoelige objecten, tot 10 m van de niet naar de weg gekeerde grenzen van het bestemmingsvlak. Voor het naastgelegen erf, Hanzeweg 20, is op basis van de bestemming "Agrarisch" met aanduiding "specifieke vorm van agrarisch - bedrijfskavel" het eveneens mogelijk om gebouwen en overkappingen, en daarmee mogelijke geluidsbronnen, tot 10 m van de niet naar de weg gekeerde grenzen van het aanduidingsvlak te bouwen. De afstand tussen de te bebouwen gebieden (voor geluidsgevoelige dan wel geluid producerende objecten) van beide percelen is daardoor 20 m. Vanuit milieuzonering (geluid) geldt echter een afstand van 30 m. In deze twee keer 10 m (20 m) mogen geen gebouwen, overkappingen en andere bouwwerken worden gebouwd. Daarnaast staat in deze zone de erfsingelbeplanting.

De afstand van de aanbouw aan de bedrijfswoning Hanzeweg 18 tot de locatie waar overeenkomstig het bestemmingsplan bebouwing op het perceel Hanzeweg 20 mogelijk is, bedraagt 27 m. Dit is kleiner dan de richtafstand van 30 m. In hoeverre in deze situatie sprake is van een goede ruimtelijke ordening kan bepaald worden door het verschil in geluidsafname tussen bron tot 30 en bron tot 27 m te beschouwen. Het verschil in geluidafname tussen een situatie bron tot 30 m en bron tot 27 m bedraag 20*log 30 – 20*log 27 = 0,9 dB(A). Dit verschil is voor het menselijk oor niet waarneembaar. Gezien deze beschouwing en gezien de huidige bestemming / gebruik van de aanbouw, is gebruik van de aanbouw als zorgfunctie in overeenstemming met een goede ruimtelijke ordening.

Om te voorkomen dat Hanzeweg 20 in de ontwikkelingsmogelijkheden wordt belemmerd vanuit milieuzonering wordt in het wijzigingsplan een aanduiding “specifieke vorm van maatschappelijk - erf” binnen de bestemming “Maatschappelijk – Zorgboerderij” (Hanzeweg 18) opgenomen. Deze aanduiding voorkomt dat nieuwe bebouwing voor de zorgboerderij dichter dan 30 m tot het bebouwingsgebied van het naastgelegen agrarisch bedrijf (Hanzeweg 20) komt. Ter hoogte van de aanbouw is de begrenzing van deze aanduiding de aanbouw, omdat deze 3 m binnen de 30 m staat en zoals eerder gemotiveerd wel voldoet aan een goede ruimtelijke ordening.

Op deze manier kan het agrarisch bedrijf op Hanzeweg 20 in de toekomst gebruik blijven maken van de mogelijkheden die de bestemming “Agrarisch” biedt. Tevens heeft de zorgboerderij op Hanzeweg 18 ook nog mogelijkheden om in de toekomst uit te breiden binnen de mogelijkheden van de bestemming “Maatschappelijk - Zorgboerderij” en buiten het aanduidingsvlak, ondanks dat het bebouwingsgebied kleiner is gemaakt door opname van het aanduidingsvlak.

Binnen deze aanduiding mogen geen gebouwen voor maatschappelijke voorzieningen en verblijfsruimten ten behoeve van de bedrijfswoning worden gebruikt. Dit houdt tevens in dat er hiervoor ook niet gebouwd mag worden. Bebouwing welke geen geluidsgevoelig object zijn, zoals dierenverblijven, mogen wel binnen deze aanduiding aanwezig zijn.

Een zorgboerderij is ook aangemerkt als bedrijfsmatige activiteit. De bedrijvigheid moet daarom ook getoetst worden aan zijn effecten op de omgeving. Een zorgboerderij valt onder milieucategorie 2. Hiervoor geldt een richtafstand van 30 meter. De dichtstbijzijnde woning ligt op ruim 100 meter. De zorgboerderij bevindt zich dus op gepaste afstand ten opzichte van gevoelige objecten in de omgeving.

Vanuit de milieuzonering bestaan er dan ook geen belemmeringen voor de ontwikkeling.

4.2 Ecologie

In het wijzigingsplan moet rekening worden gehouden met het beleid en de wetgeving voor de natuurbescherming. Hierin wordt onderscheid gemaakt tussen gebiedsbescherming en soortenbescherming. Uitgangspunt is dat met beide geen strijdigheid ontstaat.

