Type plan: bestemmingsplan
Naam van het plan: Dronten, Reveweg 8 (D4007)
Status: vastgesteld
Plan identificatie: NL.IMRO.0303.D4007-VA01
1 Inleidende regels
Artikel 1 Begrippen
 
In deze regels wordt verstaan onder:
 
1.1 plan:
het bestemmingsplan Buitengebied, Reveweg 8 van de gemeente Dronten;
 
1.2 bestemmingsplan:
de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0303.D4007-VA01 met de bijbehorende regels en bijlagen;
 
1.3 (dag)recreatief medegebruik:
een (dag)recreatief gebruik van gronden dat ondergeschikt is aan de functie van de bestemming waarbinnen dit recreatieve gebruik is toegestaan;
 
1.4 aan- en uitbouw:
een aan een hoofdgebouw aangebouwd gebouw dat in bouwkundig opzicht te onderscheiden is van het hoofdgebouw;
 
1.5 aan-huis-verbonden beroep:
het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, architectonisch, kunstzinnig, juridisch, of een daarmee naar aard gelijk te stellen gebied, dan wel het uitoefenen van een beroep op medisch, paramedisch of therapeutisch gebied, dat wordt uitgeoefend in of bij een woning, waarbij de woning in hoofdzaak haar woonfunctie behoudt, en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is;
 
1.6 aanduiding:
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;
 
1.7 aanduidingsgrens:
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;
 
1.8 archeologisch waardevol terrein:
een terrein waarin zich voorwerpen of bewoningssporen van vroegere samenlevingen bevinden;
 
1.9 bebouwing:
één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;
 
1.10 bedrijfsgebouw:
een gebouw, dat dient voor de uitoefening van een bedrijf;
 
1.11 bedrijfsvloeroppervlakte:
de totale netto vloeroppervlakte van de ruimte binnen een functie die wordt gebruikt voor een bedrijf, een aan-huis-verbonden beroep of een kleinschalige bedrijfsmatige activiteit, inclusief opslag- en administratieruimten en dergelijke;
 
1.12 bedrijfswoning:
een woning bij een gebouw op een terrein, kennelijk slechts bedoeld voor (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein noodzakelijk is;
 
1.13 bestaand:
ten aanzien van de legaal aanwezige bouwwerken en de werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden, en het overige gebruik:
bestaand ten tijde van het inwerkingtreden van het bestemmingsplan;
 
1.14 bestemmingsgrens:
de grens van een bestemmingsvlak;
 
1.15 bestemmingsvlak:
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;
 
1.16 bijgebouw:
een vrijstaand afzonderlijk van het hoofdgebouw in functioneel en bouwkundig opzicht te onderscheiden, op hetzelfde bouwperceel gelegen, gebouw;
 
1.17 bouwen:
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;
 
1.18 bouwgrens:
de grens van een bouwvlak;
 
1.19 bouwperceelgrens:
de grens van een bouwperceel;
 
1.20 bouwvlak
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;
 
1.21 bouwwerk:
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;
 
1.22 detailhandel:
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;
 
1.23 doelmatige bedrijfsvoering:
het op efficiënte, effectieve, economische en bedrijfstechnisch correct wijze uitvoeren van de bedrijfsprocessen van een bedrijf met inbegrip van de resulterende producten en diensten en de externe relaties met klanten, leveranciers, partners en anderen;
 
1.24 gebouw:
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;
 
1.25 geluidsbelasting:
de geluidsbelasting vanwege een weg, een spoorweg en/of een industrieterrein;
 
1.26 geluidsgevoelige functies:
in een gebouw of op een terrein aanwezige functies die maken dat een gebouw of een terrein als geluidsgevoelig object wordt aangemerkt;
 
1.27 geluidsgevoelige objecten:
gebouwen welke dienen ter bewoning of andere geluidsgevoelige gebouwen, zoals bedoeld in de Wet geluidhinder en/of het Besluit geluidhinder;
 
