direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Partiële herziening Dormio resort Veluwemeer
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0303.8031-0ONH

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding voor het bestemmingsplan

DRV Ontwikkeling B.V., hierna initiatiefnemer, heeft het voornemen om op een onbebouwd recreatieterrein aan de Bijsselseweg in de gemeente Dronten een vakantiepark te realiseren. Het huidige bestemmingsplan 'Ellerveld' staat een vakantiepark binnen het plangebied toe. De bouwregels van dat bestemmingsplan sluiten echter niet meer aan op de hedendaagse behoefte aan recreatiewoningen. Omdat het initiatief passend is binnen de locatie en enkel beperkte wijzigingen in de bouwregels nodig zijn om de ontwikkeling mogelijk te maken, wordt medewerking verleend om middels voorliggende partiële herziening de bouwregels te wijzigen. In dit document wordt dit toegelicht en gemotiveerd waarom dat mogelijk is volgens de Wet ruimtelijke ordening (Wro).

1.2 Ligging plangebied

Het plangebied is gelegen aan de Bijsselseweg in de gemeente Dronten. Bijgevoegde afbeelding toont globaal de ligging van het plangebied in de omgeving.

afbeelding "i_NL.IMRO.0303.8031-0ONH_0001.png" .

De ligging van het plangebied in de omgeving (bron: OpenStreetMaps.nl)

1.3 Leeswijzer

Hoofdstuk 2 bevat een beschrijving van de bestaande situatie en van het plan. Daarna wordt in hoofdstuk 3 ingegaan op het relevante Rijks-, provinciale-, en gemeentelijke beleid. In hoofdstuk 4 wordt de haalbaarheid van het project getoetst op grond van het geldende beleid en (milieu)wetgeving. Ook wordt ingegaan op de economische haalbaarheid van het plan. Hoofdstuk 5 geeft een toelichting op de juridische opzet van het plan. Tot slot gaat hoofdstuk 6 in op de wijze hoe burgers en andere belanghebbenden betrokken zijn bij het plan (maatschappelijke uitvoerbaarheid). Hierin zijn de uitkomsten van inspraak, vooroverleg en zienswijzen opgenomen.

Hoofdstuk 2 Het initiatief

In dit hoofdstuk wordt het initiatief beschreven. Eerst wordt ingegaan op de bestaande situatie van het plangebied en de relatie met de omgeving. Daarna wordt ingezoomd op het beoogde initiatief.

2.1 Huidige situatie

Het plangebied ligt in het oostelijk deel van Flevoland. Flevoland is ontstaan door drooglegging van delen van de voormalige Zuiderzee. De voormalige zeebodem, de vorm van de kust, de tijdsgeest en de toenmalige behoefte zijn bepalend geweest voor het huidige landschap, dat open is en bestaat uit rechte kavels. Ook de samenhang met het water is nog sterk aanwezig. Aan de zuid- en noordzijde van het plangebied bevinden zich stroken natuur en aan de oost en westzijde liggen bossen.

Het plangebied zelf heeft tot de jaren '50 van de vorige eeuw onderdeel uitgemaakt van het IJsselmeer (voorheen Zuiderzee). Na de drooglegging is het plangebied in gebruik genomen als landbouwgrond. Ten behoeve van de drainage is een systeem van sloten aangelegd. Het plangebied wordt doorkruist door een ontsluitingsweg met een bomenrij aan weerszijden van de weg. De overige gronden bestaan uit grasland. Er is geen bebouwing aanwezig. Navolgende afbeelding toont een luchtfoto van de bestaande situatie.

afbeelding "i_NL.IMRO.0303.8031-0ONH_0002.png" Luchtfoto van het plangebied (bron foto: Qgis)

2.2 Toekomstige situatie

In de toekomstige situatie komt er een vakantiepark binnen het plangebied. De planologische kaders van het vigerende bestemmingsplan 'Ellerveld' staan een vakantiepark reeds toe. Om het vakantiepark echter te kunnen voorzien van recreatiewoningen en voorzieningen die aansluiten bij de actuele behoefte, is een aanpassing van de bestaande regelgeving en het beeldkwaliteitsplan op onderdelen noodzakelijk. Ten behoeve van de toekomstige situatie zijn er daarom wijzigingen aangebracht aan het beeldkwaliteitsplan alsook aan de planologische kaders.

De hoofdlijnen van de planologische kaders voor het recreatiepark blijven ongewijzigd. Het maximaal aantal toegestane recreatiewoningen (350) verandert niet en ook de totale inhoud van alle recreatiewoningen gezamenlijk neemt niet toe. De ontsluitingsweg blijft in de zuidwestelijke hoek van het plangebied liggen.

Het voorzieningencomplex wordt gebouwd in de zuidwestelijke hoek van het plangebied, direct aansluitend op de centrale ingang van het park. Het beoogde voorzieningenniveau van het moederplan 'Ellerveld' sluit niet langer aan bij de behoefte van de hedendaagse recreant / toerist. De oppervlaktematen van de voorzieningen zijn aangepast om te voldoen aan een gewenst niveau voor een recreatiepark van dergelijke omvang anno nu, alsmede om de toekomstigbestendigheid van het recreatiepark in de toekomst te waarborgen. De voorzieningen zijn niet openbaar toegankelijk, mensen die niet op het vakantiepark verblijven kunnen geen gebruik maken van de voorzieningen.