Gebiedsbescherming

Het plangebied ligt niet in de directe nabijheid van beschermde natuurgebieden. Gezien de aard en de omvang van de voorgestelde ontwikkelingen en de afstand van het plangebied tot beschermde gebieden, kan worden gesteld dat dit wijzigingsplan geen (significante) effecten op de natuurwaarden in de omgeving heeft.

Soortenbescherming

Op grond van de Flora- en faunawet geldt een algemeen verbod voor het verstoren en vernietigen van beschermde plantensoorten, beschermde diersoorten en hun vaste rust- of verblijfplaatsen. Onder voorwaarden is ontheffing van deze verbodsbepalingen mogelijk. Voor soorten die vermeld staan in Bijlage IV van de Habitatrichtlijn en een aantal Rode-Lijst-soorten zijn deze voorwaarden zeer streng.

De ontwikkeling stelt een functiewijziging van bestaande gebouwen voor voor. Hiervoor zijn geen grote fysieke ingrepen noodzakelijk. Het is mogelijk dat in het gebouw en/of in de omliggende beplantingen verblijfplaatsen van beschermde soorten aanwezig zijn. Gelet op de aard van de omgeving waarin de ontwikkeling plaatsvindt, gaat het in dat geval om niet zeer verstoringsgevoelige soorten. Het wijzigen van de functie van het gebouw doet geen afbreuk aan potentiële verblijfplaatsen. Daarnaast is er geen sprake van sloop. Er zijn dus geen conflicten met de Flora- en faunawet aan de orde.

Voor alle soorten geldt de zorgplicht. Dit betekent dat bij het uitvoeren van de plannen eventueel aanwezige dieren in de gelegenheid gesteld moeten worden om zich te verplaatsen naar een ander leefgebied.

4.3 Archeologie

Ter bescherming van eventuele archeologische waarden in de bodem is de Monumentenwet van toepassing. De kern van deze wet is dat wanneer de bodem wordt verstoord, de archeologische resten intact moeten blijven.

De gemeente Dronten heeft zijn eigen archeologisch beleid. Het beleid beperkt zich tot archeologische terreinen waarvan de behoudenswaardigheid al is aangetoond en tot reële archeologische verwachtingen. Gebieden met een lage archeologische verwachting en gebieden waarvan bekend is dat de bodem al is verstoord, vallen buiten de reikwijdte van het gemeentelijk archeologiebeleid en zijn daarmee gekwalificeerd als 'archeologievrij gebied'. Voor de gebieden die een archeologische verwachtingswaarde hebben, zijn in het geldende bestemmingsplan bestemd met 'Waarde - Archeologie'

Het toekomst erf in onderhavig wijzigingsplan is gekwalificeerd als een 'archeologievrij gebied'. voor de gronden rondom het erf is de dubbelbestemming 'Waarde - archeologie 3' van toepassing. De beleidsdoelstelling voor dit gebied is het uitvoeren van archeologisch vooronderzoek, bij projecten groter dan 500 m2. Omdat slechts sprake is van een functiewijziging van de bestaande gebouwen, kan archeologisch onderzoek achterwege blijven. De dubbelbestemming 'Waarde - archeologie 3' op de gronden rondom het erf, blijft ook in dit wijzigingsplan van toepassing. Vanuit dit aspect bestaan dus geen belemmeringen voor de uitvoering van het plan.

4.4 Cultuurhistorie

De rol van cultuurhistorie in de ruimtelijke ordening is de laatste jaren sterk toegenomen. Bij het opstellen van plannen moeten cultuurhistorische waarden tijdig in beeld worden gebracht. Het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) stelt in dat verband specifieke eisen aan het opstellen van ruimtelijke plannen. Waar mogelijk moeten cultuurhistorische waarden worden behouden of versterkt. Cultuurhistorie is daarmee veelal een sturend onderdeel geworden in de ruimtelijke ordening.

Binnen het plangebied zijn geen specifieke cultuurhistorische waarden aanwezig. Wel kunnen de structuren en kenmerken van het landschap als cultuurhistorisch waardevol worden aangemerkt. Om dat slechts sprake is van een functiewijziging van bestaande gebouwen worden de aanwezige cultuurhistorische waarden gerespecteerd. Het is niet nodig om aanvullende eisen te stellen ten aanzien van de bescherming van cultuurhistorische waarden.

