direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Nieuwe Natuur Oostkant Dronten (D5001)
Status: ontwerp
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0303.D5001-ON01

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

De provincie heeft met het programma Nieuwe Natuur (pNN) een Openbaar maatschappelijke uitvraag georganiseerd waar een ieder voorstellen op kon indienen om nieuwe natuur te ontwikkelen. In 2014 heeft gemeente Dronten - in samenwerking met Staatsbosbeheer project 'Oostkant Dronten' ingediend. Met het toewijzingsbesluit voor het programma Nieuwe Natuur hebben Provinciale Staten op 17 december 2014 het project gehonoreerd.

Het projectvoorstel beoogt om via het programma Nieuwe Natuur een bottom-up gebiedsontwikkeling aan de Oostkant van Dronten te bewerkstelligen, waarbij nieuwe natuur wordt gerealiseerd, mogelijkheden voor recreatieve ontwikkelingen worden vergroot en agrarische structuurverbetering plaatsvindt.

Omdat het op gang brengen van grondmobiliteit een belangrijk onderdeel vormde van het projectvoorstel, is vanuit het programma Nieuwe Natuur het bedrijf Tarpanweg 6 in Swifterbant (inclusief erf en opstallen), dat als ruilbedrijf in eigendom is van provincie Flevoland, beschikbaar gesteld. Daarnaast zijn middelen voor inrichting en beheer (eerste tien jaar) beschikbaar gesteld.

Gemeente Dronten heeft samen met Staatsbosbeheer het voorstel geconcretiseerd en een complete planuitwerking inclusief business case opgesteld en aangeboden. Dit plan is door de provincie Flevoland geaccepteerd, waarna er op 10 september 2018 een realisatieovereenkomst is getekend door de gemeente, Staatsbosbeheer en de provincie om het project ten uitvoer te brengen.

Op basis van de intentieverklaringen van de deelnemers van juli 2018, die onderdeel zijn van de realisatieovereenkomst, zijn in de afgelopen periode de uitvoeringsovereenkomsten en inrichtingsplannen opgesteld. Met het plan wordt in totaal ruim 69 ha nieuwe natuur, inclusief recreatieve activiteiten, aan de Oostkant van Dronten gerealiseerd. Met de realisatie van de nieuwe natuur in Dronten Oost worden vier belangrijke natuurpotenties in het gebied versterkt:

  • Verbinding natuurgebieden;
  • Een meer gevarieerd natuurlijk systeem;
  • Versteviging van de landschappelijke kwaliteit door verweving van functies;
  • Beleefbare en goed beheerde natuur.

Het college van B&W heeft op 12 september 2017 besloten om een positieve grondhouding aan te nemen als er wijzigingen van het bestemmingsplan nodig zijn, die voortvloeien uit de planuitwerking Nieuwe Natuur. De gemeente geeft aan deze positieve grondhouding uitvoering door middel van een ruimtelijke procedure, mits de planuitwerking en het daaropvolgende bestemmingsplan voldoet aan een goede ruimtelijke ordening en omgevingsaspecten. In de realisatieovereenkomst is vastgelegd dat de gemeente zorg draagt voor de ruimtelijke planprocedure om de realisatie van het project 'Nieuwe Natuur Oostkant' mogelijk te maken.

Het project is niet volledig geregeld in de geldende bestemmingsplannen. Om deze reden is ter plaatse van de betreffende locaties een herziening van het bestemmingsplan noodzakelijk. Dit bestemmingsplan voorziet in voorgenoemde herziening.

1.2 Ligging plangebied

Het plangebied is onderverdeeld in twee deelgebieden: de locatie Stobbenweg en de locatie Spijkweg. Op onderstaande afbeeldingen zijn de verschillende locaties weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0303.D5001-ON01_0001.png" Afbeelding 1: Overzicht locaties deelgebied 2.

afbeelding "i_NL.IMRO.0303.D5001-ON01_0002.png" Afbeelding 2: Overzicht locaties deelgebied 3.

afbeelding "i_NL.IMRO.0303.D5001-ON01_0003.png" Afbeelding 3: Overzichtskaart deelgebieden.

1.3 Leeswijzer

De toelichting van dit bestemmingsplan is opgebouwd als volgt. In hoofdstuk 2 worden de bestaande situatie en de toekomstige situatie op het plangebied beschreven. In hoofdstuk 3 wordt het plan getoetst aan de verschillende beleidskaders. Hoofdstuk 4 geeft een uiteenzetting van de uitgevoerde onderzoeken ter behoeve van de realisatie van het project. In hoofdstuk 5 wordt de opzet van de regels van dit bestemmingsplan beschreven. Tot slot wordt in hoofdstuk 6 de uitvoerbaarheid van het plan getoetst.

Hoofdstuk 2 Huidige en toekomstige situatie

2.1 Huidige situatie

Het plangebied is opgedeeld in twee deelgebieden: Stobbenweg en Spijkweg. Hieronder wordt per deelgebied de huidige situatie uitgewerkt.

2.1.1 Deelgebied 2: Stobbenweg

Percelen IIB en IB
De percelen IIB en IB zijn het meest noordelijk gelegen in het plangebied. Perceel IB is in gebruik als akkerbouwgrond. Naast akkerbouwgrond wordt het perceel IIB ook gebruikt voor weide. Het perceel IIB wordt toegevoegd aan het erf Stobbenweg 6. Op het moment is er op dit erf een akkerbouwbedrijf aanwezig met daarbij gelegen een minicamping.

afbeelding "i_NL.IMRO.0303.D5001-ON01_0004.jpg" Afbeelding 4: Percelen IB en IIB.

Percelen IIIC, IIIE en VA
Deze gronden zijn op het moment in gebruik als akkerbouwgronden.

afbeelding "i_NL.IMRO.0303.D5001-ON01_0005.jpg" Afbeelding 5: Percelen IIIC, IIIE en VA.

Percelen IVA en VB
Ten noorden van Stobbenweg 18 is een boslob gelegen. Ten westen van deze boslob liggen twee percelen die ook meegenomen worden in het project Nieuwe Natuur. Op het moment is deze grond in gebruik als akkerbouwgrond.

afbeelding "i_NL.IMRO.0303.D5001-ON01_0006.jpg" Afbeelding 6: Percelen IVA en VB.

2.1.2 Deelgebied 3: Spijkweg

Spijkweg 9
Op het perceel Spijkweg 9 is momenteel een agrarisch bedrijf aanwezig met akkerbouw en schapenhouderij. Daarnaast is er een hoveniersbedrijf en een bedrijf voor botenopslag en onderhoud. Op het perceel is een bedrijfswoning met enkele opstallen aanwezig. De omliggende gronden ten zuiden en westen van het erf waar de erfuitbreiding plaatsvindt, zijn op het moment in gebruik als bos. Een deel van de geplande uitbreiding van het erf vindt aan de noordzijde van het bestaande erf plaats. Deze grond wordt op dit moment agrarisch gebruikt.

afbeelding "i_NL.IMRO.0303.D5001-ON01_0007.jpg" Afbeelding 7: Spijkweg 9.

Bos- en natuurperceel
De gronden ten noorden van het perceel Spijkweg 9, deel uitmakend van het plangebied, worden op dit moment als akkerbouwgrond gebruikt. De beoogde eigenaar is Staatsbosbeheer. In het noordelijke deel van dit gebied staat een landschapskunstwerk.

afbeelding "i_NL.IMRO.0303.D5001-ON01_0008.jpg" Afbeelding 8: Deelgebied Bos- en natuurperceel.

2.2 Vigerend bestemmingsplan

Ter plaatse van de deelgebieden gelden twee verschillende bestemmingsplannen: het bestemmingsplan 'Randmeerzone (8060)' (geconsolideerd op 27 juni 2013) en het bestemmingsplan 'Buitengebied (D4000)' (onherroepelijk op 6 oktober 2016). Hieronder is uitgewerkt welk bestemmingsplan per perceel geldt.

2.2.1 Deelgebied 2: Stobbenweg

Bestemmingsplan 'Buitengebied D4000'
Ter plaatse van de locaties aan de Stobbenweg geldt het bestemmingsplan 'Buitengebied (D4000)'. Alle deelgebieden zijn op het moment voorzien van de bestemming 'Agrarisch'. Daarnaast geldt er op de percelen een archeologische dubbelbestemming. De agrarische dubbelbestemming varieert in het plangebied tussen dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 4' en 'Waarde - Archeologie 3'. Daarnaast ligt aan de noordoostzijde van het perceel bij Stobbenweg 6 de dubbelbestemming 'Leiding - Gas'. Rondom de agrarische bedrijven zijn enkele functieaanduidingen opgenomen. Over een klein deel van de erfuitbreiding bij Stobbenweg 6 (perceel IIB) ligt de gebiedsaanduiding 'geluidzone - spoor.

Op onderstaande afbeelding is een uitsnede van het vigerende bestemmingsplan ter plaatse van de locatie Stobbenweg weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0303.D5001-ON01_0009.jpg"

Afbeelding 9: Uitsnede bestemmingsplan 'Buitengebied (D4000)' ter plaatse locatie Stobbenweg.

2.2.2 Deelgebied 3: Spijkweg

Bestemmingsplan 'Randmeerzone (8060)'
Het bestemmingsplan 'Randmeerzone (8060)' geldt ter plaatse van het gehele deelgebied Spijkweg. De locaties zijn op het moment voorzien van de bestemmingen 'Agrarisch' en 'Bos'. Tevens geldt er een dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 4'. In het plangebied zijn verschillende gebiedsaanduidingen aanwezig: het gaat om 'vrijwaringszone - dijk', en 'geluidzone - weg'.

Op onderstaande afbeelding is een uitsnede van het vigerende bestemmingsplan ter plaatse van het deelgebied Spijkweg weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0303.D5001-ON01_0010.png"

Afbeelding 10: Uitsnede bestemmingsplan 'Randmeerzone (8060)' ter plaatse van deelgebied Spijkweg.

Omgevingsvergunning Landschapskunstwerk
In de noordelijke punt van deelgebied Spijkweg is ten behoeve van de aanleg van een landschapskunstwerk een omgevingsvergunning verleend. De bouw van dit landschapskunstwerk was destijds niet in het vigerende bestemmingsplan geregeld. Om deze reden is de aparte omgevingsvergunning hiervoor verleend. De vergunning maakt het mogelijk om een landschapskunstwerk van zeven meter hoog te realiseren. Het landschapskunstwerk is inmiddels gerealiseerd.

2.3 Toekomstige situatie

Het project Nieuwe Natuur bestaat uit de realisatie van ruim 69 ha nieuwe natuur, inclusief recreatieve activiteiten, aan de Oostkant van Dronten. Onderdeel hiervan zijn ook twee erfuitbreidingen. Door deelname aan het project 'Nieuwe Natuur Oostkant Dronten' hebben de deelnemers de mogelijkheid gekregen om de om te vormen landbouwgronden naar natuurgronden te beheren en in eigendom te verwerven. Ook kunnen zij gronden verwerven voor (recreatieve) activiteiten die het financieel mogelijk maken om de te ontwikkelen natuur in stand te houden dan wel bedrijfstechnisch toekomstperspectief te houden. Alles tegen taxatiewaarde.

De openstelling voor het publiek is een belangrijk uitgangspunt voor het programma Nieuwe Natuur. In beginsel is de eindbeheerder verplicht om de percelen nieuwe natuur open te stellen voor het publiek. In het beheerplan is per deelnemer vastgelegd op welke wijze de gerealiseerde Nieuwe Natuur voor het publiek toegankelijk en beleefbaar is. Op de diverse percelen worden onder andere openbaar toegankelijke wandelpaden gerealiseerd. Verder komt op één van de percelen een beheerschuur, waar informatie en educatie rondom het thema nieuwe natuur een plek gaat krijgen. Het beheerplan maakt deel uit van de uitvoeringsovereenkomst die per deelnemer afgesloten is.

Hieronder wordt per deelgebied beschreven wat de toekomstige situatie wordt.

2.3.1 Deelgebied 2: Stobbenweg

Percelen IB en IIB
Ter plaatse van het perceel IB (nabij Stobbenweg 6) wordt de realisatie van 6,8 hectare nieuwe natuur mogelijk gemaakt. Op een nieuw te verwerven en in te richten perceel van twee hectare (perceel IIB) wordt de bestaande boerencamping tot veertig plaatsen (tien bestaande en dertig nieuwe plaatsen inclusief tien trekkershutten) uitgebreid. De inrichting van de camping zal bijdragen aan de versterking van de landschappelijke inpassing van het erf en de natuurwaarden in de omgeving.

De nieuw in te richten natuur op het perceel in de oksel van de Stobbenweg (perceel IB) wordt als volgt opgepakt. De watergangen rond het perceel worden voorzien van natuurvriendelijke oevers. Daar binnen in komt bloemrijk grasland, dat extensief zal worden beweid of gehooid. Er worden horsten aangeplant met daarin vruchtdragende bomen en heesters. Tevens wordt extensief recreatief medegebruik mogelijk gemaakt.

afbeelding "i_NL.IMRO.0303.D5001-ON01_0011.png" Afbeelding 11. Inrichtingsplan perceel IB.

afbeelding "i_NL.IMRO.0303.D5001-ON01_0012.png" Afbeelding 12. Inrichtingsplan perceel IIB.

Percelen IIIC en IIIE
Op de percelen IIIC en IIIE wordt 18,5 hectare nieuwe natuur aan weerszijde van de Stobbenweg. De inrichting beoogt bestaande natuurwaarden te versterken en uit te breiden. De basis voor het plan is een robuust natuurlijk raamwerk van sloten, zomen en akkerranden. Hierbinnen liggen kleinschalige kruidenrijke akkers. De aanwezige watergangen worden hiertoe voorzien van natuurvriendelijke oevers. In aansluiting op de bestaande bossen zal een brede zoom worden ingericht. Rond de akkercomplexen komen kruiden- en faunarijke grasranden. Het grasland wordt extensief beweid of gehooid en kent dankzij de verschillen op de percelen diverse vegetatietypen, ruigten en struweel. Op de percelen is tevens extensief recreatief medegebruik mogelijk.

afbeelding "i_NL.IMRO.0303.D5001-ON01_0013.jpg"

Afbeelding 13. Inrichtingsplannen percelen IIIC en IIIE.

Perceel VA
Op het perceel VA wordt ongeveer 16 ha nieuwe natuur in aansluiting op bestaande natuur. De inrichting beoogt bestaande natuurwaarden te versterken en uit te breiden. De basis voor het plan is een robuust natuurlijk raamwerk van sloten, zomen en akkerranden. Hierbinnen liggen kleinschalige kruidenrijke akkers.