De maximale bouwhoogte van de voorzieningengebouwen, die deels worden gecombineerd met woningen boven de voorzieningen, bedraagt 15 m. Voor recreatiewoningen die niet boven voorzieningen worden gerealiseerd geldt in dit deelgebied een maximale goot- en bouwhoogte van 6 en 10 meter. In de rest van het park varieert de maximale goothoogte tussen 4,5 m en 6 m en de maximale bouwhoogte tussen 8 en 10 m. Tussen de deelgebieden komen watergangen, waarmee eilandjes ontstaan die via bruggen met elkaar worden verbonden. De watergangen spelen een nadrukkelijke rol bij de uitstraling van het park en vinden aansluiting bij omliggend oppervlaktewater. Landschappelijk gezien wordt het park daarmee geïntegreerd met de omgeving. Ook aan de noord- en zuidkant van het plangebied komt water, enerzijds als landschappelijke overgang en anderzijds als buffer om te voorkomen dat recreanten vanuit het park de omliggende bos- en natuurzones in kunnen lopen.

Naast de watergang is ook de bestaande bomenlaan bepalend voor het aanzien. De noord-zuid georiënteerde bomenlaan blijft voor het park behouden.

Navolgende afbeelding geeft een impressie van de toekomstige situatie.

afbeelding "i_NL.IMRO.0303.8031-0ONH_0003.png"

Schetsontwerp van de toekomstige inrichting van het vakantiepark (bron: BOITEN Ingenieurs)

Vanuit beeldkwaliteit en architectuur krijgen de deelgebieden elk hun eigen karakter. Hiervoor is een beeldkwaliteitsplan opgesteld, welke is opgenomen in bijlage 1. Het beeldkwaliteitsplan zal gelijktijdig met voorliggende partiële herziening als aanvullend welstandskader worden vastgesteld op basis van artikel 12a van de Woningwet.

Hoofdstuk 3 Beleidskader

3.1 Rijksbeleid

Dit initiatief zorgt ten opzichte van de geldende planologische kaders, niet voor extra ruimtelijke effecten op de omgeving. Voorliggend document voorziet enkel in het wijzigen van bestaande bouwregels op onderdelen. Het aantal toegestane recreatiewoningen en de totale inhoud van de recreatiewoningen nemen door voorliggend initiatief niet toe. Het toegestane gebruik in het plangebied blijft ongewijzigd. Voorliggende herziening is dan ook passend binnen het rijksbeleid zoals beschreven in het moederplan.

3.2 Provinciaal beleid

Zoals reeds gemotiveerd onder het rijksbeleid zorgt dit initiatief ten opzichte van de geldende planologische kaders van het moederplan 'Ellerveld' niet voor extra ruimtelijk effect. In het moederplan 'Ellerveld' is op basis van het voormalige 'Omgevingsplan Flevoland 2006' aangetoond dat een verblijfsrecreatieterrein binnen het plangebied passend is. Inmiddels is het omgevingsplan uit 2006 vervangen voor een 'Omgevingsprogramma Provincie Flevoland' en een 'Omgevingsverordening Provincie Flevoland', beiden vastgesteld op 27 februari 2019. In het vervolg van deze paragraaf volgt een actualisatie van het beleid op onderdelen die een relatie hebben met de inhoud van dit plan.

Omgevingsprogramma

111 speerpunten Oostrand Flevoland

Het speerpuntgebied Oostrand van Flevoland wordt gekenmerkt door een langgerekte zone van bos- en natuurgebieden gelegen langs de randmeren. De provincie zoekt naar verbreding van het economisch draagvlak om de vitaliteit van het gebied te versterken. Kansen daarvoor liggen vooral in de sector recreatie en toerisme in combinatie met de ontwikkeling van beleefbare en toegankelijke natuur. De ontwikkeling van een vakantiepark binnen het plangebied is daarmee passend binnen het provinciale streven om via de sector recreatie het economische draagvlak van het Oostrand gebied te verbreden.

Omgevingsverordening

Natuurnetwerk Nederland (NNN)

Het plangebied zelf maakt geen onderdeel uit van het NNN, de gronden direct aansluitend op het plangebied wel. Bij het ontwerp van het park is hier rekening mee gehouden door aan de randen van het park natuurlijke buffers aan te leggen. Enerzijds zijn deze buffers, onder andere door het aanleggen van watergangen, van betekenis doordat het park op deze wijze landschappelijk wordt ingepast. Anderzijds wordt door de watergangen voorkomen dat parkbezoekers vrij toegang hebben tot de aangrenzende bos- en natuurzones, ter bescherming van het aangrenzende NNN.

Conclusie

Het plan past binnen het provinciale beleid.

3.3 Gemeentelijk beleid

Op basis van het gemeentelijk beleidskader zoals opgenomen in het moederplan 'Ellerveld' is geconcludeerd dat een vakantiepark binnen het plangebied past binnen het gemeentelijk beleid. In deze paragraaf volgt een actualisatie van dit beleidskader op onderdelen.