4.5 Water

Het waterschap Zuiderzeeland is geïnformeerd over het wijzigingsplan via de Digitale watertoets (www.dewatertoets.nl). Hiermee is bepaald dat het plan niet leidt tot effecten met betrekking tot de waterhuishouding of de afvalwaterketen. Verder overleg is niet nodig. Het waterschap geeft een positief wateradvies. De watertoets is als bijlage 1 bij de toelichting opgenomen.

4.6 Bodem

Voor het wijzigingsplan geldt als uitgangspunt dat de grond geschikt is voor de toekomstige functie. Verdachte plekken dienen te worden gesignaleerd vanuit een goede ruimtelijke ordening. Waar nodig moeten saneringsmaatregelen worden aangegeven. Bij nieuwbouw waarborgt de Wet bodembescherming dat er geen risico's voor de volksgezondheid aanwezig zijn.

De ontwikkeling vindt plaats op het voormalige erf van een agrarisch bedrijf. Het is niet aannemelijk dat deze gronden door het huidige gebruik verontreinigd zijn. Ook zijn er geen verdachte activiteiten uit het verleden bekend. Er is dus geen sprake van een verdachte locatie. Het uitvoeren van bodemonderzoek is daarom in het kader van dit wijzigingsplan niet nodig.

4.7 Geluid

Ten aanzien van geluidshinder is de Wet geluidhinder (Wgh) van kracht. Doel van deze wet is het terugdringen van hinder als gevolg van geluid en het voorkomen van een toename van geluidshinder in de toekomst. Voor het onderhavige plan is alleen geluidshinder als gevolg van wegverkeerslawaai van belang. In de wet is bepaald dat elke weg in principe een zone heeft, waar aandacht aan geluidshinder moet worden besteed. De Wgh onderscheidt geluidsgevoelige objecten enerzijds en niet-geluidsgevoelige objecten anderzijds. De Wgh stelt dat op de gevels van geluidsgevoelige objecten voldaan moet worden aan de voorkeursgrenswaarde van 48 dB.

Het plangebied ligt in de geluidszone van de Hanzeweg. Hiervoor geldt een maximum snelheid van 80 km per uur. De weg heeft dus een geluidszone (250 meter) en het plangebied ligt hier binnen. Het realiseren van een zorgboerderij betreft een geluidsgevoelige functie. Daarom is het noodzakelijk om de geluidsbelasting op de gevels van het gebouw als gevolg van wegverkeer over de Hanzeweg te bepalen. Hiervoor is een akoestisch onderzoek uitgevoerd (Bijlage 3 van bijlage 2). Uit het onderzoek blijkt dat de voorkeursgrenswaarde van 48 dB op het gevel van de nieuwe zorgwoningen wordt overschreden. Deze bedraagt 56 dB. Vanwege het mogelijk stiller worden van het verkeer is een correctie op basis van de wet geluidshinder een correctie van 3 dB toegestaan. De geluidsbelasting komt hierdoor neer op 53 dB en is daarmee gelijk aan de maximale hogere grenswaarde. Met een hogere waarde procedure kan het bevoegd gezag een hogere geluidsbelasting (hogere waarde) toestaan dan de voorkeursgrenswaarde. Deze waarde mag in het buitengebied niet hoger zijn dan 53 dB.

Om aan te tonen dat wordt voldaan aan het maximum binnenniveau zoals bepaald in het Bouwbesluit is een gevelweringonderzoek (bijlage 2) uitgevoerd. Hieruit blijkt dat wordt voldaan aan het maximum binnenniveau. Voor het perceel is daarom een hogere waarde besluit verleend (zie bijlage 3). Vanuit het aspect geluid bestaan geen belemmeringen voor het wijzigingsplan.

4.8 Luchtkwaliteit

Een onderdeel van de Wet milieubeheer betreft luchtkwaliteit. De wet is enerzijds bedoeld om de negatieve effecten op de volksgezondheid aan te pakken, als gevolg van te hoge niveaus van luchtverontreiniging. Anderzijds heeft de wet tot doel mogelijkheden te creëren voor ruimtelijke ontwikkeling, ondanks overschrijdingen van de Europese grenswaarden voor luchtkwaliteit.

De Wet luchtkwaliteit voorziet onder meer in een gebiedsgerichte aanpak van de luchtkwaliteit via het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit. De programma-aanpak zorgt voor een flexibele koppeling tussen ruimtelijke activiteiten en milieugevolgen. Voor bepaalde initiatieven is bepaald dat deze 'niet in betekenende mate' bijdragen aan de verslechtering van de luchtkwaliteit.