Het grote perceel zal worden voorzien van natuurvriendelijk ingerichte oevers, langs de Stobbenweg uitgebreid met brede moerasbermen. Een raamwerk van grasranden verdeeld de kavel onder in drie kleinschalige percelen waar kruidenrijke akkers zullen worden ontwikkeld. Tussen de akkers worden twee zomen met kruidenrijk grasland met vruchtbomen gerealiseerd. Deze bestaan uit een mengsel van inheemse boomvormers en struweel, aangevuld met vruchtdragende bomen en heesters. Tevens is extensief recreatief medegebruik mogelijk. In dit perceel wordt een beheerschuur inclusief bijenstal opgericht als informatiepunt ter ondersteuning van openbare natuur functie en om mogelijkheden van de recreatieve functie te vergroten.

afbeelding "i_NL.IMRO.0303.D5001-ON01_0014.png" Afbeelding 14. Inrichtingsplannen percelen VA en VB.

Percelen IVA en VB
Het inrichtingsplan voor perceel IVA voorziet in de uitbreiding van de bestaande boslob met ongeveer 2,5 hectare nieuw bos. Het inheemse loofbos zal worden aangeplant. De aanwezigheid van (tijdelijke) ruigten is een waardevolle aanvulling op de aanwezige natuurwaarden in het gebied. Het perceel VB, ca. 5,9 ha, wordt ingericht als kruidenrijke akker en grassen.

2.3.2 Deelgebied 3: Spijkweg

Spijkweg 9
Op de overgang van het bosgebied naar het akkerbouwgebied ligt het perceel Spijkweg 9. Het betreft van oorsprong een akkerbouwbedrijf met percelen aan weerszijde van de Spijkweg tot aan de Bremerbergdijk. Het erf met opstallen is gelegen aan de oostkant van de Spijkweg en wordt aan twee zijden omgeven door het Spijkbos. Naast de agrarische- en hoveniersactiviteiten exploiteert de eigenaar er een botenonderhoud en -opslag bedrijf en een hoveniersbedrijf.

Het erf wordt in noordelijke, zuidelijke en oostelijke richting uitgebreid met ca 1,75 hectare, waarvan ca 6.090 m2 gebruikt gaat worden voor manoeuvreerruimte en uitbreiding bedrijfsbebouwing voor botenonderhoud e.d. Van deze ca 6.090 m2 komt ca 450 m2 in het noordelijke deel voor manoeuvreerruimte. De overige grond wordt gebruikt voor landschappelijke inpassing en weide voor hobbydieren.

Bos- en natuurperceel
Het perceel ten noorden van Spijkweg 9 bestaat uit drie landbouwpercelen en heeft een oppervlakte van ongeveer twintig hectare. De perceelseigenaar (RVB) (en pachter) zijn bereid de gronden over te dragen. De natuurfunctie is daarbij wel een doel en deze dient binnen het project gerealiseerd te worden. Ten noorden van het in te richten gebied ligt natuurgebied Greppelveld. Een bijzonder karakteristiek vogelgebied dankzij de aanwezigheid Rietgors en Graspieper en de zo nu en dan aanwezige Kwartelkoning. Aan de zuidzijde grenst het plangebied aan bosgebied Het Spijk dat onderdeel is van het Nationaal Natuurnetwerk.

Het perceel wordt voorzien van een inrichting die de verbinding legt tussen de natte natuurwaarden van de randmeren en weidevogels in het Greppelveld. Het gebied zal na inrichting een waardevolle bijdrage leveren aan de versterking van de natte milieus van de randmeren, en kunnen dienen als foerageergebied voor steltlopers.

Het gebied wordt hiervoor omgevormd tot een nat gebied met een afwisseling van open water, moeraszones, kruidenrijk grasland en een deel vochtig bos met productie. Hierbij worden de verschillende gradiënten en de aanwezigheid van kwel in de nabijheid van de dijk benut. Om te voorzien in de optimale omstandigheden voor de moerasachtige vegetaties zal het maaiveld ter plaatse worden afgegraven en de aanwezige drainage worden gedicht. Het geheel sluit met de structuurrijke inrichting goed aan op het beschermplan moerasvogels en is botanisch zeer interessant.

Een pad verbindt de parkeerplaats aan de Bremerbergdijk, via het landschapskunstwerk ter gelegenheid van het honderd jarig bestaan van de Zuiderzeewet, met de wandelroutestructuur in het Spijkbos.

Hoofdstuk 3 Beleid

3.1 Rijksbeleid

3.1.1 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR 2012)

De SVIR geeft een nieuw, integraal kader voor het ruimtelijk en mobiliteitsbeleid op rijksniveau. Nederland concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig. Daar streeft het Rijk naar met een aanpak die ruimte geeft aan regionaal maatwerk, de gebruiker voorop zet, investeringen scherp prioriteert en ruimtelijke ontwikkelingen en infrastructuur met elkaar verbindt. Bij deze aanpak hanteert het Rijk een filosofie die uitgaat van vertrouwen, heldere verantwoordelijkheden, eenvoudige regels en een selectieve rijksbetrokkenheid. Zo laat het Rijk de verantwoordelijkheid voor de afstemming tussen verstedelijking en groene ruimte op regionale schaal over aan provincies. Het relevante beleidskader wordt gevormd door de provincie en vooral door de gemeente. De SVIR is op 13 maart 2012 vastgesteld en vervangt de Nota Ruimte en de Nota Mobiliteit.

De voorgenomen ontwikkelingen in het plangebied raken geen van de nationale belangen en zijn niet in strijd met het rijksbeleid.

Het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) stelt regels omtrent de 14 aangewezen nationale belangen zoals genoemd in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR). Dit bestemmingsplan raakt geen rijksbelangen zoals deze genoemd zijn in het Barro.

In de SVIR is 'De ladder voor Duurzame Verstedelijking' (Ladder) geïntroduceerd. De Ladder is ook als procesvereiste opgenomen in het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). Als een bestemmingsplan verstedelijking mogelijk maakt, dan moet eerst beoordeeld worden of hiervoor een regionale behoefte is en vervolgens of deze behoefte opgevangen kan worden in het bestaande stedelijk gebied. Als dat niet het geval is, dan moet een locatie worden gekozen die passend multimodaal kan worden ontsloten.

Conclusie
De SVIR doet geen relevante uitspraken over het plangebied. Dit bestemmingsplan maakt geen nieuwe verstedelijking mogelijk. Een toetsing aan de Ladder is in dit kader niet nodig.

3.2 Provinciaal beleid

3.2.1 Omgevingsvisie FlevolandStraks

De Omgevingsvisie FlevolandStraks geeft de langetermijnvisie van de provincie Flevoland op de toekomst van dit gebied. Het gaat over de periode tot 2030 en verder. Het geeft aan welke kansen, opgaven en uitdagingen er voor Flevoland liggen. Er zijn drie kernopgaven:

  • Het Verhaal van Flevoland (fysieke omgeving),
  • Krachtige Samenleving (sociaaleconomische omgeving),
  • Ruimte voor Initiatief (bestuurlijke omgeving).

Deze opgaven vormen de kern voor alle ontwikkelingen waar de provincie Flevoland bij betrokken is. Zowel voor de strategische opgaven uit de Omgevingsvisie, als andere vraagstukken van de provincie Flevoland. In de strategische opgaven staan de belangrijkste vraagstukken en ambities voor de toekomst beschreven. Het gaat om de volgende opgaven:

  • Duurzame Energie
  • Regionale Kracht
  • Circulaire Economie
  • Landbouw: Meerdere Smaken

Het project Nieuwe Natuur Oostkant Dronten is een onderdeel van het provinciale programma Nieuwe Natuur. Dit programma startte in 2013. Dit onderhavige project draagt bij aan de opgave Regionale kracht uit de Omgevingsvisie.

De ambitie van deze opgave is:

"In 2030 en verder heeft Flevoland een aantal voorzieningen dat op bovenregionaal niveau van excellente kwaliteit is. Voorzieningen met een aantrekkingskracht en een reputatie die over de provinciegrenzen heen gaan. Het gaat onder meer om Lelystad Airport, excellente woonmilieus in Almere en Lelystad, prachtige groenblauwe natuur- en recreatiegebieden langs de waterrijke randen van de polder en de toplandbouw. Grotendeels zijn dit ook de oorspronkelijke krachten van Flevoland. De polder is ingericht voor landbouw, wonen en recreatie met een bovenlokale betekenis. Met deze ambitie geven we een eigentijds vervolg aan deze oorspronkelijke opzet van Flevoland. De economische krachten van de Noordelijke Randstad (Amsterdam, Utrecht, Gooi en Amersfoort) en Zwolle strekken – onder andere via corridor- en knooppuntontwikkeling – steeds verder en intensiever de polder in. Flevoland is optimaal aangesloten op de diverse (infrastructurele) netwerken. Hiermee wordt onze positie in de netwerken versterkt en daarmee de positie van de Flevolander."

De realisatie van nieuwe natuur Oostkant Dronten draagt bij aan het versterken van de prachtige groenblauwe natuur- en recreatiegebieden langs de waterrijke randen van de polder (blauwgroene slinger).

Conclusie
Voorgenomen ontwikkeling draagt bij aan de beleidsuitgangspunten uit de omgevingsvisie. De Omgevingsvisie FlevolandStraks staat positief tegenover deze ontwikkeling.

3.2.2 Programma Nieuwe Natuur

Op 20 maart 2013 hebben Provinciale Staten van Flevoland besloten om niet langer in te zetten op de verbindingszone Oostvaarderswold, maar een programma Nieuwe Natuur in Flevoland te realiseren. In oktober 2013 is provincie Flevoland gestart met het programma Nieuwe Natuur. De provincie heeft ondernemers, bewoners, terreinbeherende organisaties en gemeenten uit Flevoland gevraagd om met plannen voor de creatie van nieuwe natuur te komen. De verbinding tussen mens en natuur en natuur dicht bij de mensen waren daarbij belangrijke thema's. Uit alle ingediende ideeën zijn 22 projectvoorstellen voortgekomen, die betrekking hebben op 14 verschillende locaties in Flevoland. Onderhavige ontwikkeling is één van deze projectvoorstellen.

3.2.3 Omgevingsverordening Provincie Flevoland

De Omgevingsverordening Provincie Flevoland, vastgesteld 27 februari 2019, richt zich op de fysieke leefomgeving in de provincie Flevoland. Dit betekent dat vrijwel alle regels die betrekking hebben op de fysieke leefomgeving opgenomen zijn in de Omgevingsverordening. Het gaat hierbij om regels op het gebied van ruimtelijke ordening, milieu, water, verkeer en bodem. De omgevingsverordening sluit aan bij het beleid van de omgevingsvisie.

De omgevingsverordening is voor deze voorgenomen ontwikkeling relevant, omdat het regels bevat over het Natuurnetwerk Nederland. De ontwikkeling bij Spijkweg 9 vindt plaats in een gebied dat begrenst is als Natuurnetwerk Nederland. Voor dit gebied zijn door Gedeputeerde staten wezenlijke waarden en kenmerken aangewezen. Verder staan er regels in over het wijzigen van deze begrenzing en de procedure. Ook staan er regels in over natuurbescherming met het oog op soortenbescherming.

Conclusie
De verordening doet uitspraken die van toepassing zijn op het plangebied van voorliggend initiatief. Bij deze ontwikkeling moet rekening worden gehouden met hetgeen van toepassing is op deze ontwikkeling uit de provinciale omgevingsverordening.

3.2.4 Omgevingsprogramma Provincie Flevoland

Het Omgevingsprogramma van de Provincie Flevoland loopt vooruit op de inwerkingtreding van de Omgevingswet. In dit eerste omgevingsprogramma heeft de provincie een aantal verplichte plannen verwerkt: het milieubeleidsplan, het regionale waterplan en het verkeer- en vervoersplan.

In dit (eerste) Omgevingsprogramma Flevoland is er voor gekozen al het bestaande beleid voor de ontwikkeling, het gebruik, het beheer, de bescherming of het behoud van de fysieke leefomgeving te bundelen in één programma dat digitaal beschikbaar is. Op deze wijze zijn de provinciale beleidskeuzes compact beschreven en is de samenhang tussen de verschillende beleidsterreinen het beste gewaarborgd.

De provincie streeft ernaar om dit programma jaarlijks te actualiseren en waar nodig aan te vullen met overig provinciaal beleid. Zo kunnen in volgende versies onderwerpen worden toegevoegd die betrekking hebben op bijvoorbeeld economisch of sociaal beleid. Ook kunnen programma's worden toegevoegd met een meer gebiedsgebonden of thematische aanpak.

Het Omgevingsprogramma is in principe zelfbindend voor de provincie. Wel moet het waterschap bij vaststelling van een waterbeheerplan rekening houden met de door de provincie uitgewerkte kaderstelling in het regionale waterprogramma. Voor de doorwerking van andere thema’s uit het Omgevingsprogramma maakt de provincie waar nodig gebruik van gezamenlijke programma’s, bestuurlijke afspraken, convenanten, stimuleringsregelingen en de Omgevingsverordening Flevoland.

In het omgevingsprogramma benoemt de provincie het programma Nieuwe Natuur als uitwerking van hun verantwoordelijkheid voor de bescherming en instandhouding van natuurwaarden in de provincie.

Conclusie
Het omgevingsprogramma doet geen uitspraken die belemmerend zijn voor het initiatief. Daarnaast wordt het programma Nieuwe Natuur benoemd als onderdeel van het Omgevingsprogramma.

3.2.5 Beleidsregel Kleinschalige ontwikkelingen in het landelijk gebied (2008)

Ten slotte speelt ook de beleidsregel Kleinschalige ontwikkelingen in het landelijk gebied (2008) een rol bij voorgenomen ontwikkeling. Met deze beleidsregel willen Gedeputeerde Staten aangeven op welke wijze zij omgaan met de uitgangspunten zoals die in het Omgevingsplan Flevoland 2006 zijn geformuleerd met betrekking tot kleinschalige ontwikkelingen in het landelijk gebied. De onderhavige beleidsregel heeft betrekking op de (voormalige) agrarische bouwpercelen in het landelijke gebied van Flevoland. De beleidsregel geeft regels over geen belemmering van bestaande functies, voorkomen verstedelijking van het landelijk gebied, landschappelijk inpassing en verkeerskundige inpassing.

Conclusie
De beleidsregel geeft regels waarmee rekening moet worden gehouden bij voorgenomen ontwikkeling. De beleidsregel doet geen uitspraken die belemmerend zijn voor de ontwikkeling.

3.3 Gemeentelijk beleid

3.3.1 Coalitieakkoord 2018-2022 Naar nieuwe verbindingen

Het coalitieakkoord 2018-2022 gaat over de wijze waarop de coalitie wil besturen. Eén van de uitgangspunten hiervoor is "ruimte voor ondernemers" waarbij "het recreatieve landschap verbindt onze dorpen" een onderdeel is. De Oostrand van Dronten, Ketelhaven en Ketelmeeroever zijn belangrijk voor het verder ontwikkelen van ons recreatieve en toeristisch landschap. De coalitie faciliteert en omarmt initiatieven, trekt op met samenleving, ondernemers en provincie. En is verantwoordelijk voor de uitstekende randvoorwaarden, die uitnodigen tot ondernemen. Met projecten als Nieuwe Natuur faciliteren en stimuleren we met provincie Flevoland nieuwe functies van ons landschap.