Geldend bestemmingsplan

Ter plaatse van het plangebied geldt het bestemmingsplan 'Ellerveld', vastgesteld door de gemeente Dronten op 24 april 2013. Navolgende afbeelding toont een uitsnede van dit bestemmingsplan.

afbeelding "i_NL.IMRO.0303.8031-0ONH_0004.png"

Uitsnede van het bestemmingsplan 'Ellerveld' (bron: ruimtelijkeplannen.nl)

Binnen het plangebied is de bestemming 'Recreatie - Verblijfsrecreatie' van toepassing. Hierbinnen zijn in totaal 350 vrijstaande recreatiewoningen toegestaan. Aan de hand van 4 specifieke bouwaanduidingen is het gebied onderverdeeld in deelgebieden, waarbij per deelgebied maximale goot- en bouwhoogtes, dakhellingen en onderlinge afstanden zijn opgenomen. Voorzieningen zijn enkel toegestaan binnen de specifieke functieaanduiding 'specifieke vorm van recreatie - voorzieningen'.

Over het gehele plangebied ligt daarnaast, ter bescherming en veiligstelling van archeologische waarden, de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie'. Ten behoeve van de ontsluiting is in de zuidwestelijke hoek van het plangebied de functieaanduiding 'ontsluiting' opgenomen. Parallel aan de westelijke plangrens ligt daarnaast een specifieke functieaanduiding 'specifieke vorm van verkeer - calamiteitenroute'.

Het plangebied wordt doorsneden door een gasleiding. Ten behoeve van deze gasleiding zijn de volgende aanduidingen opgenomen: 'hartlijn - gas', daaromheen een dubbelbestemming 'leiding - gas' en de gebiedsaanduiding 'veiligheidszone - leiding'.

Voorliggend initiatief is strijdig omdat de voorgenomen inrichting van het park en het ontwerp van de recreatiewoningen niet passend zijn binnen de bestaande bouwregels.

Structuurvisie Dronten 2030

In 2012 heeft de gemeente Dronten haar structuurvisie geactualiseerd. Navolgende afbeelding toont een uitsnede van de bijbehorende structuurvisiekaart.

afbeelding "i_NL.IMRO.0303.8031-0ONH_0005.png"

Uitsnede structuurvisiekaart, waarbij het plangebied is aangegeven met de rode cirkel (bron: Structuurvisie Dronten 2030)

De gemeente wil in de komende jaren het belang van de oostrand voor recreatie en toerisme vergroten en het gebied nog meer als toeristische regio of landstreek op de kaart zetten. Versterking van recreatie en toerisme kan een substantieel bijdrage leveren aan de noodzakelijke groet van werkgelegenheid van de gemeente Dronten en de Provincie Flevoland. Op een aantal plaatsen kan de kwaliteit en uitstraling van de recreatievoorzieningen worden verbeterd door een beter beheer en een goede landschappelijke inpassing.

Planspecifiek

Op de structuurvisiekaart is de voorziening 'verblijfsrecreatie' toegewezen aan de gronden van het plangebied. Voorliggend plan maakt een vakantiepark mogelijk en is daarmee passend binnen de structuurvisie.

De kracht van Dronten

In maart 2007 werd de Toekomstvisie van Dronten Vastgesteld, 'Dronten ontdék de ruimte'. In 2015 is dit stuk door de gemeente geactualiseerd. Voor het thema 'toerisme, recreatie en evenementen' gaat de toekomstvisie in op het belang van de oostrand van de provincie. De oostrand presenteert zich als vermaak-regio voor een weekendje uit, maar ook voor een week of langere vakantie, aldus de gemeente. De locatie Ellerveld wordt genoemd als voorbeeld dat toerisme en recreatie niet meer weg te denken zijn uit Dronten.

Planspecifiek

De locatie van het plangebied, Ellerveld, wordt in de visie specifiek genoemd als locatie geschikt voor recreatie. Dit plan, dat een vakantiepark mogelijk maakt, versterkt daarmee de verdere ontwikkeling van de oostrand, specifiek de locatie Ellerveld, tot een aantrekkelijk verblijfsrecreatiegebied.

Conclusie

Het plan past binnen het gemeentelijk beleid.

Hoofdstuk 4 Uitvoerbaarheid

De uitvoerbaarheid van een bestemmingsplan moet als gevolg van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) aangetoond worden (artikel 3.1.6 van het Bro). Daaronder valt zowel de onderzoeksverplichting naar verschillende ruimtelijk relevante aspecten (geluid, bodem, etc.) als ook de economische uitvoerbaarheid van het plan.

Vanuit het oogpunt van uitvoerbaarheid voorziet de toekomstige situatie in een plan dat passend is binnen het beoordelingskader van het moederplan 'Ellerveld'. Er komen niet meer recreatiewoningen dan reeds is toegestaan, de totale inhoud van de recreatiewoningen blijft gelijk en de wijze van ontsluiting blijft ongewijzigd. De aanpassingen hebben enkel effect op de bouwmogelijkheden op het terrein van Ellerveld zelf, waardoor het ruimtelijk effect op de omgeving niet verandert. Daarmee past het initiatief binnen de bestaande motivatie van de uitvoerbaarheidsaspecten zoals opgenomen in de toelichting van het moederplan 'Ellerveld'.

Het initiatief is uitvoerbaar vanuit de planologische uitvoerbaarheidsaspecten. In dit hoofdstuk wordt enkel nog ingegaan op de aspecten stikstofdepositie en milieueffectrapportage.