Het plan is getoetst aan hoofdstuk 5.1 van de Wet milieubeheer door te motiveren dat de ontwikkeling niet in betekende mate bijdraagt aan de luchtverontreiniging.

In het kader van een goede ruimtelijke ordening is het tevens nodig om na te gaan in hoeverre de heersende luchtkwaliteit een belemmering vormt voor de voorgenomen vestiging van de zorgboerderij. De nabijgelegen (provinciale) wegen zijn niet opgenomen in de kaart van de NSL monitoringtool. Daarom kan de NSL monitoringtool hiervoor niet worden gebruikt. De Grootschalige Concentratie- en Depositiekaarten Nederland geven een grof beeld van de luchtkwaliteit (grid 1 km bij 1 km). Gezien de weergegeven concentraties in deze kaarten en het aantal en soort bronnen in de omgeving kan gemotiveerd worden dat het onwaarschijnlijk is dat ter plaatse van de voorgenomen ontwikkeling de grenswaarden genoemd in bijlage 1 van de Wet milieubeheer worden overschreden.

4.9 Externe veiligheid

Externe veiligheid gaat over het beheersen van de risico's voor de omgeving bij gebruik, opslag en vervoer van gevaarlijke stoffen. De normen voor externe veiligheid zijn vastgelegd in onder andere het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi), het Besluit externe veiligheid transportroutes en het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb).

Het plaatsgebonden risico (PR) is de berekende kans per jaar, dat een persoon overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongeval bij een risicobron, aangenomen dat hij op die plaats permanent en onbeschermd verblijft. Het groepsrisico is de kans dat een groep mensen overlijdt door een ongeval met gevaarlijke stoffen. Het groepsrisico (GR) moet worden gezien als een maat voor maatschappelijke ontwrichting.

Voor het groepsrisico is een oriënterende waarde bepaald. Dit betreft geen harde norm, maar vormt een onderdeel bij de beoordeling van de aanvaardbaarheid van het risico. In algemene zin geldt dat wanneer het groepsrisico onder de oriënterende waarde blijft, er sprake is van een acceptabel risiconiveau.

In het kader van het aspect externe veiligheid is de risicokaart van de provincie Flevoland bekeken. Hieruit blijkt dat in de omgeving van het plangebied bovengrondse tanks en een ondergrondse buisleiding ligt. Daarnaast is de Hanzeweg een transportroute voor gevaarlijke stoffen. De buisleiding en transportroute gevaarlijke stoffen is weergeven in figuur 6.

De dichtstbijzijnde bovengrondse tank ligt op circa 440 meter vanaf het plangebied. De plaatsgebonden risicocontour (10-6) ligt op 10 meter van deze tank. Het plangebied ligt hiermee op voldoende afstand van de dichtstbijzijnde tank.

De transportroute gevaarlijke stoffen loopt langs het plangebied over de Hanzeweg. Hiervoor geldt een plaatsgebonden risicocontour (10-6) van 0 meter. Het plangebied ligt hiermee op voldoende afstand van deze route. Echter moet het groepsrisico wel worden verantwoord.

Bepaling groepsrisico

In het Bevi is aangegeven dat in sommige gevallen de berekening van het groepsrisico achterwege kan blijven. Hiervoor zijn in de Handleiding Risicoanalyse Transport (HART) vuistregels in de vorm van drempelwaarden voor vervoersaantallen opgesteld. Deze geven de gebruiker een indicatie wanneer een risicoberekening zinvol is. Met de vuistregels kan ingeschat worden of de vervoersaantallen, bebouwingsafstanden en/of aanwezigheidsdichtheden te klein zijn om tot een overschrijding van grenswaarde of richtwaarde voor het plaatsgebonden risico dan wel of een overschrijding van de oriëntatiewaarde of 0.1 maal de oriëntatiewaarde voor het groepsrisico te kunnen leiden. Deze waarde geeft een indicatie dat zeker een groepsrisicoberekening moet worden uitgevoerd. De vuistregel mag niet worden toegepast indien er sprake is van het vervoeren van de gevaarlijke stoffen LT3 (zeer giftige vloeistof), GT4 en/of GT5 (zeer giftig gas). In dat geval moet de rekenmethode RBMII worden toegepast.