Conclusie
Onderhavig initiatief betreft het project Nieuwe Natuur. Het initiatief draagt bij aan het coalitieakkoord.

3.3.2 Sociaal economische visie, Daadkracht door samenwerking (2017)

In de sociaal economische visie Dronten 2016-2020 schetst de gemeente de (rand)voorwaarden die moeten leiden tot een concurrerend vestigingsklimaat in de gemeente. De vrijetijdssector is één van de twee sectoren die de gemeente nadrukkelijk wil stimuleren. In nauw overleg met ondernemers wordt afstemt hoe het gebied op dit moment een hogere belevingswaarde kan worden gegeven, maar ook verder kunnen ontwikkelen in de toekomst. Daarbij wordt veel belang gehecht aan de balans tussen ruimte voor agrarisch landgebruik, natuurontwikkeling en recreatie. De ambitie die uit deze strategie volgt is: Er is een proces opgestart om te onderzoeken waar we agrarische structuurversterking, nieuwe natuur en ruimte voor recreatie kunnen realiseren. In 2016 is het duidelijk welke ontwikkelingsmogelijkheden hier liggen en hoe dit kan worden uitgevoerd.

Conclusie
Het initiatief is een uitwerking van de genoemde ambitie

3.3.3 Structuurvisie Dronten 2030 (november 2012)

Op 29 november 2012 heeft gemeenteraad de “Structuurvisie Dronten 2030” vastgesteld. De structuurvisie schetst het ruimtelijk en economisch perspectief tot aan 2030 en beschrijft de toekomst van onze gemeente op het gebied van wonen, recreatie, de agrarische sector, natuur, infrastructuur, economie en het voorzieningenniveau van onze kernen. De visie geeft op al die ruimtelijk economische thema’s een duidelijke richting en laat zien hoe de gemeente de kwaliteiten die zij heeft, toekomstbestendig maakt. Dit gebeurt onder meer door zorgvuldig en stapsgewijs te bouwen en de bestaande woonwijken te verbeteren.

Dit initiatief ligt nabij de bos- en natuurrijke zone langs randmeren. De randmeren en de bos- en natuurrijke zone daarlangs in de oostrand van de gemeente zijn van belang voor zowel recreatie als natuur. Het plangebied behoort tot het noordelijke deel van de randmeerzone. Deze zone is meer gericht op extensieve vormen van recreatie, zoals wandelen, fietsen, paardrijden en extensieve verblijfsrecreatie. Het zuidelijke deel is meer gericht op intensieve vormen van recreatie. Ruimtelijke ontwikkelingen dienen zowel in het zuidelijk deel als in het noordelijk deel van de randmeerzone bij te dragen aan de versterking van deze landschappelijke kwaliteit. Het doel is om (binnendijks) een robuust en aaneengesloten groenblauw raamwerk te realiseren van bossen en open natuurgebieden.

De gemeente wil het belang van de oostrand voor recreatie en toerisme vergroten. De bosgebieden in de randmeerzone worden aantrekkelijker en toegankelijker gemaakt voor recreanten. Door zonering wordt een goede afstemming met de natuurwaarden bereikt. In het noordelijk deel, waar het plangebied in ligt, ligt het accent op extensieve recreatie.

De natuurwaarden van de bosgebieden langs de randmeren vormen een belangrijk onderdeel van de ecologische hoofdstructuur (tegenwoordig: Natuur Netwerk Nederland). De belangrijkste natuurwaarden liggen in de oost-, zuid- en noordrand van de gemeente. De gemeente faciliteert en stimuleert het behoud en de versterking van deze kwaliteiten door het:

  • 1. doorontwikkelen van de bestaande bossen;
  • 2. creëren van een aaneengesloten groenblauw raamwerk;
  • 3. combineren van kansen.

De gemeente faciliteert initiatieven langs de westrand van de bosrijke delen van de Randmeerzone, waarbij het uitgangspunt is dat een combinatie wordt gemaakt met verbreding van de bossen in westelijke richting. In het noordelijke deel, waaronder het plangebied, gaat het om functies die passen bij het extensieve karakter van het gebied, zoals nieuwe landgoederen, een theehuis, maar ook zorgvuldig ingepaste en extensieve verblijfsrecreatie is hier mogelijk. Zo worden economischrecreatieve kansen gecombineerd met landschappelijk-ecologische kansen. Vanuit ecologisch oogpunt is vooral de versterking van de bosverbinding tussen het Spijkbos en het Bremerbergbos - ten noordwesten van Walibi Holland en het Nationaal EvenementenTerrein - wenselijk, omdat deze momenteel zeer smal is.

afbeelding "i_NL.IMRO.0303.D5001-ON01_0015.jpg" afbeelding "i_NL.IMRO.0303.D5001-ON01_0016.jpg"

afbeelding "i_NL.IMRO.0303.D5001-ON01_0017.jpg"
Afbeelding 16: Uitsnede Structuurvisie Dronten 2030; ter plaatse van deelgebied 2 en deelgebied 3.

Conclusie
Het initiatief sluit aan bij de Structuurvisie Dronten 2030. De belangrijkste kernkwaliteiten van de gemeente Dronten worden mede door dit project versterkt en aangevuld. De versterking van extensieve recreatie en de natuurwaarden draagt bij aan de landschappelijke, recreatieve en ecologische versterking van de randmeerzone. In de structuurvisie worden verder geen strijdige uitspraken gedaan over het project.

3.3.4 Oostkant Dronten Strategische Visie (2010)

De Oostkant van Dronten heeft grote kwaliteiten, waar natuurwaarden en recreatiemogelijkheden samenkomen. Functies zitten elkaar soms in de weg. Een samenhangende visie geeft aan hoe de bestaande kwaliteiten behouden en uitgebouwd kunnen worden. De hoofdlijnen van deze visie zijn onder andere: natuur als duurzame basis, recreatie en toerisme als dé economische drager, harmonie tussen natuur en recreatie: gewenst en mogelijk en het landschap groeit continu. Het landschappelijke raamwerk en de infrastructuur bieden samen de condities voor de doorontwikkeling van de recreatie in het gebied. De groenblauwe ruggengraad van de Randmeren en binnendijkse bos- en natuurgebieden maken deel uit van dit landschappelijk raamwerk. De ambitie is het recreatieve gebruik te verzoenen met de huidige en potentiële kwaliteiten van natuur en landschap. Beoogd wordt om deze kwaliteit te versterken. Binnen deze visie is daartoe een zonering aangebracht met ieder een eigen profiel. Ter hoogte van het Abbertbos staat rust, ruimte en natuur voorop; genieten recreanten van rust en ruimte en zijn 'te gast' in de natuur en nieuwe recreatie-initiatieven zijn alleen mogelijk in het landbouwgebied (in aansluiting op het bos) in combinatie met de aanleg van nieuwe natuur. In de zone Greppelveld/ Elburg is versterken van het ecologie het doel (uitbreiding van nat natuurgebied).

Conclusie
De kwaliteiten in dit gebied worden door het initiatief versterkt. De zone Abbertbos wordt versterkt met natuur en kleinschalige recreatie. Ten zuiden van de Elburgerbrug wordt binnendijks ten noorden van het Spijkbos (natte) natuur en bos ontwikkeld.

3.3.5 Ruimtelijke economisch ontwikkelingskader oostkant Dronten 2012-2018 (2010)

Het ruimtelijk economisch ontwikkelingskader geeft richting aan de ontwikkeling van de Oostkant van Dronten. Op basis van de interviews met de stakeholders en de analyse van het gebied en het beleid komen concreet drie hoofdopgaven voor het gebied naar voren. Het gaat om investeren in:

  • Een robuust en samenhangend ecologisch groenblauw raamwerk;
  • Hoogwaardige recreatieontwikkelingen en duurzame landbouw;
  • Aantrekkelijke recreatieve verbindingen en optimale toegankelijkheid.

De ontwikkelingsruimte is bepaald op basis van een scenario verkenning. In deze verkenning is gezocht naar de speelruimte en de balans voor ontwikkeling van ecologie en economie. Voor het deelgebied Reve-Abbert wordt ingestoken op recreatie en bos- en natuurontwikkeling hand-in-hand. Het Revebos en de Abbert zijn relatief smalle delen van de bosgordel. Het is wenselijk om dit deelgebied robuuster te maken en de agrarische structuur te versterken. In de driehoek Spijkweg - Bremerbergdijk - Spijkbos is het streefbeeld natte natuurgebieden (graslanden, moeras).

Conclusie
Het initiatief haakt in op de ontwikkelingsrichting zoals verwoord in het Ruimtelijk economisch ontwikkelingskader oostkant Dronten 2012-2018.

Hoofdstuk 4 Omgevingsaspecten

4.1 Geluid

De Wet geluidhinder (Wgh) heeft tot doel de mensen te beschermen tegen geluidsoverlast. Op basis van de Wgh dient bij het opstellen van een bestemmingsplan aandacht te worden besteed aan het aspect "geluid".

In de Wgh is een zonering van industrieterreinen, wegen en spoorwegen geregeld. Enerzijds betekent dit dat (geluids)eisen worden gesteld aan de milieubelastende functies, anderzijds betekent dit dat beperkingen worden opgelegd aan milieugevoelige functies.

Weg- en spoorverkeer
Ingevolge het bepaalde in de Wet geluidhinder heeft in beginsel iedere weg een geluidszone. Een dergelijke zone geldt niet voor wegen die gelegen zijn binnen een als woonerf aangewezen gebied of wegen waarvoor een maximumsnelheid van 30 km/uur geldt.

De deelgebieden zijn gelegen aan wegen waar harder dan 30 km/uur gereden mag worden. Daarnaast is aan de noordzijde van het deelgebied Stobbenweg de Hanzespoorlijn aanwezig welke ook voorzien is van een geluidzone. Het initiatief voorziet in de realisatie van natuurwaarden en van recreatieve functies. Deze ontwikkelingen zijn niet als gevoelige functies aangemerkt in het kader van de wet geluidhinder. Bovendien eindigt de grens van de geluidzone van de Hanzelijn in de te realiseren erfsingelbeplanting perceel IIB ter hoogte van Stobbenweg 6. Om deze reden is het niet nodig om verder akoestisch onderzoek uit te voeren.

Industrielawaai
De voorgenomen ontwikkeling vindt niet plaats binnen een zone waarin industrielawaai voorkomt.

Conclusie
Het aspect geluid vormt geen belemmering voor de voorgenomen ontwikkeling.

4.2 Luchtkwaliteit

Kader
De Wet luchtkwaliteit (verankerd in de Wet Milieubeheer hoofdstuk 5, titel 5.2) is een implementatie van diverse Europese richtlijnen omtrent luchtkwaliteit waarin onder andere grenswaarden voor vervuilende stoffen in de buitenlucht zijn vastgesteld ter bescherming van mens en milieu. In Nederland zijn stikstofdioxide (NO2) en zwevende deeltjes als PM10 (fijn stof) de maatgevende stoffen waar de concentratieniveaus het dichtst bij de grenswaarden liggen. Overschrijdingen van de grenswaarden komen, uitzonderlijke situaties daargelaten, bij andere stoffen niet voor.

Hoewel de luchtkwaliteit de afgelopen jaren flink is verbeterd kan Nederland niet voldoen aan de luchtkwaliteitseisen die in 2010 van kracht worden. De EU heeft Nederland derogatie (uitstel) verleend op grond van het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL). Dit betreft een gemeenschappelijke aanpak van het Rijk en diversie regio's om samen te werken aan een schonere lucht waarbij ruimte wordt geboden aan noodzakelijke ruimtelijke ontwikkelingen. Projecten die in betekenende mate bijdragen aan luchtverontreiniging worden opgenomen in het NSL in de provincies c.q. regio's waar overschrijdingen plaatsvinden. Het maatregelenpakket in het NSL is hiermee in evenwicht en zodanig dat op termijn de luchtkwaliteit in heel Nederland onder de grenswaarden ligt.

Projecten die 'niet in betekenende mate' (NIBM) bijdragen aan luchtverontreiniging hoeven niet langer individueel getoetst te worden aan de Europese grenswaarden aangezien deze niet leiden tot een significante verslechtering van de luchtkwaliteit. Deze grens is in de AMvB NIBM gelegd bij drie procent van de grenswaarde van een stof: Voor NO2 en PM10 betekent dit dat aannemelijk moeten worden gemaakt dat het project tot maximaal 1,2 µg/m³ verslechtering leidt. Voor een aantal functies (o.a. woningen, kantoren, tuin- en akkerbouw) is dit gekwantificeerd in de ministeriële regeling NIBM.

Uit het oogpunt van een goede ruimtelijke ordening wordt afgewogen of het aanvaardbaar is het project op deze plaats te realiseren. Hierbij kan de blootstelling aan luchtverontreiniging een rol spelen, ook als het project 'niet in betekende mate' bijdraagt aan de luchtverontreiniging. Er is sprake van een significante blootstellingsduur als de verblijfsduur die gemiddeld bij de functie te verwachten is significant is ten opzichte van een etmaal. Volgens de toelichting op de Regeling Beoordeling luchtkwaliteit is dit onder andere het geval is bij een woning, school of sportterrein.

Gevoelige bestemmingen als scholen, kinderdagverblijven, bejaarden- en zorgtehuizen genieten op grond van de gelijknamige AMvB extra bescherming: Substantiële uitbreiding of nieuwvestiging binnen vijftig meter van een provinciale weg of driehonderd meter van een Rijksweg is alleen toegestaan aan deconcentraties luchtvervuilende stoffen zich onder de grenswaarden bevinden.

Situatie plangebied
Het initiatief voorziet in de aanleg van natuurwaarden en in de uitbreiding van enkele erven. De natuurwaarden zullen geen extra verkeersbewegingen genereren. De uitbreidingen op de erven voorzien mogelijk in een aantal extra verkeersbewegingen, deze verkeersbewegingen zullen echter ver onder de nibm-grens blijven.

Conclusie
Het aspect luchtkwaliteit vormt geen belemmering voor het initiatief.

4.3 Bodem

Kader
Bij het opstellen van bestemmingsplannen is de hoofdvraag of de aanwezige bodemkwaliteit past bij het huidige of toekomstige gebruik van die bodem en hoe deze optimaal op elkaar kunnen worden afgestemd. Uitgangspunt is dat de bodemkwaliteit als gevolg van aanwezige bodemverontreiniging geen onaanvaardbaar risico oplevert voor de gebruikers van de bodem. Bovendien mag de bodemkwaliteit niet verslechteren door grondverzet (bijvoorbeeld graafwerkzaamheden). Dit is het zogenaamde stand still-beginsel.