4.1 Stikstofdepositie

In de Wet natuurbescherming worden de zogenoemde Natura 2000-gebieden beschermd. Natura 2000 is de overkoepelende naam voor gebieden die worden beschermd vanuit de Vogel- en Habitatrichtlijn. Volgens deze Europese richtlijnen moeten lidstaten specifieke diersoorten en hun natuurlijke leefomgeving (habitat) beschermen om de biodiversiteit te behouden. Natura 2000-gebieden kennen een zogenaamde 'externe werking'. Dit betekent dat ontwikkelingen die buiten de begrenzing van de Natura 2000-gebieden gelegen zijn, ook getoetst moeten worden of er significant negatieve effecten optreden op het betreffende gebied.

In het kader van de toets aan de Wet Natuurbescherming wordt bepaald of een project of plan (mogelijke)

significant negatieve effecten veroorzaakt op de instandhoudingsdoelstellingen van Natura 2000-gebieden.

Voor plannen en projecten dient middels een voortoets, eventueel gevolgd door een passende beoordeling,

getoetst te worden of het plan mogelijk significant negatieve effecten kan hebben op gevoelige habitattypen

die gelegen zijn binnen omliggende Natura 2000-gebieden. De beoordeling van plannen, projecten en andere

handelingen is uitgewerkt in paragraaf 2.3 van de Wet natuurbescherming. Met het verdwijnen van het

Programma Aanpak Stikstof is de ontwikkelingsruimte en standaard grenswaarde voor projecten niet meer

beschikbaar.

Planspecifiek

In het kader van de Wet natuurbescherming is de feitelijke, bestaande situatie het uitgangspunt voor nieuwe ontwikkelingen en niet de planologisch toegestane situatie. Om te toetsen of een passende beoordeling nodig is in het kader van de Wet Natuurbescherming, is daarom voor de ontwikkeling van het recreatiepark een voortoets stikstofdepositie opgesteld. Deze is opgenomen in bijlage 2. Hierin zijn het toekomstig gebruik van de locatie en de activiteiten tijdens de aanlegfase van het recreatiepark getoetst. De conclusie is dat er zowel in de gebruiksfase als in de aanlegfase geen sprake is van een bijdrage aan stikstofdepositie op Natura 2000-gebieden groter dan 0,00 mol/ha/j. De voorgenomen ontwikkeling heeft daarmee geen negatieve effecten op Natura 2000-gebieden. Het aanvragen van een vergunning Wet natuurbescherming is daarom niet nodig voor dit project. De voortoets stikstofdepositie is voorgelegd aan de provincie en deze heeft met voorgaande conclusie ingestemd.

De uitvoerbaarheid van het initiatief voor stikstofdepositie is hiermee aangetoond.

4.2 Milieueffectrapportage

Voor activiteiten die belangrijke milieugevolgen kunnen hebben, is het verplicht een milieueffectrapporate (m.e.r.) uit te voeren en een Milieu Effect Rapport (MER) te maken. Hiermee krijgt het milieubelang een volwaardige plaats in de besluitvorming. De m.e.r. onderzoekt de milieugevolgen van een plan of een besluit en (milieuvriendelijker) alternatieven. Een plan of besluit is m.e.r.-plichtig in een van de volgende situaties:

in het Besluit milieueffectrapportage, artikel 7.4 bijlagen C en D zijn activiteiten aangewezen waarvoor direct een m.e.r.-plicht geldt;

een m.e.r.-plicht kan volgen uit een passende beoordeling in het kader van de Wet Natuurbescherming;

op grond van de provinciale milieuverordening kunnen aanvullend op het Besluit m.e.r. activiteiten worden aangewezen waarvoor een m.e.r.-plicht geldt.

M.e.r.-beoordeling

Een aantal activiteiten op kleinere schaal zijn m.e.r.-beoordelingsplichtig als een indicatieve drempelwaarde uit bijlage D wordt overschreden. Ook als de drempelwaarden niet worden overschreven kan in overleg worden bekeken of er aanleiding is voor het uitvoeren van een m.e.r.-beoordeling, omdat er mogelijk belangrijke nadelige milieugevolgen kunnen optreden. Er kunnen twee uitkomsten zijn:

als de conclusie is dat er geen belangrijke nadelige milieugevolgen optreden hoeft er geen m.e.r.-procedure te worden doorlopen. Dit wordt in het betreffende plan of besluit gemotiveerd en moet ook formeel bekend worden gemaakt door het bevoegd gezag;

als belangrijke nadelige milieugevolgen niet uitgesloten kunnen worden, moet er een m.e.r.-procedure worden doorlopen.

Planspecifiek

Het onderhavige plan betreft een herziening van het bestemmingsplan ‘’Ellerveld’’ uit 2012. De herziening voorziet enkel in het op onderdelen wijzigen van de bestemmingsregels om een eigentijdse vorm van recreatie mogelijk te maken. Ten opzichte van het moederplan zorgt de herziening niet voor extra ruimtelijk effect op de omgeving. De inhoud van het initiatief sluit aan op de activiteit zoals opgenomen in bijlage D onder c ‘’De aanleg, wijziging of uitbreiding van vakantiedorpen en hotelcomplexen buiten stedelijke zones met bijbehorende voorzieningen’’. De drempelwaarde van deze activiteit heeft betrekking op:

  • 1. 250.000 bezoekers of meer per jaar,
  • 2. Een oppervlakte van 25 hectare of meer,
  • 3. 100 ligplaatsen of meer of
  • 4. Een oppervlakte van 10 hectare of meer in gevoelig gebied.