De enige relevante externe veiligheidsbron is de N307. Over deze weg worden gevaarlijke stoffen vervoerd. Voor het deel van de N307 (Dronterringweg - Noord / Hanzeweg) geldt dat louter gevaarlijke stoffen LF1, LF2 en GF3 worden vervoerd; er is dus geen sprake van vervoer van gevaarlijke stoffen uit de categorieën LT3, GT4 of GT5.

Ter plaatse van het plangebied is langs de N304 sprake van een zeer ruim opgezet bebouwingslint. Voor de personendichtheid kan rondom het plangebied worden uitgegaan van 10 personen per hectare (maximaal 4 woningen per hectare, 2,5 personen per woning). De afstand van het plangebied tot de weg bedraagt ruim 90 meter. In dit geval geldt dat de drempelwaarde op veel meer dan het maximaal waargenomen aantal vervoerseenheden per jaar ligt. Op basis van de vuistregels is er dus geen sprake van een overschrijding van de oriënterende waarde. Ook de 10%-grens van de orientatiewaarde wordt (zowel in de huidige als in de beoogde situaitie) in dit geval niet overschreden.

Nu het groepsrisico kleiner dan 10% van de oriëntatiewaarde is (en blijft), kan overeenkomstig artikel 8 lid 2 sub a van het Besluit transport externe veiligheid de verantwoording van het groepsrisico beperkt blijven tot:

  • De mogelijkheden van voorbereiding en beperking van de omvang van de ramp (op de weg): hiertoe kan worden vermeld dat de locatie via de N307 bereikbaar is vanuit zowel Dronten als vanuit Kampen. Overeenkomstig het preadvies van de Veiligheidsregio kent het plangebied nabij de N307 voldoende primair, secundair en tertiair bluswater;
  • De mogelijkheden van de aanwezige personen (Hanzeweg 18) om zich in veiligheid te brengen als zich op de weg een ramp voordoet: afhankelijk van de locatie waar zich op de weg een ramp voordoet bestaan er verschillende vluchtmogelijkheden. Als zich een ramp voordoet ter hoogte van de inrit, bestaat de mogelijkheid te voet loodrecht van de weg af te vluchten tot op een toereikende afstand. Als de ramp zich voordoet ten oosten of westen van de inrit zijn er twee vluchtmogelijkheden: van de weg af en naar het oosten of westen, beiden tot op toereikende afstand.

De gemeente acht de restrisico's daarom aanvaardbaar.

Buisleiding

De buisleiding ligt ten oosten van het plangebied op circa 750 meter. De buisleiding heeft een diameter van 24 inch en een druk van 80 bar. Hiervoor geldt een inventarisatieafstand van 330 meter. Het plangebied ligt dan ook niet in het invloedsgebied van deze buisleiding.

afbeelding "i_NL.IMRO.0303.D40001-0ONH_0006.png"Figuur 6 Aanwezige buisleiding en transportroute gevaarlijke stoffen in plangebied.

Verantwoording groepsrisico

Met betrekking tot de externe veiligheid wordt geconcludeerd dat de aanwezigheid van twee risicovolle inrichtingen, een risicovolle buisleiding, een transportroute voor gevaarlijke stoffen niet leidt tot een overschrijding van het groepsrisico. Het groepsrisico is in overleg met de Veiligheidsregio verantwoord. De verantwoording van het groepsrisico van de Veiligheidsdienst is in bijlage 4 toegevoegd. Hierop is de verantwoording in deze paragraaf enigszins aangepast. Hiermee is het groepsrisico te verantwoorden.

4.10 Kabels en leidingen

Bij de uitvoering van ruimtelijke ontwikkelingen moet rekening worden gehouden met de aanwezigheid van elektriciteit- en communicatiekabels en nutsleidingen in de grond. Hier gelden beperkingen voor ingrepen in de bodem. Daarnaast zijn zones, bijvoorbeeld rondom hoogspanningsverbindingen, straalpaden en radarsystemen van belang. Deze vragen vaak om het beperken van gevoelige functies of van de hoogte van bouwwerken. Voor ruimtelijke plannen zijn alleen de hoofdleidingen van belang. De kleinere, lokale leidingen worden bij de uitvoering door middel van een Klic-melding in kaart gebracht.

In of nabij het plangebied lopen geen hoofd kabels. Ook liggen er geen relevante zones over het plangebied.

Hoofdstuk 5 UITVOERBAARHEID

5.1 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

Het wijzigingsplan doorloopt de procedure zoals vastgelegd in artikel 3.6 lid 1 sub a van de Wro. Door het voeren van de genoemde procedure, met de daar bijhorende zienswijzen-, c.q. beroepsprocedure, wordt de maatschappij betrokken bij het plan.