Situatie plangebied
Het initiatief voorziet niet in de toevoeging van gevoelige functies in het kader van de Wet bodembeheer. Volgens de bodemkwaliteitskaart van Flevoland is de bodem geschikt voor de te realiseren functies (deze vallen binnen Bodemfunctieklasse Landbouw/natuur). Een bodemonderzoek is alleen noodzakelijk indien grond buiten het plangebied wordt gebracht of indien het toepassen van een hogere bodemkwaliteitsklasse gewenst is. Dit kan uitgevoerd worden als onderdeel van de omgevingsvergunning.

Indien er grond of verhardingsmaterialen van de locatie wordt afgevoerd of wordt aangevoerd, gelden de regels van het Besluit bodemkwaliteit en de bijbehorende regeling en kan, ongeacht de resultaten van het verkennend bodemonderzoek, een aanvullende keuring van de af te voeren partij worden gevraagd en zijn mogelijke verwerkingskosten van toepassing. De eigenaar van de locatie waar de grond wordt toegepast of als deze wordt afgevoerd naar een grondbank kan verzoeken om aanvullend een partijkeuring uit te voeren. Hierbij dient rekening gehouden te worden met aanvullende gegevens met betrekking tot PFAS.

Conclusie
In het kader van dit bestemmingsplan is er geen nader onderzoek nodig naar de bodemkwaliteit. Het aspect bodem vormt geen belemmering voor het plan.

4.4 Bedrijven en milieuzonering

Kader
In het kader van de Wet milieubeheer dient in nieuwe situaties rekening te worden gehouden met (wenselijke) afstanden tussen bepaalde milieubelastende functies en milieugevoelige functies. In de uitgave Bedrijven en Milieuzonering (2009) is een richtafstandenlijst opgenomen. In de lijst is voor allerlei soorten "milieubelastende activiteiten" aangegeven welke richtafstanden vanwege geur, stof, geluid en gevaar bij voorkeur aangehouden moeten worden ten opzichte van "milieugevoelige activiteiten". De grootste van deze vier richtafstanden is bepalend voor de indeling van een activiteit in een milieucategorie.

Plangebied
In het plangebied worden natuurwaarden gerealiseerd. In ruil hiervoor krijgt een aantal particulieren de mogelijkheid tot uitbreiding van de activiteiten op hun erf. De te realiseren functies zijn niet aangeduid als gevoelige functies. De erfuitbreiding bij Stobbenweg 6 voorziet tevens niet in de realisatie van milieubelastende functies.

De erfuitbreiding van het bedrijf aan Spijkweg 9 voorziet in manoeuvreerruimte en uitbreiding bedrijfsbebouwing voor botenonderhoud e.d. Op basis van de richtafstandenlijst geldt voor scheepsbouw- en reparatiebedrijven van respectievelijk kunststof en metalen schepen een richtafstand van respectievelijk honderd en tweehonderd meter ten aanzien van het aspect geluid. De dichtstbijzijnde gevoelige functie betreft het vakantiepark ten zuiden van Spijkweg 9. Deze ligt op circa 350 meter afstand van de beoogde erfuitbreiding. Daarmee wordt voldaan aan de richtafstand. Vanwege de omvang van het bedrijf en de afstand tot het vakantiepark wordt verwacht dat wordt voldaan aan een goed verblijfsmilieu ter plaatse van het vakantiepark.

Conclusie
Het aspect bedrijven en milieuzonering vormt geen belemmering voor het plan.

4.5 Externe veiligheid

Kader
Bij externe veiligheid gaat het onder meer om de productie, opslag, transport en gebruik van gevaarlijke stoffen. Dergelijke activiteiten leggen beperkingen op aan de omgeving. Door voldoende afstand aan te houden tussen deze activiteiten en 'objecten' wordt voldaan aan de normen.

Situatie plangebied
Op onderstaande afbeeldingen zijn uitsneden van de risicokaart weergegeven ter plaatse van de deelgebieden Stobbenweg en Spijkweg. Aan de noordwestzijde van Stobbenweg 6 ligt de hogedruk aardgasleiding A-655. Uit de Signaleringskaart blijkt dat ter plaatse van de uitbreiding van Stobbenweg 6 een aandachtszone vanwege de hogedruk aardgasleiding geldt. Het overige deel van het plangebied ligt niet binnen de invloedssfeer van inrichtingen of transportroutes gevaarlijke stoffen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0303.D5001-ON01_0018.png" Afbeelding 17: Uitsnede risicokaart deelgebied Stobbenweg.

afbeelding "i_NL.IMRO.0303.D5001-ON01_0019.png" Afbeelding 18: Uitsnede risicokaart deelgebied Spijkweg.

afbeelding "i_NL.IMRO.0303.D5001-ON01_0020.jpg"
Afbeelding 19: Uitsnede Signaleringskaart Externe veiligheid percelen IB en IIB (ter hoogte van Stobbenweg 6).

Bij het perceel bij Stobbenweg 6 wordt de uitbreiding van een camping voorzien (perceel IIB). In de huidige situatie zijn op het erf Stobbenweg 6 reeds 10 kampeerplaatsen mogelijk. Als gevolg van voorliggend plan worden in totaal 30 kampeerplaatsen inclusief 10 trekkershutten mogelijk gemaakt. In het Bevi is geregeld dat een camping vanaf 50 verblijfplaatsen als beperkt kwetsbaar en daarmee gevoelig object wordt aangemerkt. Onder deze grens is een camping niet beperkt kwetsbaar en hoeft er geen nader onderzoek uitgevoerd te worden. De bestrijdings- en vluchtmogelijkheden worden door het initiatief niet beperkt. Om deze reden vormt het aspect externe veiligheid geen belemmering voor het plan.

Een deel van het deelgebied Spijkweg ligt binnen het terrein van recreatie centrum EuroParcs Resort Zuiderzee. De risicocontour van deze inrichting reikt niet tot buiten de terreingrens. De uitbreiding van het erf Spijkweg 9 wordt niet belemmerd. De ontwikkeling van natuur wordt niet belemmerd door het terrein.

Conclusie
Het aspect externe veiligheid vormt geen belemmering in het kader van dit bestemmingsplan.

4.6 Ecologie

4.6.1 Kader

Op 1 januari 2017 is de nieuwe Wet natuurbescherming in werking getreden. Hierin zijn de Natuurbeschermingswet 1998, de Boswet en de Flora- en faunawet samengevoegd.

Met de inwerkingtreding van deze wet is het decentralisatieproces van het natuurbeleid formeel afgerond. Daarmee hebben de provincies de regie over het natuurbeleid in de regio, waarbij ook bevoegdheden van het Rijk naar de provincies zijn overgedragen.

Bij elk ruimtelijk plan dient, met het oog op de natuurbescherming, rekening te worden gehouden met de Wet natuurbescherming. Hierbij wordt onderscheid gemaakt in gebiedsbescherming en soortenbescherming. Een ruimtelijk plan mag namelijk geen significante gevolgen hebben voor een te beschermen gebied en/of soort.

4.6.2 Onderzoek

Voor het plan is een ecologisch onderzoek uitgevoerd naar mogelijke effecten van het planvoornemen op de aanwezige natuurwaarden. Het gaat hierbij om effecten op in het kader van de Wet natuurbescherming beschermde soorten (flora en fauna) en Natura 2000-gebieden (gebiedsbescherming), en in het kader van provinciaal ruimtelijk beleid beschermde gebieden (NNN). Het ecologisch onderzoek is opgenomen in Bijlage 1 Advies Natuurwaarden bij deze toelichting. Na uitvoering van dit onderzoek is het plangebied echter gedeeltelijk aangepast. De contour van het plangebied is aan de zuidoost en zuidwestzijde gewijzigd. Om die reden is aanvullend onderzoek uitgevoerd. Zo kon bekeken worden of de wijziging van de contour van het plangebied leidt tot andere conclusies ten aanzien van de Wet natuurbescherming dan die opgenomen in de ecologische beoordeling als opgenomen in Bijlage 1 (Advies Natuurwaarden) bij deze toelichting. Daarnaast heeft de gemeente aanvullend onderzoek laten uitvoeren naar het al dan niet aanwezig zijn van een jaarrond beschermde nestplaats van Sperwer en/of Ransuil binnen het plangebied. Het onderzoeksrapport dat naar aanleiding van deze vragen is opgesteld, is opgenomen als Bijlage 2 (Ecologische beoordeling uitbreiding contour plangebied Spijkweg 9 in Biddinghuizen) bij deze toelichting. Onderzoek naar verblijfplaatsen van vleermuizen binnen het plangebied is separaat bijgevoegd als Bijlage 3 (Aanvullend onderzoek vleermuizen) bij deze toelichting opgenomen. Tot slot is ook voor herbegrenzing van het NNN-gebied (als gevolg van de uitbreiding van het erf aan de Spijkweg 9) ecologisch onderzoek uitgevoerd. Dit onderzoek is als Bijlage 5 (Effectenonderzoek NNN Het Spijk) bij deze toelichting gevoegd.

4.6.2.1 Soortenbescherming

Uit het onderzoek komt naar voren dat in en om het plangebied beschermde soorten voorkomen, of kunnen voorkomen.

Bij de inrichting van het plangebied gaan bij het perceel Spijkweg 9 (perceel 13 volgens nummering Advies Natuurwaarden) enkele bomen met mogelijke verblijfplaatsen van vleermuizen verloren. Nader onderzoek naar aan- of afwezigheid van vleermuizen nabij deze bomen was noodzakelijk en is om die reden uitgevoerd. Zoals reeds vermeld, is dit onderzoek als Bijlage 3 (Aanvullend onderzoek vleermuizen) bij deze toelichting opgenomen. Uit het onderzoek komt naar voren dat door uitvoering van de plannen één balts-/paarverblijfplaats van Gewone dwergvleermuis verloren zal gaan. Voorafgaand aan de kap van de bomen dient daarom een ontheffing van de Wet natuurbescherming te worden verkregen bij het bevoegd gezag (provincie Flevoland).

Ook is in dit perceel één boom aangetroffen met een nest dat mogelijk geschikt is als nestplaats voor sperwer of ransuil. Nader onderzoek naar aan- of afwezigheid van sperwer en ransuil bij deze nestplaats was noodzakelijk en is om die reden uitgevoerd. Dit onderzoek is opgenomen als Bijlage 5 (Effectenonderzoek NNN Het Spijk) bij deze toelichting. Uit het onderzoek komt naar voren dat het gebied in principe mogelijkheden biedt voor jaarrond beschermde nestplaatsen van vogelsoorten als Sperwer en Ransuil. Tijdens een veldbezoek op 2 april 2020 zijn echter geen geschikte nestplaatsen voor uilen aangetroffen. Door uitvoering van de plannen ontstaat geen conflict met de Wet natuurbescherming ten aanzien van jaarrond beschermde nestplaatsen van vogels.

Verder is dit perceel mogelijk leefgebied voor grote weerschijnvlinder. Nader onderzoek naar aan- of afwezigheid van deze soort in dit perceel is was noodzakelijk en is om die reden uitgevoerd tezamen met het onderzoek naar sperwer en ransuil dat als Bijlage 5 (Effectenonderzoek NNN Het Spijk) bij deze toelichting is opgenomen. Aan de hand van het nader onderzoek is bepaald of het aanvragen van een ontheffing van de Wnb voor een of meerdere soorten nodig is. In januari 2020 is onderzoek gedaan naar de aan- of afwezigheid van de Grote weerschijnvlinder. Er werden geen rupsen van de Grote weerschijnvlinder aangetroffen binnen het plangebied. Dit volgt uit het onderzoek dat als Bijlage 5 (Effectenonderzoek NNN Het Spijk) bij deze toelichting is opgenomen.

Voor de overige percelen levert het uitgevoerde ecologische onderzoek voldoende informatie over de beschermde soorten op. Er treden, behalve voor Gewone dwergvleermuis, geen negatieve effecten voor beschermde soorten op ten gevolge van de voorgenomen ontwikkeling en een ontheffing Wnb is niet nodig. Vanwege het verloren gaan van één balts-/paarverblijfplaats van Gewone dwergvleermuis is het noodzaklijk om voorafgaand aan de kap van de bomen een ontheffing van de Wet natuurbescherming te krijgen van de provincie Flevoland. Wel moeten het broedseizoen van vogels in acht worden genomen en de zorgplicht van de Wnb voor zoogdieren en amfibieën die vallen onder de vrijstellingsregeling bij ruimtelijke ontwikkelingen van de provincie Flevoland.

4.6.2.2 Gebiedsbescherming

In het ecologisch onderzoek is getoetst welke mogelijke negatieve gevolgen van een activiteit op beschermde Natura 2000-gebieden in het kader van de Wnb kunnen plaatsvinden. Het dichtstbijzijnde Natura 2000-gebied Veluwerandmeren (Ministerie van LNV, 2018a). Dit ligt op circa 0,7 kilometer ten oosten van deelgebied 2, en circa 0,1 kilometer ten oosten van deelgebied 3.

De verstoringseffecten voor alle relevante storingsfactoren, inclusief verzuring of vermesting door stikstofdepositie, zijn nul of verwaarloosbaar klein. Significant negatieve effecten ten aanzien van in het kader van de Wnb beschermde gebieden kunnen worden uitgesloten. Het plan is op het punt van gebiedenbeleid niet in strijd met de Wnb. Ter onderbouwing hiervoor is ook een stikstofberekening uitgevoerd met het AERIUS-programma. Deze berekening is bijgevoegd als Bijlage 4 (AERIUS-berekening). Uit de berekening volgt dat de uitvoering van de deelprojecten afzonderlijk een niet significante stikstofdepositie van 0,00 mol/ha/jaar tot gevolg hebben. Hiermee is een vergunning in het kader van de Wet natuurbescherming, onderdeel stikstof, niet aan de orde voor de desbetreffende werkzaamheden.