 

Het initiatief maakt geen nieuw vakantiepark mogelijk maar voorziet enkel in gewijzigde bouwmogelijkheden. Hierdoor zijn er binnen een gewijzigde parkindeling andere type recreatiewoningen toegestaan. Het totale aantal huisjes alsook de gezamenlijke inhoud van de huisjes wijzigt niet ten opzichte van de bouwmogelijkheden uit het moederplan. Daarmee blijft het initiatief (ver) onder de drempel uit bijlage D.10 en kan volstaan worden met een vormvrije m.e.r.-beoordeling. Hiervoor dient de initiatiefnemer een aanmeldnotitie vormvrije m.e.r. in bij het bevoegd gezag. Deze aanmeldnotitie is tevens opgenomen als bijlage 3. Voorliggend bestemmingsplan inclusief de aanmeldnotitie vormt de vormvrije m.e.r.-beoordeling omdat in het kader van dit bestemmingsplan de belangrijkste milieuaspecten in beeld zijn gebracht.

In lijn met 'Bijlage III EU richtlijn milieubeoordeling projecten' wordt in deze toelichting ingegaan op de kenmerken van het project, de plaats van het project en de kenmerken van de potentiële effecten.

  • 1. Kenmerken van het project

Bij een overweging van de kenmerken van het project zijn de volgende criteria van belang: de omvang van het project, de cumulatie met andere projecten, gebruik van natuurlijke hulpbronnen, de productie van afvalstoffen, verontreiniging en hinder, het risico van zware ongevallen en/of rampen, waaronder rampen door klimaatverandering en risico's voor de menselijke gezondheid.

Toetsing

Het plan blijft binnen de huidige bestemmingsgrenzen en voorziet niet in een toename van het oppervlak van het recreatiepark en het aantal mensen binnen het park. Het plan zorgt niet voor belemmeringen wat betreft gebruik van natuurlijke hulpbronnen, productie van afvalstoffen, verontreiniging en hinder. Ook is er gezien de aard van de ontwikkeling geen verhoogd risico voor menselijke gezondheid door bijvoorbeeld rampen.

  • 2. Plaats van het project

De mate van kwetsbaarheid van het milieu van gebieden waarop het project invloed heeft is afhankelijk van de volgende criteria: het bestaande grondgebruik, relatieve rijkdom aan de kwaliteit en het regeneratievermogen van de natuurlijke hulpbronnen van het gebied en het opnamevermogen van het natuurlijke milieu met in het bijzonder aandacht voor gevoelige gebieden op basis van ecologie, landschappelijke, archeologische en cultuurhistorische waarden en wateraspecten. In onderdeel A van de bijlage bij het Besluit m.e.r is bepaald wat verstaan wordt onder een gevoelig gebied.

Toetsing

Het voormalige gebruik van het plangebied als landbouwgrond en de beperkte aanwezigheid van natuurlijke hulpbronnen in het plangebied zorgen ervoor dat het project zich niet in een qua milieu kwetsbaar gebied bevindt. Het plangebied ligt niet binnen gevoelige gebieden op basis van ecologie, landschappelijke, archeologische en cultuurhistorische waarden en wateraspecten.

  • 3. Kenmerken van de potentiële effecten

De potentiële effecten van het project worden bepaald door de kenmerken en plaats van het project, in samenhang met de volgende criteria: de orde van grootte, het ruimtelijk bereik, de aard, het grensoverschrijdend karakter, de intensiteit en complexiteit, de waarschijnlijkheid en de verwachte duur, frequentie en omkeerbaarheid van de effecten. Daarnaast kunnen ook de cumulatie van effecten met effecten van andere projecten en de mogelijkheid om de effecten doeltreffend te verminderen in overweging worden genomen.

Toetsing

Gezien de beperkte omvang en de aard van de herziening ten opzichte van het vigerende moederplan

‘’Ellerveld’’ is er geen sprake van onevenredige effecten voor het milieu op de omgeving. De voortoets

stikstofdepositie die voor dit plan is uitgevoerd toont tevens aan dat het initiatief geen toename van de stikstofdepositie op beschermde Natura 2000-gebieden tot gevolg heeft.

Conclusie

Uit het voorgaande is gebleken dat er geen sprake is van een ontwikkeling die een forse invloed heeft op het milieu in de omgeving. Belangrijke milieugevolgen kunnen worden uitgesloten. Verder onderzoek in het kader van het Besluit milieueffectrapportage is niet nodig: het plan is niet m.e.r.-plichtig. In bijlage 4 is het door de gemeenteraad genomen besluit om geen milieueffectrapport op te stellen, genomen.

4.3 Watertoets

Sinds 1 november 2003 is de toepassing van de watertoets wettelijk verplicht door de verankering in het Besluit op de ruimtelijke ordening 1985. De watertoets heeft betrekking op alle grond- en oppervlaktewateren en behandelt alle van belang zijnde waterhuishoudkundige aspecten (naast veiligheid en wateroverlast ook bijvoorbeeld waterkwaliteit en verdroging). De watertoets is een belangrijk procesinstrument om het belang van water een evenwichtige plaats te geven in de ruimtelijke ordening. Uit de waterparagraaf blijkt de betrokkenheid van de waterbeheerder in het planproces en de wijze waarop het wateradvies van de waterbeheerder is meegenomen in de uitwerking van het plan. Voor de ontwikkeling is de normale procedure in het kader van de watertoets van toepassing.