Het voorontwerp wijzigingsplan heeft het traject van vooroverleg doorlopen. Van 21 september tot en met 2 november 2016 kregen de vooroverlegpartners (provincie Flevoland en waterschap Zuiderzeeland) de mogelijkheid om een reactie op het voorontwerp wijzigingsplan te geven. Waterschap Zuiderzeeland en provincie Flevoland stuurden in kader van vooroverleg een positieve reactie. Het waterschap geeft aan dat het plan geen waterschapsbelang treft. De provincie geeft aan dat bij dit plan geen provinciaal belang raakt.

Vervolgens heeft het ontwerpwijzigingsbesluit met bijbehorende stukken van 1 december 2016 tot en met 11 januari 2017 ter inzagegelegen. Tijdens deze periode kon een ieder bij het college van Burgemeester en Wethouders zienswijzen indienen omtrent het ontwerpwijzigingsbesluit. Binnen deze termijn is een zienswijze ingediend door een LTO Noord. De zienswijze is samengevat en beantwoord in bijlage 5 Beantwoording Zienswijze.

Naar aanleiding van de zienswijze is een tweetal wijzigingen in het wijzigingsplan doorgevoerd. Het betreft hier een aanpassing van de verbeelding en regels (toevoegen functieaanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk - erf'), en een nadere onderbouwing op het onderdeel milieuzonering, in paragraaf 2.3 en 4.1 van de toelichting.

Met inachtneming van de zienswijze is het wijzigingsplan op 4 april 2017 door het college van burgemeester en wethouders gewijzigd vastgesteld.Tegen dit besluit is beroep mogelijk bij de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State.

5.2 Economische uitvoerbaarheid

Ten behoeve van de uitvoerbaarheid van het wijzigingsplan is het van belang te weten of het wijzigingsplan economisch uitvoerbaar is. De economische uitvoerbaarheid wordt enerzijds bepaald door een financieel haalbaar plan en anderzijds door de wijze van kostenverhaal van de gemeente (grondexploitatie).

Financiële haalbaarheid

De kosten voor de ontwikkeling komen voor rekening van de initiatiefnemer. Aangenomen wordt dat deze over de financiële middelen beschikt om het plan uit te kunnen voeren. Hiermee wordt het plan financieel haalbaar geacht.

Grondexploitatie

De gemeente moet, volgens de grondexploitatieregeling in de Wet ruimtelijke ordening (Wro) en het Besluit ruimtelijke ordening (Bro), de gemaakte gemeentelijke kosten verhalen op de initiatiefnemers van de ontwikkeling. Dit geldt overigens alleen wanneer sprake is van bouwplannen, zoals opgenomen in het Bro. Er is geen sprake van een bouwplan in de zin van het Bro. Het opstellen van een exploitatieplan is niet aan de orde. De kosten voor het voorliggende wijzigingsplan worden gedekt uit de gemeentelijke leges die voor rekening komen van de eigenaar van het perceel.

Planschade

Tot slot wordt voor eventuele planschade een planschade overeenkomst tussen initiatiefnemer en de gemeente afgesloten.

Hoofdstuk 6 JURIDISCHE REGELING

Verbeelding

Het Wijzigingsplan Dronten - Hanzeweg gaat vergezeld van een verbeelding. Na onherroepelijk worden van het wijzigingsplan maakt de verbeelding deel uit van het bestemmingsplan Buitengebied Dronten (D4000).

Regels

De regels die deel uitmaken van het Buitengebied Dronten (D4000) zijn onverkort van toepassing op dit wijzigingsplan.

De bestemmings- en aanduidingsregels die van toepassing zijn op het plangebied van het wijzigingsplan (in dit geval de bestemmingen 'Agrarisch','Maatschappelijk - Zorgboerderij', de functieaanduiding 'specifieke vorm van water - kavelsloot' en de gebiedsaanduiding 'geluidszone - weg') zijn onverkort van toepassing. In de regels is een koppeling gelegd met deze bestemming en gebiedsaanduiding.

Op de gronden rondom het plangebied met de bestemming 'Agrarisch' is de aanduiding ''specifieke vorm van agrarisch - zoekgebied'' ten opzichte van het geldende bestemmingsplan verwijderd en de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk - erf' toegevoegd. Hiermee wordt voldaan aan de voorwaarde uit het wijzigingsplan en verklaard de grootte van het plangebied.