Ten aanzien van in het kader van het provinciaal ruimtelijk beleid beschermde natuurgebieden (NNN) neemt het perceel bij Spijkweg 9 (perceel 13 in het Advies Natuurwaarden) van het plangebied een aparte positie in. Dit perceel maakt deel uit van het NNN. Ten gevolge van de ontwikkelingen op dit perceel treedt verlies aan 1,43 hectare oppervlakte NNN op, dat op de andere percelen in het plangebied ruimschoots wordt gecompenseerd. Daarnaast treedt op dit perceel mogelijk verlies van wezenlijke waarden en kenmerken op. Om die reden is onderzocht wat het effect is van de herbegrenzing op het NNN-gebied Het Spijk. Dit effectonderzoek is als Bijlage 5 (Effectenonderzoek NNN Het Spijk) bij deze toelichting gevoegd. Uit het effectonderzoek komt naar voren dat door het onttrekken van het plangebied aan het NNN, de wezenlijke waarden van NNN-gebied Het Spijk niet zullen worden aangetast. Daarbij wordt ervan uitgegaan dat het verloren gaan van beschermde natuurwaarden onder de Wet natuurbescherming wordt gecompenseerd en gemitigeerd, omdat dit voorwaarde is voor het verkrijgen van een ontheffing. Wel zal door de aantasting een klein percentage van het leefgebied van algemeen voorkomende dier- en plantensoorten en overige organismen verloren gaan. Omdat het algemeen voorkomende soorten betreft en de aantasting slechts een klein deel van het leefgebied omvat, is er echter geen negatief effect te verwachten op populatieniveau.

afbeelding "i_NL.IMRO.0303.D5001-ON01_0021.png" Afbeelding 20. Afbakening plangrens geplande uitbreiding NNN.

Het onttrekken van het plangebied aan het NNN zal daarom geen negatieve effecten hebben op de wezenlijke waarden in het overige deel van het NNN-gebied Spijk-Bremerberg. Het in het plangebied aanwezige bostype komt algemeen voor in Nederland en heeft een relatief beperkte natuurwaarde.

De door de Provincie Flevoland aangewezen wezenlijke waarden van het NNN die in Het Spijk aanwezig zijn (Structuurrijk bos op zandgrond en zavel bodems met kwelinvloed, leefgebied voor bossoorten en lokale wezenlijke kenmerken en waarden; nnn.flevoland.nl) zullen weliswaar lokaal verloren gaan, maar blijven aanwezig in het omringende gebied.

Volgens de Spelregels EHS van de provincie Flevoland moet het bosgebied gecompenseerd worden. De locatie van compensatie van bos en NNN is in het nieuw te realiseren bos op de gronden ten noorden van Spijkweg 9 aansluitend aan het NNN-gebied Het Spijk. Met betrekking tot dit onderdeel is op 29 september 2020 een verzoek tot herbegrenzing NNN aan Gedeputeerde Staten van Flevoland gedaan.  Er zal 1,9023 hectare van het natuurbeheertype Vochtig bos met productie gerealiseerd moeten worden. In de omgeving van Biddinghuizen is voldoende grond aanwezig die voldoet aan de voorwaarden voor het realiseren van Vochtig bos met productie. De locatie van deze compensatie is weergegeven in afbeelding 21.

afbeelding "i_NL.IMRO.0303.D5001-ON01_0022.jpg" Afbeelding 21. Locatie NNN- en boscompensatie.

De overige percelen maken geen deel uit van als NNN aangewezen gebied, maar grenzen er wel bijna alle aan. Ten gevolge van de ontwikkeling op deze percelen treden echter geen negatieve effecten op deze provinciaal beschermde natuurgebieden op, maar juist positieve. Voor deze percelen is het plan op het punt van provinciaal natuurbeleid niet in strijd met de Omgevingsverordening Flevoland (geconsolideerd 10 juli 2019).

4.6.3 Conclusie

Voor het merendeel van het plangebied spelen geen (significant) negatieve effecten voor soorten- en gebiedsbescherming. Uit het nadere onderzoek voor vleermuis komt naar voren dat door uitvoering van de plannen één balts-/paarverblijfplaats van Gewone dwergvleermuis verloren zal gaan. Voorafgaand aan de kap van de bomen dient daarom een ontheffing van de Wet natuurbescherming te worden verkregen bij het bevoegd gezag (Provincie Flevoland).

Uit het effectonderzoek NNN komt naar voren dat door het onttrekken van het plangebied aan het NNN, de wezenlijke waarden van NNN-gebied Het Spijk niet zullen worden aangetast. Daarbij wordt ervan uit gegaan dat het verloren gaan van beschermde natuurwaarden onder de Wet natuurbescherming wordt gecompenseerd en gemitigeerd, omdat dit voorwaarde is voor het verkrijgen van een ontheffing. Wel zal door de aantasting een klein percentage van het leefgebied van algemeen voorkomende dier- en plantensoorten en overige organismen verloren gaan. Omdat het algemeen voorkomende soorten betreft en de aantasting slechts een klein deel van het leefgebied omvat, is er echter geen negatief effect te verwachten op populatieniveau. Het onttrekken van het plangebied aan het NNN zal daarom geen negatieve effecten hebben op de wezenlijke waarden in het overige deel van het NNN-gebied Spijk-Bremerberg. Het in het plangebied aanwezige bostype komt algemeen voor in Nederland en heeft een relatief beperkte natuurwaarde.

Bij aanpassingen van het oorspronkelijke plan en veranderingen in de terreinomstandigheden van het plangebied die kunnen leiden tot andere inzichten met betrekking tot natuurwaarden, zal een actualisatie van het onderzoek moeten plaatsvinden.

4.7 Water

4.7.1 Algemeen

Sinds 1 november 2003 is de toepassing van de watertoets wettelijk verplicht door de verankering in het Besluit op de ruimtelijke ordening 1985. De watertoets heeft betrekking op alle grond- en oppervlaktewateren en behandelt alle van belang zijnde waterhuishoudkundige aspecten (naast veiligheid en wateroverlast ook bijvoorbeeld waterkwaliteit en verdroging). De watertoets is een belangrijk procesinstrument om het belang van water een evenwichtige plaats te geven in de ruimtelijke ordening. Uit de waterparagraaf blijkt de betrokkenheid van de waterbeheerder in het planproces en de wijze waarop het wateradvies van de waterbeheerder is meegenomen in de uitwerking van het plan. De watertoetsprocedure kan op drie manieren gevolgd worden: de procedure geen waterschapsbelang, de korte procedure en de normale procedure. Welke procedure gevolgd moet worden hangt af van de implicaties van het ruimtelijk plan voor de waterhuishouding. De procedure geen waterschapsbelang en de korte procedure zijn bedoeld voor ruimtelijke plannen met beperkte gevolgen voor de waterhuishouding. Bij deze twee procedures kan de watertoets volledig digitaal doorlopen worden. De normale procedure is gericht op ruimtelijke plannen met relatief vergaande consequenties voor de waterhuishouding. In dit geval is actieve betrokkenheid van Waterschap Zuiderzeeland nodig.

De relevante randvoorwaarden voor het plan zijn gerangschikt onder zeven streefbeelden ingedeeld op basis van de drie waterthema's Veiligheid, Voldoende Water en Schoon Water. Van streefbeeld naar randvoorwaarde vindt u het uitgangspunt, dat het vertrekpunt vormt bij de verwezenlijking van het streefbeeld. U krijgt op deze manier een goed overzicht van de randvoorwaarden en kan eveneens herleiden waarop deze gebaseerd zijn.

4.7.2 Wet- en regelgeving en beleid

De belangrijkste wet- en regelgeving en beleid op het gebied van water is hier opgenomen.

KRW
De Europese Kaderrichtlijn Water (KRW) is in 2000 ingevoerd en heeft als doelstelling het bereiken van een goede ecologische en chemische toestand voor alle oppervlaktewaterlichamen en het beschermen en herstellen van alle grondwaterlichamen (verbinding infiltratie en kwelgebieden). Door de inrichting van watergangen af te stemmen op de ecologie kan de ecologische toestand verbeterd worden. De KRW heeft het streven om emissies naar oppervlakte- en grondwater terug te dringen. Daarnaast zal de onttrekking van grondwater in evenwicht worden gebracht met de aanvulling van het grondwater.

Waterbeleid voor de 21ste eeuw
De Commissie Waterbeheer 21ste eeuw heeft in augustus 2000 advies uitgebracht over het toekomstige waterbeleid in Nederland. Een andere aanpak in het licht van verwachte ontwikkelingen inzake zeespiegelstijging, toenemende neerslag en rivierwaterafvoer en verdergaande bodemdaling is noodzakelijk. De adviezen van de commissie staan in het rapport Anders omgaan met water, Waterbeleid voor de 21ste eeuw(WB21). De kern van het rapport WB21 is dat water de ruimte moet krijgen, voordat het die ruimte zelf neemt. In het Waterbeleid voor de 21ste eeuw worden twee principes(drietrapsstrategieën) voor duurzaam waterbeheer geïntroduceerd:

  • vasthouden, bergen en afvoeren;
  • schoonhouden, scheiden en zuiveren.

Waterwet
De Waterwet is op 22 december 2009 in werking getreden. Deze Waterwet bestaat uit een achttal wetten die zijn samengevoegd tot één wet. De Waterwet stelt integraal waterbeheer op basis van de 'watersysteembenadering' centraal. De verantwoordelijkheden in het oppervlaktewater- en grondwaterbeheer van Rijk, provincie, waterschappen en gemeenten zijn in de Waterwet helderder vastgelegd. De voornaamste veranderingen zijn de invoering van de watervergunning en een verbeterde doorwerking van water in andere beleidsterreinen, met name het ruimtelijke domein.

Op grond van o.m. de Waterwet is voor gemeenten, naast het inzamelen en transporteren van vrijkomend stedelijk afvalwater een formele taak weggelegd voor het afvoeren van overtollig regenwater. In zoverre het inzamelen en transporteren van relatief schoon regenwater buiten de afvalwaterstroom doelmatig kan worden uitgevoerd, vindt deze gescheiden van de afvoer van het stedelijk afvalwater plaats. Het gebiedseigen water wordt op plaatsen waarvoor mogelijkheden aanwezig zijn, vastgehouden en geborgen in aanwezig stedelijk water en/of retentiestroken. Het bergen en vasthouden van regenwater op locatie mag niet leiden tot (water)overlast voor de woonomgeving. Tot slot heeft de gemeente een watertaak om waterhuishoudkundige maatregelen te treffen om structureel nadelige gevolgen van de grondwaterstand voor de aan de grond gegeven bestemming(en) zoveel mogelijk te voorkomen of te beperken. In de Keur van het waterschap Zuiderzeeland, deel uitmakend van de Waterwet, is aangegeven wat wel en niet mag bij waterkeringen en wateren (de zogenaamde waterstaatswerken).

Nationaal Waterplan
Het Nationaal Waterplan is vastgesteld op basis van de Waterwet en de Wet Ruimtelijke ordening (Wro). Het Nationaal Waterplan geeft op hoofdlijnen aan welk beleid het Rijk in de periode 2016 - 2021 voert om te komen tot een duurzaam waterbeheer. Het Nationaal Waterplan richt zich op bescherming tegen overstromingen, beschikbaarheid van voldoende en schoon water en de diverse vormen van gebruik van water. Belangrijke ambities hierin zijn het klimaatbestendig en water robuust inrichten van de ruimte. Het geeft maatregelen die in de periode 2016 - 2021 genomen moeten worden om Nederland ook voor toekomstige generaties veilig en leefbaar te houden en de kansen die water biedt te benutten. Nederland voldoet met dit plan aan de Europese eisen beschreven in de KRW, de Richtlijn Overstromingrisicos (ROR) en de Kaderrichtlijn Mariene Strategie (KMS), het plan geldt als structuurvisie voor de ruimtelijke aspecten.

Waterbeheerplan Waterschap Zuiderzeeland
Het Waterbeheerplan 2016-2021 (WPB3) bevat lange termijndoelen (zichtjaar 2050), doelen voor de planperiode (2016-2021) en maatregelen die het waterschap (samen met gebiedspartners) uit gaat voeren. De doelen en maatregelen hebben betrekking op de kerntaken van het waterschap (waterveiligheid, schoon water, voldoende water) en het thema water en ruimte. Hierbij gaat het om reguliere werkzaamheden, zoals peilbeheer, onderhoud aan dijken en het zuiveren van afvalwater en om nieuwe ontwikkelingen.

4.7.3 Watertoets

Via www.dewatertoets.nl is de digitale watertoets doorlopen voor beide deelgebieden, zie Bijlage 6 (Watertoets - Deelgebied Stobbenweg) en Bijlage 7 (Watertoets - Deelgebied Spijkweg) bij deze toelichting. De uitkomst van deze toets is dat dit project onder de categorie "normale watertoetsprocedure" valt, omdat het plan waterhuishouding bezien voor het waterschap van belang is. In overleg met de adviseur ruimtelijke plannen van het waterschap (d.d. 7 januari 2020) zijn de aandachtspunten naar voren gekomen voor dit project: compensatie door verhardingen en bebouwing; omgang van afvalwater; realisatie waterpartijen nabij Bremerbergdijk in deelgebied Spijkweg in kader van veiligheid van de primaire waterkering. Deze aandachtspunten worden verder uitgewerkt en opgenomen in de waterparagraaf. Aangevuld met de genoemde uitgangspunten uit de uitgangspuntennotities (zie Bijlage 6 (Watertoets - Deelgebied Stobbenweg) en Bijlage 7 (Watertoets - Deelgebied Spijkweg) bij deze toelichting) en vooroverlegreactie d.d. 4 mei 2020.

4.7.4 Beschrijving watersysteem

In deze paragraaf komen de relevante wateraspecten, streefbeelden en uitgangspunten van de beleidsthema's Voldoende water, Schoon water en Veiligheid aan bod in relatie tot het onderhavige project.

Veiligheid / waterkering
Het streefbeeld van het waterschap ten aanzien van dit thema is als volgt. Het buitenwater is een reële bedreiging voor de veiligheid in Flevoland. Waterkeringen beschermen Flevoland tegen deze bedreiging. Het waterschap wil de veiligheid ook in de toekomst blijven waarborgen. Door te werken aan veilige, robuuste en duurzame waterkeringen anticipeert het waterschap op sociale, ruimtelijke, economische en klimatologische ontwikkelingen.

Het uitgangspunt van het waterschap voor een plangebied dat gelegen is nabij de waterkering is als volgt. Om de veiligheid met primaire keringen te waarborgen wordt bij ruimtelijke planvorming rekening gehouden met waterhuishoudkundige eisen voor de korte en lange termijn. Dit conform het besluit algemene regels ruimtelijke ordening en de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (ministerie I&M; 2012).

Ten behoeve van de veiligheid, beheerbaarheid en de benodigde ruimte voor toekomstige ontwikkelingen geldt een beperking voor handelingen op of in de nabijheid van de waterkering. Daarvoor zijn een kering en zijn omgeving in zones opgedeeld. Dit betreffen de kern-, binnen-, tussen- en buitenbeschermingszones van de waterkeringen. In sommige gevallen worden gebouwen, windmolens, kabels en leidingen en beplanting toch toegestaan. Voor nader bepaalde handelingen wordt dan ontheffing verleend op het verbod met een watervergunning. Per zone zijn hier voorwaarden voor geformuleerd. De belangrijkste voorwaarde is dat het waterkeringbelang en het beheer en onderhoud niet in het geding komen. Meer informatie over de in beginsel toegestane activiteiten en voorwaarden staat in de Keur.