Bij de realisatie van het recreatiepark zal de vrijgekomen grond bij het graven van nieuw oppervlaktewater gebruikt worden voor extra ophoging van het plangebied Dormio Resort Veluwemeer. Een gesloten grondbalans is hierbij het uitgangspunt. Daarnaast is het gebied zeker in de winterperiode behoorlijk drassig. Een watertoets is in 2020 opnieuw uitgevoerd met betrekking tot het geactualiseerde deelplan Dormio Resort Veluwemeer.

In afwijking van het uitgangspunt van 2013, waarin verhoging van het waterpeil niet voor de hand lag, wordt er nu voor dit specifieke plangebied een nieuw peilvak gemaakt. Dwars door het bestemmingsplangebied loopt een gasleiding. Om een aaneengesloten waterpartij te maken is het nodig dat er boven deze gasleiding voldoende dekking is en er dan nog voldoende water boven de dekking aanwezig is en blijft. Daarnaast is het gewenst om voor de gebruiker van het recreatiepark de beleving van omringend water te waarborgen. Uitzicht vanuit de recreatiewoning op een drooggevallen plas dient hiervoor te worden voorkomen. Dit gebeurt in nauw overleg met het waterschap.

De persleiding van het waterschap beschikt over voldoende capaciteit om het afvalwater afkomstig van het recreatiepark, af te kunnen voeren. Het betreft hier een afvalwaterstroom van ongeveer 120 m3 /dag. De parkeerplaatsen zullen zo worden aangelegd dat het hemelwater via infiltratie en drainage naar het oppervlaktewater getransporteerd wordt. Doordat er bij de bouw van het recreatiepark geen uitlogende bouwmaterialen worden gebruikt, is het hemelwater wat rechtstreeks op het oppervlaktewater wordt geloosd schoon.

Alle verharding in het recreatiepark komt uit op circa 4,1 ha. Alle daken van de woningen inclusief de toegangsweg is circa 3 ha. Bij elkaar is dit netto circa 7.1 ha aan toename van verhard oppervlak. Hierdoor bestaat een compensatieopgave. Deze toename aan verharding wordt ruimschoots gecompenseerd door de realisatie van oppervlaktewater binnen het recreatiepark. Er worden nadere afspraken gemaakt met het waterschap over de wijze van berekenen met betrekking tot de compensatieopgave en de uitvoering van kunstwerken voor het nieuwe peilgebied.

Bij het ontwerp van het watersysteem blijft de afvoer van dijkskwel gewaarborgd en wordt tevens voorkomen dat nadelige waterkwantiteitseffecten van het nieuwe peilgebied op de nabije omgeving gaan ontstaan. Ook wordt rekening gehouden met het aanwezige opbarstrisico. Nader overleg hierover vindt plaats, met daarbij de streefbeelden, uitgangspunten en randvoorwaarden van het waterschap als vertrekpunt. In het recreatiepark worden zoveel als mogelijk natuurvriendelijke oevers aangelegd.

De toegangsweg ten behoeve van het resort zal nog worden aangelegd. Deze is deels gelegen in de

binnen-, tussen- en buitenbeschermingszone van de Bremerbergdijk. Het grondlichaam hiervoor is al

aanwezig.

Over de bovenstaande aanpak heeft overleg plaatsgevonden met het Waterschap. Deze is akkoord met deze invulling, maar blijft wel verder betrokken bij de verdere uitwerking. Hiermee is het initiatief uitvoerbaar met betrekking tot het aspect water.

4.4 Economische uitvoerbaarheid

Bij de voorbereiding van een bestemmingsplan dient, op grond van artikel 3.1.6 lid 1, sub f van het Bro, onderzoek plaats te vinden naar de (economische) uitvoerbaarheid van het plan. In principe dient bij vaststelling van een ruimtelijk besluit tevens een exploitatieplan vastgesteld te worden om verhaal van plankosten zeker te stellen. Op basis van 'afdeling 6.4 grondexploitatie', artikel 6.12, lid 2 van de Wro kan de gemeenteraad bij het besluit tot vaststelling van het bestemmingsplan echter besluiten geen exploitatieplan vast te stellen indien:

  • het verhaal van kosten van de grondexploitatie over de in het plan of besluit begrepen gronden anderszins verzekerd is;
  • het bepalen van een tijdvak of fasering als bedoeld in artikel 6.13, eerste lid, onder c, 4°, onderscheidenlijk 5°, niet noodzakelijk is;
  • het stellen van eisen, regels, of een uitwerking van regels als bedoeld in artikel 6.13, tweede lid, onderscheidenlijk b, c of d, niet noodzakelijk is.

Planspecifiek

De ontwikkelingskosten komen geheel voor rekening van de initiatiefnemer. Hiertoe zal de gemeente voorafgaand aan de planologische procedure met de initiatiefnemer een anterieure overeenkomst afsluiten. Voor de realisatie van het plan hoeft de gemeente geen investering te doen. De kosten die door de gemeente gemaakt worden voor het voeren van de planologische procedure zijn verrekend in de leges. Eventuele extra gemeentelijke kosten worden gedekt door de anterieure overeenkomst.