1.28 hogere grenswaarde:
een bij een bestemmingsplan in acht te nemen maximale waarde voor de geluidsbelasting van geluidsgevoelige objecten, die hoger is dan de voorkeurgrenswaarde en die in een concreet geval kan worden vastgesteld op grond van de Wet geluidhinder en/of het Besluit geluidhinder;
 
1.29 hoofdgebouw:
een gebouw, dat op een perceel door zijn constructie of afmetingen dan wel gelet op de bestemming, als het belangrijkste bouwwerk valt aan te merken;
 
1.30 horecabedrijf en/of -instelling:
een bedrijf of instelling waar bedrijfsmatig dranken en etenswaren voor gebruik ter plaatse worden verstrekt, één en ander al dan niet in combinatie met een vermaaksfunctie, met uitzondering van een erotisch getinte vermaaksfunctie;
 
1.31 horecavloeroppervlakte:
de oppervlakte van de ruimte binnen een horecabedrijf, die wordt gebruikt voor de verstrekking van dranken, etenswaren of logies, exclusief toilet-, keuken-, entree-, opslag- en administratieruimten, e.d.; 1.31
 
1.32 kampeermiddel:
een tent, een tentwagen, een kampeerauto of een caravan, dan wel enig ander daarmee vergelijkbaar voertuig of onderkomen, dat geheel of ten dele is bestemd of opgericht dan wel wordt of kan worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf;
 
1.33 kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten:
het op bedrijfsmatige wijze uitoefenen van activiteiten, zoals genoemd in Bijlage 2 bij deze regels, waarvoor geen vergunningsplicht op grond van milieuwetgeving geldt en die door de beperkte omvang in een gedeelte van een woning uitgeoefend kunnen worden;
 
1.34 kleinschalige duurzame energiewinning:
energie die gewonnen wordt uit kleinschalige perceelsgebonden bronnen, niet zijnde windmolens/-turbines en vergisting, waarbij weinig tot geen schadelijke milieueffecten optreden bij winning en omzetting en die in onuitputtelijke hoeveelheden beschikbaar is, zoals zon, wind, water, aard- en omgevingswarmte;
 
1.35 landschappelijke waarden:
de aan een gebied toegekende waarden in verband met de waarneembare verschijningsvorm van dat gebied;
 
1.36 logiesverstrekkend bedrijf:
een bedrijf waar, tegen vergoeding, logies worden verstrekt, waarbij de logieseenheden enkel zijn ingericht voor nachtverblijf;
 
1.37 natuurlijke waarden:
de aan een gebied toegekende waarden in verband met de geologische, bodemkundige en biologische elementen voorkomende in dat gebied;
 
1.38 netto vloeroppervlak:
de totale vloeroppervlakte van een ruimte;
 
1.39 normaal onderhoud:
het onderhoud, dat gelet op de bestemming regelmatig noodzakelijk is voor een goed beheer en gebruik van de gronden en gebouwen die tot de betreffende bestemming behoren;
 
1.40 overkapping:
een bouwwerk, geen gebouw zijnde, dat een overdekte ruimte vormt zonder wanden dan wel met ten hoogste één wand;
 
1.41 peil:
voor een bouwwerk op een perceel waarvan de hoofdtoegang onmiddellijk aan een weg grenst: de hoogte van die weg ter hoogte van de hoofdingang;
in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het afgewerkte terrein;
 
1.42 permanente bewoning:
permanente bewoning: bewoning in eenzelfde verblijf door eenzelfde persoon of dezelfde personen gedurende meer dan de helft van een jaar, in combinatie met de omstandigheid dat de plaats van het verblijf fungeert als centrum van de sociale, maatschappelijke en financiële activiteiten van de betrokkene(n);
 
1.43 prostitutie:
het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding;
 
1.44 recreatieve nevenactiviteiten:
een recreatief gebruik van gronden dat ondergeschikt is aan de functie van de bestemming waarbinnen dit recreatieve gebruik is toegestaan;
 
1.45 seksinrichting:
een voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden;
 
1.46 woning:
een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden;
 