Het gehele plangebied ligt binnendijks. Deelgebied Spijkweg ligt nabij een primaire waterkering: de Bremerbergdijk. Ten behoeve van de veiligheid, beheerbaarheid en de benodigde ruimte voor toekomstige ontwikkelingen geldt een beperking voor handelingen op of in de nabijheid van de waterkering. Daarvoor zijn de dijk en zijn omgeving in zones opgedeeld. Dit betreffen de kern, binnen-, tussen- en buitenbeschermingszones van de waterkeringen. Het plangebied van het deelgebied Spijkweg grenst aan een dijksloot, die deel uitmaakt van de kernzone. Met het oog op de veiligheid van de waterkering mag het peil van de dijksloot niet verhoogd worden. De dijksloot blijft intact en vindt geen verandering aan plaats, zoals geen verbinding met dijksloot. Verder is in dit gehele deelgebied geen sprake van peilverhogingen.

Een deel van de nieuwe inrichting van deelgebied Spijkweg ligt binnen de zones: binnen-, tussen- en buitenbeschermingszone van de waterkering. De zones met een bouwbeperking zijn de kern-, binnen- en tussenbeschermingszones. In onderhavig plan is geen sprake van bouwactiviteiten binnen deze zones. Voor de inrichting van het gebied gaan wel andere werkzaamheden plaatsvinden, zoals ontgravingen en ophogingen. Binnen de binnenbeschermingszone is een watervergunning op basis van het Keur nodig voor in ieder geval: ontgravingen, ophogingen en aanbrengen dan wel verwijderen van opgaande (hout)beplantingen. Binnen de tussen- en buitenbeschermingszone is een watervergunning nodig voor ontgravingen en/of ophogingen. Buiten deze zones mag zonder watervergunning niet dieper worden gegraven dan de huidige slootdiepte. Ondieper mag wel, mits er geen risico op opbarsten bestaat.

De gronden waarop de binnenbeschermingszone (en tussenbeschermingszone) ligt hebben de gebiedsaanduiding 'Vrijwaringszone - dijk 1'. De gebiedsaanduiding 'Vrijwaringszone - dijk 2' ligt op de gronden waarop de buitenbeschermingszone van toepassing is.

Voldoende water
Wateroverlast
Het waterschap streeft naar robuuste watersystemen. Waarbij het watersysteem, zowel in landelijk als in stedelijk gebied, op orde is. Het hele beheergebied voldoet aan de vastgestelde normen.

Het plangebied bevindt zich niet binnen een aandachtsgebied voor wateroverlast 2050. Binnen het plangebied is geen sprake van (grond)wateroverlast.

Het verharden van grond met bebouwing of bestrating leidt tot een versnelling van de afvoer van neerslag naar het watersysteem. Waar het verharde oppervlak als gevolg van een ruimtelijke ontwikkeling toeneemt, dienen compenserende maatregelen te worden genomen om piekafvoeren te verwerken. Afwenteling op omliggende gebieden wordt voorkomen en de bergingsruimte in het watersysteem blijft behouden.

Binnen het bestemmingsplan neemt het verhard oppervlak toe. Dit vindt gespreid plaats over de deelgebieden. Indien deze toename groter of gelijk is aan 2.500 m2 dan is compensatie noodzakelijk. Berging ter compensatie voor een netto toename in verharding dient in hetzelfde peilvak boven de waterlijn/het streefpeil te worden aangelegd. De oppervlakte te realiseren waterberging is gerelateerd aan de maximaal toelaatbare peilstijging in het peilvak en de netto oppervlakte nieuw te realiseren verharding. Bij de hantering van de bergingsnorm (onderdeel van beleidsregel compensatie toename verharding en versnelde afvoer) gaat het om het benodigde oppervlak open water.

Het plangebied van dit bestemmingsplan bestaat uit twee deelgebieden. Deze gebieden liggen ruim zes km uit elkaar en er gelden verschillende peilvakken. Dit verschil in peilvak betekent verschillende bergingsnormen door toename van verhard oppervlak. Deelgebied Stobbenweg ligt in peilvakken: OR17 en OR20. Peilvak OR17 is van toepassing op de percelen oostelijk van de Stobbenweg en de percelen deel uitmakend van dit plan ten westen van de Stobbenweg vallen in OR20. Deelgebied Spijkweg ligt in peilvak OR25. Onderstaande tabel geeft weer hoeveel oppervlak gecompenseerd moet worden per peilvak.

Peilvak   Bergingsnorm   Toename verhard oppervlakte (inclusief halfverharding)   Compensatie oppervlakte  
OR17   5%   ca. 1.694 m2   85 m2  
OR20   5,5%   ca. 1.625 m2   89 m2  
OR25   4%   ca. 6.090 m2   226 244 m2  

Bij de ontwikkeling bij het perceel Spijkweg 9 (peilvak OR25) vindt toename aan verharding plaats (ca 6.090 m2). De compensatie hiervan gebeurt door het aanleggen van watergangen ten noorden, zuiden en oosten van de uitbreiding van het perceel Spijkweg 9. De watergangen worden aangelegd in overleg met Waterschap Zuiderzeeland.

In het peilvak OR17 vindt de ontwikkeling van de percelen IB en IIC (oostelijk van Stobbenweg) plaats. De volgende onderdelen van de ontwikkeling leiden tot toename van (half) verhard oppervlak: een betonfietspad, voetpaden uitgevoerd met gestabiliseerd gras op een ondergrond van menggranulaat en worteldoek en een paar picknickbanken op een betonplaat. Ook de ontwikkelingen op de percelen IIB, IIIE, VA, VB en IVA in het peilvak OR20 (westelijk van Stobbenweg) leiden tot toename van (half) verhard oppervlak door onder meer trekkershutten, toiletgebouw, eventuele beheerschuur, half verharde parkeerplaats en paden/wegen. Beide peilvakken OR17 en OR20 wateren af naar het noorden via onder meer de Oudebostocht daarom moet de toename aan verharding in deze peilvakken cumulatief worden opgeteld. Hierdoor komt de toename aan verhard oppervlak boven de 2.500 m2 uit. Dit betekent compensatie van ca. 174 m2. Dit wordt gerealiseerd in en/of nabij deze twee peilvakken.

Goed functionerend watersysteem
Waterschap Zuiderzeeland streeft ernaar dat de feitelijke situatie van het watersysteem overeenkomt met de legger. Op die manier kan het waterschap weloverwogen anticiperen op en reageren in extreme situaties. Het watersysteem zorgt in normale situaties voor een goede doorstroming en afwatering in het beheergebied en maakt het realiseren van het (maatschappelijk) gewenste grond- en oppervlaktewaterwaterregime (GGOR) mogelijk.

Het waterschap streeft naar een robuust en klimaatbestendig watersysteem met grote peilvakken. Versnippering van het watersysteem is een ongewenste situatie. Nieuwe ontwikkelingen sluiten aan op bestaande peilvakken en de inrichting wordt afgestemd op de functie van het water. In nieuwe watersystemen wordt gestreefd naar aaneengesloten waterelementen met een minimum aantal duikers en/of andere kunstwerken en zonder doodlopende einden. Het watersysteem wordt dusdanig ingericht dat het goed controleerbaar en beheersbaar is. Met het oog op de uiteindelijke overname van het beheer en onderhoud van nieuw (stedelijk) water is het nodig dat het waterschap betrokken wordt bij de uitwerking van een plangebied naar een definitief ontwerp van het watersysteem. Dit definitieve ontwerp behoeft de ambtelijke goedkeuring van het waterschap om overname uiteindelijk mogelijk te maken.

Onderdeel van de plannen is dat er duikers komen. Hier staat tegenover dat op andere plaatsen in het plangebied bestaande duikers verdwijnen. Verder komt er een vaste fietsbrug over de Abbertocht tussen perceel IB en Abbertbos. Op deze manier blijft er sprake van aaneengesloten waterelementen. De duikers (en eventueel ander soortige overkluizingen) in watergangen hebben een zo kort mogelijke lengte (in ieder geval korter dan vijftig meter). Dit in verband om opstuwing van water zoveel mogelijk te voorkomen.

Verder is bij de inrichting rekening gehouden met onderhoudsstroken. Watergangen moeten goed bereikbaar zijn voor onderhoud. Uitgangspunt is dat onderhoud vanaf de oever plaatsvindt. Waarbij geldt dat wanneer een watergang smaller is dan 24 meter, dan zal in principe rijdend onderhoud mogelijk moeten worden gemaakt. Een watergang dient te zijn voorzien van een goed bereikbare obstakelvrije werkstrook van minimaal vijf meter breed:

  • één zijde van een watergang met breedte tot en met acht meter, gemeten van insteek tot insteek;
  • aan weerszijden van een watergang met een breedte vanaf negen meter, gemeten van insteek tot insteek.

Bij een talud van minimaal 1:6 of flauwer is geen aparte onderhoudsstrook nodig.

Met name het deelgebied Spijkweg is gelegen in een gebied met een substantieel risico op opbarsten van de grond. Voordat wordt overgegaan tot het ontgraven van de grond adviseert het waterschap om gericht onderzoek te doen naar het opbarstrisico ter plaatse. Opbarsten of (bijna) aansnijden van het pleistocene zandpakket dient voorkomen te worden vanwege de kans op instabiliteit van de bodem, grondwater van slechte kwaliteit of inzijging.

Bij de inrichting van de verschillende deelgebieden worden veranderingen aan het waterbeheer gedaan: watergangen en/of natuurvriendelijke oevers gegraven, mogelijk drainage gedicht (indien nog aanwezig) bij graven waterpartijen in deelgebied Spijkweg en gedeelten van maaiveld zullen worden afgegraven om het projectgebied om te vormen tot een nat moerasachtig gebied met een afwisseling van open water, moeraszones, kruidenrijk grasland en een deel vochtig bos (deelgebied Spijkweg). Veranderingen aan het waterbeheer kunnen een effect hebben op de grondwaterstanden binnen en buiten het projectgebied. Om deze omgevingseffecten van de vernatting te kunnen monitoren en vastleggen, dient de nul situatie van het grondwaterpeil te worden vastgelegd, zodat eventuele (ongewenste) effecten naar de omgeving kunnen worden gedefinieerd. Deze informatie is tevens benodigd voor de aanvraag van de watervergunning(en).

De waterpartij in het deelgebied Spijkweg wordt niet gevoed met oppervlaktewater, er komt geen overstort. Op deze manier wordt het water in de plas vastgehouden. Dit draagt bij aan het voorkomen van overlast op de omgeving. Verder vindt er geen verandering van het waterpeil plaats.

Anticiperen op watertekort
Het waterschap streeft naar een robuust watersysteem dat voorbereid is op de effecten van toekomstige klimaatveranderingen. Tot nu toe ligt de nadruk bij klimaatveranderingen met name op meer extreme neerslag en stijging van de zeespiegel. Ook extreem droge periodes zullen echter vaker voor komen. Het robuuste watersysteem dat het waterschap nastreeft moet hier ook op anticiperen. Uitgangspunt hierbij is dat het waterschap in het hele beheergebied nastreeft dat de aanwezige functies worden gefaciliteerd door goed en voldoende water. Echter binnen een klimaatbestendig en robuust watersysteem past afhankelijkheid van wateraanvoer niet. Met het oog op toekomstige watertekorten is het wenselijk de hoeveelheid aanvoerwater zoveel mogelijk te beperken.

Een watersysteem dient zo ontworpen te zijn dat het niet afhankelijk is van de aanvoer van water. De te graven waterpartij in deelgebied Spijkweg wordt niet gevoed met oppervlaktewater. Het vult zich met kwel en regenwater.

Schoon water
Goede structuurdiversiteit
Het waterschap streeft naar goede leef, verblijf- en voortplantingsmogelijkheden voor de aquatische flora en fauna in het beheergebied. Uitgangspunt bij de inrichting van het watersysteem is het streven naar het realiseren van een ecologisch gezond watersysteem. Bij de dimensionering van het watersysteem wordt rekening gehouden met de te verwachten waterkwaliteit.

Het plangebied wordt grotendeels omgevormd van agrarisch naar een natuurfunctie. Onderdeel van deze omvorming is ook dat veel kavelsloten ingericht worden met natuurvriendelijke oevers.

Goede oppervlaktewaterkwaliteit
Het streefbeeld van het waterschap is dat het grond- en oppervlaktewater leef-, verblijf-, en voortplantingsmogelijkheden biedt voor de (aquatische) flora en fauna in het beheergebied. De chemische toestand van deze wateren vormt hier geen belemmering voor. Uitgangspunten hierbij zijn dat in het ontwerp van het watersysteem wordt uitgegaan van het principe 'schoon houden, scheiden, zuiveren'. Verontreinigingen worden voorkomen of aangepakt bij de bron.

Voor waterhuishoudkundige werken zijn alleen milieuvriendelijke en niet-uitlogende materialen toegestaan. Lozingen op oppervlaktewater als gevolg van uitlogende materialen verwerkt in bouwwerken zijn vergunningplichtig.

Goed omgaan met afvalwater
Het streefbeeld van het waterschap voor dit thema is als volgt. Veel menselijke activiteiten hebben een negatief effect op de kwaliteit van het oppervlaktewater doordat ze water verontreinigen. Het waterschap zorgt met de regulering of behandeling van afvalwater dat zo veel mogelijk van deze effecten teniet worden gedaan. Verontreiniging van het oppervlaktewater door afvalwater (huishoudelijk afvalwater, vervuild hemelwater en bedrijfsafvalwater) wordt voorkomen. Voor bestaand gebied wordt gestreefd naar het afkoppelen van niet-vervuild verhard oppervlak van het rioolstelsel. Het ombouwen van bestaande gemengde rioolstelsels naar "zuiverend" gescheiden stelsels heeft een sterke voorkeur. Afstromend hemelwater van vervuilde oppervlakken wordt gezuiverd.

De vuilwaterafvoer van de te realiseren toiletgebouwen bij Stobbenweg 6 worden aangesloten op de bestaande opslagput. Deze wordt geleegd door een bedrijf die het afvoert naar de zuivering. Op het perceel vindt verder natuurlijke afstroming plaats.

Ter plaatse van de ontwikkeling Spijkweg 9 worden boten en machines op de spuitplaats afgespoten. Het vervuil water wordt afgevoerd via het bestaande systeem op het erf. Met bouwen van botenschuur vijf jaar geleden is de spuitplaats aangelegd. Het vervuilde water wordt via slib opvang en een olie/benzine afscheider geloosd op riool. Het opgevangen vervuilde water uit de afscheider wordt periodiek door specialistisch bedrijf geleegd, afgevoerd en geïnspecteerd. Het afvalwater vanaf de toiletten op de boten wordt op de jachthavens afgevoerd.