Tevens zal een overeenkomst betreffende planschade worden afgesloten. Deze kosten komen eveneens geheel voor rekening van de initiatiefnemer.

Op basis van het bovenstaande kan geconcludeerd worden dat het plan economisch uitvoerbaar is.

Hoofdstuk 5 Juridische planbeschrijving

5.1 Algemeen

Het bestemmingsplan is opgezet volgens de in de Wet ruimtelijke ordening opgenomen standaardvorm van de Standaard Vergelijkbare Bestemmingplannen 2012 (SVBP 2012).

Het bestemmingsplan bestaat uit een verbeelding, planregels en een toelichting. De verbeelding en de planregels vormen samen het juridisch bindende gedeelte van het bestemmingsplan. Beide planonderdelen dienen in onderlinge samenhang te worden bezien en toegepast. Op de verbeelding zijn de bestemmingen aangewezen. Aan deze bestemmingen zijn bouwregels en regels betreffende het gebruik gekoppeld.

De toelichting heeft geen rechtskracht, maar is wel een belangrijk onderdeel van het plan. De toelichting geeft een weergave van de beweegredenen, de onderzoeksresultaten en de beleidsuitgangspunten die aan dit plan ten grondslag liggen. De toelichting is van wezenlijk belang voor een juiste interpretatie en toepassing.

Daarnaast maken ook eventuele bijlagen onlosmakelijk onderdeel uit van het bestemmingsplan.

Verbeelding

De verbeelding is een digitale kaart, waarop bestemmingen en aanduidingen zijn weergegeven. Aanduidingen worden gebruikt om bepaalde zaken specifieker te regelen, bijvoorbeeld in de vorm van gebiedsaanduidingen, bouwaanduidingen, bouwvlakken, functieaanduidingen etc.

Voor de analoge verbeelding is gebruik gemaakt van een digitale ondergrond (Grootschalige Basiskaart en/of kadastrale kaart). Daar waar een verschil is tussen de digitale en de analoge verbeelding, is de digitale versie leidend.

Regels

De planregels zijn standaard onderverdeeld in vier hoofdstukken.

  • Hoofdstuk I : Inleidende regels, deze bevatten de begrippen en wijze van meten;
  • Hoofdstuk II: Bestemmingsregels, dit zijn de verschillende bestemmingen op alfabetische volgorde. De regels bevatten een bestemmingsomschrijving en regels voor het bouwen en het gebruik.
  • Hoofdstuk III: Algemene regels, dit zijn regels die gelden voor alle bestemmingen. Dit zijn onder meer (mogelijke) flexibiliteitsbepalingen in de vorm van wijzigings- en afwijkingsbevoegdheden.
  • Hoofdstuk IV: Overgangs- en slotbepalingen.

5.2 Wijze van bestemmen

Ter plaatse van het plangebied blijven de regels van het bestemmingsplan ''Ellerveld'',

met identificatienummer NL.IMRO.0303.00000000008030-0ONH van toepassing. Op onderdelen zijn de regels gewijzigd. Doorgehaalde tekst in de regels vervalt en onderstreepte tekst is toegevoegd. Van de volgende bestemming zijn de regels aangepast:

  • Enkelbestemming 'Recreatie': De situering van de 'specifieke bouwaanduidingen 1 t/m 4' is gewijzigd op de verbeelding. In de regels zijn de maximale bouw- en goothoogtes die binnen de deelgebieden zijn toegestaan, gewijzigd. Voor 30 woningen is in afwijking van de standaard toegestane hoogtes een hogere bouw- en goothoogte toegestaan, om afwisseling in de bebouwing te creëren. In de regels wordt geen eisen meer gesteld aan dakvorm. Daarvoor geldt vanaf heden het beeldkwaliteitskader uit het geactualiseerde beeldkwaliteitsplan uit bijlage 1.
  • Er zijn de nodige bouwregels opgenomen welke, mede, zorgen voor de borging van een plan met de juiste ruimtelijke kwaliteit. Eén van die regels is de bepaling dat de gezamenlijke inhoud van de recreatiewoningen inclusief bijgebouwen niet meer mag zijn dan maximaal 157.000 m³. Deze maat is gebaseerd op het al toegelaten aantal recreatiewoningen van 350 vermenigvuldigd met de al toegelaten maximale inhoudsmaat van 450 m3. Voorliggend plan maakt het mogelijk beter in te spelen op de behoefte aan diversiteit. Diverse woningen zullen iets groter worden: 600 m3.. En maximaal 30 woningen worden duidelijk groter: 1.250 m3. Als er 320 woningen van 600 m3 gerealiseerd worden en 30 woningen van 1.250 m3 en 50 bijgebouwen van 40 m3 wordt er in totaal 231.500 m3 aan recreatiewoning gerealiseerd. Dat is niet bedoeld, ruimtelijk ook niet gewenst en ook niet nodig want om te voldoen aan de vraag naar meer diversiteit komen ook kleinere woningen zoals bijvoorbeeld ook gestapelde woningen. Om niet boven de inhoudsmaat van het moederplan te komen is deze regel (niet meer inhoud dan 157.000 m3) opgenomen. Deze regel is handhaafbaar: immers de aanvragen omgevingsvergunning geven weer hoe groot de verschillende woningen zijn. Een dergelijke regeling wordt ook wel 'boekhoudplanologie' genoemd en zijn bijvoorbeeld ook bekend van centrumgebieden waar over het gehele plangebied een maximum aan winkelruimte wordt opgegeven. Voor centrumgebieden is dat lastig daar in dat soort gebieden veel eigenaren zijn. De regel krijgt daardoor ook iets van 'die het eerst komt, die het eerst maalt'. Dát nadeel is voor dit plangebied niet aanwezig daar het overkoepelend (bedrijfsmatig) geëxploiteerd wordt en daarmee één eindverantwoordelijk aanwezig is.