1.47 woonhuis:
een gebouw, dat één woning omvat, dan wel twee of meer naast elkaar en/of geheel of gedeeltelijk boven elkaar gelegen woningen omvat en dat qua uiterlijke verschijningsvorm als een eenheid beschouwd kan worden;
 
1.48 zorgfunctie
een zorgfunctie als neventak bij een recreatief bedrijf met zaal - en vergaderlocatie, waarbij een directe relatie bestaat tussen de re-integratie van personen en de recreatie en horeca bedrijfsactiviteiten, in die zin dat de personen behulpzaam zijn bij de recreatie en horeca activiteiten, dan wel een zorgfunctie ondergeschikt aan de hoofdfunctie,met als doel om iedereen met arbeidsvermogen naar werk toe te leiden, bij voorkeur naar regulier werk.
 
Artikel 2 Wijze van meten
 
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
 
2.1 de dakhelling:
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;
 
2.2 de goothoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;
 
2.3 de inhoud van een bouwwerk:
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;
 
2.4 de bouwhoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot het hoogste punt van het bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;
 
2.5 de oppervlakte van een bouwwerk:
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;
 
2.7 de afstand tot de zijdelingse perceelgrens:
vanaf enig punt van een bouwwerk tot de perceelgrens;
 
2.8 de breedte van erfsingelbeplanting:
de breedte gemeten tussen de horizontale projectie van de buitenste stammen van de erfsingel.
 
Bij onduidelijkheden of interpretatieverschillen betreffende de wijze van meten, is de uitleg van de NEN 2580 (oppervlakten en inhouden van gebouwen, termen, definities en bepalingsmethoden) bepalend.
 
2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Recreatie
 
3.1 Bestemmingsomschrijving
 
De voor 'Recreatie' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. kleinschalig kampeerterrein;
  2. een bedrijfswoning;
  3. bijgebouwen, aan- en uitbouwen en overkappingen bij bedrijfswoningen;
  4. bedrijfsgebouwen ten behoeve van een feest- en congrescentrum ter plaatse van de aanduiding ‘horeca’;
  5. parkeren;
  6. groen- en speelvoorzieningen;
  7. water;
  8. nutsvoorzieningen;
met daaraan ondergeschikt:
  1. het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de landschappelijk waardevolle erfsingelbeplantingen;
  2. wegen en paden;
  3. water;
met de daarbijbehorende:
  1. tuinen, erven en terreinen;
  2. bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde;
  3. zorgfunctie.
3.2 Bouwregels
 
3.2.1 Gebouwen en overkappingen
Voor het bouwen van gebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:
  1. het aantal bedrijfswoningen bedraagt ten hoogste één;
  2. de gezamenlijke oppervlakte van de bedrijfsgebouwen en overkappingen bedraagt niet meer dan 30% van de oppervlakte van het bestemmingsvlak met een maximum van 2.500 m², tenzij de bestaande gezamenlijke oppervlakte meer bedraagt, in welk geval de gezamenlijke oppervlakte niet meer zal bedragen dan de bestaande gezamenlijke oppervlakte;
  3. de afstand van bedrijfswoningen tot de naar de weg gekeerde grens/grenzen van het bestemmingsvlak zal ten minste 15,00 m bedragen;
  4. de afstand van de bedrijfswoning tot de naar de weg gekeerde grens van het bestemmingsvlak bedraagt ten minste 15,00 m;
  5. de naar de weg gekeerde gevel van de bedrijfswoning wordt voor dan wel in het verlengde van de naar de weg gekeerde gevel van de bedrijfsgebouwen en overkappingen gebouwd;
  6. de bedrijfsgebouwen en overkappingen worden voor dan wel in het verlengde van de naar de weg gekeerde gevel van de bedrijfsgebouwen en overkappingen gebouwd, of indien geen bedrijfswoning aanwezig is, zal de afstand van gebouwen en overkappingen tot de naar de weg gekeerde grens/grenzen van het bestemmingsvlak tenminste 15,00 m bedragen;
  7. de afstand van bouwwerken tot de niet naar de weg gekeerde grenzen van het bestemmingsvlak zal ten minste 10,00 m bedragen;
  8. vrijstaande bijgebouwen bij een bedrijfswoning worden volledig binnen een afstand van 25,00 m vanuit het dichtstbijzijnde punt van de bedrijfswoning gebouwd;
  9. de bijgebouwen, aan- en uitbouwen en overkappingen worden achter de naar de weg(en) gekeerde gevel(s) van de bedrijfswoning dan wel het verlengde daarvan gebouwd;
  10. op bedrijfsgebouwen zijn dakopbouwen en dakkapellen, die niet vergunningsvrij zijn op grond van artikel 2 van Bijlage II van het Besluit omgevingsrecht, niet toegestaan;
  11. de maatvoering van een gebouw voldoet aan de eisen die in het volgende bouwschema zijn gesteld:
 