4.8 Archeologie en cultuurhistorie

Kader
De Monumentenwet 1988 is per 1 juli 2016 vervallen. Een deel van de wet is op deze datum overgegaan naar de Erfgoedwet. Het resterende deel gaat over naar de Omgevingswet en is nu via overgangsrecht nog in werking. De Erfgoedwet bundelt en wijzigt een aantal wetten op het terrein van cultureel erfgoed. De kern van deze wet is dat wanneer de bodem wordt verstoord, de archeologische resten intact moeten blijven (in situ). Wanneer dit niet mogelijk is, worden archeologische resten opgegraven en elders bewaard (ex situ). Daarnaast dient ieder ruimtelijk plan een analyse van de overige cultuurhistorische waarden van het plangebied te bevatten. Voor zover in een plangebied sprake is van erfgoed, dient op grond van voorgaande dan ook aangegeven te worden op welke wijze met deze cultuurhistorische waarden en in de grond aanwezige of te verwachten archeologie rekening wordt gehouden.

Archeologie
De gemeente Dronten heeft vastgesteld archeologiebeleid. Die beleidskaart is vertaald naar het vigerende bestemmingsplan 'Buitengebied D4000' voor het deelgebied Stobbenweg, en naar het vigerende bestemmingsplan 'Randmeerzone (8060)' voor het deelgebied Spijkweg.

In het deelgebied Stobbenweg liggen de percelen IB en IIB geheel binnen een zone met dubbelbestemming 'Waarde – Archeologie 4'. Binnen een dergelijke zone zijn ingrepen dieper dan 40 cm -mv, met een oppervlakte groter dan 1,7 hectare onderzoeksplichtig. De percelen VA en IIIC liggen aan de noordzijde binnen 'Waarde – Archeologie 4', en aan de zuidzijde binnen zone 'Waarde – Archeologie 3'. Voor deze zone geldt dat ingrepen dieper dan 40 cm -mv, met een oppervlakte groter dan 500 m2 onderzoeksplichtig zijn. Perceel IIIE en IVA liggen geheel binnen zone 'Waarde – Archeologie 3'; perceel VB vrijwel geheel in 'Waarde – Archeologie 3', met alleen aan de zuidoostzijde nog een klein gedeelte binnen 'Waarde – Archeologie 4'.

In het deelgebied Spijkweg liggen beide percelen volgens het vigerende bestemmingsplan 'Randmeerzone (8060)' in een zone met dubbelbestemming 'Waarde – Archeologie 4'. Ook hier geldt dat ingrepen dieper dan 40 cm -mv, met een oppervlakte groter dan 1,7 hectare onderzoeksplichtig zijn.

Op basis van de geplande omvang en diepte van de ingrepen zijn beide deelgebieden onderzoeksplichtig. Om die reden is archeologisch bureauonderzoek uitgevoerd. Dit onderzoek is als Bijlage 8 (Archeologisch onderzoek) bijgevoegd.

Op basis van de resultaten van het bureauonderzoek adviseert het onderzoeksbureau om indien de volgende vrijstellingsgrenzen worden overschreden, een vervolgonderzoek door middel van verkennende boringen uit te voeren (met inachtneming van een buffer van 0,5 meter boven de verwachte relevante archeologische laag):

Deelgebied Stobbenweg:

  • Binnen de percelen IB en IIB vervolgonderzoek bij ingrepen groter dan 1,7 ha en dieper dan 1,5 m -mv binnen gebieden met een middelhoge verwachting;
  • Binnen de percelen VA en IIIC vervolgonderzoek bij ingrepen groter dan 1,7 hectare binnen gebieden met een middelhoge verwachting en ingrepen groter dan 500 m2 voor gebieden met een hoge verwachting; mits indien deze ingrepen de grens overschrijden van 1 m -mv voor perceel VA en 1,5 m -mv voor perceel IIIC;
  • Binnen perceel IIIE vervolgonderzoek bij ingrepen groter dan 500 m2 en dieper dan 1 m -mv voor gebieden met een hoge verwachting;
  • Binnen perceel IVA vervolgonderzoek bij ingrepen groter dan 500 m2 vanaf het maaiveld voor gebieden met een hoge verwachting;
  • Binnen perceel VB vervolgonderzoek bij ingrepen groter dan 500 m2 en dieper dan het maaiveld voor gebieden met een hoge verwachting, en ingrepen groter dan 1,7 ha en dieper dan het maaiveld voor gebieden met een middelhoge verwachting.

Deelgebied Spijkweg:

  • Binnen de percelen Spijkweg 9 en het Bos- en natuurperceel (SBB) vervolgonderzoek bij ingrepen groter dan 1,7 ha vanaf het maaiveld binnen gebieden met een middelhoge verwachting.

Geadviseerd wordt om indien de bovenstaande vrijstellingsgrenzen worden overschreden, een vervolgonderzoek uit te voeren in de vorm van een inventariserend veldonderzoek door middel van verkennende boringen, met een verspringend grid met een dichtheid van circa zes boringen per hectare. Dit onderzoek dient dan met name om het onderliggende reliëf en mate van intactheid van de top van het dekzand in kaart te brengen. Op basis van deze uitgangspunten, betekent dit als volgt:

Deelgebied Stobbenweg:

  • Percelen IB en IIB: geen vervolgonderzoek.
  • Per'celen VA en IIIC: geen vervolgonderzoek.
  • Perceel IIIE: geen vervolgonderzoek.
  • Perceel IVA: vervolgonderzoek op de locatie waar bos zal worden aangeplant.
  • Perceel VB: vervolgonderzoek op de locatie natuurvriendelijke oever, en de locatie waar bos zal worden aangeplant.

Deelgebied Spijkweg:

  • Perceel Spijkweg 9: geen vervolgonderzoek.
  • Bos- en natuurperceel (SBB): vervolgonderzoek op de locaties van de aanleg van kavelsloten en waterpartijen en de aanplant van bos.

Verder dient rekening gehouden met de vondst van scheeps- of vliegtuigwrakken binnen het plangebied.

Geadviseerd wordt om een Protocol Toevalsvondsten op te stellen, waarbij de taken en verantwoordelijkheden van alle betrokken partijen uiteen worden gezet in geval bij de civiele werkzaamheden een scheeps- of vliegtuigwrak (of een andersoortige archeologische vondst) wordt aangetroffen. Op deze manier kunnen de civiele werkzaamheden met zo min mogelijk risico op stagnatie en bijkomende kosten worden uitgevoerd.

In bovenstaand advies is in overweging genomen dat bij de aanplant van bos mogelijk schade kan optreden aan eventueel in de ondergrond aanwezige scheepswrakken. De gebruikelijke prospectietechniek van boringen kan echter geen uitsluitsel geven over eventuele scheepswrakken in de ondergrond. Omdat er ook geen meldingen zijn van bekende wrakken in of in de omgeving van het plangebied, wordt geadviseerd een Protocol Toevalsvondsten op te stellen, in geval er bijvoorbeeld bij het uitgraven van plantgaten een toevalsvondst wordt gedaan.

Tot slot wordt opgemerkt dat het verrichte onderzoek, dat is opgenomen als Bijlage 8 (Archeologisch onderzoek) bij deze toelichting, als basis kan dienen voor aanvragen van omgevingsvergunningen voor het uitvoeren van de inrichtingswerkzaamheden waarbij de grond geroerd wordt.

Cultuurhistorie
In het plangebied zijn geen monumenten of andere cultuurhistorische elementen die behouden dienen te worden aanwezig.

4.9 Verkeer en parkeren

Deze ontwikkeling zal in een minimaal extra aantal verkeersbewegingen voorzien. De ontsluitende wegen kunnen deze extra verkeersdruk goed aan. Parkeergelegenheid wordt op eigen terrein gerealiseerd.

4.10 Kabels en leidingen

In het plangebied liggen geen hoogspanningslijnen. Wel wordt een klein deel van het plangebied geraakt door een hogedrukaardgasleiding. Deze leiding komt in paragraaf 4.5 (Externe veiligheid) aan bod. Ten slotte ligt in het deelgebied Spijkweg een gemeentelijk persleiding tussen de Bremerbergdijk en de Spijkweg, zie rode lijn op onderstaande afbeelding.

afbeelding "i_NL.IMRO.0303.D5001-ON01_0023.jpg"
Afbeelding 22: Gemeentelijke persleiding.

4.11 Aanmeldnotitie M.e.r.

M.e.r.-plicht

De vraag of sprake is van een m.e.r.-plicht omvat twee subvragen:

  • Is het project kaderstellend voor toekomstige m.e.r.(beoordelings)plichtige-activiteiten? De realisatie van natuurwaarden betreft een activiteit uit de D-lijst van het Besluit mer (D9 Een landinrichtingsproject dan wel een wijziging of uitbreiding daarvan.), maar blijft wat betreft oppervlak onder de drempelwaarde: gevallen waarin de ontwikkeling betrekking heeft op een project groter dan 125 hectare. Dit betekent dat een vormvrije m.e.r.-beoordeling uitgevoerd dient te worden;
  • Kan het project leiden tot significant negatieve effecten op de instandhoudingsdoelstellingen van een nabijgelegen Natura 2000-gebied? Wanneer dit niet op voorhand kan worden uitgesloten dient een passende beoordeling te worden uitgevoerd en geldt daarmee ook een m.e.r.-plicht. Deze vraag staat los van de vormvrije m.e.r.-beoordeling.

In onderstaand schema is het bovenstaande nogmaals schematisch weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0303.D5001-ON01_0024.jpg"

Vormvrije m.e.r.-beoordeling
Uit het voorgaande blijkt dat voor dit project een vormvrije m.e.r.-beoordeling dient te worden doorlopen. De vormvrije m.e.r.-beoordeling dient te geschieden aan de hand van de selectiecriteria in bijlage III van de EEG-richtlijn milieueffectbeoordeling.

Een m.e.r.-beoordeling betekent dat er géén MER wordt opgesteld, tenzij er sprake is van belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu. Het uitgangspunt is dus: 'Nee, tenzij....'

De 'belangrijke nadelige gevolgen' moeten worden beoordeeld op basis van het toetsingskader van bijlage III van de Europese Richtlijn Milieueffectbeoordeling (85/337/EEG). Bijlage III noemt drie hoofdthema's:

  • 1. de kenmerken van de activiteit (waaronder omvang, verontreiniging, hinder en risico van ongevallen);
  • 2. de plaats van de activiteit (in relatie tot de kwetsbaarheid van het milieu);
  • 3. de kenmerken van het potentiële effect (waaronder het bereik, de orde van grootte en waarschijnlijkheid van het effect).

Dit bestemmingsplan voorziet in de functieverandering van agrarisch naar natuur al dan niet met recreatieve functies. De kenmerken van de activiteit, zoals genoemd onder punt 1, zijn reeds behandeld in Hoofdstuk 2. De plaats van de activiteit en de kenmerken van het potentiële effect worden in deze paragraaf behandeld.

Plaats van het project
Bij de mate van kwetsbaarheid van het milieu in de gebieden waarop het project van invloed kan zijn, moet in het bijzonder in overweging worden genomen:

  • het bestaande grondgebruik;
  • de relatieve rijkdom aan en de kwaliteit en het regeneratievermogen van de natuurlijke hulpbronnen van het gebied;
  • het opnamevermogen van het natuurlijke milieu, met in het bijzonder aandacht voor de gevoelige gebieden, in dit geval Natuurnetwerk Nederland (NNN, voorheen Ecologische Hoofdstructuur), Natura 2000 en landschappen van historisch, cultureel of archeologisch belang.

Het plangebied is in de huidige situatie voor het merendeel in gebruik als agrarische grond. Ter hoogte van Spijkweg 9 staat bos. Door de komst van dit initiatief is sprake van een wijziging van het bestaande grondgebruik.

Het genoemde onder het tweede aandachtsstreepje is in dit geval niet aan de orde. De nieuwe inrichting van het gebied heeft geen effect op natuurlijke hulpbronnen, zoals mineralen, ertsen, fossiele brandstoffen.

Wat betreft het genoemde onder het derde aandachtsstreepje ligt het plangebied voor het grootste deel niet in het NNN of een Natura 2000-gebied. Ter hoogte van Spijkweg 9 ligt een klein deel van het plangebied in NNN (Spijkbos). Voor het grootste deel van het plangebied is duidelijk dat met de voorgenomen werkzaamheden geen negatieve effecten worden verwacht op de waarden en kenmerken van de NNN. Wel zal zo nodig een melding in het kader van stikstof worden ingediend. Voor meer informatie wordt verwezen naar de onderstaande tabel.

Kenmerken van het potentiële effect
Bij de potentiële effecten van het project wordt voor zover relevant gekeken naar:

  • het bereik van het effect;
  • het grensoverschrijdende karakter van het effect;
  • de orde van grootte en de complexiteit van het effect;
  • de waarschijnlijkheid van het effect;
  • de duur, de frequentie en de omkeerbaarheid van het effect;
  • de autonome ontwikkelingen.

De mogelijke milieueffecten worden indien aan de orde aan de hand van de verschillende relevante thema's beschreven. Voor de voorliggende m.e.r.-beoordeling zijn autonome ontwikkelingen niet bekend. De referentiesituatie is dan ook overeenkomstig de bestaande situatie.

Vanwege de aard van de ingreep wordt nader aandacht besteed aan de potentiële (milieu)effecten die kunnen optreden op water, bodem, archeologie, geluid, verkeer, luchtkwaliteit, externe veiligheid en natuur in onderstaande tabel. In die tabel is per milieuaspect aangegeven welke invloed het initiatief heeft. Voor een nadere toelichting wordt verwezen naar voorgaande paragrafen.

Aspect   Invloed functieverandering  
Water   Ten behoeve van voorgenomen ontwikkeling wordt voldoende ruimte gereserveerd voor watercompensatie en retentie. Zodoende is geen sprake van belangrijke nadelige effecten voor het aspect water. Zie hiervoor paragraaf 4.7 (Water).  
Bodem   Ten behoeve van de ontwikkeling is geen nader onderzoek naar de bodem noodzakelijk.  
Archeologie   Op basis van de geplande omvang en diepte van de ingrepen zijn beide deelgebieden onderzoeksplichtig. Om die reden is archeologisch bureauonderzoek uitgevoerd. Dit onderzoek is als Bijlage 8 (Archeologisch onderzoek) bijgevoegd. Zodoende is geen sprake van belangrijke nadelige effecten voor het aspect archeologie.  
Geluid   Het initiatief betreft geen realisatie van een geluidgevoelige functie. Een akoestisch onderzoek kan achterwege blijven.  
Verkeer   Er is een minimale toename in verkeer te verwachten. Parkeren wordt op een goede manier opgelost op eigen terrein.  
Luchtkwaliteit   De ruimtelijke ontwikkeling die het bestemmingsplan mogelijk maakt, draagt niet in betekende mate bij aan de verslechtering van de luchtkwaliteit.  
Externe veiligheid   Er zijn risicocontouren op of nabij het plangebied. Deze vormen geen belemmering voor deze ontwikkeling.  
Natuur - Flora en fauna   Voor het merendeel van het plangebied spelen geen (significant) negatieve effecten voor soorten- en gebiedsbescherming. Uit het nadere onderzoek voor vleermuis komt naar voren dat door uitvoering van de plannen één balts-/paarverblijfplaats van Gewone dwergvleermuis verloren zal gaan. Voorafgaand aan de kap van de bomen dient daarom een ontheffing van de Wet natuurbescherming te worden verkregen bij het bevoegd gezag (provincie Flevoland).  
Natuur - beschermde gebieden   Uit het effectonderzoek NNN komt naar voren dat door het onttrekken van het plangebied aan het NNN, de wezenlijke waarden van NNN-gebied Het Spijk niet zullen worden aangetast. Compensatie van het te kappen bos en tevens NNN-gebied vindt aansluitend ten noorden van het bestaande bosgebied Het Spijk plaats.
Verder is geen vergunning in het kader van de Wet natuurbescherming met het oog op stikstof nodig, blijkt uit de stikstofberekening. Zodoende is geen sprake van belangrijke nadelige effecten voor het aspect ecologie wat betreft beschermde gebieden.  