De volgende bestemmingen en aanduidingen blijven ongewijzigd, zowel op de verbeelding als in de regels:

  • dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie';
  • dubbelbestemming 'Leiding - Gas';
  • gebiedsaanduiding 'veiligheidszone - leiding';
  • aanduiding 'hartlijn - gas';
  • functieaanduiding 'ontsluiting';
  • functieaanduiding 'specifieke vorm van verkeer - calamiteitenroute'.

Op de verbeelding zijn enkel de wijzigingen ten opzichte van de huidige verbeelding weergegeven. Dit in lijn met het nieuwe beeldkwaliteitsplan.

Het beeldkwaliteitsplan zal gelijktijdig met voorliggende partiële herziening als aanvullend welstandskader worden vastgesteld op basis van artikel 12a van de Woningwet.

Met dit hoofdstuk is voldaan aan artikel 3.1.3 van het Bro.

Hoofdstuk 6 Procedure

6.1 Algemeen

Bij de voorbereiding van een (voor)ontwerp bestemmingsplan dient overleg te worden gevoerd als bedoeld in artikel 3.1.1 Bro. Dit is het vooroverleg, waarin het conceptplan wordt voorgelegd aan het waterschap en aan die diensten van provincie en Rijk die betrokken zijn bij de zorg voor de ruimtelijke ordening of belast zijn met de behartiging van belangen welke in het plan in het geding zijn. Voor kleinere plannen kan, in overleg, afgezien worden van dit overleg.

Op basis van artikel 3.1.6 Bro dient verslag te worden gedaan van de wijze waarop burgers en maatschappelijke organisaties bij de voorbereiding van het bestemmingsplan zijn betrokken. Dit is de inspraak. Van (formele) inspraak kan, zeker bij kleinere plannen, worden afgezien. De gemeentelijke inspraakverordening is daarbij ook van belang.

Een ontwerpbestemmingsplan dient conform afdeling 3.4 Awb gedurende 6 weken ter inzage gelegd te worden. Hierbij is er de mogelijkheid voor een ieder om zienswijzen in te dienen op het plan. Na vaststelling door de Raad wordt het vaststellingsbesluit bekend gemaakt. Het bestemmingsplan ligt na bekendmaking 6 weken ter inzage. Gedurende deze termijn is er de mogelijkheid voor belanghebbenden beroep in te dienen bij de Afdeling bestuursrechtspraak Raad van State. Het bestemmingsplan treedt vervolgens daags na afloop van de tervisielegging in werking als er geen beroep is ingesteld.

6.2 Verslag vooroverleg ex artikel 3.1.1 Bro

Dit bestemmingsplan wordt in het kader van het wettelijk overleg toegezonden aan de provincie Flevoland, het waterschap en de Gasunie. In de voorbereiding op het plan is tevens al met het waterschap en de Gasunie overleg gevoerd. De Gasunie heeft aangegeven dat binnen de veiligheidszone van 17 meter aan weerszijden van het hart van de leiding wel gebouwd mag worden, maar dat het bouwverbod behouden dient te blijven binnen de zakelijk rechtstrook van 5 meter aan weerszijden van het hart van de leiding. Het waterschap heeft aangegeven dat het niet gewenst is een nieuwe ontsluitingsweg te realiseren, wat in dit plan ook niet het geval is. Verder heeft het waterschap aangegeven dat er binnen het plangebied in principe voldoende ruimte is om de toename van verhard oppervlak te compenseren door middel van nieuw oppervlaktewater, maar wel in overleg te willen treden over de concrete uitwerking van het nieuwe oppervlaktewater in het plangebied. Hierover heeft afstemming met het waterschap plaatsgevonden en het waterschap blijft betrokken bij de verdere uitwerking. Met de provincie Flevoland heeft afstemming plaatsgevonden over de voortoets stikstofdepositie. Deze is akkoord bevonden. In bijlage 5 is de nota vooroverleg en inspraak opgenomen.

6.3 Verslag inspraak ex artikel 3.1.6 Bro

Het voorontwerp bestemmingsplan heeft vanaf 18 juli 2019 voor een periode van 6 weken ter inzage gelegen. Gedurende deze periode zijn er geen inspraakreacties ingediend. In bijlage 5 is de nota vooroverleg en inspraak opgenomen.

6.4 Verslag zienswijzen

Het ontwerpbestemmingsplan heeft gedurende een periode van zes weken, van donderdag 8 oktober 2020 tot en met woensdag 18 november 2020 voor eenieder ter inzage gelegen. Gedurende deze periode zijn er geen zienswijzen op het plan ingediend.