* tenzij er sprake is van tussenstukken van ten hoogste 1,00 m breed ter verbinding van bedrijfsgebouwen onderling dan wel ter verbinding van bedrijfsgebouwen met de bedrijfswoning;
** tenzij de bestaande dakhelling minder bedraagt, in welk geval de dakhelling niet minder zal bedragen dan de bestaande dakhelling
*** tenzij de bestaande bouwhoogte meer bedraagt, in welk geval de bouwhoogte niet meer zal bedragen dan de bestaande bouwhoogte
+ de gezamenlijke inhoud van een bedrijfswoning inclusief de daarbij behorende bijgebouwen, aan- en uitbouwen en overkappingen zal ten hoogste 1.500 m³ bedragen
 
3.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, gelden de volgende regels:
  1. de oppervlakte van bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, bedraagt vóór de naar de weg gekeerde gevel(s) van de bedrijfswoning dan wel het verlengde daarvan, ten hoogste 2 m²;
  2. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, bedraagt ten hoogste 10,00 m;
  3. de afstand van bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, tot de niet naar de weg gekeerde grenzen van het bestemmingsvlak bedraagt ten minste 10,00 m.
3.3 Nadere eisen
 
Burgemeester en Wethouders kunnen, ten behoeve van de woonsituatie, de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid, de milieusituatie, de landschappelijke waarden, de natuurlijke waarden, de cultuurhistorische waarden en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing.
 
3.4 Afwijken van de bouwregels
 
Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van:
  • het bepaalde in lid 3.2.1 sub k in die zin dat gebouwen en overkappingen worden voorzien van een plat dak, mits deze vergunning alleen wordt verleend ten behoeve van de realisering van ondergeschikte tussenstukken van meer dan 1,00 m breed ter verbinding van bedrijfsgebouwen en overkappingen onderling dan wel ter verbinding van bedrijfsgebouwen en overkappingen met de bedrijfswoning;
 
3.5 Specifieke gebruiksregels
 
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:
  1. het gebruik van gronden en bouwwerken voor recreatie anders dan kampeerterrein;
  2. het gebruik van gronden en bouwwerken voor horecadoeleinden anders dan voor de exploitatie van een feest- en congrescentrum;
  3. het gebruik van gronden en bouwwerken voor een zelfstandig restaurant;
  4. het gebruik van gedeelten van een bedrijfswoning of een vrijstaand bijgebouw bij een bedrijfswoning voor de uitoefening van een aan-huis-verbonden beroep, indien:
    1. de hieruit voortvloeiende activiteiten meldingplichtig of vergunningplichtig zijn in het kader van de Wet milieubeheer respectievelijk de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;
    2. het beroep niet wordt uitgeoefend door één van de bewoners van de bedrijfswoning;
  5. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van horeca over een horecavloeroppervlakte van meer dan 400 m²;
  6. het gebruik van vrijstaande bijgebouwen voor bewoning;
  7. het gebruik van de gronden als erf, buiten een zone van 25,00 m vanaf de zij- en achtergevel(s) van de bedrijfswoningen;
  8. het gebruik van gronden en bouwwerken voor bedrijfsactiviteiten waarbij de bedrijfsactiviteiten binnen een bestemmingsvlak niet door minimaal één van de bewoners van de bedrijfswoning wordt uitgeoefend;
  9. het gebruik van gebouwen en kampeermiddelen, met uitzondering van de bedrijfswoning, voor permanente bewoning;
  10. het gebruik van gronden voor meer dan 25 kampeermiddelen.
  11. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van horecadoeleinden, indien het aantal parkeerplaatsen in het bestemmingsvlak minder dan 43 bedraagt.
3.6 Afwijken van de gebruiksregels
 
Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van:
  1. het bepaalde in lid 3.5 sub b en c in die zin dat gronden en bouwwerken ter plaatse van de aanduiding ‘horeca’ worden gebruikt als zelfstandig restaurant, mits parkeren op eigen erf plaatsvindt en voldaan wordt aan het bepaalde in artikel 8 ‘overige regels’;
  2. het bepaalde in lid 3.5 sub d in die zin dat gedeelten van een bedrijfswoning of een vrijstaand bijgebouw bij een bedrijfswoning worden gebruikt voor het uitoefenen van een beroep of een bedrijf aan huis als genoemd in Bijlage 2, of die naar aard en invloed op de omgeving hiermee vergelijkbaar zijn, mits:
    1. de hieruit voortvloeiende activiteiten niet meldingplichtig of vergunningplichtig zijn in het kader van de Wet milieubeheer respectievelijk de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;
    2. de oppervlakte ten hoogste 40 % bedraagt van de vloeroppervlakte van de bedrijfswoning, met een maximum van 60 m2;
    3. de activiteit uitgeoefend wordt door in ieder geval één van de bewoners van de bedrijfswoning, waarbij 1 arbeidskracht ter plekke werkzaam mag zijn;
    4. parkeren op eigen erf plaatsvindt;
    5. geen detailhandel plaatsvindt.
3.7 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
 
3.7.1 Vergunningplicht
Voor de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden is een omgevingsvergunning vereist:
  • het verwijderen of aanplanten van erfsingelbeplanting.
 
3.7.2 Uitzonderingen
Het bepaalde in lid 3.7.1 is niet van toepassing op werken en werkzaamheden, die:
  1. het normale onderhoud betreffen;
  2. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.
3.7.3 Toetsingscriteria
  1. De omgevingsvergunning kan slechts worden verleend met inachtneming van het gestelde in Bijlage 1, met name het gestelde in 1.6.1.
  2. De omgevingsvergunning voor het verwijderen en/of aanplanten van erfsingelbeplanting kan slechts worden verleend indien door de aanvrager een landschappelijk inpassingsplan is ingediend.
3 Algemene regels
Artikel 4 Anti-dubbeltelregel
 
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
 
Artikel 5 Algemene bouwregels
 
De bouwgrenzen mogen in afwijking van dit plan uitsluitend worden overschreden door:
  1. tot gebouwen behorende stoepen, stoeptreden, trappen(huizen), galerijen, hellingbanen, funderingen, balkons, erkers over maximaal 2/3 van de voorgevelbreedte, serres over maximaal 2/3 van de voorgevelbreedte, entreeportalen over maximaal 2/3 van de voorgevelbreedte, veranda's over maximaal 2/3 van de voorgevelbreedte en afdaken, mits de overschrijding niet meer bedraagt dan 1,50 m;
  2. andere ondergeschikte onderdelen van gebouwen, mits de overschrijding niet meer bedraagt dan 1,00 m.
Artikel 6 Algemene gebruiksregels
 
Tot een gebruik, strijdig met de gegeven bestemmingen, wordt in ieder geval gerekend:
  1. het gebruik van gronden voor de opslag van gerede of ongerede goederen, zoals vaten, kisten, bouwmaterialen, werktuigen, machines of onderdelen hiervan, met uitzondering van het tijdelijk opslaan van materialen en werktuigen, welke nodig zijn voor de realisering of de handhaving van de in het plan aangewezen bestemmingen;
  2. het gebruik van gronden voor het opslaan van gebruiksklare of gebruiksonklare voer-, vaar- of vliegtuigen of onderdelen hiervan;
  3. het gebruik van gronden voor het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van puin, vuil of andere vaste of vloeibare afvalstoffen, anders dan het opslaan of storten van afval- of meststoffen, voor zover noodzakelijk voor het normale onderhoud van tuinen en andere open terreinen;
  4. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van prostitutie en/of een seksinrichting.
Artikel 7 Algemene afwijkingsregels
 
Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van:
  1. de bij recht in de bestemmingsregels gegeven maten, afmetingen en percentages, met uitzondering van de oppervlaktematen, inhoudsmaten en afstandsmaten, tot ten hoogste 10% van die maten, afmetingen en percentages;
  2. de bestemmingsregels in die zin dat de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van zend-, ontvangst- en antennemasten wordt vergroot tot ten hoogste 45,00 m, mits:
    1. bij de plaatsing wordt aangesloten bij bestaande hoge elementen, zoals gebouwen, torens, torensilo's of masten;
    2. bij de plaatsing rekening wordt gehouden met een goede bereikbaarheid en landschappelijke inpasbaarheid;
    3. de noodzaak van de plaatsing wordt aangetoond, waarbij het principe geldt dat er voorkeur bestaat voor de plaatsing van één grote antenne boven meerdere kleine antennes;
    4. aangetoond is dat er geen onevenredige schade wordt gedaan aan de veiligheid en de gezondheid;
    5. er geen significante nadelige gevolgen ten aanzien van de instandhoudingsdoelstelling van de te beschermen waarden in de Speciale Beschermingszones optreden.
Artikel 8 Overige regels
 
8.1. Parkeergelegenheid
  1. Een bouwwerk, waarvan een behoefte aan parkeergelegenheid wordt verwacht, mag niet worden gebouwd wanneer voor dit bouwwerk op het bouwperceel of in de omgeving daarvan niet in voldoende parkeergelegenheid is voorzien.
  2. Bij een omgevingsvergunning wordt beoordeeld of sprake is van voldoende parkeergelegenheid aan de hand van de normen die zijn neergelegd in de Nota parkeernormen Dronten 2016, met dien verstande dat indien gedurende de planperiode een nieuwe versie verschijnt, met deze nieuwe versie rekening wordt gehouden. Hierbij kunnen voorschriften worden opgenomen over het realiseren en in stand houden van parkeergelegenheid op eigen terrein.
  3. Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde onder a en worden toegestaan dat in minder dan voldoende parkeergelegenheid wordt voorzien, indien de structuur van de omgeving daartoe aanleiding geeft en geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de bereikbaarheid.
8.2. Laad- en losruimte
  1. Indien het beoogde gebruik van een bouwwerk aanleiding geeft tot een te verwachten behoefte aan ruimte voor het laden of lossen van goederen, wordt een omgevingsvergunning voor het bouwen uitsluitend verleend indien aan of in dat bouwwerk dan wel op het onbebouwde terrein bij het bouwwerk wordt voorzien in die behoefte. Deze bepaling geldt niet:
    1. voor bestaand gebruik, waarbij de herbouw van een bouwwerk zonder functiewijziging wordt beschouwd als bestaand gebruik;
    2. voor zover op andere wijze in de nodige laad- of losruimte wordt voorzien.
  2. Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde sub a en worden toegestaan dat in minder dan voldoende laad- en losgelegenheid wordt voorzien, indien de structuur van de omgeving daartoe aanleiding geeft en geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de bereikbaarheid.
4 Overgangs- en slotregels
Artikel 9 Overgangsrecht
 
8.1 Overgangsrecht bouwwerken
  1. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  2. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde in sublid a. een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het sublid a. met maximaal 10%.
  3. Sublid a. is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
8.2 Overgangsrecht gebruik
  1. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  2. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in sublid a., te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  3. Indien het gebruik, bedoeld in sublid a., na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  4. Sublid a. is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Artikel 10 Slotregel
 
Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan "Dronten, Reveweg 8 (D4007)" van de gemeente Dronten.
 
Behorend bij het besluit van 22 mei 2019.