Conclusie
Uitgangspunt is dat de voorgenomen ontwikkeling geen belangrijke nadelige milieugevolgen zal hebben en dat wordt voldaan aan de geldende wet- en regelgeving.

Op basis van het bovenstaande hoeft naar het oordeel van het bevoegd gezag voor dit project geen m.e.r.(beoordelings)procedure te worden doorlopen. Voor zover sprake kan zijn van negatieve effecten op het milieu, worden voldoende waarborgen opgenomen in het bestemmingsplan om dit te voorkomen.

Hoofdstuk 5 Juridische toelichting

In voorgaande hoofdstukken zijn de uitgangspunten voor de ruimtelijke situatie in het plangebied aangegeven. Deze uitgangspunten zijn getoetst aan de milieu- en omgevingsaspecten en het beleid. In dit hoofdstuk worden de bestemmingen en de bijbehorende regels beschreven.

5.1 Uitgangspunt

Het bestemmingsplan voldoet aan alle vereisten die zijn opgenomen in de Wet ruimtelijke ordening (Wro) en het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). Inherent hieraan is de toepassing van de Regeling standaarden ruimtelijke ordening (Rsro) 2012, waar de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP) deel van uit maakt. De SVBP maakt het mogelijk om bestemmingsplannen te maken die op vergelijkbare manier zijn opgebouwd en op dezelfde manier worden verbeeld. De SVBP is toegespitst op de regels die voorschrijven hoe bestemmingsplannen volgens de Wro en het Bro moeten worden gemaakt. De SVBP geeft bindende standaarden voor de opbouw en de verbeelding van het bestemmingsplan, digitaal en analoog. De regels van dit bestemmingsplan zijn opgesteld volgens deze standaarden.

Het bestemmingsplan regelt de gebruiks- en bebouwingsbepalingen van de gronden in het plangebied. De juridische regeling is vervat in een verbeelding en bijbehorende regels. Op de verbeelding zijn de verschillende bestemmingen vastgelegd, in de regels (per bestemming) de bouw- en gebruiksmogelijkheden.

Het Bro bepaalt dat een bestemmingsplan vergezeld gaat van een toelichting. Deze toelichting heeft echter geen juridische status, maar is wel belangrijk als het gaat om de onderbouwing van hetgeen dat in het bestemmingsplan is geregeld en om de uitleg daarvan.

5.2 Bestemmingen

In deze paragraaf wordt een toelichting gegeven op de gebruiks- en bebouwingsmogelijkheden van de bestemmingen die in dit plan voorkomen. Net als in de planregels zijn de bestemmingen op alfabetische volgorde geplaatst.

5.2.1 Agrarisch

Een deel van de gronden gelegen aan Spijkweg 9 zijn bestemd als Agrarisch. De gronden zijn bestemd voor het agrarisch grondgebruik. Op de gronden die op de verbeelding zijn aangeduid als 'rijbak' mag een paardenbak worden gebouwd. De voorzijde van het erf is aangeduid als 'groen'. Ter plaatse van deze aanduiding dient een erfsingelbeplanting te zijn aangelegd en in stand worden gehouden.

5.2.2 Bedrijf

Het perceel aan Spijkweg 9 is bestemd als Bedrijf. Deze gronden zijn bestemd voor een hoveniersbedrijf, botenonderhoud, -opslag, -stalling en -afhaal met ondergeschikte detailhandel en handelsbemiddeling en agrarische activiteiten. Ook is ondergeschikte opslag en stalling van niet-agrarische producten toegestaan. Binnen de bestemming bedraagt de maximale oppervlakte van bedrijfsgebouwen en overkappingen 4.500 m2. De afstand van alle bebouwing tot de naar de weg gekeerde grenzen moet 15 meter zijn. Verder geldt dat gebouwen en overkappingen uitsluitend binnen het opgenomen bouwvlak zijn toegestaan.

Tot slot bevat de bestemming 'Bedrijf' ook een voorwaardelijke verplichting. Deze voorwaardelijke verplichting (lid 4.4.2) luidt:

"De ingebruikneming van de in het inrichtingsplan (Bijlage 2 bij deze regels) weergegeven driehoek met de letters A en D of het grijze vak met de aanduiding B is uitsluitend toegestaan indien binnen drie jaar na ingebruikneming van die gronden een 6,00 m brede erfsingelbeplanting wordt aangelegd ter plaatse van de gronden aangeduid met 'E. Houtsingel' conform het inrichtingsplan in Bijlage 2 (Inrichtingsplan 'Spijkweg 9') bij deze regels. Deze erfsingel dient vervolgens in stand te worden gehouden."

Dit bestemmingsplan maakt op een tweetal locaties de bestemming 'Bedrijf' nieuw mogelijk. Het betreft de locaties die in het inrichtingsplan (dat als Bijlage 2 bij deze regels is gevoegd) zijn aangeduid met de letters A en D of het grijze vlak met de aanduiding B. Voor die locaties geldt dat deze gronden pas mogen worden gebruikt indien erfsingelbeplanting is aangelegd. Deze erfsingelbeplanting is op een specifieke plek beoogt: daar waar in het inrichtingsplan (dat als Bijlage 2 bij deze regels is gevoegd) een houtwal is voorzien. Deze houtwal is in het inrichtingsplan voorzien van de aanduiding 'E. Houtsingel'. Op die locatie moet 6,00 meter brede erfsingelbeplanting worden aangelegd. Deze beplanting moet binnen drie jaar worden aangelegd en vervolgens ook in stand worden gehouden, ook na die drie jaar.

5.2.3 Bos

Het zuidelijke perceel aan Spijkweg krijgt de bestemming Bos. De gronden zijn primair bestemd voor bosbouw en voor het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de cultuurhistorische, natuurlijke en landschappelijke waarden. Dagrecreatief en educatief medegebruik van de bossen wordt binnen deze bestemming toegestaan. Binnen deze bestemming zijn uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, toegestaan.

5.2.4 Natuur

De agrarische gronden behorende bij deelnemers van Stobbenweg 6, 8 en 18 die worden ingezet voor natuur worden bestemd als Natuur. Ook de erfuitbreiding bij Stobbenweg 6 (perceel IIB) wordt bestemd als Natuur, evenals de twee kavels ten westen van de boslob (percelen IVA en VB) aan de Stobbenweg. Daarnaast worden de noordelijke twee percelen van het plangebied aan de Spijkweg bestemd als Natuur. Het primaire doel binnen de bestemming is het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de natuurlijke en landschappelijke waarden van de verschillende gebieden.

Verblijfsrecreatie is uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'verblijfsrecreatie' op het perceel IIB bij de Stobbenweg 6. Om te verzekeren dat de percelen worden ingericht conform de beheertypenkaarten zijn daarvoor in de specifieke gebruiksregels voorwaardelijke verplichtingen opgenomen.

Ook is er een aanduiding 'specifieke vorm van natuur - landschapskunstwerk' opgenomen ten behoeve van de realisatie van een landschapskunstwerk.

Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd, met uitzondering van een toiletgebouw en trekkershutten ter plaatse van de aanduiding 'verblijfsrecreatie'. Door middel van een binnenplanse afwijking is nog een uitzondering voor bebouwing opgenomen ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van natuur - beheerschuur inclusief bijenstal". Deze beheerschuur inclusief bijenstal is bedoeld voor beperkte ruimte voor opslag handgereedschap, instructieruimte voor groepen, workshops en educatie en informatiepunt voor het gebied. Binnen de bestemming is een op het natuur- en landschapsbeheer afgestemd ondergeschikt agrarisch gebruik toegestaan. Om te voorkomen dat de waarden van de natuurgebieden worden verstoord, is een aantal activiteiten gebonden aan een omgevingsvergunning en is een aantal gebruiksverboden opgenomen.

De buitenzijde van het erf (vergroting) bij Stobbenweg 6 (perceel IIB) is aangeduid als 'groen'. Ter plaatse van deze aanduiding dient een erfsingelbeplanting te zijn aangelegd en in stand worden gehouden.

5.2.5 Leiding - Gas

Deze bestemming ligt in het noordelijke deel van het plangebied bij de Stobbenweg. De op de verbeelding voor ‘Leiding - Gas’ aangewezen gronden zijn, naast de basisbestemmingen, voor het op de verbeelding aangegeven aantal meters aan weerszijden van de as van de op de verbeelding aangegeven strook, tevens bestemd voor een hoofdgastransportleiding. Binnen een zone van vijf meter ter weerszijden van de as van de leidingen mogen geen gebouwen en bouwwerken worden gebouwd, anders dan ten behoeve van de leidingen (bebouwingsvrije en/of veiligheidszone). Voor het uitvoeren van werkzaamheden die schadelijk kunnen zijn voor de leidingen is een omgevingsvergunning noodzakelijk.

5.2.6 Archeologische dubbelbestemmingen

Een groot deel van het plangebied heeft een archeologische dubbelbestemming. Voor deze gronden geldt de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 3' en 'Waarde - Archeologie 4'. Deze gronden zijn bestemd voor het behoud en de bescherming van mogelijk te verwachten archeologische waarden. Afhankelijk van de oppervlakte van bouwwerken moet een archeologisch rapport worden overgelegd alvorens de omgevingsvergunning voor bouwen wordt verleend. Daarnaast geldt voor een aantal werken een vergunningplicht. Tot slot wordt opgemerkt dat het verrichte onderzoek, dat is opgenomen als Bijlage 8 (Archeologisch onderzoek) bij deze toelichting, als basis kan dienen voor aanvragen van omgevingsvergunningen voor het uitvoeren van de inrichtingswerkzaamheden waarbij de grond geroerd wordt.

5.3 Algemene regels

Het bestemmingsplan omvat algemene regels, te weten een anti-dubbeltelbepaling, algemene bouwregels, algemene gebruiksregels, algemene aanduidingsregels en algemene afwijkingsregels. De anti-dubbeltelbepaling houdt in dat grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven, dan blijft die grond bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing. De algemene bouwregels geven regels over het overschrijden van de bouwgrenzen. Onder de algemene gebruiksregels wordt strijdig gebruik vastgelegd. In de algemene aanduidingsregels zijn regels opgenomen voor gronden gelegen ter plaatse van de aanduidingen 'geluidzone - weg' en 'vrijwaringszone - dijk'. De algemene afwijkingsregels geven aan op welke manier met een omgevingsvergunning afgeweken kan worden.

5.4 Overgangs- en slotregels

In het bestemmingsplan zijn overgangs- en slotregels opgenomen. Het overgangsrecht is gericht op bouwwerken die ooit met een bouwvergunning, melding of een omgevingsvergunning zijn gebouwd, of een gebruik dat ooit is toegestaan, maar dat nu, vanwege een bestemmings- of beleidswijziging onder het overgangsrecht zijn gebracht. Ook tientallen jaren aanwezige bouwwerken, die niet met een vergunning zijn gebouwd, of langdurig aanwezig gebruikt worden met het overgangsrecht beschermd. Het overgangsrecht is er op gericht dat deze bouwwerken uiteindelijk zullen verdwijnen of het gebruik ervan wordt beëindigd, zodat de situatie in overeenstemming geraakt met de gegeven bestemming. In beginsel mogen de bouwwerken slechts in ondergeschikte mate gedeeltelijk worden vernieuwd en veranderd. Het is niet mogelijk om hiermee geheel of in stappen tot een nieuw bouwwerk te komen.

Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid

6.1 Financiële uitvoerbaarheid

Op basis van artikel 6.12 Wet ruimtelijke ordening en artikel 6.2.1 van het Besluit ruimtelijke ordening is er een grondslag voor het vaststellen van een exploitatieplan of het anderszins verhalen van kosten van de grondexploitatie.

De gemeente Dronten is met de provincie Flevoland en Staatbosbeheer realisatieovereenkomst aangegaan waarin onder andere het kostenverhaal voor de aankoop en de realisatie van natuurgronden is geregeld. De gronden die nodig zijn voor de realisatie van de nieuwe natuur worden via de provincie Flevoland aan de betreffende partijen geleverd. Voor de inrichting van de percelen zijn middelen gereserveerd. Op basis van de uitwerking van technische ontwerpen met kostenramingen worden met de deelnemers uitvoeringsovereenkomsten afgesloten waarin wordt vastgelegd op welke wijze de nieuwe natuur wordt gerealiseerd en in stand wordt gehouden.

6.2 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

Vooroverleg en inspraak voorontwerpbestemmingsplan
Op grond van artikel 3.1.1 van het Bro is vooroverleg vereist met het waterschap en met de diensten van de provincie en Rijk die betrokken zijn bij de zorg voor de ruimtelijke ordening of belast met de behartiging van belangen die in het plan in het geding zijn. Het plan is toegezonden aan de voor dit plan relevante vooroverlegpartners van de gemeente Dronten. Tevens is het voorontwerpbestemmingsplan voor de duur van zes weken voor inspraak ter inzage gelegd. Naar aanleiding daarvan is een reactienota opgesteld. Deze is als Bijlage 9 (Nota inspraak en vooroverleg bp NNOD (D5001) - Versie oktober 2020) bij deze toelichting bijgevoegd. Uit de reactie zijn een aantal wijzigingen voortgekomen. Ook zijn er een aantal ambtshalve wijzigen doorgevoerd. De betreffende wijzigingen staan in hoofdstuk 4 van de reactienota samengevat.

Ontwerpbestemmingsplan
Conform de Wet ruimtelijke ordening ligt het ontwerp van het bestemmingsplan gedurende zes weken voor een ieder ter inzage. Ingediende zienswijzen op het ontwerp worden door de gemeente beoordeeld en zo nodig meegenomen in het definitief vast te stellen bestemmingsplan.